Subtitel: Een bekentenis
“… Het dubbelgangersmotief wordt in romans vaak gebruikt om een innerlijk conflict of angst voor verlies van identiteit uit te drukken…”, aldus Dieuwertje Mertens in de recensie in Het Parool over “Augustusblauw” (zie mijn blog van 22.02.25). Als voorbeeld noemt ze “Operatie Shylock” van de Joods-Amerikaanse schrijver Philip Roth (1933 – 2018). Al sinds de zwarte romantiek van Edgar Allan Poe hebben dubbelgangersverhalen een vast stramien, volgens wijlen Pieter Steinz in “Het web van de wereldliteratuur”: iemand ontmoet zijn evenbeeld en wordt door hem overvleugeld, in het verderf gestort of gedood. Zeldzaam zijn de dubbelgangers die kicken op het leiden van een ander leven of tweelingen die onbekommerd gebruikmaken van het feit dat niemand weet wie wie is. Eerder besprak ik van Roth: “De menselijke smet” en “Het complot tegen Amerika”.
Ik-itis
Roth grijpt het dubbelgangersmotief direct bij de kladden door het verhaal te openen met de volgende citaten: “… Zo bleef Jakob alleen achter. En een man worstelde met hem, totdat de dag aanbrak…” (Genesis 32:24). Plus: “… Mijn hele wezen verkeert in schrille tegenstrijd met zichzelf. Het bestaan is kennelijk een conflict…” (Kierkegaard). Het verhaal. Januari 1988. Tot zijn verbijstering bereiken Philip Roth, die in Manhattan verblijft, berichten dat er in Jeruzalem iemand zit die zich uitgeeft voor hém. Zijn dubbelganger woont onder zijn naam het proces tegen Demjanjuk bij (van wie toen niet duidelijk was of hij een monsterlijke kampbeul dan wel een onnozele huisvader was) en heeft zich laten interviewen door een Israëlische krant. Hij komt zelfs op tv. Eerst denkt Roth nog dat hij lijdt aan een aanval van waanbeelden. Hij is herstellende van een verschrikkelijke Halcion-vergiftiging. Halcion is een inmiddels verboden slaappil waardoor in de jaren tachtig over de hele wereld mensen gestoord raakten. Big Pharma schoof de bijwerkingen, agressie, geheugenverlies en zelfmoordneigingen, onder het tapijt. Over zijn depressie: “… Weet je wat de kern van de ellende van een instorting is? Ik-itis. Microcosmose. Verdrinken in het piepkleine badkuipje van je eigen ik…”.
Diasporisme
Roth’s stand-in geeft lezingen om een knettergekke filosofie te promoten teneinde de verwoesting van Israël door een kernoorlog te voorkomen: het ‘diasporisme’. “… Een tweede Holocaust zal NIET plaatsvinden op het Europese continent, juist omdat de eerste daar heeft plaatsgevonden. Maar de tweede Holocaust zou maar al te makkelijk hier kunnen plaatsvinden en als het conflict tussen de Arabieren en de joden nog veel langer escaleert, zal dat – MOET dat – gebeuren…”. Hoe actueel! Het gaat om een repatriëringsbeweging: alle Joden uit Europa terug naar waar ze vandaan komen. Het is ronduit suïcidaal om te menen dat normalisatie van de Jood zal gedijen in het hart van de islam, volgens zijn kloon. Hoe rabiaat het antisemitisme in Europa ook was, de Jodenhaat die de islamitische wereld doortrekt is veel dieper geworteld en daarom gevaarlijker. Europa vormt het meest authentieke Joodse vaderland: de bakermat van het rabbijnse Jodendom, het chassidische Jodendom, het Joodse secularisme, het Joodse socialisme en natuurlijk ook het zionisme, maar dat is achterhaald. De grote meerderheid van de Joden heeft sinds de middeleeuwen in Midden-Europa geleefd. Bovendien zal door een herintegratie van de Jood in Europa het Europese geweten weer rein worden. Wat moet de échte Philip Roth met deze bizarre situatie? Niets doen of actie ondernemen? Tussen twee haakjes: iemand als de orthodoxe theoloog-filosoof Willem Ouweneel interpreteert het gevecht van Jakob met een man uit Genesis 23 (zie hierboven) óók ‘metahistorisch’ als de eeuwenoude struggle tussen Jodendom en islam/christendom, zie “Israël en de hiel van Ezau”; wat dan weer impliceert dat het op een dag allemaal goed komt, want in het Bijbelverhaal vallen Jakob en Ezau elkaar uiteindelijk in de armen. Daarna gaat ieder zijns weegs.
Elke dag een knalfeest
Roth vertrekt naar Jeruzalem om een schrijver te interviewen. Hij brengt tevens een bezoek aan de rechtbank waar het proces tegen Demjanjuk plaatsvindt. Roth beschrijft de schizofrene nazi’s die blijkbaar tegelijk een liefdevolle vader en een weerzinwekkende beul konden zijn. Het thema van de ‘gespletenheid’ die in andere situaties even onbegrijpelijk is: zie bijvoorbeeld de kinderverkrachters onder katholieke geestelijken. “… De Duitsers hebben aan de hele wereld definitief bewezen dat het niet meer uitsluitend aan psychopaten is voorbehouden om er twee volstrekt verschillende persoonlijkheden op na te houden, een verschrikkelijk aardige en een minder aardige…”. Met een in bodemloos sarcasme gedoopte pen verplaatst Roth zich in Demjanjuk: “… Krijsend in het Oekraïens, brullend in het Oekraïens, en als ze geen Oekraïens verstonden joeg hij ze een kogel door het hoofd. Wat een tijd! Zoiets maak je nooit meer mee! Nog maar tweeëntwintig en hij was heer en meester – kon met iedereen doen wat hij wilde. Een zweep en een pistool en een zwaard en een knuppel hanteren. Jong en gezond en sterk en dronken en machtig zijn, oneindig machtig, als een god! Bijna een miljoen, een MILJOEN, en allemaal joodse gezichten waarop hij de doodsangst kon lezen. Voor hem! Voor HEM! Een boerenjongen van tweeëntwintig! Had iemand in de geschiedenis van deze wereld ooit de mogelijkheid gekregen om helemaal in z’n eentje zoveel mensen te vermoorden, één voor één, van zo dichtbij? Wat een baan! Iedere dag een sensationeel knalfeest. Een doorlopend feest! Bloed! Wodka! Vrouwen! Dood! Macht! En gegil! Dat eindeloze gegil! En allemaal WERK, goed, hard werk en tegelijk uitbundig, uitbundig onvermengd genot – een genot waarvan de meeste mensen alleen maar mogen dromen, niet minder dan extase! Een jaar, anderhalf jaar hiervan is wel zowat genoeg om een man voorgoed te bevredigen; daarna hoefde een man nooit te klagen dat hij niet geleefd had; daarna kon iedereen tevreden zijn met een routinebaan van negen tot vijf…”. Daarom was Demjanjuk in Ohio zo fantastisch in het leiden van een onbenullig, saai leven, volgens Roth: “… Het mysterie is niet dat jij, die in Treblinka zo’n dolle tijd hebt gehad, later een beminnelijke, nijvere doorsnee-Amerikaan bent geworden, maar dat de mensen die de lijken voor je opruimden, je aanklagers hier, ooit nog iets hebben kunnen doen dat een beetje gewoon was na wat hun was aangedaan door mensen als jij – dat ZIJ in staat zijn doodgewone levens te leiden, DAT is ongelofelijk!...”. Op de tribune zit een schoolklas zich dood te vervelen, en dat is goed, schrijft Roth: “… voor hen HOORT Treblinka een naam te zijn van een plek in de melkweg…”.
Synchrone fenomenen
In de foyer van een hotel waar Roth schuilt voor de regen staat hij ineens oog in oog met zijn dubbelganger. Het is alsof hij “… een antihallucinogene emmer koud water in mijn gezicht gesmeten had gekregen, als een figuur uit een stripverhaal…”. De “… fascinerende werkelijkheid van zijn onwerkelijkheid…” brengt hem evenzeer van zijn stuk als “… de oneindige verwarrende antithese ervan…”. Zijn duplicaat valt hem om de hals (zie Jakob en Ezau): “… ‘Philip Roth! De echte Philip Roth – na al die jaren!’ Zijn hele lichaam beefde van emotie, gigantische emotie, zelfs in de twee handen die mijn rug stijf vasthielden. Ik moest een aantal malen heftig met mijn ellebogen stoten voordat ik me los kon rukken. ‘En dan ben jij natuurlijk de onechte Philip Roth,’ zei ik terwijl ik hem een duwtje gaf en een stap naar achteren deed…”. Even verder: “… ‘Ik kijk naar mezelf,’ zei hij extatisch, ‘alleen ben JIJ het.’…”. Hij geeft zich helemaal niet uit voor Philip Roth, hij heet écht zo en iedereen denkt vanzelf dat hij de auteur is die hij adoreert. De schrijver is een freudiaan, hij zou Jung moeten lezen: “… Wij zijn een geval van synchroniciteit, wij zijn synchrone fenomenen…”. Om zijn ideeën ingang te doen vinden bij beroemdheden heeft hij zich de identiteit van Roth aangemeten: alles voor de goede zaak, de redding van hun volk. Roth lacht zijn dubbelganger vierkant uit en loopt weg.
Het Jeruzalemsyndroom
Een tijdje later komt een verontrustend mooie vrouw naar het hotel van Roth om hem een emotionele brief van zijn dubbelganger te overhandigen: “… Haar directe, lichamelijke aanwezigheid was zo overweldigend en opwindend – en onthutsend – dat het leek alsof je tegenover de maan aan tafel zat…”. Enkele regels daaruit: “… LAAT MIJ BESTAAN. Maak me niet kapot om je eigen goede naam te bewaren. IK BEN JE GOEDE NAAM. Ik geef alleen de faam uit die jij oppot…” en “… IK BEN DE JIJ DIE NIET UIT WOORDEN BESTAAT…”. De vrouw vertelt dat ze oncologisch verpleegkundige is en verliefd werd op zijn evenbeeld toen ze hem verzorgde in verband met zijn kanker. Bovendien is ze een afgekickte antisemiet. De A-SA heeft haar gered. De Anti-Semites Anonymous, een revalidatiegroep die haar Philip heeft opgericht toen hij inzag dat giftig antisemitisme exact op alcoholisme lijkt. Wat of er mis is met diens plannen om voor zijn dood de wereld te veranderen? Nou, misschien lijdt hij aan de nieuwe vorm van hysterie die bekend staat als het ‘Jeruzalemsyndroom’? Het overkomt voornamelijk toeristen die denken dat ze de Messias of God zijn, een klein aantal beweert dat hij Satan is. Er worden ook dolende christenen in de woestijn aangetroffen die geloven dat ze de belichaming zijn van Johannes de Doper.
Moishe Pipik
Is Roth het slachtoffer van een stupide practical joke? Een halfgare escapade? “… Mijn gedachten waren verward en tegenstrijdig…”. Terwijl hij met de auteur over wie hij een stuk wil schrijven op een terrasje zit, strompelt er een oude man op hen af die hem een cheque van een miljoen dollar geeft. “… Voordat het te laat is, meneer Roth, voordat God honderd miljoen Arabieren stuurt om de joden zonder ziel af te slachten, krijsend tot Allah, wil ik mijn bijdrage leveren…”. Want: “… Een jood kent God en hoe Hij, vanaf de eerste dag dat Hij de mens schiep, zich van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat aan hem heeft geërgerd…”. Bezwerend: “… Als er ooit een nieuw hoofdstuk van de bijbel komt zult u lezen hoe God honderd miljoen Arabieren zond om het volk Israël uit te roeien wegens zijn zonden…”. Beduusd neemt Roth de cheque in ontvangst. Dus dáár gaat het om: “… Stokoude mensen poen afpersen – oude joden geld aftroggelen. Wat een alleraardigste zwendel…”. Roth: “… Buiten de waanzin en het gekkenhuis komen dubbelgangers voornamelijk in boeken voor…”. En wel “… als volledig vleesgeworden duplicaten die de verholen verdorvenheid van het eerbiedwaardige origineel belichamen, als persoonlijkheden of neigingen die weigeren zich levend te laten begraven en die de beschaafde samenleving infiltreren om het zondige geheim van de negentiende-eeuwse gentleman te onthullen…”. Zie dr. Jekyll en mr. Hyde. Hij weet alles van de ficties over de ficties van dubbele persoonlijkheden omdat hij er over gedoceerd heeft aan de universiteit. Echter, de oplichter waar hij mee van doen heeft is niet de ‘andere ik’, de ‘tweede ik’, de ‘onverantwoordelijke ik’, de ‘abnormale ik’, de ‘tegenwerkende ik’, de ‘misdadige, schandelijke ik die mijn zondige fantasieën over mezelf belichaamt’, geen ‘vermaard, bestaand en gerenommeerd archetype’, maar een werkelijk bestaand persoon die hij de schertsende onzinnaam Moishe Pipik, Mozes Navel, geeft.
Haten
Op de markt wordt hij herkend door een Egyptenaar met wie hij jaren geleden aan Harvard studeerde. George Zee. Inmiddels woont hij in de bezette gebieden te Ramallah. “… ‘Wat doe je hier, Zee?’ Hij lachte me vriendelijk toe en antwoordde: ‘Haten.’…”. George gaat met het schuim op zijn mond zo krankzinnig tekeer over de Palestijnse bezetting, dat Roth van meet af aan denkt dat hij het allemaal faket: “… Ouwehoer, dacht ik, toneelspeler, leugenaar, bedrieger, maar het enige wat ik deed was zijn omhelzing beantwoorden met een vurige dubbelhartigheid die niet onderdeed voor de zijne…”. Spioneert George voor de Israëliers? Of is gigantisch, blijvend onrecht genoeg om een fatsoenlijk man gek te maken? Roth laat zich meenemen naar een militaire rechtbank, waar volgens George onschuldige Palestijnse stenengooiers de handen worden gebroken. Een cynische Joodse advocaat schudt zijn hoofd over de ziekelijke naïveteit van linkse schrijvers als Roth: “… Toen vertrouwde hij me toe: ‘Dit is het Midden-Oosten. Wij zijn allemaal goed in liegen met een glimlach. Oprechtheid hoort in deze wereld niet thuis…”. Hoe dat te verklaren is? Door the struggle of the fittest die heerst in de woestijn. Elk grassprietje is een zaak van leven of dood. “… Het gaat om mijn dier tegen het jouwe. Daar begint het eigenbelang en dat rechtvaardigt alle onbetrouwbaarheid. In de islam bestaat het idee dat ‘taqija’ heet. In het Engels ‘veinzen’ genoemd…”. Het is een onderdeel van de islamitische cultuur die niet verwacht dat je domme dingen zult zeggen waardoor je jezelf in gevaar brengt: “… Veinzen, twee gezichten hebben, geheimzinnigheid – allemaal waarden die bij uw vrienden hoog aangeschreven staan…”, aldus de advocaat. Mensen zeggen het één maar denken het ander: “… Ze hebben hier een uitdrukking voor, ‘het drijfzand’ – ‘ramál mutaharrika’. Een voorbeeld. Hoewel ze een grote mond opzetten over de bestrijding van het zionisme hebben ze tijdens het mandaat voortdurend land aan de joden verkocht…”. Roth: “… ik zou beter af zijn in de jungle, dacht ik, waar een brul een brul is waarvan de betekenis je moeilijk kan ontgaan…”.
Een concept van holenmensen
Vervolgens troont George hem mee naar huis om kennis te maken met zijn vrouw en dwarse zoon, waardoor er nog veel meer meningen over de Palestijnse zaak over tafel rollen. Iedereen denkt dat Roth Moishe Pipik ís. Roth besluit ondertussen Moishe Pipik te spélen. Lyrisch steekt hij de loftrompet over de liedjesschrijver Irving Berlin die met “Easter Parade” en “White Christmas” de christelijke feesten ‘ont-Jezust’, door van Pasen een modeshow en van Kerstmis een sneeuwfestijn te maken: “… Van de bloederigheid en de moord op Christus blijft niets over – weg met de crucifix…”. Kwam niet al het antisemitisme voort uit het christelijke idee dat de Joden Jezus hadden vermoord? Berlin verkitschte het christelijke geloof: “… Als een verkitscht christendom een christendom zonder Jodenhaat is, dan roep ik drie hoeraatjes voor kitsch…”. Ja, “… Ik was trotser, vertelde ik, op ‘Easter Parade’ dan op de overwinning in de Zesdaagse Oorlog en ik vond dat ‘White Christmas’ meer zekerheid schonk dan de Israëlische kernreactor…”. De vrouw van George moet niets van welk slachtofferschap dan ook hebben en roept de mannen op eindelijk eens volwassen te worden: “… hoeveel slachtoffers passen er in godsnaam op dit kleine plekje grond?...”. Ze bestempelt het diasporisme als een luchtkasteel. Alle Joden weg? Meneer Roth de ‘anti-Mozes’ van de ‘de-Israëlisatie’? Een nieuw Palestina zonder Joden, waar voortaan van ieder gebouw een Palestijnse vlag mag wapperen waar iedereen twintig keer per dag voor in de houding mag staan om hem te begroeten? Betalen met ‘bloedeigen’ bankbiljetten waarop het portret van vader Arafat? Waarom kunnen ze pas beginnen met mens zijn als de bezetting voorbij is? De morele kinderachtigheid van degenen die beweren niet te kunnen leven, niet te kunnen ademen, omdat iemand een schaduw over ze heen werpt! Waarom niet loyaal aan het intellect? Waarom niet loyaal aan de literatuur? Aan kunst, boeken, gezond verstand, wetenschap? Ze haat al het onmetelijke egoïsme en infantiele idealisme en bekrompen provincialisme. De xenofobe klaagzangen, de sentimentaliteit van alle onnozele, stomme etnische mythologieën. De fanatici en hun megalomane fantasieën: “… Wortels! Een concept waar holenmensen hun leven naar inrichten!...”. Even verder: “… Er ligt niets in de toekomst voor deze joden en deze Arabieren behalve nog meer tragiek, lijden en bloed. De haat aan weerszijden is te gigantisch, die overheerst alles. Er is geen vertrouwen en dat zal er de eerste duizend jaar niet zijn…”.
Lezen tegen de waanzin
Een taxi brengt Roth in het donker terug. De versleten, slaperige chauffeur blijft maar vragen of hij een zionist is. Roth vindt dat hij daar niets mee te maken heeft, dus antwoordt niet. Onderweg worden ze aangehouden door een militaire patrouille. Eén van de soldaten brengt Roth naar zijn hotel. Hij vertelt dat hij nog een half jaar moet voordat hij afzwaait. “… Zou het hem lukken voor die tijd niet krankzinnig te worden? Hij wist het niet. Daarom verslond hij twee, drie boeken per dag – om zich iedere vrije minuut te onttrekken aan de waanzin van dit bestaan…”. Het is Israëls noodlot om in een zee van Arabieren te leven. Hij weet heus wel dat de Arabieren negen tiende van hun ellende te danken hebben aan de idiotie van hun eigen politieke leiders, die onveranderlijk de verkeerde keuzes maken, maar toch heeft hij zin om te kotsen wanneer hij naar zijn eigen regering kijkt. Misschien is authentiek Jood zijn wel in de diaspora leven. Misschien wil hij liever statenloos zijn. “… Dat hebben we geprobeerd…”, zegt zijn vader. “… Het werkte niet…”. In het hotel blijkt de binnenstebuiten gekeerde Theodor Herzl zich tot Roth’s grote schrik toegang te hebben verschaft tot zijn kamer. Hij komt de cheque opeisen. Maar die is Roth tijdens de aanhouding tussen Ramallah en Jeruzalem kwijt geraakt: “… Een miljoen dollar, weggewaaid over het zand van de woestijn en inmiddels waarschijnlijk halverwege Mekka…”. Het eindigt ermee dat Roth zijn dubbelganger de gang op dondert en een kast voor de deur schuift om niet weer verrast te worden.
Ik ben waardeloos, God is alles
Het verhaal wordt steeds gekker. Een tijdje later staat de verpleegster aan zijn deur te smeken om binnen gelaten te worden. Of hij het onzalige plan van Moishe Pipik kan verijdelen om de zoon van Demjanjuk te ontvoeren. Met een stel ultra-orthodoxe Joden wil hij Demjanjuk junior in mootjes snijden om zijn pa via de opgestuurde lichaamsdelen van zoonlief tot een bekentenis te dwingen. Roth wil weten wie ze is. Ze vertelt dat ze op veertienjarige leeftijd van huis is weggelopen, al liftend aan de dope begon, een Hare Krishna-bijeenkomst in San Francisco meemaakte en daarna twaalf jaar christen is geweest. Ze belandde bij de Jezus-beweging van de hippies. Tijdens een dienst werd degenen die Jezus in hun hart wilden sluiten, gevraagd op te staan. Ze was de enige die daar gevolg aan gaf. Ze was ineens de ster. Iedereen hield van haar. Een overweldigende ervaring voor een meisje dat thuis nooit aandacht kreeg. De boodschap die ze incorporeerde: “… Ik ben waardeloos, ik ben niets, God is alles…”. Ze werd verpleegster uit ‘onzelfzuchtigheid’: “… Ik was dol op zelfvernedering. Ik voelde me waardeloos, en dit bevestigde min of meer mijn gevoel van waardeloos zijn…”. Even verder: “… Ik weet nog dat ik mezelf heb aangeleerd om nergens naar te kijken als ik over straat liep. Ik keek alleen recht voor me uit. Ik wilde niet afgeleid worden van mijn denken aan God. Maar dat houd je niet vol. Het is te moeilijk. Dat verliep dan zo’n beetje – en dan werd ik overweldigd door schuldgevoel…”. Roth: “… Hoezo schuldgevoel…”. Zij: “… Omdat ik niet zo verliefd op God was als Hij verdiende. Het was mijn schuld dat ik belangstelling had voor wereldse dingen. Zeker toen ik ouder werd…”. Vervolgens had ze de kerk weer nodig om vergeving van zonden te ontvangen. De kerk als (spirituele) wasstraat: een vicieuze cirkel. “… Christen zijn betekende voor mij gedeeltelijk dat je niet dacht. Dat ik naar de ouderlingen kon gaan en vragen wat ik moest doen…”.
Stop me in je koffer en neem me mee
Overgave aan de groep en uitwissen van het ego lijkt bon ton in allerlei kerken, sektes en bewegingen: zie de vierdelige documentaire van Stine Jensen ‘Dus ik volg’. “… Dood aan het individu, je moet jezelf versterven, lijden maakt dat je Hem beter kunt dienen…”. Even verder: “… Je moet God door jou laten leven, zodat jezelf niet meer wordt dan een vat…”. De verpleegster: “… Luister, begrijp me goed, ik vond het heerlijk om niets te zijn. Ik bedoel, ik vond het heerlijk en ik vond het afschuwelijk. Ik kon zijn wat ik volgens mij eigenlijk was, waardeloos, en erom GEPREZEN worden…”. Het kan een weldaad zijn om verlost te zijn van de verantwoordelijkheid voor jezelf. Een en ander staat mijns inziens evenwel in schril contrast met Calvijns pleidooi voor individuatie: ‘Godskennis is zelfkennis’. Het gaat niet om jezelf vergeten, het gaat juist om jezelf genadeloos onder ogen komen. Zie Lieke Marsman in “Op een andere planeet kunnen ze me redden”. Ik vind het een fascinerend onderwerp. In “Het evangelie van Pilatus” laat Eric-Emmanuel Schmitt een jongetje zeggen: “… Mama, diep in mezelf vind ik niet mezelf…”. Willem Kloos had niet het laatste woord toen hij dichtte: “… Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten…”. Paradoxaal genoeg is de mystieke beleving: “… U bent een God in ’t diepst van mijn gedachten…”. De verpleegster relativerend: “… Toch heeft het christendom me voor een hoop idiote dingen behoed. Ik heb mijn school afgemaakt, ik gebruikte geen drugs, ik ging niet met iedereen naar bed. Wie weet wat er anders van me geworden was?...”. Even verder: “… ‘Christen zijn heeft me voor een hoop gekte behoed,’ zei ze, ‘maar niet voor antisemitisme’…”. Zoekt ze in Roth de zoveelste beschermer? “… Stop me in je koffer en neem me mee…”, huilt ze.
Paranoia
Roth is al op weg naar het vliegveld als hij bedenkt dat wanneer Moishe Pipik en de zijnen de tenen van Demjanjuk junior beginnen af te snijden om ze één voor één op de post te doen, dat een buitenkansje zal zijn voor Demjanjuks advocaten. Ze zullen het gebruiken om het medeleven van de hele wereld op te trommelen voor hun cliënt. Demjanjuk als zondebok. Direct maakt hij rechtsomkeert. Moishe Pipik en de verpleegster blijken opgelost in het niets. Wel vindt hij een bandje in zijn cassetterecorder waarop zijn imitator een boodschap vol complottheorieën over de Joden heeft ingesproken. Hoeveel mannen zitten er in die man? Hebben ze een spelletje met hem gespeeld? Wordt hij van meet af aan belazerd? De paranoia slaat toe.
Shylock
Hij komt een antiquair tegen die hem uitlegt dat het Joodse volk al vierhonderd jaar in de schaduw van Shylock leeft, een personage uit “Hamlet” van Shakespeare: “… Ik heb de drie woorden bestudeerd waarmee de wrede, afstotelijke en schofterige jood, misvormd door haat en wraak, als onze doppelgänger in het bewustzijn van het verlichte Westen is doorgedrongen. Drie woorden die alles bevatten waarom de jood gehaat is, drie woorden die de jood in twee millennia christendom hebben gestigmatiseerd en die het joodse noodlot tot op de dag van vandaag bepalen, en waarvan alleen Engelands grootste schrijver zo vooruitziend had kunnen zijn om ze er op die manier uit te lichten en te benadrukken…”. ‘Three thousand ducats’: “… Welke jood kan ze vergeten? Welke christen kan ze vergeven?...”. Shylock is het beeld van: “… De weerzinwekkende, afschuwelijke jood wiens wortels in de kunst teruggaan tot de passiespelen van York, wiens blijvende status als boosdoener niet alleen van de toneelkunst maar ook van de geschiedenis ongeëvenaard is, de geldschieter met zijn haakneus, de gierige, op geld beluste, egoïstische dégeneré, de jood die naar de SYNAGOGE gaat om de moord op de deugdzame christen te beramen – DAT is de jood van Europa, de jood die in 1290 is verdreven door de Engelsen, de jood die in 1492 is verbannen door de Spanjaarden, de jood die geterroriseerd is door de Polen, afgeslacht door de Russen, verbrand door de Duitsers, versmaad door de Britten en de Amerikanen terwijl de ovens in Treblinka roodgloeiend waren…” (zie ook: “De erfenis van Pilatus” van Anne-May Wachters). En passant komt verder nog de kaping van de Achillo Lauro voorbij waarbij een Joodse invalide in zijn rolstoel door Palestijnse vrijheidsstrijders door zijn hoofd werd geschoten en in de Middellandse Zee gedumpt, waar ik ook al ooit een boek over heb gelezen: “Zeevonk” van Josha Zwaan.
Het Joodse vraagstuk
Uiteindelijk wordt Roth van de weg geplukt en urenlang in een gebouw opgesloten, om tot zijn verbijstering uit zijn eenzaamheid te worden verlost door de oude man die hem de vorige dag de cheque van een miljoen overhandigde. Hij wil Roth ronselen voor de Mossad. Hij beweert dat Pipik al enkele uren nadat hij door de douane kwam met een vals paspoort werd gerapporteerd als zwendelaar. Zonder dat hij het wist hebben ze Roth laten rennen als een rat in een doolhof. Hij is meer dan geslaagd voor de spionagetest: “… U hebt hoge cijfers gehaald. Uitmuntend voor alle instincten. Hoe u van binnen ook sidderde en zelfs moest braken – u hebt niet in uw broek gepoept of een verkeerde zet gedaan…”. Zijn Palestijnenvriend George zal overtuigd zijn van zijn sympathie voor de PLO nu hij ontvoerd is door de Israëlische inlichtingendienst. Dus of hij even naar Athene kan reizen om te checken wie de Joodse geldschieters zijn die daar volgens hardnekkige geruchten de PLO aan het spekken zijn (echt: sommige Joden hebben hevig met de verdrukte Palestijnen van doen). Roth bezwijkt vanwege een ‘immense nieuwsgierigheid’. Laat zich zonder verzet meeslepen door wat vreemd is. Wie weet rolt er wel een bestseller uit zijn avontuur als geheim agent. Uiteindelijk schrijft hij niets over wat er in Athene is gebeurd, omdat de Mossad hem duidelijk maakt dat dat schadelijk is voor de belangen van de staat. Zij kunnen zijn reputatie als Joodse luis in de Israëlische pels maken en breken: “… ‘De joden hebben voor jou genoeg nagelaten. Dat moet zelfs jij toegeven.’ ‘O ja? Wat hebben ze dan nagelaten?’ ‘Uitvoering te geven aan het zeer sterke verlangen om een stok te pakken en je tanden uit je mond te slaan. Toch heeft in veertig jaar tijds niemand dat gedaan. Omdat het joden zijn en jij schrijver bent, geven ze je in plaats daarvan prijzen en eredoctoraten. Niet precies de manier waarop Rushdie door zijn volk is beloond. Wie zou jij eigenlijk zijn zonder de joden? Je dankt alles wat je hebt geschreven aan hen, zelfs dat boek over honkbal en het zwervende team zonder thuis. Joodsheid is het vraagstuk dat ze je hebben opgegeven – als de joden je niet gek maakten met dat vraagstuk zou er helemaal geen schrijver zijn.’…”. Juist zijn ‘dubbelheid’, zijn haat-liefdeverhouding met het Jodendom (daar heb ik momenteel ook last van), maakt Philip Roth tot de schrijver die hij is. Of was.
Uitgave: De Bezige Bij – 2004 (eerste druk 1993), vertaling Else Hoog, 443 blz., ISBN 904 613 053 3
Alleen tweedehands verkrijgbaar
Geen opmerkingen :
Een reactie posten