zondag 16 januari 2022

Radicale verlossing – Beatrice de Graaf


Subtitel: Wat terroristen geloven

 

“… De mens is het enige levende wezen dat zich bewust is van zijn sterfelijkheid en de rest van zijn leven probeert daarmee te dealen…”Ernest Becker (psycholoog en Pulitzerprijswinnaar)

 

Hoezeer filosoof Cees Zweistra het bij het rechte eind heeft aangaande zijn stelling dat mensen die kampen met verlies van zingeving en sociale vervreemding, geneigd zijn de ‘common sence’ de rug toe te keren om een alternatief ‘thuis’ te zoeken (zie mijn blog over “Waarheidszoekers”), bewijst terreurdeskundige Beatrice de Graaf  (1976) maar weer eens. “Radicale verlossing” is de tweede nominatie voor het ‘beste theologische boek – 2021’, die ik bespreek. De Graaf vertelt het verhaal van 23 veroordeelde moslimterroristen. Allemaal ervoeren ze een ‘tekort’, en haakten naar een ‘levensdoel’ en ‘betekenis’. Dat maakt een mens tot mens. Echter; het zoeken naar zin en het omarmen van een al dan niet religieuze overtuiging kan verweven raken met het plegen van geweld: “… Terroristen ontwikkelen een eigen, radicale en dynamische visie op de geschiedenis: ze zien het leven als een strijd tussen goed en kwaad, met henzelf als middelpunt. In hun verhaal zijn ze zelf de hoofdpersoon, iemand die de uitkomst en de voltrekking van die geschiedenis zelf mede in de hand heeft (ook al ontdekken ze later vaak wel dat dit een illusie was)…”. Dat is precies waarom het christelijke ‘vijanddenken’ waar Sander Rietveld het in “Nieuwe kruisvaarders” (zie mijn vorige blog) over heeft echt niet zo onschuldig is. Zie de evangelische complotdenker die vorige week met een brandende fakkel voor het huis van Sigrid Kaag stond. “… Bij jihadisten en andere religieuze fundamentalisten komt er een goddelijke openbaring, oordeel of eindstrijd in het spel…”. Sommigen kunnen de ‘verlossing’ niet aan God, Allah, de politiek of de maatschappij overlaten en bombarderen zichzelf tot held of redder: “… Schuld, boete en verantwoordelijkheid voegden zich samen tot een persoonlijke dadendrang om zo het gevoel van eigenwaarde ten overstaan van een (vermeend) discriminerende of onderdrukkende overheid een boost te geven…”. Opvallend is dat De Graaf, evenals Rietveld, aangeeft dat de geïnterviewden meestal niet uitblonken in brede of diepgaande religieuze kennis. Met andere woorden: het gaat niet om ‘dogma,’ maar ‘praxis’.

 

Ellende, verlossing, dankbaarheid

Ik ben groot gebracht met de Heidelbergse Catechismus uit 1563, een geloofsbelijdenis die in onze kerk gebruikt werd om de geloofsleer uit te leggen. De weg van het geloof kent drie stadia dan wel inwijdingsniveaus: ellende, verlossing, dankbaarheid. Deze trits is ook heel goed bruikbaar bij het doorlichten van het verhaal van terrorismedelinquenten. De Graaf baseert zich op “The Redemptive Self” van psycholoog Dan McAdams. Daarin gaat het steeds over een ‘plotwending’ dan wel ‘bekering’ in het leven van mensen: via een koerswijziging van een situatie van leed naar een situatie van verlossing of bevrijding. Het christelijk-religieuze stramien: “… de persoon in kwestie zoekt boetedoening (atonement) voor zonden die hij of zij heeft begaan, ervaart vervolgens vergeving en voelt zich geroepen tot een leven van dankbaarheid en inzet voor anderen…”. Boetedoening heeft te maken met het betalen van een prijs voor de verlossing van het kwaad. Een crisis, breuk en herstelervaring hoeft zeker geen religieuze context te hebben. De behoefte aan verlossing is een algemeen menselijke ervaring: “… In de literatuur, cultuur en filosofie van het Westen is het begrip vervolgens geseculariseerd, gepsychologiseerd en in allerlei romans en toneelstukken een terugkerend patroon geworden…”. Bijvoorbeeld: iemand overwint een ernstige ziekte en verandert vervolgens van carrièretijger in hulpverlener. In de islam kunnen slechte daden tegen goede worden weggestreept. De keuze van martelaarschap is dan het ultieme offer (in het christendom offert Jezus zich op voor de gelovigen). Een extreme daad van boetedoening met als doel verlossing: “… In het verleden zijn mensen geradicaliseerd om hun ras, natie, stam of voetbalclub te verdedigen…”.

 

Heilige status

Veel van zulke verlossingsverhalen ontlenen kracht en legitimiteit aan het feit dat religieuze en levensbeschouwelijke instanties en organisaties (kerken, sektes, geloofsgemeenschappen) deze ‘generatieve’ mensen en hun verhalen naar voren schuiven in religieuze tijdschriften, tijdens kerkdiensten of politieke bijeenkomsten. Een platform als C.I.P. leeft ervan. Zo vindt het individuele levensverhaal validering bij een grotere gemeenschap of hogere instantie, wat enorm belangrijk blijkt voor de veelal statusgevoelige terroristen waarmee De Graaf contact had. Ze halen hun gevoel van zingeving bij hun volgers, combineren dat met de ‘arrogantie van iemand die gelooft in een persoonlijke roeping’, wat hen drijft om als een engel der wrake te keer te gaan: “… Wanneer dat niet het geval is, slaat het ‘relaas van verlossing’ om in een ‘relaas van bederf en teleurstelling…”. Radicalisering is lang niet altijd een geleidelijk proces: “… ‘Ineens heb je het!’ stond er ooit op een jihadistische poster van een groepje Nederlandse uitreizigers; ‘van Muzikant naar Mu-jahid!’…” (naar een slogan van een NS-reclame). Het doet denken aan een ‘plotselinge bekering’, in een ‘punt des tijds’, uit de godsdienstige bestseller “Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink.

 

Tatidealismus

Er zijn vier golven van modern terrorisme te onderscheiden: anarchistisch terrorisme, antikoloniaal terrorisme, nieuw-links terrorisme en religieus terrorisme. De anarchistische beweging die vanaf het midden van de negentiende eeuw opkwam (zie “Vaders en zonen” van Toergenjev) baarde de eerste terroristen. De Graaf noemt het werk van denkers als Peter Kropotkin, Pierre-Joseph Proudhon en Michail Bakoenin en bespreekt de terroristische daden van Auguste Vaillant (hij gooide een spijkerbom in het Franse parlement) en Zinaida Konopljannikova (zij joeg een hooggeplaatste legerleider een kogel door het hoofd). Beiden zagen zich als ‘verlossers’ van de onderdrukte massa. De RAF is als een ‘doorstart’ van de negentiende-eeuwse anarchistische beweging te beschouwen. Deze Duitse organisatie had het voorzien op het kapitalisme. Daar kwam een diepe worsteling met de collectieve schuld van de Holocaust en het Derde Rijk bij. Het ging om boete, zuivering en bevrijding. De RAF-leden waren, evenals de IRA-participanten, geen zelfmoordterroristen, maar hongerstakers. De IRA-gevangenen lukte het veel beter zichzelf als ‘martelaren’ te verkopen: “… Een verlosser kan zijn bestemming pas vinden wanneer er een volk bereid is verlost te worden…”. De eco-anarchist en zogeheten ‘UNABOMBER’ John Kaczynski, was een ‘lone wolf’ die de samenleving van het juk der technologie wilde bevrijden. Hij was een inspiratiebron voor Anders Behring Breivik, die hoogstpersoonlijk de ‘omvolking’ en ‘uitroeiing van het witte ras’ wilde voorkomen. Steeds gaat het om een ‘heilige strijd’. De stap naar ‘religieus terrorisme’, waarbij het om een ‘eschatologische ideologie’ gaat, is dan ook klein. Geradicaliseerde gelovigen zijn van zins de eindstrijd én de eindtijd, de naderende Apocalyps, een handje te helpen: “… Met hun acties en aanslagen proberen ze een stuk van de lange weg van de graduele, geweldloze politieke veranderingen af te snijden. Ze zoeken een shortcut. Religieuze terroristen worden gemotiveerd door heilig ongeduld, en de daad is de vervulling van hun verlangen naar verlossing…”.

 

Dromen

Alle Nederlandse en Indonesische (ex-)gedetineerden die De Graaf sprak, waren gefrustreerd in hun persoonlijke leven. Wilden het roer omgooien. YouTube-filmpjes en andere chats en forums dreef hen in de armen van internetronselaars van ISIS. Veel van hen waren (kleine) criminelen. Gangsters die genoeg hadden van de leegte die de materiële overdaad met zich meebracht. Sommigen liepen vast in hun schoolcarrière of werk. Anderen hadden bonje thuis, kampten met een drugsverslaving of waren op de vlucht voor schuldeisers. Ze ervoeren een ‘tekort’. Hoopten op vergeving. Verlangden naar een spiritueel leven dat ‘echt’ en ‘zuiver’ was. Ze wilden hun geloofsgenoten, die leden onder het regime van Assad, daadwerkelijk helpen: “… De oorlog in Syrië en de Arabische Lente brak met geweld door de zelf gecreëerde welvaartsbubbel van mijn gesprekspartners heen…”. Ze voelden zich voor de spiegel gezet en uitgedaagd. In Indonesië, waar 87 procent van de bevolking islamitisch is, sprak nog mee dat het land geen Godstaat is en de persoonlijke verhalen over islamitisch activisme en islamitische opstandigheid konden bogen op een lange traditie die diep terug reikt in de vooroudergeschiedenis. De meeste Indonesische terroristen kwamen op islamitische kostscholen, pesantren, voor het eerst in aanraking met salafistische en jihadistische propaganda. Via boeken en/of internetfilmpjes die op slaapzalen de ronde deden. Opmerkelijk is dat  terrorismeveroordeelden hetzelfde begonnen te dromen. Het decor was altijd een woestijnlandschap vol grotten en rotsen, terwijl ze zoiets nooit in het echt hadden gezien. Voor de dromers was het soms nauwelijks mogelijk onderscheid te maken tussen dagdromen, wensdromen, nachtdromen of visioenen en hallucinaties die bijvoorbeeld door drugsgebruik of juist door verwondingen en ontberingen op het slagveld of op de vlucht werden veroorzaakt: “… De dromen spelen hoe dan ook een rol; ze worden gedeeld, doorverteld, ze scheppen de illusie van een nabijheid van het goddelijke, een bewijs dat iemand op het spirituele juiste pad is en geven zo ook richting aan iemands daden…”. Het frappante is dat nogal wat moslims die christen worden, óók beweren over Jezus te hebben gedroomd. Hoe verhoudt zich het een tot het ander?

 

De jihad en het geweer

Het merendeel van de moslimjongeren bekeerde zich vanwege zeer puriteinse, fundamentalistische opvattingen over de juiste gedragingen, waarmee je punten kunt scoren om in het paradijs of de hemel te komen: “… Bij vrijwel alle terrorismegedetineerden begon het met het aanpassen van hun eigen levensstijl, het afzweren van alcohol, het worstelen met gokverslaving, roekeloos rijden, rockmuziek en tv…”. Het fascinerende is dat ik in mijn leven ook reformatorische vrienden heb meegemaakt die als ze gingen trouwen, 'serieus' werden, en hun hele wereldse lp-verzameling in de vuilnisbak gooiden. Vervolgens verschoof de focus op ánderen. En in het geval van de geïnterviewde moslims tégen anderen. Het verlangen naar een zuiverder leven werd gekoppeld aan actie, strijd, een hoger doel: iets doen voor derden (in eerste instantie vaak kleding inzamelen in het ‘hypocriete’ thuisland) tot en met het emigreren naar Syrië of Irak om daar zelfs de eindstrijd uit te gaan vechten en het Kalifaat te stichten. Via Turkije was het strijdtoneel makkelijk bereikbaar. “… In hun eigen, hoogst particuliere verlossingsverhaal kon de onoplosbare complexiteit van de ongelijkheid in het Midden-Oosten, en de situatie van moslims wereldwijd, worden samengebundeld en platgeslagen in simpele, apocalyptische complottheorieën. Altruïsme, ongeduld, complotdenken en empathie met moslims in Syrië gingen een symbiose aan met diepe gevoelens van onrust en frustratie over het eigen leven…”. Evenals de gereformeerde wereld focust IS op de visie dat iedereen een zondaar is. Vandaar de slogan op een rekruteringsposter: “… SOMETIMES PEOPLE WITH THE WORST PASTS CREATE THE BEST FUTURES…”. En even verder: “… Niet op de bank blijven hangen, maar meedoen met het ‘onthoofden van vijanden’, dat was de enige juiste wijze om een echte moslim te zijn…”. Veel veteranen vertelden over hun aanvankelijke euforie. Het gevoel op het juiste pad te zijn, werd nog eens bevestigd door overwinningen of miraculeuze ervaringen. Het eten raakte niet op, bommen vlogen rakelings langs hen heen, olijfbomen droegen extra veel vrucht, er werden engelen gezien en de lichamen van gesneuvelde kameraden wasemden een zoete geur van muskus uit. Thuisterroristen worden veel meer gedreven door wraak. Gökmen T. was daarbij zwakbegaafd en gedragsgestoord, maar werd tbs onthouden omdat hij geen spoor van berouw of inkeer vertoonde. Daardoor is het gevaar op herhaling levensgroot. Bij Bart van U., die vanuit een reformatorische achtergrond ‘euthanasieminister’ Els Borst om het leven bracht, was dat anders - hij pleegde zijn daad in een psychotische toestand.

 

Afgang

Deradicalisering van delinquenten is een intens en langdurig proces. Vaak maakten jihadisten-met-een-strafblad en een overschot aan criminele energie, in de gevangenis de overstap van criminaliteit naar  terrorisme, wat is te zien als een vorm van ‘witwassen’. “… Het IS-tijdschrift ‘Rumiyah’, dat in negen talen werd gepubliceerd, leverde vervolgens de bevestiging, aanprijzing en onderbouwing van dat verlossingsaanbod. Volgens dit digitale blad was het niet alleen toegestaan (halal) om het bloed van ongelovigen (kufar) te vergieten, maar ook diens welvaart af te nemen. Praktijken van bedrog, in de vorm van fraude, en diefstal van ongelovigen, polytheïsten en afgodenaren werden geprezen als legitieme manieren om jihad te voeren…”. Bijna alles valt goed te praten als je het in een religieus jasje stopt. Nagenoeg iedere gedetineerde vond dat hij onschuldig vastzat en probeerde de veroordeling van  jihadisten weg te zetten als ‘moslimdiscriminatie’. De meeste terroristen wezen naar anderen en bagatelliseerden hun eigen aandeel. Zelfreflectie kostte veel moeite. Ook al was de uitreis meestal een fiasco. Om het maar niet te hebben over de extreme angst en heftige trauma’s die het geweld veroorzaakte. IS verloor op alle fronten, dus kon het ware Kalifaat niet zijn. Eind 2017 viel de jihadstaat, en ondermijnde zo de eschatologische overtuigingskracht, waarmee ‘losers’ hun leven wilden opwaarderen (evenals de val van de Muur de RAF betekenisloos had gemaakt). Bovendien mondde de eindstrijd uit in desertie, chaos, corruptie, schijnheiligheid, en rivaliserende broedertwisten. Er werd gebied veroverd om weer verkocht te worden aan de regering. Oppositieleden maakten dealtjes met de troepen van Assad, waarvan de bevolking de dupe werd. Diverse leiders, waaronder de koning van Marokko en zelfs Bin Laden, spraken zich ook nog eens uit tegen het  onnodige bloedvergieten van onschuldige moslims. De mensen in Syrië bleken de strijders helemaal niet als verlossers te omarmen. In plaats van dankbaar te zijn, wilden ze tips om zelf naar Nederland te komen. Wat hadden buitenstaanders in de hel te zoeken, als ze voor hetzelfde geld in het paradijs konden zitten? Waar was het applaus? Ook de achterban van zowat elke jihadstrijder keerde zich tegen zijn actie. Ouders, vrienden, of een gemeenschap riepen hen terug. Waar doe je het dan allemaal voor?! Zo leuk is het niet om kinderen met afgehakte hoofden te zien voetballen of gekruisigde lijken tegen te komen. Meestal eindigde de droom in teleurstelling dan wel een complete afgang. Dat aan je zelf toegeven valt niet mee.

 

Dwang

Ter vergelijking onderzocht De Graaf ook andere terroristenverhalen dan die van de jihadgangers naar het Midden-Oosten. De oorlogsmisdadigers die onder Syrische vluchtelingen zijn opgepakt, ontkenden de link met terrorisme in alle toonaarden. Ze verdedigden hun land tegen het ontaarde regime van Assad. Ze hoorden bij de gewapende oppositie. Sektarische groepen als Boko Haram in Afrika, lokten laagopgeleide straatkinderen en wezen met contant geld en snelle motoren. Door te zorgen dat ze gauw bloed aan hun handen hadden, konden ze niet meer terug. Aardse en hemelse beloningen werden in het vooruitzicht gesteld. Ze hoefden niet meer naar school, want dat was haram. Ze kregen toegang tot een hechte rebellengemeenschap. Gingen deel uitmaken van een magische wereld van hellevuur, engelen en onoverwinnelijke strijders. Tegenstanders waren demonen. Het was kiezen tussen ellende of het hemelse paradijs. Als ze zich niet voegden of meededen aan de strijd werden ze met toverspreuken en verdoemenis bedreigd. Voor de meesten was het bijna onmogelijk zich aan deze ban en hersenspoeling te onttrekken. Sommige jongeren kwamen onder dwang en ontvoering bij Boko Haram terecht (zie ook: “Ons lichaam, jullie slachtveld” van Christina Lamb). De Graaf behandelt verder het rechts-extremistisch terrorisme. Zoals de ‘white supremacists’ met hun ‘bijbel’: "The Turner Diaries". De doelwitten die het altijd weer moeten ontgelden: overheidsinstellingen, joodse instellingen en moskeeën, abortusklinieken en de lghbt-gemeenschap. De Christian Identity Movement in de VS en de rabiaat atheïstische National-Sozialistischer Underground in Oost-Duitsland komen voorbij. Het gaat over de manifesten van Anders Behring Breivik, Brenton Tarrant en Dylan Roof en hun megalomane ‘reddings’- annex wraakacties, die een ‘rassenoorlog’ moesten ontketenen. De overgang met rechts-extremistische massamoordenaars naar extremisten in Nederland die géén dodelijke slachtoffers op hun geweten hebben is groot, maar De Graaf waarschuwt wel voor ‘een glijdende schaal’.  

 

Deradicalisering

Eén ding is duidelijk: als er geen bestaand draagvlak of religieuze motieven meespelen bij terrorisme blijkt de aantrekkingskracht stukken minder. De Graaf ziet drie extremistische groepen: de ‘altruïsten’, de ‘boetelingen’ en de ‘wrekers’. Ook loopt de cyclus van radicale verlossing ongeveer hetzelfde. Stap 1: Gevoeld tekort. Stap 2: De duiding van dat tekort in een groter verhaal. Stap 3: De bewustwording van de eigen rol en verantwoordelijkheid in dat verhaal. Stap 4: De radicale verlossingsdaad. Stap 5: De evaluatie en reflectie op de eigen situatie ná overgave en strijd. Bijna alle geïnterviewden keken uiteindelijk in bitterheid, gefrustreerd, verdrietig of zwaar getraumatiseerd op hun daden terug. Aan de andere kant zat niémand met de slachtoffers die er gemaakt werden. De Graaf gaat diep in op de deradicaliseringspogingen om het voornoemde pad te doorbreken. Ze hamert er op nooit en te nimmer mee te gaan  in extremistische rants of memes, of deze te tolereren onder het motto van de vrijheid van meninguiting. Het is zaak voor familie, opvoeders, docenten en overige geestelijke of politieke leiders om dergelijke verhalen te ontmaskeren voor  wat ze zijn. Mensonwaardige en potentieel totalitaire bedenksels die uitsluiting, haat en geweld aanwakkeren: “… Met behoud van onze cruciale vrijheden hoeven niet alle winden van leer klakkeloos geventileerd te worden. Los van verbieden kun je heel wel met jongeren in debat gaan…”. Over bijvoorbeeld fatsoensnormen, empathie met slachtoffers of de gevolgen van radicale verlossingsfantasieën. Ik moest denken aan de ongezouten column van neerlandicus en journalist Elma Drayer in De Volkskrant van 2 december 2021 over socioloog Jaron Harambam, die de buitenaardsereptielenlullekoek van David Icke (Brits samenzweringsdenker en gepatenteerd antisemiet, maar dat staat er niet bij) een voorbeeld noemde van hoe ‘mooi’ complotverhalen kunnen zijn. Drayer, niet al te voorzichtig: “… zelden zag ik de postmoderne beschetenheid om fier voor de feiten en de waarheid te staan pregnanter verwoord…”. Waarschijnlijk had Harambam nog niet van de Amerikaanse vader gehoord die zijn eigen kinderen ombracht; omdat hij dacht dat ze 'slangen-dna' bezaten! De inzet van religieuze gemeenschappen kan enorm helpen om geradicaliseerde jongeren van hun extreme denkbeelden af te brengen. De Graaf vertelt over een islamitische koepelvereniging in Indonesië waar ex-gedetineerden de mogelijkheid krijgen lezingen te geven: “… Op middelbareschoolleerlingen heeft het meer effect een ex-bendeleider of ex-terrorist te horen vertellen over de gewapende strijd, en over de teleurstellingen en pijn die die strijd meebrengt, dan ze saaie democratielesjes te geven…”. De Graaf: “… In de PI’s Vught, Alphen aan den Rijn en De Schie betekenen de gesprekken met de imam veel voor de gedetineerden. Jongens als Haroun, Abdelkarim en Noureddine gaven aan graag ‘een goede moslim’ te willen zijn, en dankzij gesprekken met een islamitische geestelijke beter te weten wat ze moeten lezen en leren, en welke ideeën misleidend zijn geweest…”. In Afrika zijn de omstandigheden in de gevangenissen zo erbarmelijk dat kerken vaak de enige organisaties zijn die nog iets voor gevangen terrorismeveroordeelden willen en kunnen uitrichten.

 

Zelf Jezus worden

De Graaf: “… Voor het probleem van transformatie naar een geweldloos (religieus) engagement geldt dat re-integratie- en deradicaliseringstrajecten de rol van religie, van verlossingsverhalen, serieus moeten nemen, en naast alle sociaal-economische programma’s ook met vraagstukken van zingeving, religieuze identiteit en eigen verantwoordelijkheid aan de slag moeten…”. Haar boek bevat vooral geloofsgetuigenissen. Haar interviews hadden nadrukkelijk het doel de spirituele ontwikkeling die de terroristen hebben doorgemaakt in kaart te brengen. De Graaf is zelf religieus, wat er toe leidde dat de gedetineerden haar veelal snel vertrouwden. Ze wisten dat ze serieus werden genomen. Op het eind van haar boek legt ze diepgaand verantwoording af over haar manier van werken, schrijft ze zichzelf in het verhaal, en houdt een hartstochtelijk en betrokken pleidooi over de verantwoordelijkheid van praktiserend gelovigen: “… Je kunt niet simpelweg stellen dat de gewelddadige jihad niets met de islam te maken heeft, of kruistochten en wit supremacisme niets met het christendom. Binnen elke religie, ideologie of levensbeschouwing kan het schoonste in het zwartste ontaarden...”. Volgens hoogleraar sociale psychologie Kees van den Bos kan religie het radicaliseringsproces zowel versterken als afremmen (ND - 14.01.22): “… De meeste christenen zijn geneigd tot tien te tellen wanneer zij zich aangevallen voelen in hun opvattingen. Zij zullen denken aan passages in de Bijbel, zoals ‘heb je naaste lief als jezelf’. (…) Maar mensen die meer extreme interpretaties van hun religie aanhangen, kunnen door hun geloof juist sneller radicaliseren. Zij kunnen zich eerder in hun manier van leven aangevallen voelen dan andersdenkenden, en zich geroepen zien om hun wereldbeeld fanatiek te beschermen…”. Ook in de kring van christelijke complotdenkers zie je dat de activisten zelf redders worden, aldus Mariëtta van der Tol, politicoloog en onderzoeker aan de Universiteit van Oxford, gespecialiseerd in de relatie tussen religie en maatschappij, in hetzelfde artikel: “… Welke Jezus vertegenwoordig je dan; of ben je zelf Jezus geworden?...”.

 

Tegen de klippen op

Ik ben mezelf ook rot geschrokken van de demonisering van het coronabeleid, waar ik in mijn eigen kerk tegenaan liep. Hugo de Jonge vertelde onlangs dat hij 3000 tot 5000 haatmails per dag (!) krijgt – hij zal wel blij zijn dat hij pispaal af is. Mark Rutte vergaat het vast niet beter. Jeffrey Schipper van het Christelijk Informatie Platform verzuchtte onder het kopje ‘D66-haat van christenen loopt spuigaten uit (en ik schaam mij kapot)’ niet voor niets: “… Zou je extra hemelpunten scoren als je ‘D666’ of ‘Kaag = de antichrist’ de digitale wereld in slingert?...”.  Alle drie voornoemde politici zijn ook nog eens medechristen. “… Kerken zouden een belangrijke rol kunnen spelen in het voorkomen en tegengaan van polarisatie en radicalisering, vindt Van der Tol. ‘In veel kerken zie ik wantrouwen tegen de overheid, die de vrijheden van christenen zou inperken. Ik denk dat dat de voedingsbodem kan leggen voor complottheorieën, waardoor christenen daar meer ontvankelijk voor worden.’ Dat wantrouwen kan volstrekt terecht zijn, onderstreept ze. ‘Maar als we zelf als kerk de tegenstelling tussen kerk en wereld, tussen kerk en overheid, tussen christenen en niet-christenen gaan vergroten, dan spreken we in dezelfde termen van goed en kwaad. En daar moeten we juist zo voorzichtig mee zijn.’ Daarnaast zouden kerken zich volgens Van der Tol openlijker moeten distantiëren van het complotdenken en het gebruik van geweld. ‘Als westerse samenleving vroegen we hetzelfde van moslims – dat ze afstand namen van moslimterroristen. Kerken zijn te langzaam met het aangeven van wat wel en wat niet binnen de kerkelijke traditie past. Ze moeten heel duidelijk zijn dat geweld daar geen deel van uitmaakt.’…”. Voor wie het interessant vindt: toen ik met “Radicale verlossing” bezig was, kwam ik een wel héél originele preek uit 1980 van cultuurfilosoof/theoloog F. de Graaff tegen over Kaïn en Abel – zie hier. Kaïn zou je de eerste Bijbelse terrorist kunnen noemen. Volgens F. de Graaff sloeg hij Abel dood omdat hij het paradijs terug wilde. Beatrice de Graaf: “… Binnen elke religie weten gelovigen dat het kwaad niet van buitenaf komt, maar ook in onszelf kan schuilen. Daarom moeten we vanuit de eigen geloofsgemeenschap, en in de samenleving als geheel, zeer alert zijn op pogingen van medegelovigen om zichzelf als verlosser op te werpen. Zeker als ze ook nog bereid zijn daar geweld voor toe te passen. Het is de plicht en roeping van iedere gelovige om te streven naar een godvruchtig en zuiver leven, daar kan ik in meegaan. Maar het zijn uiteindelijk niet straf en boete, maar barmhartigheid en compassie die de kern uitmaken van wat echt geloof is – en of je nu gelooft of niet, van wat echte menselijkheid is. Het is dan ook zaak dat we oog hebben voor mensen die worden verteerd door frustratie, teleurstelling, verbittering en leegte, en bereid zijn dat gat te vullen met eigen radicale daden. Juist daar is het nodig om te laten zien wat echte verlossing kan zijn: dat is bewogenheid die zich uit in solidariteit, medeleven of compassie met mensen in nood. In opbouw, steun en hoop, tegen de klippen op. En niet in afbraak of het zaaien van verdeeldheid…”. Amen.

 

Uitgave: Prometheus – 2021, 304 blz., ISBN 978 904 464 657 3, 29,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten