zaterdag 20 november 2021

Licht in de duisternis – Heino Falcke met Jörg Römer

 


Subtitel: Zwarte gaten, het universum en wij

 

Een lezer van mijn blog wees mij op de sterrenkundige Heino Falcke, die op 30 oktober de jaarlijkse Protestantse Lezing hield, tijdens het Petrus Festival 2021 – zie hier. Deze gelovige wetenschapper raakt mij diep. In een tijd waarin onheilsprofeten met het hart op de tong het hoogste woord voeren, durft Falcke het te hebben over ‘geloof, hoop en liefde’. In een maatschappij waarin het mentale welzijn is afgenomen tot een dieptepunt -  ik las dat volgens onderzoek door het CBS  afgelopen september 15 procent van de bevolking zich psychisch ongezond voelde, wat er in de maanden daarna vast niet beter op is geworden vrees ik – heeft Falcke het over ‘het licht’. Bezingt hij als het ware de schoonheid van de schepping. Als geen ander wijst hij op het gevaar van apocalyptisch denken, dat een ‘selffullfilling profethy’ kan worden. Roept hij op tot moed, vertrouwen en daadkracht, in plaats van bij de pakken neer te zitten. Wijst hij op de verantwoordelijkheid richting onze kinderen en hun toekomst. Falcke presenteerde op 10 april 2019 de allereerste foto van misschien wel het mysterieuste fenomeen in ons universum: een zwart gat. Samen met Jörg Römer, wetenschapsjournalist bij het Duitse weekblad Der Spiegel, schreef hij een boek over zijn opwindende ontdekkingsreis door de astrofysica: “Licht in de duisternis”.

 

De aarde vanuit de ruimte

Falcke vertelt hoe het is om met een ruimtetelescoop schijnbaar gewichtloos boven de aarde te zweven (in werkelijkheid raas je er met een waanzinnige snelheid van 27.000 kilometer per uur in een baan omheen). In het heelal is het stil: “… Geluidsgolven – eigenlijk luchtbewegingen – zijn hier voor menselijke oren niet meer te horen…”. De aarde steekt als een ‘blauwe parel’ af tegen het zwarte universum. “… Helder en scherp is de rand die ons scheidt van de kilte van de ruimte. Hoe dun de luchtlaag is die ons beschut tegen het levensvijandige heelal en het leven mogelijk maakt, dringt pas vanaf deze hoogte tot ons door. Weer en klimaat spelen zich af in een dunne schil om de aarde. Opeens oogt onze trotse planeet teer en broos…”. Hij heeft het over de Bijbelse Job die duizenden jaren geleden verwoordde hoe de aarde opgehangen is in het niets van het zwarte tentdoek van de hemel, waarop het menselijke lijden zich afspeelt als totaal zinloos. Falcke: “… Ook tegenwoordig nog bestaan op deze planeet leed en schoonheid pal naast elkaar. Uit het heelal valt geen enkele individuele mens te zien. Lijden is alleen te begrijpen van dichtbij. Vanuit de verte ziet alles op aarde er verheven en uniek uit…”.  Falcke vertelt over de raadselachtige mentale invloed waar zelfs ervaren ruimtevaarders, bij het zien van de aarde vanuit de ruimte, door overweldigd worden: “… Vrijwel alle 550 mensen die sinds 1957 in het voetspoor van kosmonaut Joeri Gagarin het heelal hebben aangedaan, hebben laten weten hoe diep ze onder de indruk zijn van de verheven kwetsbaarheid van de aarde: het heeft ze grondig veranderd. Door de aarde in één enkele blik te kunnen overzien schijn je als het ware in een soort roes te raken. ‘Overview effect’ heeft de Amerikaanse auteur Frank White dit verschijnsel gedoopt, dat hij heeft onderzocht en waar hij een indringende psychologische beschrijving van heeft gegeven…”. Er wordt nog steeds medisch onderzoek naar gedaan. Het heeft bijna iets mystieks zoals de als engelen boven de aarde scherende ruimtevaarders hun wonderbaarlijke thuisplaneet ervaren: “… Voor zover wij weten bevindt zich in het heelal niets vergelijkbaars…”. Een en ander doet mij nog het meest denken aan een nabij-de-dood-ervaring.

 

Alles is licht

Het is bijna onvoorstelbaar wat Falcke allemaal vertelt over ‘licht’. Licht bestaat uit elektromagnetische golven. Licht is pure energie. Volgens Einstein is elke massa tegelijkertijd ook energie, en elke energie ook massa. Op het allerdiepste niveau bestaat alles uit licht. Licht schept werkelijkheid door informatie over te dragen. Het duizelt me als ik een en ander in verband breng met het Bijbelcitaat: ‘God is licht’. Een ruimtevaartuig moet tussen de 356.000 tot 407.000 kilometer afleggen om de maan te bereiken; afhankelijk van het punt waarop dit hemellichaam zich in zijn elliptische baan bevindt. Licht overbrugt deze afstand in 1,3 seconde. “… De lichtsnelheid is de enige werkelijke constante maat in het hele universum. Het is heel zinvol de omvang van het heelal uit te drukken in lichteenheden…”. Tijd en ruimte zijn daarentegen relatief. Een lichtjaar is in feite dus een lengtemaat. “… Het zegt iets over de reusachtige afstanden in het heelal dat we geregeld spreken over miljarden lichtjaren. Voor astronomen is onze maan dus niet onze kosmische voor- of achtertuin, maar hoogstens de huisdrempel die we moeten overschrijden voor we de ruimte in kunnen reizen…”. Wat we vanaf de aarde van de maan zien is altijd ruim een seconde geleden. Wat we van sterrenstelsels zien is miljoenen zo niet miljarden jaren geleden. En vanwege deze lichtvertraging grappig: “… Een Nederlandse collega van mij vierde zijn bruiloft in de Dwingeloo Radiotelescoop en stuurde zijn jawoord met radiogolven naar de maan, waar het tegen de maanbodem kaatste en na 2,6 seconde terugkeerde in de controlekamer. Zo snel dat het zijn bruid niet lukte in dat korte tijdsbestek de benen te nemen, zodat het huwelijk met succes gesloten kon worden. Dit was waarschijnlijk de eerste Moon-Bounce-Bruiloft ter wereld…”. Elk jaar komt de maan vier centimeter verder van ons af te staan en draait de aarde iets langzamer om haar as. Meer dan vierenhalf miljard jaar geleden duurde een dag daarom slechts zes uur.

 

De zon: bron van leven

Hij vertelt hoe het gelukt is een Nederlandse antenne mee te geven op een Chinese ruimtemissie naar de achterkant van de maan, waar geen storende radiostraling van de aarde doordringt. Daar worden signalen uit de ruimte mee opgevangen: “… We zijn vooral op zoek naar een heel zwak radiosignaal dat volgens de huidige theorieën uit de oertijd van het heelal moet dateren, vele miljarden jaren geleden, nog voor de geboorte van de eerste sterren. Dat zou een radio-echo moeten bevatten van de oerknal, het begin van ruimte en tijd…”. De route naar de zon behelst 150 miljoen kilometer. Licht doet er acht minuten over om de zon te bereiken. De zon is de ster die het leven op aarde mogelijk maakt. In alle opzichten. Kosmische zonnedeeltjes die op de aarde neer razen wakkeren het mutatietempo in de cellen van organismen aan: groei. “… In zekere zin zijn we dus kosmische mutanten…”. En even verder: “… Ons lichaam is een doorgetrainde machine die permanent op volle kracht staat. Als we allemaal dicht tegen elkaar aan zouden gaan staan, zouden we samen een klein sterretje vormen…”. De zon verbrandt in feite zichzelf: “… Bij de kernfusie van waterstof tot helium wordt materie omgezet in energie. Onze ster wordt daardoor vier miljard kilogram lichter – per seconde…” (!). Het zonnevuur zal ooit uitdoven, maar geschat wordt dat dat nog wel zo’n vijf tot zes miljard jaar zal duren.

 

Sterrenwichelaars

Een prachtig item wijdt Falcke aan het oerverleden, waarin de zon en de maan werden vereerd als goddelijke machten. Ik had er tot voor kort altijd overheen gelezen, maar in Deuteronomium 4 vers 19 staat letterlijk dat de zon, de maan en de sterren bestemd zijn om vereerd te worden door de ‘andere volkeren op aarde’. Zo niet Israël, want die heeft immers de Heer. Tot mijn verrassing lijkt daar zelfs iets van goddelijke goedkeuring in te zitten. Hele hordes geleerden hebben tussen Eufraat en Tigris inderdaad duizenden kleitabletten volgeschreven met astronomische gegevens. Wegens de voorspelbaarheid van de planetenbeweging kwam de gedachte op dat ook het noodlot van te voren te berekenen viel: “… De Babylonische astrologie die hieruit ontstond heeft vele culturen diepgaand beïnvloed. Zelfs in de Bijbel wordt met het verhaal van de ‘drie heilige koningen’ een literair monument opgericht voor de sterrenwichelaars uit het Oosten…”. De Grieken combineerden de hemelwaarnemingen van de Babyloniërs met de ruimteleer van de Egyptenaren en kwamen al in de zesde eeuw v. Chr. tot het inzicht dat de aarde rond moest zijn. In 200 v. Chr. wist ene Erathosthenes de omtrek van de aarde zelfs verbluffend nauwkeurig te berekenen. De Middeleeuwen waren echt niet zo achterlijk als tegenwoordig vaak wordt beweerd: de bolvorm van de aarde werd onderwezen aan de universiteiten. Falcke vermoedt dat het joods-christelijke wereldbeeld de ontwikkeling van ons moderne wereldbeeld sterk heeft beïnvloed: “... Genesis beschrijft een hoogst rationele, onttoverde wereld. Wonderen blijven in de Bijbel nadrukkelijk een uitzondering…”. De natuur  heeft niets bovennatuurlijks en gaat terug op één enkele God, de schepper en oerbron van alle dingen. De beginselen die aan de natuur ten grondslag liggen, stonden vast en waren betrouwbaar. In tegenstelling tot het fabeltje dat geloof en wetenschap niet door één deur kunnen, zijn de universiteiten ontstaan met de zegen van de kerk. Middeleeuwse kloosters waren toevluchtsoorden van kennis. Veel belangrijke wetenschappers waren theologisch geschoold en diepgelovig. Zelfs het universele genie Newton was een Engelse theoloog. Met zijn ‘zwaartekracht’ verklaarde hij bijna het hele zonnestelsel.

 

Zwarte gaten

Falcke legt de relativiteitstheorie en de chaostheorie uit. Hij vertelt over ons melkwegstelsel met haar honderden miljarden sterren en over de radiotelescopen overal ter wereld waarmee wij ze ontwaren. Hij heeft het over de geboorte en het sterven van sterren (wat je nog het beste kunt vergelijken met het in elkaar zakken van een hete luchtballon). Hij beschrijft zonsverduisteringen, supernova’s, witte dwergen, singulariteiten en zwarte gaten: in feite implosies van zware sterren. De ster schrompelt ineen en verdwijnt in een donker gat. Falcke: “… De tijd verandert daar in een soort taaie stroop en stopt schijnbaar…”. Zwarte gaten zuigen, als ware kosmische afvalopruimers, alle sterrenmaterie die in hun buurt komt naar binnen: “… Het zwarte gat verslindt als een zombie hap voor hap zijn partner…”. Door overal ter wereld radiotelescopen - waaronder de imponerende constructies bij Westerbork, die onder andere een rol spelen in de romans van Marcel Möring: “Amen” en Harry Mulisch: “De ontdekking van de hemel” - aan elkaar te schakelen, ontstaat er een reuzentelescoop. Met deze techniek lukte het uiteindelijk om een beeld van een zwart gat op te vangen. Zodra stof en gas binnen het zwaartekrachtbereik van een zwart gat komen, worden ze opgenomen in een razende dans rond het zwarte gat, waar door de opgevoerde magnetische wrijving helder licht begint te stralen. Dat is wat wij zien. Sommige deeltjes behoren tot de gelukkigen die op het laatste nippertje aan het zwarte gat weten te ontsnappen: quasars. Zwarte gaten zijn de hoogst renderende energiecentrales van het universum. Men schat dat onze Melkweg er zo’n honderd miljoen van bevat.

 

De oerknal

Falcke heeft het over andere melkwegstelsels, dan wel galaxies of eilandwerelden, waar mogelijk ook leven zou kunnen zijn. Het is niet te bevatten, maar de aarde schiet met een snelheid van 250 kilometer per seconde door het heelal: “… We zijn eraan gewend dat de sterrenhemel er vrijwel altijd hetzelfde uitziet, maar dat klopt eigenlijk niet, want al die sterren in de Melkweg suizen met een snelheid van tienduizenden kilometers per uur dwars door elkaar heen. Omdat ze zo ver weg zijn, valt dat, in de loop van een mensenleven, eigenlijk bijna niemand op…”. Alle melkwegstelsels bewegen van elkaar af. De ruimte dijt uit! Dus moet het universum een begin hebben gehad: de oerknal. Met de oerknal komt ook de schepper weer uit zijn doodskist gesprongen, vreesde menige atheïstische wetenschapper. Paus Pius XII was dan ook een van de eersten die zich in 1951 uitsprak ten gunste van het dynamische heelal. Vijfentachtig procent van het heelal bestaat uit onzichtbare geheimzinnige donkere materie met een duistere energie. Dat houdt de sterrenstelsels bijeen, die zich kwikzilverachtig als een school vissen door het universum bewegen. Sterrenstelsels zijn gezelliger dan je zou denken: ze kruipen vaak in grote hopen bij elkaar. Er bestaat geen rechtstreeks verband tussen donkere materie en donkere energie enerzijds en zwarte gaten anderzijds, maar donkere materie kan wel in zwarte gaten vallen. “… Vierhonderd jaar geleden hebben we ontdekt dat onze planeten om de zon draaien en honderd jaar geleden hoe onze zon om het middelpunt van de melkweg draait…”: een hongerlijdend zwart gat, want het wordt nauwelijks gevoed, met een massa van vier miljoen keer de zon! 

 

Gene zijde

Vervolgens beschrijft Falcke zijn queeste naar het beeld van een zwart gat, dat leest als een thriller: “… Wanneer de oerknal het begin is van ruimte en tijd, dan betekenen zwarte gaten zoiets als het einde daarvan…”. En even verder: “… We krijgen het gevoel dat we op de poort van de hel kijken…”. Zwaartekrachtmonsters, kosmische vreetmachines, gapende hellemuilen: elk superlatief schiet tekort om zwarte gaten te beschrijven. Over de fascinatie die zwarte gaten oproepen: “…Naar mijn mening staan ze meer dan enig ander natuurverschijnsel voor de wezenlijke menselijke angsten. Ze vormen een van de grootste geheimen in de onafzienbare ruimte van het heelal. In de astrofysica markeren ze het ultieme eindpunt en zijn ze de belichaming van meedogenloze vernietigingsmachines. Mensen voelen dit intuïtief aan…”. Geen enkele informatie kan een zwart gat verlaten: “… Zwarte gaten brengen ons nader tot gene zijde. Die gene zijde bestaat namelijk echt – zelfs in de natuurkunde. In de algemene relativiteitstheorie kleeft er aan het begrip gene zijde namelijk niets bovennatuurlijks. Gene zijde is zelfs een cruciaal onderdeel van de theorie die de wereld opdeelt in twee bereiken. Aan deze zijde bevindt zich de ruimte waarmee ik verbonden ben, waaruit ik informatie kan verkrijgen en die met mij communiceert. Aan gene zijde bevindt zich de ruimte die fundamenteel aan gene zijde van mijn ervaringsvermogen ligt. Deze zijde en gene zijde worden gescheiden door mijn horizon…”. Met onze radiotelescopen kunnen we tegenwoordig verbijsterend precies duidelijk maken waar de poort naar gene zijde zich bevindt. We kunnen zelfs zien hoe licht daarin verdwijnt als een donkere vlek om er nooit meer uit tevoorschijn te komen. Op die plek bestaat een ruimte die niet van deze wereld is. Dan heb je het toch niet meer over fysica? Dan heb je het over metafysica!

 

Boven- en onderwereld

Volgens Falcke voegen zwarte gaten een nieuwe, moderne variant toe aan de aloude mythen over gene zijde. In de Oudheid geloofde men in een bestaan van een bovenwereld voor de levenden, en een onderwereld voor de doden. “… Dit dodenrijk noemden de Grieken Hades. In de noordse mythologie heerste de dodengodin Hel in haar helleoord. Gevallen Vikingen konden daarentegen in het walhalla leven, een paradijs voor krijgers. Ook de Romeinen stelden zich een dergelijk diep en duister oord voor, dat ze orcus noemden. De Maya’s noemden de onderwereld Xibalbá – oord van angst…”. Ook de grote wereldgodsdiensten hebben een vastomlijnde voorstelling van het hiernamaals: “… Christendom en islam gaan uit van het paradijs of hemel aan gene zijde. In het jodendom bestaan twee voorstellingen. De ene gaat uit van een onsterfelijkheid van de ziel, die na de dood verder leeft en terugkeert tot God. Orthodoxe joden geloven daarentegen in de wederopstanding. Zij verbranden hun doden niet, de rust van de doden is hun heilig. Boeddhisten en hindoes geloven in een miljoenenvoudige wedergeboorte – mogelijk zelfs als dier of plant. Pas met het einde van deze zielsverhuizing in het nirwana wordt deze kringloop doorbroken en komt deze ten einde…”. Over het zwarte gat: “… We kunnen het beest nu spreekwoordelijk in de ogen kijken – en zien dan tegelijk onze eigen oerangst onder ogen…”. Even verder: “... ‘Kijk maar, zo ziet die eruit, de poort van de hel,’ hoor ik mijn onderbewuste fluisteren…”. Falcke vertelt dat het Museum of Modern Art in New York en het Rijksmuseum in Amsterdam allebei een afdruk van zijn zwarte gat opgenomen hebben in hun collectie. Wetenschap heeft voor hem dan ook een artistieke dimensie: “… De beelden van de wetenschap zijn nooit zuivere werkelijkheid: ze getuigen slechts van die werkelijkheid en scheppen door hun verhaal een nieuwe abstracte werkelijkheid en prikkelen tot volstrekt andere gedachten en wereldbeelden – en tot nieuwe vragen…”. Falcke vertelt dat als er ‘zwarte gaten’ bestaan, er wiskundig bezien ook ‘witte gaten’ zouden kunnen zijn. Hij heeft het over de brug daartussen: ‘wormgaten’. Over kwantumdeeltjes: “… de kleinste dondersteentjes van de natuurkunde. Van de lieve God mogen ze zich fratsen permitteren waar wij niet over hoeven te piekeren…”. De natuurkunde van nu staat voor de uitdaging zwaartekrachtfysica en kwamtumfysica met elkaar in overeenstemming te brengen. Tot nog toe is dat niet gelukt. “… Oerknal en zwarte gaten behoren voor zover wij kunnen weten en meten tot de wetenschappelijke werkelijkheid, maar daarmee zijn ook de grenzen die zij ons opleggen werkelijkheid geworden…”. We kunnen er (nog) niet voorbij kijken.

 

Over determinisme

De tijd loopt, evenals het leven, in één richting. Dat maakt processen onomkeerbaar. Zonder tijd is er geen ontwikkeling: “… Wie tijd heeft, die heeft ook een begin en een einde. In een statisch universum viel er niets te ondergaan en niets te verliezen, maar ook niets te beleven en te ontdekken…”. Ook de zwaartekracht is zo’n merkwaardige eenrichtingsstraat. Dat maakt verandering mogelijk. Tijd en zwaartekracht scheppen eilandjes van creativiteit. Waar ligt de oorsprong van al die energie? Dat blijft een van de grote mysteriën van het universum: “… Precies datgene wat ons het leven schenkt, stelt ook grenzen aan ons verlangen naar alwetendheid…”. Falcke gelooft niet in determinisme. Via natuurkundige wetten valt niet alles te voorspellen en staat de toekomst niet van te voren vast, zoals bijvoorbeeld prof. Swaab ("Wij zijn ons brein") meent. De wereld is onberekenbaar: “… Determinisme komt nagenoeg uitsluitend voor binnen beperkte tijdsperioden en binnen strikte kaders…”. Een rij dominosteentjes kan zo opgesteld worden dat ze door een vingertikje allemaal omvallen. Maar wat als er een kat tussen springt? “… Het universum is ten diepste onvoorspelbaar en chaotisch en daar zullen we ons bij moeten neerleggen…”. Even verder: “… De mens is weliswaar onderworpen aan natuurwetten, maar is zelf, in zijn diepste innerlijk, ten diepste vrij!...”. De mens blijft verantwoordelijk voor zijn of haar eigen handelen: “… Die verantwoording kan ik niet delegeren aan de kwantumdeeltjes in mijn brein, die niets met mij te maken hebben en namens mij willekeurige beslissingen nemen, want zo chaotisch zijn ‘wij’ nu ook weer niet. Ik ben meer dan de losse deeltjes waarin ik uiteen kan vallen, want ik ben een samenspel en de ontwikkeling die dat samenspel doormaakt in de tijd. Daaruit groeit altijd weer iets nieuws, iets wat mondig en ongebonden is: ik…”. En even verder: “… Mijn ik is een verzamelplaats van mijn gedachten, mijn herinneringen, mijn heden, mijn hoop en mijn geloof. Dat alles ben ik. Naarmate ik de tijd doorloop, kan mijn ik zich dus veranderen, want bij elke stap die ik zet schuift mijn horizon mee. En dus blijf ik mezelf voortdurend veranderen, zonder ooit volstrekt iemand anders te worden…”.

 

Materie die opeens gaat denken

Waar komt, natuurkundig gesproken, deze onzekerheid vandaan? In onze wereld kunnen we niets met absolute zekerheid weten. In een universum met tijd is principieel niets eindeloos nauwkeurig vast te stellen. Alles verandert voortdurend, alles is in ontwikkeling. Exacte wiskundige formules zijn dan ook misleidend, want ze beschrijven een natuur die in het echt niet bestaat. Daarom schuilt in elk begin iets betoverends. “… Het leven in ons heelal wordt beheerst door een subtiel evenwicht tussen het planbare en pure willekeur. De natuurwetten hebben ons niet tot slaaf gemaakt, maar we kunnen er ons evenmin aan onttrekken…”. We weten niet wat we zijn zullen: “… In het thans gangbare model van de wereld eindigt onze blik op het oneindige bij de oerknal. Met die oerknal beginnen onze tijd en onze geschiedenis. In die oerknal is alles voorhanden wat ooit zal gebeuren. Die oerknal is een overvloed aan geconcentreerde energie. Alles wat we tegenwoordig zien, elke vorm van materie of energie, ook wijzelf, gaat uiteindelijk terug op deze oerenergie…”. En even verder: “… Dat de kosmos als een radarwerk in elkaar grijpt en zo ons leven mogelijk maakt, blijft het grote wonder van de tijd. Iemand die na de oerknal voorspeld zou hebben dat uit die chaos zoiets als een mens kon opstaan, zou acuut krankzinnig zijn verklaard. Materie die opeens gaat denken, eigen meningen gaat verkondigen, creativiteit en persoonlijkheid ontwikkelt: met zoiets houden de natuurkundige leerboekjes geen rekening – en toch bestaan we…”.

 

In den beginne

Bestaan er misschien meerdere universa, elk universum net weer ietsje anders? Falcke: “… Persoonlijk vermoed ik zelfs dat superzware zwarte gaten de best bewaarde fossielen van oudere universa zijn – ze zijn immers het laatste wat er van een universum als het onze waarschijnlijk zal overblijven…”. Zonder bewijs blijft de vraag of het multiversum nog tot de fysica behoort – of al tot de metafysica. Sommigen beweren dat het universum spontaan is ontstaan uit het ‘niets’. Maar wat is dan dat ‘niets’? “… In den beginne was het Woord…”, stelt het Johannes-evangelie. In den beginne waren er de wetten, aldus de natuurkunde. Gaat het om hetzelfde fenomeen? Waar komen die natuurwetten vandaan? Waar komt ‘het’ vandaan, die met behulp van die wetten ‘iets’ wordt? “… ‘… en het woord was God,’ zo luidt het cruciale tweede deel van deze versregel. De vraag naar de eerste oorzaak stellen de mensen zich al duizenden jaren, en in de christelijk-joods-islamitische cultuurkring wordt die vraag beantwoord met ‘God’…”. Wie of wat is God? Hier wordt een dimensie aangeduid die de grenzen van de natuurkunde ver te buiten gaat. De zelfopgelegde beperking tot niet-religieuze vragen is een natuurwetenschappelijke methode. Binnen de natuurkunde wordt de Godvraag niet gesteld. “… Atheïsme is een volstrekt legitieme overtuiging, maar stoelt niet op wetenschappelijke argumenten. God met behulp van de wetenschap te willen weerleggen, lijkt me even onzinnig als de poging God met behulp van de wetenschap te willen bewijzen…”. De Godvraag gaat over de grenzen van de huidige natuurkunde heen. Natuurlijk mag de wetenschap wel een gesprekspartner blijven in de dialoog over het bestaan van God, maar de natuurkunde kan geen exclusieve aanspraak maken op de hele duiding van de wereld. De wetenschap hoort zijn eigen grenzen te aanvaarden, anders verliest het zijn geloofwaardigheid. De natuurkunde heeft onze levensvragen zeker niet beantwoord. Onze spirituele behoeften zijn niet te bevredigen met behulp van wetenschap en techniek. Het antwoord op de grote filosofische vraag waar wij vandaan komen is door de wetenschap geen stapje dichterbij gekomen. Evenals de oneindigheid laat ook de oorsprong zich nauwelijks benaderen. Waaruit is alles ontstaan en waar voert het naartoe? “… De spelregels van het heelal zijn we beter gaan begrijpen, maar waar het spel en de regels vandaan komen, is een vraag die we niet kunnen beantwoorden…”. Misschien hebben we God op dit moment zelfs wel harder nodig dan ooit.

 

Deus semper maior

Falcke: “… God is in geen enkel beeld te vatten. Deus semper maior – God is altijd groter dan elke voorstelling die we ons daarvan maken. Dat geldt voor de gelovige en voor de atheïst. Het stelt me telkens weer teleur hoe God vervormd wordt tot een karikatuur, hetzij om God voor het eigen karretje te kunnen spannen, hetzij om God te bespotten. God is noch een vliegend spaghettimonster, noch een oude, baardeloze witte Amerikaanse man…”. Is nadenken over God nog wel zinvol als Hij per definitie buiten onze ervaringshorizon valt? Falcke: “… Ook al blijkt het uiteindelijk onmogelijk om onderzoek te verrichten naar het ontstaan van de kosmos – dat geldt in elk geval niet voor de gevolgen daarvan…”. De schepping weerspiegelt haar Maker. En voor een gelovige christen is er meer. De Bijbel beschrijft een geleefde werkelijkheid met God, in de taal van ervaring, poëzie, dromen, vooruitziendheid en wijsheid. “… Op vragen als ‘Ben ik geliefd?’ of ‘Wat ben ik waard?’ biedt de wiskunde mij geen antwoord…”. Falcke over zijn zoektocht naar God: “… Als God voor mij echter geen ‘iets’ is, maar ook een persoon, zoals in de monotheïstische religies het geval is, dan verwacht ik dat God een ‘tegenovermij’ is, iemand van wie ik vandaag of morgen iets nieuws kan en mag verwachten. God als ‘tegenovermij’ maakt ontmoeting mogelijk…”. Waarom zou God geen ‘persoon’ kunnen zijn? “… Protonen lijken kennelijk vatbaar voor zoiets als persoonlijkheid, omdat zij een mens kunnen vormen…”. Als materie kan denken en voelen, waarom zou een schepper dan ook niet kunnen beschikken over een persoonlijkheid met geest, zin en verstand? Het lijkt een verstandiger gedachte dan het beschouwen van de wereld als een voorgeprogrammeerde computersimulatie. Het blote feit dat talloze mensen al duizenden jaren in een persoonlijke God geloven, maakt een dergelijk geloof in elk geval niet op voorhand bespottelijk - ook al ligt Gods persoonlijkheid aan gene zijde van het bereik van natuurlijke detectoren. De vraag naar een persoonlijke God kunnen we niet uitbesteden aan de natuurkunde. Net zoals we een liefdesverklaring niet uit kunnen besteden aan een deeltjesversneller of een telescoop. De vraag naar God zal iedereen ten diepste zelf moeten doorleven. Onze ervaringen daarmee kunnen we wel met elkaar delen.

 

Ontdekkingsreizigers

Falcke: “… De natuurkunde ontsluit voor mij nieuwe wonderen, maar berooft mij niet van mijn geloof, dat door de wetenschap juist wordt verbreed en verdiept…”. En even verder: “… Maar precies zoals de scepsis een belangrijke rol speelt in de vooruitgang die de wetenschap boekt, zo is ook de twijfel een belangrijk element in mijn geloof. De experimenteerruimte van het geloof is het leven, en daarom moeten mijn leven en mijn geloof zich altijd blijven blootstellen aan kritiek. Misschien roepen de kerken tegenwoordig bij veel mensen juist zoveel aan wanhoop grenzende twijfel op, omdat die kerken te weinig aan zichzelf twijfelen! De natuur van de wereld en de natuur van God zijn immers altijd veel complexer dan alles wat ons begrensde verstand kan bevatten. Wetenschap zonder zelfkritiek is kwakzalverij, religie zonder twijfel is godslastering, politiek zonder twijfel is bedrog. Wij kunnen niet alles weten…”. Onze natuurlijke begrensdheid en onwetendheid maken dat wij altijd weer op zoek gaan. Ten diepste zijn wij ontdekkingsreizigers!

 

Uitgave: Prometheus – 2020, 336 blz., ISBN 978 904 464 523 1, 24,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

1 opmerking :

  1. Mijn complimenten voor deze rake samenvatting, voorzien van een aantal inspirerende citaten, waar we lang op kunnen reflecteren.

    BeantwoordenVerwijderen