Subtitel: De gnostieke en jungiaanse grondslagen van de moderne identiteit
Dat is een hele mond vol (de ondertitel bedoel ik). Onderhavig ‘pamflet’, ik las dat je het woord ‘essay’ niet meer mag gebruiken van het CPNB, behelst een kritische analyse van Jungs psychologie, die net zo moeilijk is als het klinkt. Omdat het over Jung gaat, vond ik het intrigerend genoeg om het toch te lezen (zie ook mijn bespreking van “In de ban van Jung” van Tjeu van den Berk). Het werd mij aangeboden door een kleine christelijke uitgeverij die mij onbekend was: ‘Maatkamp Publishing’. Het gaat om een heruitgave van een studie uit 1995.
Wat is waarheid
Psychiater en psychoanalyticus dr. Jeffrey Satinover (Chicago, 1947) is een Jung-expert. Hij werd aan het C.G. Jung Instituut in Zürich opgeleid tot jungiaans analist en gaf daar enige tijd les. Ook was hij enkele jaren president van de C.G. Jung Foundation in New York. Als iemand ingewijd is in de leer van Jung is hij dat dus wel. Zijn cv is zo uitgebreid dat ik alleen daarmee dit blog al kan vullen. Het leuke is dat hij zich ook met natuurkunde heeft bezig gehouden, en meewerkte aan een boek en film over de mysterieuze aard van de kwantummechanica: "What The Bleep Do We Know!? Ontdek de werkelijkheid achter de werkelijkheid" van William Arntz en anderen. Ik kwam het van de zomer ergens tegen en wil het altijd nog een keertje recenseren, omdat het dit fascinerende onderwerp laagdrempelig uitlegt. Satinover werd joods opgevoed, maar wil zich niet religieus vastpinnen: “… Bepaalde aspecten van het judaïsme, christendom en soefisme raken me diep en ik heb het gevoel dat ze naar een diepere waarheid wijzen…”. Maar die diepere waarheid vindt hij subtiel en moeilijk te vatten: “… Ik denk dat er echt een specifieke set van waarheden is. Ik weet alleen niet precies welke dat is…”.
C.S. Lewis
Zoals bijna alle hedendaagse christelijke denkers werd de sceptische Satinover voor wat het christendom betreft vooral beïnvloed door het werk van C.S. Lewis (zie mijn blogs over “De afschaffing van de mens & De descriptione temporum”, “De vier liefdes” en “Verrast door Vreugde”): “… Waarschijnlijk in de jaren 1970 of 1980. Als je het christelijk geloof als een verslaving ziet, dan was hij de drug die me verslaafd maakte. Hij opende de deur naar mijn vermogen te zien dat er heel diepe waarheden in het christendom zitten, op een zeer minzame en psychologisch uitgekiende manier. Zijn schrijfsels gaven mij niet het gevoel dat hij een voorgekookte, vastomlijnde set theologische principes nam, je daarmee om de oren sloeg en zei: ‘Je moet dit accepteren’…”. Daarna begon Satinover, net als Marc Chagall, om een bepaalde reden kruisigingen te schilderen. Volgens hem is het vermogen om met een lijdende verlosser een relatie aan te gaan en op te bouwen een essentiële behoefte van de menselijke ziel: “… Het is goed mogelijk dat de christelijke formulering daarvan de beste is…”. Het doet me denken aan wat de franciscaanse priester Richard Rohr zegt over de ‘genaderijke participatie’ in het lijden van Jezus: Hij kan met ons meevoelen omdat Hij gelijk is geworden aan ons (zie bijvoorbeeld Hebreeën 4 vers 14 en 15). Satinover vertelt dat in de chassidische traditie ook een lijdende Messiasfiguur voor komt, een zogenaamde rechtvaardige, die een speciale relatie met God heeft en de zonden van het volk draagt (zie “De laatste der rechtvaardigen” van André Schwartz-Bart). Satinover: “… Het christendom heeft een goed ontwikkelde ethische en morele code die verdergaat dan de Tien Woorden (de Tien Geboden)… “. Zie “… De christelijke ideeën van rechtvaardigheid, zwakheid, de rol van nederigheid, het veranderen van de wil tot macht in verlangen om te dienen, enzovoort…”.
Zelfvergoddelijking
Satinover noemt de moderne identiteit of individualiteit een van de grootste problemen waar we vandaag de dag mee kampen. Het frappante is dat we inmiddels een kwart eeuw verder zijn, en seculiere psychiaters hem tegenwoordig helemaal gelijk geven. Zie Esther van Fenema in “De ongelooflijke podcast” (EO - 26 oktober 2022) over haar boek “Het verlaten individu”, Dirk De Wachter in “Borderline Times”, Paul Verhaeghe in “Identiteit” en Damiaan Denys in “Onze adembenemende autonomie” dat in augustus verschijnt. Of “De eenzame eeuw” van de Britse econoom Noreena Hertz. Satinover: “… Voor de moderne mens ontwikkelt de moderne identiteit zich niet rond een kernbesef van Gods tegenwoordigheid in onze geest, maar in Zijn (tenminste schijnbare) afwezigheid…”. ‘Diep in mijzelf, vind ik níet mijzelf’, laat schrijver Eric-Emmanuel Schmitt een kind in zijn roman “Het evangelie volgens Pilatus” zeggen. Diep in mijzelf, vind ik alléén maar mijzelf, zeggen we daarentegen anno nu. Dus zijn we zelf ‘god’ geworden, aldus Esther van Fenema. En een ‘god’ laat zich door niets en niemand iets gezeggen. Losgezongen van de samenleving moeten we ieder voor zich ons eigen wiel uitvinden. Daardoor zijn we constant met onszelf bezig. Het gaat om een soort van zelfverwezenlijking die ons volgens haar verrekte eenzaam maakt en veelal mislukt, met als gevolg een overlopende ggz.
Leonardo da Vinci
Satinover vertelt hoe hij tot dezelfde soort inzichten kwam door bestudering van de rol die Leonardo da Vinci in het werk van Freud, die zo ongeveer alle psychische problematiek reduceerde tot seksuele frustratie, en de meer spirituele/gnostische Jung speelde. Freud opperde dat Leonardo latent homoseksueel was, aan de hand van een droom die de laatste optekende over een gier die zijn staart in zijn mond stak, toen hij als baby in de wieg lag. De gier zou voor de oude Egyptische moedergodin Mut staan (en homo’s hebben iets met moeders). Iemand ontdekte ook nog eens het beeld van de gier in Leonardo’s schilderij van ‘Maria met kind en Sint-Anna’ – zie hier. Alleen klopte de vertaling niet, het ging om een wouw. Leonardo was - simpel - geobsedeerd door het fenomeen ‘vliegen’. “… Door hun staart op en neer te bewegen, keren ze snel alle kanten op, zodat ze navigeren zoals een stuurman een boot bijstuurt…”, schrijft hij ergens, na nauwkeurige observatie van wouwen. Volgens een andere neo-jungiaan ging het echter niet om de giergodin Mut, maar om de goddelijke valk Horus, het kind van Osiris, de vader. Vandaar Leonardo’s genialiteit. Het lijkt allemaal nogal lukraak geanalyseer. Als ik het goed begrijp wordt ieder mens volgens (sommige) jungianen beheerst door een archetype van een persoonlijke god of godin (een beetje zoals astrologen het hebben over sterrenbeelden?). Zie ook “Godinnen in elke vrouw” en “Goden in elke man” van Jean Shinida Bolen. Een en ander zou leiden tot narcistische zelfaanbidding, volgens Satinover. Zie de jungiaanse analist Ginette Paris: “… Het is tijd om het beeld van Artemis weer op te roepen, de ongetemde (…) die (…) ervoor kiest alleen zichzelf toe te behoren (…). De Artemismythe manifesteert zich in ons leven (…) door een (…) beweging weg van de (…) fusie/samensmelting met anderen, waarvan het meest extreme voorbeeld de band tussen een moeder en haar jonge kinderen is. Artemis (…) nodigt ons uit ons terug te trekken van anderen om autonoom te worden…”. En nu zitten we met de gebakken peren, aldus Esther van Fenema.
Ego
Het streven naar individualiteit kwam in de Renaissance op, schrijft Satinover: “… in de Renaissance begonnen auteurs en kunstenaars hun werken te signeren. De trots op persoonlijke grootheid begon de grootheid en heerlijkheid van God langzaam te vervangen…”. Satinover vertelt over een droom die hij over Leonardo had, waarbij diens borst ‘geopend’ was, maar op de plaats van zijn hart zat niet God op een troon, maar Leonardo zelf. Dit noemt Satinover het voor hem ‘schrikwekkende beeld van de moderne individualiteit’: “… God die uit de kern van ons wezen wordt gesneden opdat wij onze identiteit zoeken in het verhogen van onszelf…”. Even verder: “… Het oorspronkelijke model van het symbool in mijn droom is de menselijke geest, levend gemaakt door de Geest van God die erin woont – incarnationele realiteit, waarvan de Messias natuurlijk het grote voorbeeld is…”. In de ‘hersymbolisering’ “… wordt God vervangen door het ‘ik’; het ‘ik’ krijgt de positie van God…”. Zelf denk ik dat het voor heel veel gelovigen erg moeilijk blijft om te kunnen onderscheiden tussen het ‘ego’ en ‘de Geest van God’ (arglistig is het hart – Jeremia 17:9-10). Daarom gaat er ook zoveel mis op het christelijke erf. Satinover zegt hierover: “… De psyche (die niet verward moet worden met de geest) is verbonden met de hersenen. De psyche is een manifest van de natuur…”. Zie daarom het discutabele gelijk van Dick Swaab in “Wij zijn ons brein”. Voor mijzelf vergemakkelijk ik een en ander door de mens te beschouwen als een drie-eenheid van lichaam, ziel (psyche) en geest; maar ik kom dit vereenvoudigde mensbeeld verbazingwekkend weinig tegen, dus het zal wel een van alle kanten problematische visie zijn, al weet ik niet waarom. Ik denk dat het ego een onderdeel van de psyche is, niet van de geest. “… Een moraliteit die probeert zichzelf volledig af te leiden van de psyche, zonder te verwijzen naar iets wat daarbovenuit stijgt, zal uiteindelijk openlijk amoreel worden…”. Het lijkt wel of er daadwerkelijk een ‘kruisiging van het ik’ nodig is om de geest te bereiken (als je het hebt over ‘sterven aan jezelf’… ). In ieder geval moet je er aan voorbij.
Goed en kwaad
Evenals Esther van Fenema stelt Satinover dat wanneer wij zelf ‘god’ zijn, wij ook zelf moeten uitmaken wat ‘goed’ en ‘kwaad’ is. Maar “… Hoe kan een verstand dat ten diepste gedreven wordt door natuurlijke, egoïstische instincten ooit uit zichzelf een visie op volmaakte goedheid voortbrengen?...”. De slang in het paradijs suggereerde al betreffende de verboden vrucht: “… Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad’ (Gen. 3:4-5). Het Hebreeuws kan beter vertaald worden als: (…) ‘en gij voor uzelf kunt bepalen wat goed en kwaad is.’…”. Satinover denkt op dit punt anders dan Jung. De tegenstellingen goed en kwaad zijn volgens hem niet op te heffen in een hogere eenheid, omdat wij van onszelf niet weten wat goed en kwaad ís.“… Het zicht op het ‘heilige’ is als het ware de ster die wij niet kunnen ‘aanraken’, maar die ‘de weg wijst’. Het volgen van deze ster is vasthouden aan het feit dat God volkomen goed is…”. Even verder: “… De materiële wereld is in haar ‘gevallen’ staat ‘altijd’ een combinatie van goed en kwaad. Geen mens is ooit volledig kwaadaardig of volledig goed, en dat geldt ook voor elke daad…”. Waar is de hemel anders voor? Wij leven in het ‘voorlaatste’. Er bestaat geen aardse volmaaktheid. “… Als individuen en groepen zijn mensen onvermijdelijk een mengeling van mannelijk en vrouwelijke kwaliteiten, zoals ze dat ook zijn van goede en kwade kwaliteiten…”. Wij kunnen hoogstens verwijzen naar de openbaring van hoe het zou moeten zijn, maar wij kunnen die openbaring nooit vervangen. Christenen zijn ‘idealisten’. Satinover ziet de hel als de totale ‘afwezigheid’ van God, en de hemel als Zijn totale ‘aanwezigheid’. Een en ander doet me denken aan de parabel van het samen opgroeien van onkruid en tarwe (Matteüs13:24-30): het oordeel is niet aan ons maar aan God. Zie ook Jezus die tegen zijn leerlingen zegt: ‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt’ (Matteüs 7:1-6).
Gnostiek
Omdat Jung worstelde met zijn christelijke achtergrond en voorouders, vertoont Jungs werk een mengeling van gnostische, heidense en echt christelijke invloeden, volgens Satinover. Richard Rohr in “Het Christus mysterie”: “… Carl Jung (1875 – 1961), de beroemde Zwitserse psychiater en psychoanalyticus, was zeer kritisch op zijn christelijke erfenis, omdat hij niet veel transformatie – wat hij ‘heel-maken’ noemde – zag in de christenen die hij kende. In plaats daarvan zag hij een religieuze traditie die gefocust was geraakt op het externe, het moralistische, en zeer ineffectief was in het daadwerkelijk veranderen van mensen en culturen. Zijn eigen vader en vijf ooms waren predikant in de Zwitserse hervormde kerk, en naar Jungs mening waren zij ongelukkige en ongezonde mannen. Ik weet niet zeker wat het precieze bewijs voor deze waarneming was, maar voor Jung was het duidelijk teleurstellend. Hij wilde niet eindigen als de religieuze mannen in zijn leven. Toch was Jung geen atheïst en ook niet antichristelijk. Hij was ervan overtuigd dat ieder van ons een innerlijk ‘God-archetype’ heeft, of wat hij het ‘heel-makende instinct’ noemde…”. Jung was een moderne ‘gnosticus’, stelt Satinover. Hij vertelt hoe de gnostiek als een ondergrondse stroom steeds in de Westerse cultuur aanwezig is geweest om bij tijd en wijle boven water te komen: via de manicheeërs, de katharen, de ‘hoofse liefde’-traditie, de Graal-mystiek, de alchemie, de Tempeliers, de vrijmetselaars, richting allerlei occulte groepen en spiritistische verenigingen van de negentiende eeuw, om uiteindelijk te culmineren in de ideeën van Jung (zie ook het werk van Gilles Quispel, Jacob Slavenburg en Bram Moerland).
De materialistische versus de imaginaire werkelijkheid
Het hoofdstuk waarin Satinover zijn visie in verband met Jungs gnostiek uit de doeken doet, vind ik erg moeilijk, maar ik zal er toch wat over proberen te zeggen. “… Het Griekse woord ‘gnosis’ betekent simpelweg ‘kennis’. De aantrekkingskracht van de gnostiek ligt in haar bewering dat ‘verlossing verkregen kan worden door geheime kennis’ die alleen toegankelijk is voor een ingewijde elite. Deze benadering van de spiritualiteit is nauw verbonden met de Griekse mysteriegodsdiensten in de eeuwen vlak voor en na Christus, die op hun beurt weer sterk beïnvloed zijn door de leerstellingen van Babylon en India…”. De gnostische variant van het christendom werd krachtig bestreden door zowel Paulus als Johannes. Johannes' harde aanvallen op ‘de Joden die geen joden zijn’ (Openb. 3:9) waren dan ook niet gericht op de farizeeën, zoals vaak wordt aangenomen, maar tegen de gnostici van zijn dagen, volgens Satinover (zie ook: “Ontluikend christendom” van Daniël De Waele). Als ik het goed snap, zegt Satinover dat als de materialistische werkelijkheid het kwaad is en de imaginaire werkelijkheid goed, zoals de gnostici beweren, je met en in de materialistische werkelijkheid kunt doen wat je wilt, wat paradoxaal genoeg vanzelf leidt tot rücksichtloze morele verdorvenheid. Aan de ene kant breekt Satinover zijn staf wel weer over de moderne ‘natuuraanbidding’, hoewel hij aan de andere kant schrijft dat de schepping ‘heilig’ is. Het is een beetje verwarrend allemaal.
Tegenstellingen
Jungs psychologie draait om het verzoenen van tegenstellingen, dus ook van goed en kwaad. Mijn punt is dat wij geneigd zijn de wereld te bekijken, te ordenen vanuit tegenstellingen: licht-donker, dag-nacht, groot-klein, nat-droog, hemel-aarde, enzovoorts. Zo nemen wij waar. Daar heeft Satinover het verder niet over. Ons leven zit vol dilemma’s die, zolang wij op twee gedachten hinken en geen beslissing nemen, ons geen rust laten. Satinover ziet Jungs ‘verzoening’ echter overwegend overgaan in een negatieve eenheid. In zijn ogen overwint het kwaad. ‘Verzoening’ leidt tot relativering van het kwaad. Tot bevrijding van alle banden en remmingen. Tot bevrediging van alle denkbare geneugten. In plaats van ‘geestelijke groei’ brengt het een proces van ‘geestelijke degeneratie’ op gang. Maar hoe zit het dan met ‘de overwinning van het kwaad door het goede’ (Romeinen 12:21)? Zelf heb ik, als het gaat over het verzoenen van tegenstellingen, altijd precies de andere kant op gedacht. Richting het ‘licht’, waarbij noties als vergeving, zelfverloochening en zelfoverwinning om de hoek komen kijken: “… Wie zichzelf overwint is sterker dan die een stad inneemt…” (Spreuken 16:32). Om bijvoorbeeld van een verslaving af te komen zullen we eerst onder ogen moeten zien dat we verslaafd zijn. Ons bewust moeten worden dat we een probleem hebben. Daarna kunnen we ons gaan voorstellen hoe fijn het zou zijn te leven zonder deze verslaving (als je het hebt over tegenstellingen!). “… Jung reduceerde de betekenis van het kruis tot het idee dat iedereen in een crisis ‘tussen twee tegenstellingen zweeft’, en dus zogezegd ‘gekruisigd’ is…”. Een verslaving kan inderdaad beleefd worden als een zwaar kruis. Ik heb daar geen moeite mee. Niemand zal zeggen: wat is het toch jammer dat ik geen alcoholist of heroïnegebruiker of pornoverslaafde ben, toch? Gelukkig kent het christendom ook het fenomeen ‘opstanding’. Zonde is niet ‘leuk’. Zonde straft zichzelf.
Aloude goden
Satinover duidt Jungs ‘archetypen’ expliciet negatief als de aloude ‘goden’ van het heidendom die ‘slechts de beelden zijn van onze eigen instinctieve driften en impulsen’: “… ‘goden die geen goden zijn’ – goden van macht, geld, roem, geweld en seksualiteit. In primitieve samenlevingen zijn deze afgoden van hout, zilver en steen gemaakt…”. Dat doet mij denken aan wat de vermaarde godsdienstdeskundige Karen Armstrong zegt in “Compassie” over ons ‘oude reptielenbrein’ dat nog steeds in een primitieve race of the fittest is gefocust op de 4 V’s: vreten, vechten, vluchten en voortplanten. ‘The Selfish Gene’. In de loop der tijd heeft zich in onze neo-cortex echter een nieuw hersengebied gevormd waardoor wij het vermogen hebben om keuzes te maken en compassie te ontwikkelen. Alle godsdiensten stimuleren ons om dat te doen. Zie ook Paul Verhaegen in “Identiteit”. Satinover heeft het over het opwekken van onze ‘dierlijke verlangens’. Hij waarschuwt voor de occulte kant van Jungs psychologie. Als wij van onze instincten goden maken stellen wij ons open voor wat de Bijbel ‘boze geesten’ noemt. Zie ook de waarschuwing van ‘heks’ Susan Smit in “Adieu God”, een tv-uitzending van Tijs van den Brink (04.04.2021). Satinover vertelt hoe Jung pas heel laat achter de kwaadaardigheid van het nazi-regime kwam, waarin hij het ‘heidens ontwaken’ van Wotan ontwaarde en toejuichte (zie onder andere ook “Wewelsburg. De occulte kant van Himmlers SS” van Evertjan van Roekel). Satinover noemt nog een paar, in zijn ogen goede, kritische biografieën, geschreven door Jung-expert dr. Richard Noll: “The Jung Cult: Origins of a Charismatic Movement” en “The Aryan Christ: The Secret Life of Carl Jung”. In een interessant artikel in De Groene Amsterdammer van 3 juni 2020 over "De laatste tovenaar", zet filosoof/psycholoog Arthur Eaton Noll echter neer als ‘een charlatan die nog een appeltje met Jung te schillen had’ – zie hier. Eén ding is duidelijk: Jung blíjft spannend. We raken niet over hem uitgepraat.
Uitgave: Maatkamp Publishing – 2023, vertaling E.W.J. Maatkamp, 63 blz, ISBN 978 908 329 290 8, € 12,50
Rechtstreeks bestellen bij bol.com: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten