maandag 21 april 2025

Vurige liefde – Peter Jan Margry

 


Subtitel: Het geheim van het Bloedige Bruidje van Welberg

 

Iemand attendeerde mij een tijd geleden op “Vurige liefde”, een onderzoek van Peter Jan Margry (1956, Breda, hoogleraar Europese etnologie en historicus) naar een door de Katholieke Kerk onder het tapijt geveegde toestand met een mystica uit het Brabantse gehucht Welberg: Janske Gorissen (1906-1960). Eigenlijk wist ik niet wat er van te denken. Ik ben niet van katholieke huize. Ik vond en vind het nog steeds een horrorcircus van de bovenste plank en wel héél erg ver verwijderd van Paulus oproep je te richten op het ‘ware, goede en schone’ (Filippenzen 4:8-9). Het gekkenhuis in Welberg kwam trouwens ook voorbij in de prachtige tv-serie ‘Dwars door de lage landen’, aflevering vijf, 19.05.2024: ‘Wonderlijk Brabant’. “Het kruis” van Alfred Bronswijk - zie mijn vorige recensie -  heeft mij bijzonder geholpen een en ander in perspectief te plaatsen. Bronswijk stelt dat Christus, dé lichtpersoon bij uitstek, in de Westerse geschiedenis gaandeweg zijn goddelijke verhevenheid verloor, waardoor zijn menselijkheid steeds meer op de voorgrond kwam te staan. Het bloedige drama van het kruis werd op een bijna morbide wijze uitvergroot: “… Verlossing werd uitgelegd in forensische termen van zonde, boete en losgeld. De eeuwige straf lag als een schaduw op alles en iedereen, met aflaten en beelden van de dode Jezus als tegenhanger. Ook al nam de kerk van de Reformatie afscheid van de kunst en van de beelden, het negatieve mensbeeld van oordeel en kruis bleef er tussen de kerkmuren hangen. Het paradijs raakte buiten het zicht…”. Waarschijnlijk is de oorzaak hiervan onder andere te vinden in onze heidense roots. In ieder geval illustreert “Vurige liefde” wat religieuze eenzijdigheid aan schokkende uitwassen oproept. Waarschuwing: dit is geen blog voor tere zieltjes.

 

Roomser wordt het niet

Gaandeweg het lezen van het boek kwamen de geestelijken die erin voorbij paraderen bij mij over als kleuters. Dat vond ik verwarrend. Ik waardeer rooms-katholieken als Antoine Bodar, Carlo Beenakker, Rik Torfs en Nikolaas Sintobin enorm. Juist vanwege hun intelligentie. Tot ik een NRC-artikel over het boek las waarin wordt uitgelegd dat alles zich midden in een richtingenstrijd binnen de rooms-katholieke kerk afspeelde (Jeroen Kris, 16.09.21). Aan de ene kant bevonden zich degenen die gingen voor een theologisch onderlegd geloof op niveau, met hoogopgeleide priesters, aan de andere kant degenen die vonden dat geestelijken vooral ‘kind moesten blijven’, wat zo’n beetje staat voor ‘drijven op emoties’ (vandaar het celibaat? – kinderen hebben geen seks). Het is duidelijk waar het geval Welberg zat. Margry werd trouwens geholpen door de wereldwijze bisschop Tiny Muskens, van wie hij enkele geheime kluizen mocht inzien. Daarnaast noemt Margry de tijd van het ‘Bloedig Bruidje van Welberg’ de ‘Gouden Eeuw’ van het verzuilde Nederlands katholicisme, dat grofweg viel tussen 1850 en 1950: “… Roomser zou het niet worden…”. Even verder: “… De vroegere achtergestelde positie van katholieken in Nederland uitte zich sinds de negentiende eeuw in een emancipatoir proces binnen het grotere verband van het ‘protestantse’ Nederland…”. Alles werd uit de kast gehaald om het rooms-katholicisme op de kaart te zetten.

 

Duizelingwekkende kwezelachtigheid

Janske Gorissen werd als jongste van zeven kinderen geboren in een doodarm landarbeidersgezin. De ‘zusters’ die haar onderwijzen vinden haar ‘pienter en tegelijk eigenaardig’. Doorleren is er niet bij. Als ze op haar achttiende in een schoenenwinkel werkt krijgt ze tbc, komt op bed te liggen en ‘raakt Jezus haar aan’. Een dramatisch proces van grotesk lijden volgt: “… langdurige, weerkerende kwalen, bloedingen, bloedbraken en –ophoesten, open, etterende wonden, wondwormen, met daarbij nog een baaierd aan kwellingen van psychische aard…”. Ze ontwikkelt een grote leeshonger. De geestelijken om haar heen voorzien haar van een breed repertoire aan leesvoer inzake heiligen en mystici: “… Het stimuleert zonder twijfel de ontwikkeling van haar nieuwe spiritueel-mystieke universum en haar fantasie…”. Volgens het ziekenpastoraat van destijds kon de schier ‘hermetische’ familie van chronisch zieken (ze hebben een eigen maandblad) met hun lijden en gebed helpen om ‘het kwaad’ te keren: modernisme, marxisme, secularisatie en materialisme. Jezus is het lijden begonnen. Zieken kunnen het afmaken. Ze hebben een concrete opdracht. Zijn ‘uitverkoren’. Ook moeten ze bidden voor de standvastigheid van priesters in hun geloof en celibaat en voor de bekering van ongelovigen. Ze krijgen een speldje met een Latijns motto dat in vertaling niet is mis te verstaan: “… Ik ben met Christus aan het Kruis genageld…”. Het gevolg: perverse opluchting en berusting. “… Als zieke gelovige word je in een wereld gezogen van een schier oneindige hoeveelheid van andere lijdenden, die daardoor als het ware ‘geruststellend’ wordt. Een wereld ook van bigotterie en kwezelachtigheid – voor wie er niet aan wil – die je doet duizelen…”.

 

Fenomenen kweken

De tweede hoofdrolspeler in het verhaal is haar ‘spindoctor’, Adrianus Ermen, de jonge pastoor die Janske begeleidt en met een al even grote neiging tot ‘mysticisme’ is behept. Zijn collega’s zeggen dat hij ‘fenomenen kon kweken’. “… Over hem ging het verhaal dat hij eens in het donker wandelde en zijn kaars uitging. Waarop een engel zou zijn gekomen die de kaars weer liet ontbranden…”. Even verder: “… Maar ook is de duivel voor hem nog altijd een persoon die daadwerkelijk een brandlucht kan achterlaten…”.  Margry: “… Ermens ‘naïviteit’ sluit aan bij zijn houding ten opzichte van devotie en geloof. Maar als het om aardse beslommeringen gaat, toont hij een andere karaktertrek. In de correspondentie en contacten met zijn bisschop toont Ermen zich namelijk zakelijk, gewiekst en zelfs manipulatief. In de zaak-Welberg zou Ermen regelmatig informatie achterhouden, zette de bisschop onder de indruk of gaf hem onjuiste informatie. In financieel opzicht was hij evenzeer verre van naïef...”.   Ermen schrijft alle wederwaardigheden met Janske nauwkeurig op omdat documentatie later uiterst nuttig kan zijn. Te pas en te onpas vermeldt hij dat hij zich verre houdt van beïnvloeding zijnerzijds. Daarom weten we alles over de eerste stigmatisatieverschijnselen die zich bij Janske aandienen: “… Ze weent namelijk bloedtranen en krijgt wonden op haar hoofd alsof de mystieke doornenkroon haar verwondt. Sindsdien draagt ze een ruimvallende hoed, gevuld met watten en verband die het bloed van de wondjes kunnen opnemen. De bloedingen vinden vrijdags plaats, de dag dat Christus de kruisweg liep…”.  De eerste keer dat ze in een koortsvisioen Jezus ziet, maakt Hij ruzie met de heilige Theresia van Lisieux over of Janske moet doorleven op aarde dan wel in de hemel zal worden opgenomen.

 

Kunsten

Het lijkt wel of je een krankzinnig enge thriller leest, als Margry het heeft over de notities van Ermen. Janske’s lichaam begint een wond in de zijde te vertonen: “… Het is de eerste van de vijf gebruikelijke lijdenswonden, naast die in de handen en voeten, die zich in de regel bij gestigmatiseerden aandienen…”. Na een aantal dagen is de wond plotseling verdwenen. “… Een ander aspekt van Janske’s mystieke ervaringen is dat ze niet meer eet en nauwelijks nog drinkt. Ze zegt te kunnen leven op de hostie die Ermen haar dagelijks thuis komt brengen…”. Ze beschrijft zichzelf als een afschuwelijk zondig schepsel dat moet lijden om het weer goed te maken bij God. Ze omgort daarom haar lichaam met een lint van ingenaaide punaises. Haar moeder is ‘not amused’ en eist dat ze ophoudt met ‘die kunsten’. Het gaat echter van kwaad tot erger. De duivel dient zich aan in de gedaante van een grote, sterke, donkere, misvormde man met ogen als vuurballen en alleen een lendendoek om: “… Hij heeft ook een vuile tong, grote handen met zeer lange nagels en walmt uit de neus…”. Hij verkoopt smerige praatjes en pakt haar boek, een exemplaar van “De navolging van Christus” af, om het ter waarschuwing half verbrand weer terug te leggen. “… Vervolgens, zoals Ermen optekent, begint de duivel Janske op diverse momenten, wel tientallen keren, uit bed te gooien of tegen de grond te slaan en dreigt haar aan stukken te snijden. Als Ermen ter afweer het brevier bij haar bed bidt, trilt en schudt het hele ledikant. De scène doet me denken aan Linda Blairs rol in ‘The Exorcist’…”. Haar lichaamstemperatuur stijgt regelmatig tot bijna 44 graden. Haar armen, hals en rug tonen de wonden van de nagels van Satan die haar doorlopend probeert te verkrachten. Hij wordt begeleid door drie op padden lijkende ‘vieze beesten’. Met zijn duivelsklauw brandt hij gaten in het laken dat te zien is in een kluis van het bisdom Breda. Zelfs haar beschermengel, ‘Solemnis’, staat machteloos. Duivels beschikken volgens de demonologie overigens niet over eigen zaad en moeten dat eerst bij een mannelijke donor uit de buurt vergaren. Je kunt dus zwanger raken van hem. Ondertussen geeft Jezus door dat ze Ermen ‘blindelings’ moet gehoorzamen en hem ‘alles’ moet vertellen.

 

De verbeelding aan de macht

Als remedie legt Janske ‘de gelofte van maagdelijke zuiverheid’ af: “… Sindsdien heet ze ‘Bruidje van Christus’…”. Ermen, die van spektakelfotografie houdt, legt Janske’s bloedingen vast op de gevoelige plaat. Het zijn verbijsterende foto’s. Het gaat niet om een béétje bloed, maar om afgrijselijke hoeveelheden. De huisarts, die in haar gelooft, stelt vast dat de stigmatisatie echt is “… doordat er absoluut gen enkel lidteekentje van te zien is gebleven en alles ook onmiddellyk is genezen…”. Zo zout heb ik het nog nooit gegeten. “… Wonderlijk is het ook dat zij van het ene moment zulke zware pijnen en wonden heeft, die plotseling weer geheel genezen en zich onzichtbaar sluiten. Haar gezwellen van ‘een halve voetbal’ groot zijn in  één keer weer verdwenen…”. Maria noemt ze ‘Moederke’, pastoor Ermen ‘Vaderke’, infantiliserende verkleinwoordjes die gek genoeg ook gangbaar zijn in de ‘tale Kanaäns’ binnen de streng religieuze, weliswaar protestantse, refo-gezindte. “… Bij verschijningen van Moederke en Jezus, zo meldt Ermen, hangen er rond Janske veelal hemelse geuren of ruikt haar kamer later naar bloemen…”. Ook anderen ruiken het tijdens haar extases. Haar meelevende zus en Ermen zien zelfs af en toe de mystieke en onzichtbare roodgele bruidsring die Janske in 1936 met Kerstmis van Christus aangeschoven krijgt. De koster durft niet in haar buurt te komen omdat er vurige vlammen uit haar ogen schieten. Misschien valt het hem vooral moeilijk dat zij anderen ‘ziet’ zondigen. Ze heeft een neus voor onkuise en overspelige mensen.

 

Maria-cultus

Een kunstschilder krijgt de opdracht ‘Moederke’ uit te beelden. Janske is scheutig met details: een jeugdige vrouw met blauwe ogen en rode lippen, met loshangende lange, goudblonde haren, gekleed in een golvend gespikkeld wit gewaad, voorzien van gouden biesjes. Beschermengel Solemnis himself zorgt voor de ‘divine finishing touch’. Echt een Joods meisjestype, aldus Ermen. Jawel. De grootte van het doek (160x100 cm) geeft al direct aan dat Ermen het schilderij niet bedoeld heeft als wanddecoratie voor een kleine kamer, maar als cultusobject in een publieke ruimte. Kopieën worden verkocht voor 25 gulden per stuk: ongeveer het weeksalaris van een werkman. Heel de omgeving is ‘vol’ van het ‘heilige meisje’. De coming-out van Welberg als een nieuw Mariaheiligdom trekt honderden bezoekers. Kranten beginnen er over te schrijven. De gestigmatiseerde Janske is ‘breaking news’. Figuren die de zaak kritisch willen benaderen, wordt het lastig gemaakt om er brutaal met de neus bovenop te staan. Alleen geestelijke ‘believers’ mogen de wekelijkse seance meemaken. Haar moeder en zus Jaan houden opdringerige bezoekers buiten de deur. In Welberg heerst de wet van het bovennatuurlijke. Beschermengel Solemnis helpt Jaan door met onzichtbare hand verbanden aan te leggen en gezicht, haren en wonden te wassen. Hij tilt Janske als een veertje op zodat Jaan snel het bed kan verschonen. De engel legt het besmeurde beddengoed onder het nachtkastje, waar het bloed er weer wordt ‘uitgetrokken’. Tussendoor verricht Janske ook de nodige wonderen. Krijgt een auto met pech weer aan de praat enzo – dat soort dingen. De jonge, ongetrouwde maagd wordt een charismatische raadgeefster voor de tobbende celibatairen  inzake seksuele problemen. Niemand schijnt het vreemd te vinden. Alhoewel niet álles voor zoete koek wordt geslikt. Zelfs Janske’s moeder zegt de rare ‘fratsen’ van haar dochter niet altijd te kunnen volgen en is bang voor de schande die mogelijk over de familie zal komen. Twijfel, ongeloof, afwijzing, roddel en achterklap zijn een vast onderdeel van het Welberg-verhaal.

 

Het begint geestelijk, het eindigt vleselijk

Margry vertelt dat zijn oma Janske nog heeft meegemaakt: “… Zodra de mis was afgelopen en zij uit de kerkbank was gestapt, trappelden parochianen van ongeduld om even te kunnen zitten op de nog warme ‘heilige’ plek, die Janske zojuist had verlaten…”. Oma herinnert zich als de dag van gisteren hoe Janske tijdens een bezoek tot haar stomme verbazing ‘speels-kinderlijk’ bij pastoor Ermen op schoot kroop. In de katholieke kerk betekent ‘mystiek’ het intens streven naar eenwording met God: er kan gevoelsmatig een ‘fusie’ met het goddelijk lichaam ontstaan (in bijvoorbeeld het Jodendom en bij protestanten als Karl Barth blijft God daarentegen de ‘Gans Andere’: wie zijn wij dat wij op gelijke voet met God zouden kunnen staan!): “… Mystici konden zich ‘verdrinken’ in zijn bloed, dat als voeding diende en dan ook een intoxicatie van de ziel teweeg kon brengen…”. Het gaat allemaal veel verder dan de protestantse veronderstelling dat de mystieke ontmoeting van de gelovige met God, dan wel het goddelijke, in  de ziel plaatsvindt: “… Dat kwam overeen met de idee van kerkleraar Augustinus dat de hemel eigenlijk in het hart is te vinden…”. Even verder: “… De mystieke spirituele eenwordingservaring kan gepaard gaan met velerlei lichamelijke verschijnselen. Zo kan het stoppen of verminderen van eten of drinken, ook wel inedia of ‘holy anorexia’ genoemd, spirituele ervaringen stimuleren of veroorzaken…”. Zie het vasten. “… Het onthouden van slaap kan eveneens tot zulke effecten leiden. Andere mystieke ervaringen zijn visioenen, extases en trances, waarbij de desbetreffende persoon in sommige gevallen ook nog hemelse boodschappen krijgt, in de regel van Jezus, Maria of een heilige. Daarnaast kan er sprake zijn van helderziendheid, voorzeggingen, elevaties (verheffingen in de lucht), bilocatie (op twee plekken tegelijk zijn), telekinese (op afstand doen bewegen of beïnvloeden), televisie (ver-kijken), cardiognosie (ook: scritinum cordis; doorgronden van hart/ziel), hiërognosie (beoordelen heiligheid) of glossolalie/xenoglossie (spreken of lezen van niet-geleerde talen)…”.  In de late Middeleeuwen groeiden echter ook de bedenkingen over de toenemende vulgarisering van de mystiek. Zie de befaamde Parijse universiteitskanselier en theoloog Jean Gerson die alle ‘ijlhoofdigheid’ scherp bekritiseerde. De ontsporing van de mystiek zou vooral te maken hebben met het ‘tenietdoen van het individu’, waardoor de eigen wil verdwijnt. Alles kan in zo’n geval als Gods wil worden gezien. In zo’n situatie gaat de zuivere geestelijk liefde al gauw over in vleselijke liefde, met oncontroleerbare erotiek als gevolg.

 

Hysterie

“… Kon de (religieuse) extase voor de kerk soms worden uitgelegd als bewijs van bovennatuurlijke interventie, de psychiatrie in de negentiende eeuw zette het veelal weg als hysterie…”. Christus als fetisj: “… Artsen oordeelden dat religieuze uitingen als extases en stigmatisaties in feite ziekten waren: onvervulde seksuele verlangens die als vervangende liefde in de figuur van Jezus werden beleefd…”. Opmerkelijk is dat het vrijwel altijd om een vrouwenzaak gaat en eerder in een oncontroleerbare privéomgeving plaatsvindt dan in kloosters waar alles wordt gezien.: “… Onderzoekster Tine van Osselaer noemt de periode tussen 1800-1950 als een gouden eeuw van stigmatisatie. Zij traceerde niet minder dan 245 gevallen van stigmatisatie, van wie 96 procent vrouw was…” (en nagenoeg allemaal ongehuwd). De reden voor deze ‘genderongelijkheid’ is natuurlijk dat Jezus een man is. Hij zou zich een ‘bruid’ wensen. Vanwege hun menstruatie hebben vrouwen tevens meer met bloed. Bovendien konden vrouwen op deze manier zelfbevestiging vinden en binnen een op masculiniteit gebouwde geloofshiërarchie aandacht en een plek opeisen. Gerson “… had al helemaal weinig begrip voor hen die de stigmata alleen maar voelden of onzichtbaar droegen. Niemand zag iets aan hen of kon de stigmata controleren…”. De vergelijking met het hedendaagse genderverschijnsel dat mannen zich vrouw ‘voelen’ en daarom als vrouw behandeld willen worden, dringt zich als vanzelf op. Is er sprake van een zelfde soort fenomeen? Een onderzoek naar overlap zou interessant zijn. “… Het protestantisme moest weinig hebben van mystiek. Wel bestond er de stroming van de Nadere Reformatie, die mystieke kenmerken had en zelfheiliging beoogde, maar dat manifesteerde zich vooral innerlijk en was daarmee evenmin zichtbaar…” (wat zo zijn eigen problematiek oproept). De beroemde rooms-katholieke mysticus Titus Brandsma beargumenteerde dat stigmata enkel een zaak van het katholicisme waren omdat het protestanten niet van ‘aanvullend lijden’ willen weten. Het volmaakte offer van Jezus is genoeg. De brede aandacht voor de lijdensmystiek werd in de tweede helft van de negentiende eeuw ook nog eens gestimuleerd door een algemene fascinatie voor paranormale verschijnselen: van astrologie, mesmerisme, spiritisme en mediums, helderziendheid, telepathie, occultisme tot aan exorcisme. Gek genoeg ging dat samen op met de toenemende modernisering en rationalisering. Er bleef een diepe behoefte aan mysterie bestaan.

 

Bedrog of zelfbedrog

Het katholicisme paste zich in de loop der jaren ietwat aan het protestantisme aan en begon wantrouwend tegenover al te uitbundige mystiek te staan: “… De Tilburgse Anna Maria Eeltiens, met haar stigmata en ‘oliegevende’ borsten, koos er daarom voor om maar liever over de grens, in Antwerpen, goede sier te maken. Ze werd in 1736 met haar ‘heilige anorexia’ tenslotte als schijnheilige ontmaskerd en veroordeeld…”. Eigenlijk zijn stigmatisatiegevallen nooit serieus onderzocht, aldus Margry. Tot dusver lijkt het echter vooral om bedrog dan wel zelfbedrog te gaan: “… Niet-katholieke artsen, psychiaters en wetenschappers hadden en hebben de neiging de fysieke stigmatisatie te verklaren als een fysiologisch verschijnsel. Hierbij is (auto)suggestie al dan niet in combinatie met hysterie, stress of trauma de voornaamste oorzaak van huidbloedingen, wanneer bedrog niet aan de orde is. Het staat fysiologisch en psychologisch vast dat de geest, al is het slechts in zeer bescheiden mate, bepaalde fysieke reacties op het lichaam kan teweegbrengen. Een sterke wilsconcentratie op lijden kan psychosomatisch gezien in zeldzame gevallen leiden tot bloedig zweten of bloedkleurige plekken…”. In een gedocumenteerd geval bleek iemand een verwijding van de haarvaten in de huid te hebben. De meeste gestigmatiseerden leden aan allerlei lichamelijke ziekten die op een mystieke manier werden geïnterpreteerd. Als je jarenlang in het donker in de bedstee ligt, is het niet raar dat er verlammingsverschijnselen of decubituswonden optreden. De meeste visioenen beantwoorden aan eigen fantasieën en wensdromen. Omdat hysterie zich op een tijd- en cultuurgebonden wijze manifesteert, kan het zich zeker tonen via de verschijnselen van de mystiek.

 

Wonderlijke gebeurtenissen

De wonderlijke gebeurtenissen gaan maar door in Welberg. Het heiligenbeeldje van Lidwina, dat naast Janske’s bed staat, draait uit zichzelf haar gezicht naar Janske toe. Ze loopt droog door een stortbui. De anthurium in de woonkamer bloeit uit het niets extreem snel op. Een engel duwt Ermen een bidprentje in de hand. Met kerst krijgt Janske een wassen Jezusbeeldje in een kribje dat even tot leven komt. Ze wordt zo beheerst door liefde voor haar ‘Vaderke’ dat Jezus af en toe haar hart uit haar boezem neemt en in het zijne plaatst. Haar beschermengel Solemnis helpt haar bij allerlei kleine probleempjes zoals het terugbezorgen van verloren voorwerpen. Janske kan zo snel borduren dat ze werk waar anderen maanden over zouden doen in een week fabriceert. Elke aanstaande moeder krijgt een uitgebreide babyuitzet terwijl ze ondertussen vraagt het kleintje naar haar te vernoemen. Ze ondersteunt de parochianen waar ze kan. Allemaal zijn ze gek op haar. Welberg wordt een heus maar niet officieel erkend bedevaartsoord. De katholieke kerk knijpt graag een oogje dicht want het levert veel ‘zieltjeswinst’ op. Al snel ontstaat er een adorerend ‘priesterkransje’ om Janske heen dat wel erg vertrouwelijk met haar omgaat. Jezus geeft haar vaak mystieke kussen en omhelzingen die ze ‘dronken van liefde’ door moet geven aan de rest van ‘t’ clubke’. Ze wordt overladen met dure kleding, bloemen en parfums (vandaar de ‘heilige’ geur?). Foto’s tonen een dartele, snaakse, kwajongensachtige priestergroep die koffie drinkt, tuiniert, een boom omtrekt, paardrijdt, aan een auto hangt, door de tuin fietst, sneeuwballen gooit, schuitje vaart en een kalf vangt, met Janske steevast als levendige en vrolijke heldin. Ze betrekt een ‘geheiligd kamerke’ in de pastorie. In haar kledingkast drie witte bruidsjaponnen, met soms wel een sleep van vijf meter, waarin ze regelmatig als een ware diva overdonderende entrees maakt op ‘missioneringstournees’ langs diverse Limburgse zusterhuizen. Ze krijgt langzaamaan een sterrenstatus waarvoor ‘niets te mooi of te kostbaar mag zijn’ – ook al wordt dat angstvallig buiten de publiciteit gehouden. Zie een lijstje van cadeaus dat haar ‘genadewerk’ uiteindelijk gaat ondermijnen: een bontmantel van 975 gulden, een witgouden armband met briljanten, een massief gouden kroon met edelstenen, een zilveren bijouteriedoos met gouden monogram, twee gouden roosjes voor op haar witlederen bruidsschoentjes, een rozenhouten sierdoos met monogram, een zilveren kapdoos, meerdere ‘aanzienlijke’ sommen geld waaronder 1000 gulden cash. Waar de centen vandaan komen? Ermen begint aflaten uit te geven voor katholieke kwijtschelding van zondestraffen in het vagevuur.

 

Onttovering

Als geestelijken uit de buurt de draak beginnen  te steken met alles wat er rond Janske gaande is, zijn de rapen gaar. Ondanks de oorlog bereiken eigenaardige berichten over haar het Vaticaan, waar besloten wordt een onderzoek te starten. Een kapelaan die zich kritisch over Janske uitlaat, vindt evenwel twee dode ratten onder de snelbinders van zijn fiets. Haar dorpsgenoten lijken haar op handen te dragen. Voor de plaatselijke middenstand is Janske niet minder dan de kip met gouden eieren. Na de oorlog neemt de dweperij rond Janske in eerste instantie groteske vormen aan, maar het Heilig Officie komt ook op stoom. Uiteindelijk geven Janske en Ermen toe op zijn minst honderd keer seksueel contact met elkaar te hebben gehad, zelfs in de biechtstoel (Janske’s zonde- en schuldbesef komt niet zomaar uit de lucht vallen). Daarna gaat Janske’s gezondheid hard achteruit. Ze strijdt met haar demonen die jarenlang om en in het ouderlijk huis, waar ze weer naartoe terugkeert, razen en brullen. “… Er zijn in Welberg mensen die hebben geclaimd ‘het spel’ te hebben meegespeeld door in de nacht onder andere op het rolluik te hebben geslagen, aan de bel hebben getrokken, aan de deur hebben gerammeld of te hebben geloeid en gegild…”. Een broer van Janske beweert dat hij voor duivel of spook heeft moeten spelen door op het dak van de pastorie met een stuk hout lawaai te maken. Hij lijkt Ermen te manipuleren als hij rondvertelt dat hij kan zorgen “… dat onze Jans er uitscheidt met toveren…”. Het verhaal gaat dat de dokter de ‘razernij-aanvallen’ van Janske met morfine bestrijdt, maar ze houden ook een keer op als hij leidingwater injecteert. Begin 1951 verordineert Rome dat de Welbergcultus moet stoppen en uit het zicht verdwijnen. En wel per direct, wat nog niet zo eenvoudig blijkt: “… De Heerlense Kleine Zusters van de H. Joseph hielden bijvoorbeeld de prent van Moederke achter de ijskast verborgen en haalden haar op momenten van nood weer tevoorschijn…”. Het Vaticaan kiest voor radiostilte om een schandaal te vermijden: “… Het was not done om aan geestelijken fouten of vergissingen toe te schrijven…”. Dus krijgt Janske de schuld van alles. Ze bergen haar twee jaar (vrijwillig) op in het Bredase franciscanessengasthuis, waarna ze naar een nieuwbouwwoning wordt verbannen in Wouw. Ermen zoekt troost in de fles en wordt weer een ‘gewone’ pastoor. Met gewiekste en verbazend vindingrijke manoeuvre’s blijft hij proberen de controle van zijn omgeving te ontlopen om Janske te kunnen zien. In het geheim voeren ze dagelijks eindeloze telefoongesprekken. In Welberg gaan de kaken stijf op elkaar: “… Praten over ‘het geval’ is taboe…”. In 1960 wordt Janske begraven in een zinken binnenkist om haar lichaam zo goed en lang mogelijk te conserveren. Stel je voor dat de Kerk op haar schreden terug keert en haar tóch nog heilig verklaart, dan zijn haar relieken bij de hand. 

 

Zoon en echtgenoot

De omerta rond Janske houdt aan tot ze in de eenentwintigste eeuw een ‘veilige’ comeback kan maken op een historisch informatiepaneel in het dorp en via een theaterstuk, als onderdeel van het lokaal cultureel erfgoed. In 2018 wil een ondernemer de leegstaande kerk opkopen om er een bloederig horrorrestaurant – ‘The Church of Fear’ – in onder te brengen, met duivelse Halloweenvieringen en vooral veel ‘bloody’ steaks, maar daar weet het bisdom een stokje voor te steken. De strijd om erkenning van de Moederkedevotie wordt een achterhoedegevecht, ook al dienen zich af en toe nog controversiële figuren uit het netwerk van conservatieve vroomheid aan. Margry verklaart de psychologische conditie van Janske als het mogelijk aannemen van een alter-ego: “… Ervaringen als shock, trauma, angst, seks, incest, schuld, zondegevoel of stress, kunnen allemaal een aanleiding zijn tot een gedissocieerd bewustzijn waarmee de persoon in kwestie via trance, extase of hallucinatie zich aan de werkelijkheid kan onttrekken…” (zie mijn blogs inzake romans over dubbelgangers: “Augustusblauw”, “Operatie Shylock” en “De dubbelganger”). Margry krijgt ook nog een leren koffertje in handen van de rooms-katholieke psychiater Anna Terruwe, dat pas na haar dood geopend mag worden. Ze plaatste haar vraagtekens bij het celibaat en ontwierp voor geestelijken die daarmee worstelden de zogeheten ‘bevestigingsleer’: zie mijn blog van 19.06.12. Het valies is gevuld met documenten waaruit blijkt dat zij eveneens een intens mystieke periode heeft meegemaakt waarin ze ook al een lijntje met Jezus en de maagd Maria onderhield. Bij leven ging ze er in ieder geval niet mee de boer op. Het meest opmerkelijke vind ik wel haar redenatie over dat Jezus Maria als kind nog ‘moeder’ noemt, wat verandert in ‘Vrouwe’ als hij volwassen is: daardoor kon Maria als vrouw Hem als man ‘de vreugde van de liefde schenken’. Ik ken heidense mythen waarin godinnen na het overlijden van hun man hun zoon ook als echtgenoot nemen – dus nieuw is het niet. Zie bijvoorbeeld Semiramis en Ninus.

 

Christelijke goeroe’s

Ik snap niet goed wat rooms-katholieke theologen die het celibaat aanhangen, doen met Bijbelfragmenten in bijvoorbeeld Genesis, waarin God Adam schept en al gelijk concludeert dat het niet goed is dat de mens alleen is, waarna Hij hem Eva geeft. Weten zij het beter dan God? Om het maar niet te hebben over 1 Tm 4 : 1-5 waarin ongeveer alle hierboven genoemde fenomenen aan de kaak worden gesteld: ‘dwaalgeesten’, ‘leringen van demonen’, ‘huichelachtige leugenaars’, ‘dichtgeschroeide gewetens’ en niet in de laatste plaats 'zij die verbieden te trouwen' dan wel anderen 'dwingen zich van voedsel te onthouden'. Ik snap wel dat geestelijken Jezus willen ‘navolgen’, die waarschijnlijk niet getrouwd was (er staat niets expliciet over vermeld in de evangeliën). Maar Hij was God, wij zijn maar ‘zondige’ mensjes. Ik begrijp dat het blijkbaar bijzonder ingewikkeld is om je los te weken van een christelijke goeroe, wanneer je eenmaal in zijn of haar  invloedsfeer bent beland. In het protestantisme gaat er op dat vlak net zo goed van alles mis. Zie de schokkende podcasts I en II van de christelijke psychiater Chris Verhagen (baptist) over Willem Ouweneel, professor in de biologie, theologie en filosofie - jawel - die ik vanwege zijn enorme eruditie trouwens graag lees. De laatste liet zich in met de Nigeriaanse ‘profeet’ T.B. Josua en kan daar nog steeds moeilijk afstand van doen. Ik weet het niet, ik ben toch wel blij dat de protestanten zich sinds Luther houden bij ‘alléén de Schrift’. Al reed Luther ook een flinke scheve schaats met zijn latere antisemitisme richting de Joden. Wij hebben allemaal te dealen met onze schaduw, aldus Jung. Daar kun je je maar beter bewust van zijn.

 

Uitgave: Prometheus – 2021, 400 blz., ISBN 978 904 464 858 4, 27,50

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten