donderdag 23 februari 2023

Het Christus mysterie – Richard Rohr

 


Subtitel: Hoe Gods tegenwoordigheid alles wat je ziet, hoopt en gelooft kan veranderen

 

“… De aarde zit boordevol hemel / en elke struik, hoe gewoon ook, / staat in lichterlaaie van God. / Maar enkel hij die het ziet / doet zijn schoenen uit...”Elizabeth Barrett Browning (Aurora Leigh)

 

Een lezer tipte mij aangaande “Het Christus mysterie” van de franciscaanse priester Richard Rohr (Kansas - 1943) uit Albuquerque - New Mexico, die zijn kloosterspiritualiteit verbindt met grote theologische thema’s. Hij heeft in zijn boeken aandacht voor contemplatie en wil ons bewegen tot radicale compassie voor mensen in nood. In 2017 verscheen “De goddelijke dans”, zijn boek over de drie-eenheid. Of ik hem helemaal snap en alles wel theologisch door de beugel kan, weet ik ook niet. Ik ben geen theoloog en zelfs niet rooms-katholiek, maar mijn interesse voor de mystieke kant van het christendom is groot en ik vond prachtige gedachten in zijn werk. Rohr noemt zich een ‘dienaar van het mysterie van God’, wat ik op zich al een hele mooie en nederige uitdrukking vind. Wat wéten we nu helemaal?! Zijn theologie is méér dan een ‘breintrip’ (zie mijn vorige blog) – dat is precies wat zijn spiritualiteit zo bijzonder maakt.

 

Sacrale kosmologie

Rohr over het ‘diepe en kalme zien’ dat eigen is aan ‘contemplatie’: “… Wanneer we beseffen dat de gehele fysieke wereld om ons heen, de hele schepping, zowel de plek is waar God zich verbergt als de plek waar God zich openbaart, dan wordt deze wereld een thuis: veilig, betoverd, vol genade voor ieder die op een grondige wijze ziet…”. Religie staat voor ‘verbinding’. Re-ligio = her-verbinden: “… Religie heeft als taak om ons te helpen de wereld en onszelf in heelheid te zien, en niet slechts in gescheiden delen…”. Het gaat om zien vanuit ‘eenheid’. De ‘verbale’ orthodoxie is een prioriteit geworden in het christendom: “… Dit heeft er op momenten zelfs toe geleid dat mensen op de brandstapel eindigden, omdat ze niet ‘het juiste zeiden’…”. Volgens Rohr draait het geloof niet alleen om al dan niet goed onderlegde theorietjes. Er is oneindig veel meer en het gaat vele malen dieper. Hij maakt duidelijk dat Christus niet zozeer de achternaam van Jezus is, maar een ‘kosmologische’ betekenis heeft. Christus heeft de hand gehad in de schepping: zie het Genesis verhaal. Toen was Hij er dus al. Dóór en ín Christus zijn alle dingen: “… alles dat bestaat in materiële vorm is voortgekomen uit een Oerbron, die oorspronkelijk bestaan heeft als Geest. Deze Oneindige Oerbron heeft zich op een of andere manier uitgestort in eindige zichtbare vormen, en heeft alles geschapen, van rotsen tot aan water, planten, organismen, dieren en mensen – alles wat we met onze ogen kunnen zien…”. Deze fysieke schepping noemt Rohr de ‘eerste incarnatie’: “… de algemene term voor vleeswording van de geest…”. Een manier van kijken die je geloof enorm verruimt. Je nieuwe energie kan geven. “… Lang voor Jezus’ persoonlijke incarnatie was Christus al diep ingebed in alle dingen…”. Jezus en Christus geven ons een God die zowel ‘persoonlijk’ als ‘universeel’ is. Vandaar dat de schepping heilig is. De incarnatie is dus meer dan alleen ‘God die Jezus wordt’: de tweede incarnatie. “… De tweede incarnatie vloeide voort uit de eerste, uit Gods liefhebbende eenwording met de fysieke schepping…”, volgens Rohr. Hoe raar dat ook mag klinken. Rohr heeft het zelfs over een derde incarnatie: het zich voort ontwikkelende menselijke Lichaam van Christus (1 Korintiërs 12:12 e.v.). God die in ons wonen wil: “… God heeft de dingen lief door de dingen te worden…”. Alles op aarde en in de hemel werkt er naar toe om bijéén gebracht te worden onder één hoofd, namelijk Christus (Efeze 1:9,10). Het christendom beweegt zich richting een radicale inclusiviteit. Geen enkele andere religie doet dat. Er is dus sprake van herstel, verandering, ontwikkeling, evolutie. De westerse kerk noemt dit proces ‘verlossing’, de oosterse kerk ‘vergoddelijking’ (theosis).

 

Licht

Rohr brengt de uitspraak van Jezus dat Hij ‘het licht voor de wereld is’ (Johannes 8:12) in verband met het licht van de eerste scheppingsdag, dat klaarblijkelijk een ander licht is dan dat van de zon, de maan en de sterren. ‘Het Woord ís licht’, schrijft Henk Vreekamp in“Het jaar van Vivaldi”. Een en ander is misschien niet letterlijk genoeg te nemen: “… Wetenschappers hebben ontdekt dat wat voor het menselijk oog eruitziet als duisternis in werkelijkheid gevuld is met kleine deeltjes die neutrino’s worden genoemd. Dit zijn lichtsnippertjes die door het hele universum hun weg afleggen. Schijnbaar bestaat er nergens zoiets als volledige duisternis, al lijkt dat wel zo voor het menselijk oog. Het evangelie van Johannes had het meer bij het rechte eind dan we ons realiseerden toen hij schreef over ‘een licht dat de duisternis niet in haar macht heeft gekregen’ (1:5)…”. Zie ook de natuurkundige Heino Falcke die in “Licht in de duisternis” uitlegt dat alles op het allerdiepste niveau bestaat uit licht. Iets wat mij met stomheid slaat. Rohr: “… Vergeet niet: licht is niet zozeer dat wat je direct ziet als wel dat wat maakt dat je al het andere ziet…”. Zonder een besef van de inherente heiligheid van de wereld wordt het moeilijk om onze werkelijkheid te respecteren, te beschermen of lief te hebben: “… De consequenties van deze onwetendheid zien we overal om ons heen, in de manier waarop we onze medemensen hebben uitgebuit en beschadigd, maar ook onze geliefde dieren, het web van alles dat groeit, het land, het water en zelfs de lucht…”.

 

En Christo

“… Alle schepselen moeten op de een of andere manier het goddelijke DNA van hun schepper dragen…”. Je bent altijd een kind van God, ook als je dat niet gelooft, aldus Rohr. Ik hoorde Antoine Bodar eveneens een keer zeggen dat iedereen een kind van God is, ook al weet men dat niet. Dat lijkt een diep-katholieke notie. Als je het hebt over het ‘collectief onbewuste’!  “… Jij bent niet je gender, je nationaliteit, je etniciteit, je huidskleur of je sociale klasse. Waarom, o waarom, laten christenen deze tijdelijke kostuums, of wat Thomas Merton het ‘valse zelf’ noemde, doorgaan voor het wezenlijke zelf, dat altijd ‘met Christus verborgen in God’ is (Kolossenzen 3:3)?...”. De mensheid is hooguit ‘in gedachten’ gescheiden van God. Door haar eigen negatieve keuze. Paulus zegt: “… In hem leven wij, bewegen wij en zijn wij…”. We zijn allemaal ‘en Christo’: “… of we dat nou willen of niet, of we daar nou blij mee zijn of niet, of we ons daar nou bewust van zijn of niet…”. Als je niet het juiste woord voor God hebt, betekent dat nog niet dat je niet de juiste ervaring hebt. We dragen allemaal het volmaakte ‘ongewonde’ beeld van God met ons mee, aldus Rohr. Hij noemt dat de ‘erfzegen’, in tegenstelling tot het begrip ‘erfzonde’, hetwelk Augustinus op het christelijke erf lanceerde maar de Bijbel niet kent (het duidt op onze ‘valse start’ met betrekking tot de ‘zondeval’ van Adam en Eva). Sinds het allereerste begin heeft JHWH het joodse volk laten weten dat geen enkel woord Gods eindeloze mysterie kan vatten. Er valt geen controle uit te oefenen op God: Hij is altijd groter. “… Je bent geneigd een God te scheppen die precies als jij is – terwijl het de bedoeling is dat het tegenovergestelde gebeurt…”.

 

Paulus

Rohr: “… We moeten naar Jezus kijken totdat we naar de wereld om ons heen kunnen kijken met zijn soort ogen…”. Het is niet genoeg van Jezus te houden en verder van niemand. “… Een volwassen christen ziet Christus in alles en iedereen…”. Even verder: “… Mensen zijn bedoeld om meer van mensen te houden dan van principes en Jezus leefde dat op perfecte wijze voor…”. Zie zijn omgang met 'zondaren'. Rohr gaat diep op de bekering van Paulus in, waarin deze een 'licht' ziet waaruit een 'stem' klinkt die zich voorstelt als 'Jezus die hij vervolgt'. “… Als hij schrijft over deze ontmoeting in de brief van Galaten gebruikt Paulus een zeer veelzeggende zin. Hij zegt niet ‘God heeft zijn Zoon AAN mij geopenbaard’, zoals je zou verwachten. Hij zegt: ‘God heeft zijn Zoon IN mij geopenbaard’ (Galaten 1:16). Dit hoge gehalte aan vertrouwdheid, introspectie, zelfkennis, en zelfvertrouwen was hoogst ongebruikelijk in die tijd. We vinden nauwelijks iets dat hiermee vergelijkbaar is totdat Augustinus rond het jaar 400 komt met zijn ‘Belijdenissen’, waarin hij zijn innerlijk leven beschrijft met een vergelijkbare interesse en nauwkeurigheid…”. Paulus heeft de mens Jezus nooit persoonlijk gekend. Paulus was een totale narcist of hij was daadwerkelijk ‘gekozen’. Paulus criterium voor authentiek geloof is zo eenvoudig dat het bijna eng is: “… Onderzoek uzelf of u vast op God vertrouwt, stel uzelf op de proef. U weet toch van uzelf dat Jezus Christus in u is? Als dat niet zo is, dan hebt u de proef niet doorstaan’ (2 Korintiërs 13:5,6)…”. Rohr: “… Paulus’ radicale incarnatie-denken stelt een norm voor alle volgende christelijke heiligen, mystici en profeten. Hij wist dat de Christus allereerst ‘van binnen’ erkend moet worden voordat hij ‘van buiten’ erkend kan worden als Heer en Meester….”. Oftewel: “… God moet zichzelf ‘in jou’ openbaren voordat God zichzelf volledig ‘aan jou’ kan openbaren…”.

 

Elckerlyc

Rohr: “… In de evangeliën van Matteüs, Marcus en Lucas noemt Jezus zichzelf bijna altijd ‘de Mensenzoon’, of simpelweg ‘Ieder-mens’, een uitdrukking die hij in totaal zevenentachtig keer gebruikt…”. Deze uitleg had ik nog nooit gehoord. Wij zijn in Hem. “… Wanneer jij je eigen moment van verdriet of volheid kan eren en ontvangen als een genaderijke participatie in het eeuwige verdriet of de volheid van God, dan begin je jezelf te herkennen als een participerend onderdeel van dit ene universele Lichaam. Je beweegt van Ik naar Wij…”. Net als Paulus kunnen wij Christus ontmoeten in onze eigen ‘innerlijke mentale dialoog’ of de natuurlijke wet die ‘in ons hart geschreven’ staat. “… Op nogal gewaagde wijze beweert hij zelfs dat als de zogenaamde heidenen ‘die de wet niet hebben, de wet van nature naleven’ dat zij dan ‘zichzelf tot wet zijn, ook al hebben ze hem niet’ (Romeinen 2:14,15). Dit is zonder twijfel de reden dat hij tot de hoogopgeleide Atheners sprak over ‘de onbekende God… die u vereert zonder hem te kennen’ (Handelingen 17:23)…”.  Zie ook paus Franciscus die een sterke nadruk legt op het individuele geweten. Over Paulus ferme uitspraak dat Christus alles in allen is (Kolossenzen 3:11): “… Als ik dat vandaag zou schrijven, zouden mensen mij een pantheïst noemen (iemand die gelooft dat het universum God is), terwijl ik in werkelijkheid een panENtheïst ben (God is binnen in alle dingen, maar overstijgt de dingen ook), net als zowel Jezus als Paulus…”.

 

Een injectie van geloof, hoop en liefde

Rhor noemt het in onze kern meegedragen beeld van God een ‘injectie’ van geloof, hoop en liefde. Dat is de ‘rots’ waarop wij ons ‘huis’ moeten bouwen. Zie Lucas 6:48. Hersenstudies laten zien dat wij als het ware geprogrammeerd zijn voor ellende. We focussen als vanzelf op problemen en fouten: “… Studies zoals van de neurowetenschapper Rick Hanson laten zien dat we ons minimaal vijftien seconden lang bewust moeten vasthouden aan een positieve gedachte of een positief gevoel voordat die een afdruk kan achterlaten in onze neuronen…”. We moeten ons er doelbewust in oefenen: “… Een prachtige beschrijving van deze wilsdaad is te lezen in Filippenzen 4:4-9, waar Paulus schrijft: ‘Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees ALTIJD verheugd (cursivering van mijn hand).’ Als je geneigd bent dit af te doen als een naïeve vorm van ‘positief denken’, vergeet dan niet dat Paulus deze brief letterlijk in ketenen geschreven heeft (1:17). Hoe kreeg hij dit uit zijn pen? Je zou het ‘mindcontrol’ kunnen noemen. Velen noemen dit eenvoudigweg ‘contemplatie’…”. Dit is heel wat anders dan een wedstrijd moraliteit die altijd instabiel en onzeker is. Het christelijk leven is simpelweg worden wat we in de kern al zijn (1 Johannes 3:1-2, 2 Petrus 1:3-4). “… Maar we moeten deze kernidentiteit zien wakker te schudden en de ruimte geven, door er heel bewust ja tegen te zeggen en eruit te putten als een betrouwbare en Absolute Bron…”.  Het hoeft geen betoog dat dat heel moeilijk wordt als wij onszelf zien als ‘een mesthoop’ à la Maarten Luther, ‘totaal verdorven’ à la Johannes Calvijn of als ‘zondaars in de handen van een toornende God’ à la Jonathan Edward. “… We moeten Jezus weer leren kennen als inclusieve Redder in plaats van exclusieve Rechter…”. Wij zijn geen robots. Ons ja-woord doet er toe in het goddelijke verkeer: “… Maria’s ‘ja’ bleek van wezenlijk belang te zijn voor de incarnatie (Lucas 1:38)…”.

 

Als wij maar wisten te adoreren

Rohr: “… Alleen grote liefde en groot lijden zijn sterk genoeg om onze eigen imperialistische muren van het ego af te breken en ons te openen voor authentieke ervaringen van het transcendente….”. Voor het ‘ontwaken’ van de liefde is inzicht nodig. Dwang leidt tot niets. Om gelukkig en gezond te blijven hebben we bijna allemaal een liefdesobject nodig dat onze ‘Poolster’ wordt, is de ervaring van Rohr. Iets waar we voor uit bed komen. Als de liefde ons geen gevoel van bestemming, richting, motivatie, vreugde geeft, proberen we dat doorgaans te vinden in haat. “… Op dit moment lijkt het erop, in ieder geval in de Verenigde Staten, dat het niveau van zingeving in onze cultuur gezonken is tot dit: ‘het gaat allemaal om winnen’. Vervolgens, wanneer je eenmaal gewonnen hebt, gaat het allemaal om consumeren. Ik kan werkelijk waar geen andere onderliggende filosofie bespeuren in de praktische orde van het Noord-Amerikaanse leven van vandaag de dag…”. Zo’n wereldbeeld kan de ziel niet goed of duurzaam voeden. Welke consequenties dat heeft, is te zien aan het steeds grotere aantal mensen dat een beroep doet op de ggz vanwege geestelijke problematiek. Zie hoogleraar psychiatrie Jim van Os die in het ND van 22 februari 2023 stelt: “… Met name bij jongeren is een grote toename zichtbaar. Regelmatig spreek ik studenten die zeggen: ik heb helemaal geen zin om te werken in een ratrace. In een maatschappij waarin alles maakbaar en meetbaar moet zijn en waar je wordt uitgemergeld als een soort vrijwillige slaaf…”. Zie mijn vorige blog zou ik zeggen. “… Je kunt die jongeren psychisch ziek noemen, maar misschien is het wel een heel gezonde reactie van hen…”. Rohr: “… We hebben op z’n minst één plek nodig waar we kunnen ‘knielen en de grond kunnen kussen’, zoals Rumi, de soefi-dichter en mysticus zegt… “. Liefde en lijden verzachten ons hart, waardoor we (tijdelijk) in een niet-dualistische staat van zijn verkeren. Eén zijn. Heel zijn: “… Of zoals de Franse broeder Eloi Leclerc (1921-2016) Franciscus prachtig parafraseerde: ‘Als wij maar wisten hoe te ADOREREN, dan zou niets in staat zijn onze vrede te verstoren. We zouden door de wereld trekken met de kalmte van de GROTE RIVIEREN. Als we maar wisten hoe te ADOREREN.’…”.

 

Etty Hillesum en Carl Jung

“… Je zou kunnen zeggen dat de Eeuwige Christus de symbolische ‘supergeleider’ is van de Goddelijke Energieën naar deze wereld. Jezus transformeert de goddelijke liefde naar een spanningsniveau dat geschikt is voor menselijk gebruik…”. Zonde is elke vorm van het afsnijden of blokkeren van deze stroomketen: “… En we zondigen allemaal zo nu en dan…”. God creëert ook terugtrekking en ‘verbergt soms zijn gelaat’. Rohr heeft het over een ‘goddelijke dans’. Alles staat evenwel in verband met ontdekking en eeuwige groei. Paulus en zijn collega Barnabas hamerden op de verwelkoming van de volledige heidense wereld, waar de meesten van ons ook bij horen (zie evenzo: Henk Vreekamp in "Het jaar van Vivaldi"). Als voorbeeld van een ‘anonieme christen’ noemt Rohr  Etty Hillesum die in 1943 gedood werd in Auschwitz. Ze beschouwde God als een machteloze macht - waarin christenen maar al te zeer de gekruisigde herkennen -  binnen in haarzelf, die ze onvoorwaardelijk trouw was. Haar reflecties getuigen van een diepe ‘heelheid’, veroorzaakt door het ‘samengaan van tegendelen’. De beroemde Zwitserse psychiater Carl Jung had het ook vaak over de ‘transformatie van het heel-maken’. Hij was er van overtuigd dat iedereen een ‘God-archetype’  bezit dat hij definieerde als  een ‘heel-makend instinct’. Het drijft je naar de acceptatie van het Echte, naar het in balans, in harmonie brengen van de tegenstellingen in je leven, en het onder ogen komen en incorporeren van je ‘schaduwkant’. Deze heelheid valt niet te vereenzelvigen met morele perfectie. Dan ontkennen we eerder onze innerlijke zwakheid en gaan die projecteren op anderen. Of uitleven in verslavingen: “… Het houdt ons in ontkenning van ons ware zelf, en dwingt ons te leven aan de oppervlakte…”. Rohr: “… In de jaren ’30 zei Jung dat er zoveel onderdrukt, ontkend en geprojecteerd schaduwmateriaal aanwezig was in Europa, het zogenaamde christelijke continent, dat een volgende grote oorlog bijna onvermijdelijk was. Tragisch genoeg bleek zijn voorspelling helemaal te kloppen…”.  Jung begreep dat de volledige reis richting heelheid altijd de negatieve ervaringen (het ‘kruis’), dat we geneigd zijn af te wijzen, in zich opneemt: “… Hierin was Jung christelijker dan velen van zijn critici,  die hem antichristelijk noemden…”. Zowel Etty Hillesum als Carl Jung hebben vertrouwd op en geluisterd naar de stem van God, voorbij hun ego, in hun diepste zelf. De meeste mensen zijn niet bereid hiernaar af te dalen. Toch is dit precies de reden waarom heiligen als Augustinus en Teresa van Avila de ontdekking van hun eigen ziel volledig gelijk stelden aan de ontdekking van God.

 

Voorbij je gedachten

Jezus geloofde duidelijk in ‘innerlijke’ verandering. “… Sterker nog: het eerste publieke woord dat uit zijn mond klonk was de Griekse gebiedende wijs ‘metanoite’, wat letterlijk ‘verander van gedachten’ of ‘ga voorbij je gedachten’ betekent (Matteüs 3:2, 4:17 en Marcus 1:15)…”. Het puriteinse christendom heeft veel te vaak gevonden dat ‘bepaald gedrag’ je verandert. Dat is het paard achter de wagen spannen (zie 2 Korinthe 3:18). Eerst moet je mindset veranderen. Dan volgt de rest vanzelf wel. Om te vernieuwen moet je altijd een proces van sterven aan het oude door, schrijft Rohr. Van kruisiging. De hele schepping zucht en lijdt in barensweeën (Romeinen 8:22), en toch is het universum zich volgens de wetenschap duidelijk aan het ontvouwen en uitbreiden. Waarom? Alle gelijkenissen over de komst van het koninkrijk van God zijn nooit statisch, maar leunen zwaar op de taal van ontwikkeling. Van ‘worden’: “… Mensen en de geschiedenis groeien langzaam…”. ‘Metanoeia’, verandering van bewustzijn, kan alleen met de tijd komen. Geduld blijkt de gedaante van liefde te zijn. God leidt de geschiedenis naar iets groters, breders en beters voor de hele mensheid: “… Opstanding en vernieuwing zijn in feite het universele en waarneembare patroon in alles…”. Rohr: “… Elke keer als je inademt, herhaal je het patroon waarbij de geest wordt opgenomen in materie, en herhaal je dus de eerste schepping van Adam. En elke keer als je uitademt, herhaal je het patroon waarbij de geest terugkeert tot het materiële universum. In zekere zin is elke uitademing een ‘klein sterfgeval’ waarbij we de prijs betalen voor het begeesteren van de wereld…”. En altijd wordt het weer lente: “… Liefde is de energie die het universum draagt en ons voortdrijft naar een toekomst van opstanding. Ook als wij deze energie niet liefde of God of opstanding noemen, zal zij nog steeds haar werk blijven doen…”.

 

Afdalen

Volgens Rohr is ‘geloven’ ons ‘verzoenen’ met ‘onze Bron’. In het begin van onze spirituele zoektocht proberen we vaak om ‘tegen de roltrap in naar boven te gaan’. Om ‘daarboven’ te komen. We beseffen nog niet dat Jezus ‘naar beneden’ kwam: “… De beste weg ‘naar buiten’ leggen we af als we eerst ‘naar binnen gaan’. De enige manier om ‘boven’ te vertrouwen is ‘naar beneden’ af te dalen…”. Bedenk dat zowel Paulus als Jezus hun innerlijke ervaring meer vertrouwden dan de status quo van hun eigen joodse religie. Het christelijke pad is geen kwestie van opstijgen en presteren, maar juist en steeds meer van afdalen, loslaten en afleren. Jezus ‘ontledigde zichzelf en werd aan de mensen gelijk’ (Filippenzen 2:7), werd ‘net als wij, in elk opzicht op de proef gesteld’ en ‘was ten prooi aan zwakheden’ (Hebreeën 4:15). “… Jezus nodigde Tomas en alle twijfelaars uit tot een ‘tastbare’ vorm van religie, een religie waarbij het aanraken van menselijke pijn en lijden de weg wordt naar zowel compassie als begrip…”. Menselijk medeleven is de beste en eenvoudigste manier om ons hart te openen en ons te laten leven in ons eigen lichaam. “… God heeft de dingen lief door de dingen te worden. Wij hebben God lief door ditzelfde patroon voort te zetten…”. De gekruisigde en opgestane Jezus is hét voorbeeld van de reis die alle mensen, en zelfs het heelal, moeten afleggen, aldus Rohr. De klassieke ‘Reis van de held’, uiteengezet door Joseph Campbell, gaat altijd over het verlaten van onze ‘Orde’ om via ‘Wanorde’ naar de ‘Tweede Orde’ te gaan.

 

Het eeuwig vrouwelijke

Prachtig schrijft Rohr over Maria, als beeld van de ziel (zie ook:  “Maria” van Arnold Huijgen). Archetype van het ‘eeuwig vrouwelijke’: “… Het Maria-symbool bracht de twee ongelijke werelden van materie en geest bij elkaar, de feminiene moeder en het masculiene kind, aarde en hemel, of dat ons nou bevalt of niet…”. Maria toont zich in de eerste incarnatie, de schepping, als Sofia, de Heilige Wijsheid (zie ook: “De zevende koningin” van Willem J. Ouweneel). Ze presenteert en overhandigt haar Spirituele Zoon, Jezus, de tweede incarnatie, vrucht van haar ja. Veel mensen kunnen zich beter verplaatsen in Maria dan in Jezus, omdat zij NIET God was, “… maar het archetype van ons jawoord aan God…”. Vrouwen zijn in alle culturen afgebeeld als de ontvangers van het Goddelijke Geschenk. “… Ik vind het interessant dat mannelijke goden geneigd zijn om uit de hemel te komen, en over het algemeen in verband worden gebracht met de zon, de lucht, macht en licht. Maar in de meeste mythologie en sprookjes komen de vrouwelijke goden vaak uit de aarde of de zee, en vaak worden ze in verband gebracht met vruchtbaarheid, vernuftigheid, ‘goede duisternis’ en koesterende zorg. Het zijn steevast ‘Broeder Zon’ en ‘Zuster Maan’, behalve in het Duits! Als de schepping inderdaad de eerste Incarnatie en de ‘eerste Bijbel’ is (Romeinen 1:20), als de moeder voorafgaat aan het kind, dan is het absoluut niet verrassend dat de fysieke, aardse en belichaamde symbolen herkend zouden worden in gedachten, kunst en traditie als ‘Moeder Aarde’ (nooit ‘Vader’)…”. Hoe meer macho en patriarchaal een cultuur, hoe groter vaak de Maria-devotie.

 

Zondebokken

Rohr kan als rooms-katholiek geloven in de ‘echte’ aanwezigheid van Jezus in het brood en de wijn van de eucharistie, omdat hij gelooft in de ‘echte’ aanwezigheid van Christus in de elementen. Ook ziet hij in het wijn drinken ‘als zijn bloed’ een uitnodiging om te leven in lichamelijke solidariteit met “… al het onschuldige bloed dat op aarde is vergoten, vanaf het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zecharja…”, de eerste en de laatste moorden die opgetekend zijn in de Hebreeuwse Bijbel. Jezus zet alles op zijn kop. De offers in andere religies dienden meestal als voedsel voor de goden. Jezus biedt zichzélf aan als voedsel! De franciscanen interpreteren het kruis als een “… vrijwillig gekozen openbaring van de Totale Liefde…” . Van Gods zijde, welteverstaan. Franciscanen geloven niet zo erg in ‘verzoening door voldoening’. Rohr bestempelt dat als te ‘klein’ denken over God. “… In de franciscaanse school had God geen betaling nodig om Gods eigen schepping lief te hebben en te vergeven voor haar fouten…”. Even verder: “… ‘Barmhartigheid wil ik, geen offers’, zegt Jezus in de evangelieën (Matteüs 9:13, 12:7)…”. Rohr haalt het werk van de Franse filosoof en  literatuurwetenschapper René Girard (1920-2015) naar voren, die in zijn werk tot het uiterste ging om aan te tonen dat Jezus een einde maakte aan alle offer-opvattingen van religie. Uiteindelijk dienen offers enkel als bevestiging van ons ‘voor-wat-hoort-wat-wereldbeeld’. Jezus biedt zich vrijwillig aan als de ‘zondebok’ waar mensen in alle tijden en plaatsen behoefte aan lijken te hebben: “… Het idee dat wijzelf perfect moreel zuiver zijn is de illusie die ons ego geeft als toestemming om anderen te kruisigen…”. Zie de ‘pro-lifers’ en de ‘pro-choisers’ die elkaar wederzijds in de haren vliegen. “… Girard toonde aan dat het zondebokmechanisme waarschijnlijk het funderende principe is voor de vorming van de meeste sociale groepen en culturen…”. Dit vermogen draait om onszelf in anderen te haten en aan te vallen. We zijn zélf het probleem. Door anderen naar beneden te halen, lijk je zelf heel wat. We zijn beter geworden in het anderen bekeren dan onszelf. Echter: Jezus is niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar om de wereld te redden en te herstellen: “… God redt door lief te hebben en in te sluiten, nooit door uit te sluiten of te straffen…”. Jezus veranderde het lijden via zijn kruisiging in opstanding. Christenen delen dat lot.

 

De ‘Big Crunch’

Rohr: “… Als ik erken dat alle lijden en kruisiging (die van God, de planeet, mens, dier) ‘één lichaam’ is, dat op een dag omgezet wordt in ‘één lichaam’ van kosmische opstanding (Filippenzen 3:21), kan ik op z’n minst leven zonder door te draaien of permanent depressief te zijn…”. Uiteindelijk zal God alles in zich opnemen: “… precies wat natuurkundigen voorspeld hebben dat er gaat gebeuren met het heelal op het moment dat die zich niet langer meer uitbreidt. Ze noemen het de ‘Big Crunch’ en er zijn er zelfs die beweren dat die niet langer dan een nanoseconde gaat duren. (Zou dit een werkelijke omschrijving kunnen zijn van de ‘Wederkomst van Christus’? Of het ‘Laatste Oordeel’? Ik denk het wel.)...”. Over het fenomeen van ‘de hel’: “… De oosterse iconografie – in tegenstelling tot westerse afbeeldingen waarop vlammen en martelingen de boventoon voeren – tonen vaak hoe Jezus de zielen uit de hel trekt, niet hoe hij ze erin duwt…”. Volgens hem is Jezus ‘nedergedaald ter helle’ om deze ongedaan te maken. Alles ademt de ‘opstanding’. Mensen worden eerder gestraft ‘door’ hun zonden, dan ‘voor’ hun zonden. Goedheid is haar eigen beloning en kwaad zijn eigen straf. Rohr wijst, evenals Pauline Weseman in “Ziel zoekt zin”,  op nieuwe onderzoeken die aantonen dat veel christenen parakerk-organisaties in het leven roepen. Menig kerkverlater zoekt zijn of haar heil in denktanks, supportgroepen, gebedsgroepen, studiegroepen, projecten waarbij huizen voor armen worden gebouwd, healing circles en missie-organisaties: “… In die zin zou het kunnen dat christelijk gedrag in werkelijkheid meer toeneemt dan we denken…”. Even verder: “… Vergeet niet: de merknaam doet er niet toe. Het gaat erom dat Gods hart beschikbaar en actief wordt gemaakt op deze aarde…”. Rohr: “… Ik ontmoet bijna dagelijks christenen die hun waarden uitleven, en dat steeds meer ‘gewoon doen’ (orthopraxie), zonder al het gedoe over hoe ‘gelijk’ ze hebben (orthodoxie)…”. Even verder: “… Het lijkt erop dat God zeer nederig en geduldig is, en dat hij zal slagen in zijn taak, ook zonder dat wij als cheerleaders optreden…”. Rohr: “… Alles zal goed komen aan het einde. Is het nog niet goed gekomen, dan zijn we nog niet aan het einde…”.

 

Uitgave: KokBoekencentrum – 2019, vertaling Daan Savert, 272 blz., ISBN 978 904 353 200 6, 24,99

Rechtstreeks bestellen bij bol.com: klik hier

zondag 19 februari 2023

Wij – Jevgeni Zamjatin

 


Giuliano da Empoli vertelt In “De Kremlinfluisteraar” (zie mijn vorige blog) hoe hij zich in gedachten laat vergezellen door Jevgeni Zamjatin, de schrijver van de Russische dystopieWij” uit 1920, die volgens hem een tijdmachine is: “… Zonder het te beseffen had hij precies een eeuw overgeslagen en zich direct tot onze tijd gericht…”. Zamjatin beschrijft een maatschappij waarin elke vorm van privacy is verdwenen. “… Sinds ik hem heb ontdekt is Zamjatin voor mij een obsessie geworden. Zijn werk leek alle vraagstukken van onze tijd samen te ballen. Dat boek beschreef niet alleen de Sovjet-Unie, maar vooral de gladde, rimpelloze wereld van de algoritmes, de mondiale matrix in opbouw. Met daartegenover de hopeloze ontoereikendheid van ons primitieve brein…”. Even verder: “… Zamjatin was een orakel en hij richtte zich niet alleen tot Stalin; hij had het gemunt op alle dictators van de toekomst, zowel de oligarchen van Silicon Valley als op de mandarijnen van het Chinese eenpartijstelsel…”. Da Empoli ziet de roman als een laatste wapen tegen ‘de digitale bijenkorf’ die de hele planeet begint in te kapselen. Het maakte mij ongemeen nieuwsgierig.

 

Het weldadige juk van de rede

“Wij” is de eerste roman die door de Russische censuur - in 1921 - werd verbannen. De vertelling werd het prototype voor de dystopie (zie onder andere mijn blogs over “Heerlijke Nieuwe Wereld” van Aldous Huxley en “1984” van George Orwell). “Wij” verscheen in 1924 in het Engels en pas in 1988 in Rusland. Het verhaal bestaat uit dagboekaantekeningen van een nogal autistisch overkomende wiskundige (wat de tekst niet makkelijk maakt), aangeduid als D-503, die een glazen, elektrisch, vuurspuwend ruimteschip - de 'integraal' - heeft gebouwd waarmee naar andere planeten zal worden gereisd, om de onbekende wezens die daar wellicht huizen, “… onder het weldadige juk van de rede te brengen…”. Energie wordt gewonnen uit waterkracht. Er zijn elektrische tandenborstels. Voedsel bestaat uit kubusjes aardolie waar precies vijftig maal op gekauwd dient te worden. Mensen verplaatsen zich in aero’s. Duizend jaar geleden is na de Tweehonderdjarige Oorlog (een oorlog tussen stad en platteland die slechts 0,2 procent van de bevolking, ‘gereinigd van het vuil van duizenden jaren’, heeft overleefd – ik snap ondertussen heel goed waarom Da Empoli, Zamjatin een tijdmachine noemt) de aardbol onder de ‘beschermende’ heerschappij gekomen van de  ‘Vereende Staat’. Haar leider, de ‘Weldoener’, heeft iedereen opgeroepen een ode te schrijven op de grandioze wetenschappelijke beschaving die tot stand is gebracht. Dat werk gaat mee het heelal in. Vandaar de onderhavige memoires.

 

Afgunst

D-503 doorbreekt zijn van a tot z van bovenaf geregelde efficiënte dag door een ‘persoonlijk’ uurtje uit wandelen te gaan met zijn eveneens van bovenaf geregelde partner, de kleine, ronde, poezelige O-90. In een marcherende geüniformeerde rij van vier stuks naast elkaar onder marsmuziek, welteverstaan. De doorzichtige, want glazen stad, is omsingeld door een ‘groene muur’, die “… de irrationele, afzichtelijke wereld der bomen, vogels en dieren…” buitensluit. De lentebries voert evenwel stuifmeel met zich mee waardoor de vrouwen honingzoete lippen krijgen, wat zijn logische gedachtegang ‘enigszins belemmert’. Het gevoel op te gaan in de massa overweldigt hem zo totaal dat hij in een lach uitbarst, waarop I-330, een slimme tante die aan de andere kant met hem meeloopt, haar wenkbrauwen fronst. Er ontspint zich een gesprek waarbij duidelijk wordt dat voor D-503 de mensheid niet één genoeg kan zijn: op een gegeven moment zal zelfs iedereen dezelfde neus hebben. Dan bestaat er geen enkele rede tot afgunst meer. Kan het ‘humaner’? Geluk is 'het elimineren van begeerte': een bijna boeddhistische visie toch? De vrouw betreurt juist het ontbreken van verschil. Wil graag ‘origineel zijn’, de ‘banaliteit’ verstoren. Hij heeft anders wel nogal ruig behaarde handen, valt haar op. ‘Apenhanden’, concludeert hij zo luchtig mogelijk, maar van binnen schaamt hij zich rot.

 

Droomziek

O-90 komt langs op de ‘seksuele dagen’ (vastgesteld aan de hand van het gehalte aan geslachtshormonen in het bloed) waarop D-503 een rozerood biljetje bij een ambtenaar moet halen, teneinde het rolgordijn in zijn doorzichtige woonunit naar beneden te mogen trekken. O-90 heeft ook al een rozerode ticket bij de hand waar hij een coupon af moet scheuren. Ziedaar: de kracht der goddelijke logica! I-330: “… de cijfers kruipen over jullie lichaam rond als luizen…”. D-503 omschrijft zijn innerlijk als een ‘vierkantspositie’. Zijn gedachten zijn een ‘rechte lijn’. Iedere ‘kromme’ is verdacht. Zijn grootste genoegen ligt in het vervullen van zijn ‘plicht’. Hij heeft niets met ‘grapjes’. Hij kan niet tegen ‘klodders’, van inkt of wat dan ook. Mensen ‘plakken hem vol’ met glimlachjes. Als hij zichzelf bij elkaar moet vegen, heeft hij het over zich ‘geheel en al strak vastschroeven’.  “… In de wereld der Oudheid hebben de christenen, onze enige (zij het ook zeer onvolmaakte) voorlopers, dit begrepen: deemoed is een deugd, terwijl hovaardigheid een euvel is, en dat WIJ uit God is, terwijl IK uit de duivel is…”. Wat hem betreft de grootste openbaring: verlos een mens van zijn vrijheid, en hij zal geen enkele misdaad meer begaan. Maar dan heeft hij nog niet met I-330 gerekend. Ze belt plotseling met de vraag of hij zin heeft mee te gaan naar het Huis der Ouden. Hij stemt toe. Het blijkt een ‘prehistorisch’ museum te zijn waar bij de deur een oud besje de wacht houdt. Het duizelt hem van alles wat hij ziet. Wat een chaos: “… Inspiratie is epilepsie…”. In het gebouw probeert I-330 hem over te halen langer te blijven dan is toegestaan. Hij peinst er niet over en vertrekt alleen. Hij neemt zich voor haar aan te geven, maar daar komt het niet van. ’s Nachts droomt hij over wat hij heeft meegemaakt en is bang dat hij een psychose heeft opgelopen. Hij droomt nooit. Hij moet wel ziek zijn. Droomziek.

 

Ongeneeslijke ziel

Hij is nog niet van I-330 af. Ze stuurt hem een briefje waarin ze hem sommeert bij haar langs te komen. Tot zijn ontsteltenis biedt ze hem al rokend een glaasje likeur aan: “… een iegelijk die zich vergiftigt met nicotine en in het bijzonder met alcohol zal door de Vereende Staat zonder genade…”. Na het genieten van de verboden vrucht ervaart hij zich voor het eerst als verdeeld. Begint over zichzelf na te denken: “… En als ik eens wist wie ik ben, wat voor iemand ik ben!...”. Hij is nog nooit zó verliefd geweest: “… Ik ben als een machine die is ingesteld op een te hoog toerental…”. En even verder: “… Gauw! Koud water erbij, logica! Ik giet het uit emmers vol, maar de logica sist op de hete lagers en vervliet in de lucht als ongrijpbare witte damp…”. Hij ‘wil haar niet’ en ‘wil haar wel’: “… Welk een absurditeit: pijn te begeren…”. Hij raakt steeds meer in de war, kan zich niet concentreren op zijn werk, en laat zich ten langen leste op het Medisch Bureau doorlichten, waar hij te horen krijgt dat het er slecht met hem voor staat: er heeft zich een ongeneeslijke ‘ziel’ in hem gevormd. Iemand deelt hem fluisterend in vertrouwen mee dat hij niet moet wanhopen, hij is niet de enige. Er zou zelfs sprake zijn van een epidemie. Hij krijgt een attest mee dat hij niet hoeft te werken. D-503 voelt zich een ‘microbe’: “… Ik ben mij bewust van mijzelf. Maar immers: bewust zijn van zichzelf, de eigen individualiteit beseffen, dat doen slechts een oog met een vuiltje erin, een zwerende vinger, een rotte kies; want voor een gezond oog, een gezonde vinger of kies, is het of ze er zelf niet zijn. Is het soms niet duidelijk dat het besef van de eigen persoon niets anders is dan ziekte?...”.

 

Revolutie

Ondertussen broeit het in de Vereende Staat. Een krantenartikel: “… Overeenkomstig betrouwbare berichten zijn er opnieuw sporen ontdekt van een tot dusverre ongrijpbare organisatie die zich ten doel heeft gesteld de nummers te bevrijden van het weldadige juk van de Staat…”. D-503 wordt constant geschaduwd door een - naar hij aanneemt - ‘engelbewaarder’. Een spion met ‘borende’ oogjes en ‘oren-als-vlerken’ die hij vanwege zijn houding S noemt. Als op de jaarlijkse feestdag duizend mensen kort hun hand durven opsteken ‘tegen’ de jaarlijkse herverkiezing van de Weldoener breekt er een enorme rel los. Daarop wordt D-503 door I-330 meegenomen naar de bizarre natuurwereld buiten de muur. D-503 weet niet wat hem overkomt. De mensen zijn er bedekt met een vacht. I-330 spreekt hen vanaf een hoge kei toe. Vertelt over de integraal waarvan D-503 de bouwmeester is, die ze zullen inpikken tijdens de testvlucht. Om de groene muur op te blazen. Een revolutie staat op uitbreken. D-503 staat perplex. De Vereende Staat betekende toch het einde van alle revoluties (een en ander doet me denken aan “Het einde van de geschiedenis” van Francis Fukuyama – en moet je nú zien!)? In een intiem gesprek vertrouwt I-330 hem toe dat de vrouwen aan deze kant van de muur meer dan eens mannen aan de andere kant van de muur hebben bemind. Misschien zijn er in hem ook wel een paar druppels zonnebloed, bosbloed aanwezig. Vandaar zijn handen. De filosofie achter de verzetsgroep van I-330: “… er werken twee krachten in de wereld: entropie en energie. De ene is gericht op gelukzalige rust, op gelukkig evenwicht; de andere op verstoring van het evenwicht, op kwellende, nimmer eindigende beweging. Onze, of liever jullie voorvaderen, de christenen, aanbaden de entropie als een god. Terwijl wij, antichristenen, terwijl wij…”. D-503 vindt het waanzin het op te nemen tegen de Vereende Staat. Alsof je de loop van een geweer dichtstopt en dan denkt dat je het schot kunt tegenhouden.  

 

Ewig jung ist nur die Phantasie

Ondertussen zit de Vereende Staat ook niet stil. Ze heeft hét toppunt van het transhumanisme, hét probate middel tegen alle revoluties gevonden: de vernietiging van het armzalige zenuwknoopje in de hersenen dat verantwoordelijk is voor de ‘fantasie’. Door middel van x-stralen. Het is nodig ‘meedogenloos lief’ te hebben. Voor de overwinning van de rede hoeft er alleen maar een splinter uit uw hoofd worden getrokken. Dan zullen wij in het paradijs der robots zijn. Het herinnert me aan het gedicht “An die Freude’ van Friedrich Schiller dat Henk Vreekamp aanhaalt in “Het jaar van Vivaldi”:  “… Alles wiederholt sich nur im Leben / Ewig jung ist nur die Phantasie; / Was sich nie und nirgends hat begeben, / Das allein veraltet nie!...”. Iedereen wordt opgeroepen voor de ‘Grote Operatie’, zoals wij nog niet zolang geleden voor de Covid-vaccinatie. D-503:  “… indien u wist, gelijk ik, dat dit allemaal zuivere werkelijkheid is, zo niet vandaag, dan toch morgen; zoudt u dan soms niet hetzelfde voelen als ik nu? Zou uw hoofd dan soms niet, zoals nu het mijne, duizelen? En zouden er dan soms niet (over uw rug en uw armen) van die griezelige, zalige ijzige naaldjes lopen?...”. Een sarcastische tegenstander van de operatie: “… Daar zullen ze u genezen, daar zullen ze u vetmesten met het zoetekoeksgeluk, en dan zult u, met een ronde buik, vredig doormijmeren, georganiseerd, in de maat, snurkend… hoort u die grootste snurksymfonie soms nog niet? Malle mensen: men wil u bevrijden van de vraagtekens die kronkelen als wormen, die kwellend aan u knagen…”. Da Empoli heeft gelijk: dit boek gaat over nu.

 

Uitgave: L.J. Veen Klassiek – 2014, vertaling Dick Peet, 187 blz., ISBN 978 902 041 416 5, € 15,-

Rechtsreeks bestellen bij bol.com: klik hier

donderdag 9 februari 2023

De Kremlinfluisteraar - Giuliano da Empoli

 


De Italiaans-Zwitserse essayist en politiek adviseur Giuliano da Empoli (1973) is directeur van de Volta-denktank in Milaan en doceert internationale betrekkingen aan de gerenommeerde Sciences Po in Parijs. Het hoofdpersonage, Baranov, in “De Kremlinfluisteraar”, zijn eerste roman, is gebaseerd op ex-spindoctor Vladsilav Soerkov, beter bekend als ‘Poetins Raspoetin’, met wie Da Empoli uitvoerige gesprekken voerde voor een non-fictieboek over propaganda. Zijn verontrustende verhaal voert de lezer naar de macht in Rusland, waar oligarchen en andere vertrouwelingen elkaar de tent uit vechten, en naar de primaire strateeg achter het Poetinregime, die de anonieme KGB-ambtenaar ooit in het zadel hielp. Sindsdien heeft hij maar één bestaansreden: doen wat de 'tsaar' wil. Geweld, manipulatie en desinformatie vormen de basis van Poetins macht. Aan Baranov de taak deze chaos te orkestreren. Zijn vorige leven als theatermaker en realityshowproducent komt daarbij goed van pas. De bombardementen in Tjestsenië, pogingen Georgië en Oekraïne te ontwrichten: het komt allemaal uit de koker van de Kremlinfluisteraar. Totdat zijn verstandhouding met de tsaar barstjes begint te vertonen.

 

Hofnar

Sinds Vadim Baranov ontslag heeft genomen als adviseur van ‘de tsaar’ doen de gekste verhalen over hem de ronde: “… Omringd door raadsels ging Baranov door het leven…”. Da Empoli vertelt over een video, gedraaid in de marge van een officiële ontmoeting, waarop je hem ziet lachen, wat maar heel weinig voorkomt in Rusland: “… een eenvoudige glimlach wordt daar al beschouwd als een teken van zwakzinnigheid…”. Baranov verbijft het liefst in de luwte. Heel af en toe duikt er een essay van hem op onder het pseudoniem Nikolaj Brandeis, een niet bijzonder belangrijk figuur uit een niet bijzonder belangrijke roman van Joseph Roth. Een geweldig onverschillige Tartaar die op beslissende momenten als een soort deus ex machina in de vertelling verschijnt om dan meteen weer te verdwijnen. Ooit kwam er een delegatie hotemetoten naar een eenakter van Nikolaj Brandeis in een klein theater voor avant-gardetoneel kijken, waarin er van het begin tot het eind de draak werd gestoken met de tics en pretenties van bankiers, oliemagnaten, ministers en generaals, schrijft Da Empoli. “... ‘In een beschaafd land zou er een burgeroorlog uitbarsten,’ zegt de hoofdrolspeler op zeker moment, ‘maar bij ons zijn er geen burgers, dus dan zou het gaan om een oorlog tussen lakeien. Dat is niet veel erger dan een burgeroorlog, het is alleen wat weerzinwekkender, miserabeler ook’…”. Hij durft wel, die Brandeis.

 

Tijdmachine

Als de schrijver in Moskou is, zweeft de herinnering aan Baranov als een vage schaduw boven de stad. Waar zit Hij? Waar is hij mee bezig? Da Empoli vertelt hoe hij zich in gedachten laat vergezellen door Jevgeni Zamjatin, de schrijver van de Russische dystopieWij” uit 1920, die volgens hem een tijdmachine is: “… Zonder het te beseffen had hij precies een eeuw overgeslagen en zich direct tot onze tijd gericht…”. Zamjatin beschrijft een maatschappij waarin elke vorm van privacy is verdwenen. “… Sinds ik hem heb ontdekt is Zamjatin voor mij een obsessie geworden. Zijn werk leek alle vraagstukken van onze tijd samen te ballen. Dat boek beschreef niet alleen de Sovjet-Unie, maar vooral de gladde, rimpelloze wereld van de algoritmes, de mondiale matrix in opbouw. Met daartegenover de hopeloze ontoereikendheid van ons primitieve brein…”. Even verder: “… Zamjatin was een orakel en hij richtte zich niet alleen tot Stalin; hij had het gemunt op alle dictators van de toekomst, zowel de oligarchen van Silicon Valley als op de mandarijnen van het Chinese eenpartijstelsel…”. Da Empoli ziet de roman als een laatste wapen tegen ‘de digitale bijenkorf’ die de hele planeet begint in te kapselen. Hij probeert het boek weer in the picture te krijgen, en is in Moskou voor onderzoek. Op sociale media volgt hij het profiel van een Nikolaj Brandeis, die af en toe een kort citaat plaatst. In eerste instantie meent hij dat het om een student gaat. Tot Brandeis een zin uit “Wij” typt, die Da Empoli direct beantwoordt met het vervolg. De reactie: “… Wist niet dat Z. nog gelezen wordt in Frankrijk…”. Dan zegt de anonieme schrijver dat hij Da Empoli iets wil laten zien.

 

Dissonante klanken

Hij wordt opgehaald door een zwarte Mercedes die met draaiende motor langs de stoeprand staat te wachten. Door eindeloze bossen gaat het naar een sjiek landhuis waar inderdaad de enige en echte Baranov is ondergedoken (want de ‘hovelingen’ vergeven deserteurs nooit). Hij heeft er een kolossale bibliotheek opgebouwd. Baranov laat Da Empoli de originele brief lezen die Zamjatin in 1931 naar Stalin heeft geschreven om zijn doodstraf aan te vechten. Zamjatin probeerde Stalin te stoppen omdat hij begreep dat Stalin geen politicus was maar een kunstenaar, aldus de bescheiden mening van Baranov. De Russische toekomst was toentertijd geen kwestie van twee rivaliserende politieke visies, maar van twee artistieke projecten. “… In de jaren twintig zijn Zamjatin en Stalin twee avant-gardistische kunstenaars die strijden om de suprematie. De krachten die tegenover elkaar staan zijn compleet onevenredig, want het materiaal waar Stalin mee werkt is het vlees en bloed van mensen; zijn doek is een oneindig groot land; zijn publiek wordt gevormd door alle aardbewoners die vol ontzag in honderden talen zijn naam fluisteren. Wat de dichter realiseert in zijn verbeelding, wil de demiurg het toneel van de wereldgeschiedenis opleggen…”. Zamjatin weet dat Stalins kunst onvermijdelijk leidt tot het concentratiekamp, want in het Plan inzake de Nieuwe Mens is geen plaats voor ketterij. De goelag is slechts een kwestie van tijd als de macht dissonante klanken de kop in gaat drukken. “… Als onwelgevallige harmonieën monddood worden gemaakt is er straks alleen nog plaats voor marsmuziek in één vaste cadans. De kleine terts, de toonsoort in mineur, die niet strookt met de idealen van de nieuwe samenleving, wordt dan een klassenvijand…”.

 

Bestiale personages

“… De macht is zoals de zon en de dood: geen van beide kun je in het gezicht kijken. Vooral in Rusland niet…”, aldus Baranov. Hij vertelt hoe Stalin woedend de voorstelling van de opera ‘Lady Macbeth uit het district Mtsensk’ van Zamjatins vriend Sjostakovitsj verliet, omdat het over een individu ging die tegen de geplande orde in opstand kwam. Stalin liet een artikel in de ‘Pravda’ schrijven waarin hij de componist beschuldigde van het opvoeren van ‘bestiale’ personages. “… ‘Op de keper beschouwd,’ vervolgde hij, ‘is de eerste eeuw eigenlijk niets anders geweest dan dat: een titanenstrijd tussen kunstenaars. Stalin, Hitler, Churchill. Daarna kwamen de bureaucraten, want de wereld moest op adem komen…”. Maar de kunstenaars zijn terug. Kijk om je heen. Avant-gardisten die beweren de realiteit niet te beschrijven maar te scheppen. Alleen de stijl is veranderd. Zie de personages uit de realityshows.

 

Eén grote gevangenis

Baranov vertelt dat zijn aristocratische, charismatische grootvader, die verzot was op de jacht en zich verder niets van de politieke omstandigheden om zich heen aantrok, hem leerde dat je overal gelukkig kunt zijn: “… Geloof me, het enige waar je vat op kunt hebben is de manier waarop je gebeurtenissen interpreteert. Pas als je vertrekt vanuit de gedachte dat het niet de dingen zélf zijn die ons leed berokkenen maar onze beoordeling van die dingen, dan pas maak je kans greep te krijgen op je leven. Anders blijf je je leven lang met een kanon op vliegen schieten…”. Baranov licht de van hem overgeërfde, ondermijnende, voornamelijk Franstalige bibliotheek door, die zijn grootvader wonder boven wonder op zijn zolder door de revolutie heen wist te loodsen. Vertelt over de veel te volwassen boeken die hij Baranov als kind liet lezen, omdat hij met iemand over boeken wilde praten: “… In die tijd was ik meer vertrouwd met de prins van Condé en de hertogin van Longueville dan met Mickey Mouse en beertje Misha…”. Frans was het toppunt van beschaving in zijn grootvaders tijd. Over Karl Robert die veertig jaar lang het buitenlandbeleid van het keizerrijk uitstippelde zonder Russisch te spreken: “… Al die liefde, al die hartstocht om niet jezelf maar iemand anders te zijn!...”. En wat kregen ze er voor terug? Alleen maar kritiek. Rusland zou één grote gevangenis zijn. Het hof de enige weg naar macht en rijkdom: “… Daarom is niet talent maar pluimstrijkerij het beste middel; niet welsprekendheid maar zwijgen...”. Een buitenlandse schrijfster zag hoe de adel van Sint-Petersburg ’s winters zonder mantel uit wandelen ging om de tsaar te vleien. Het kostte hen hun leven. “… Er zijn geen cafés om commentaar te leveren op de kranten die er niet zijn en het nieuws verandert voortdurend naargelang wie berichten door fluistert. Land van doofstommen, land van de schone slaapster. Een wonderschoon maar levenloos land is het omdat de adem van de vrijheid er ontbreekt. En dat geldt vandaag precies zoals het gisteren gold…”.

 

Status

Baranovs vader was daarentegen een bange man die niets anders dan zijn ‘plicht’ wilde doen: “… Grootvader noemde hem ‘de Rode Garde in het klein’…”. Dankzij hem genoot Baranov echter wel alle denkbare privileges die hem een gelukkige kindertijd bezorgden: “… De speciale winkels met importproducten, de scholen waar Engels, Duits en Frans werden gedoceerd, gereserveerde plaatsen in het theater – waar je trouwens maar beter niet te vaak naartoe kon gaan om niet voor artiest of vrije geest te worden versleten…”. In tegendeel tot de huidige elite koestert  Baranov geen wrok inzake zijn jeugd. Zie Poetin die als gast op Buckingham Palace iets heeft van: “… zie mij nu, dat rotjochie uit de ‘kommoenalka’ in de Baskovstraat…”. De koningin van Engeland schenkt hem thee in! Buitenlanders denken dat Russen geobsedeerd zijn door geld. Niets is minder waar, volgens Baranov: “… Russen spelen met geld. Ze gooien het als confetti in de lucht. Het is ook zo snel en in zulke hoeveelheden gekomen. Gisteren was het er niet. En of het er morgen zal zijn? Dan kun je het er maar beter meteen doorjagen. Bij jullie is geld essentieel; het is de basis van alles…”. In Rusland telt alleen status. Dat is altijd zo geweest. Je kunt beter een datsja krijgen (van de partij welteverstaan) dan er eentje kopen. Dat betekent dat je belangrijk bent. “… Natuurlijk was dat een valstrik. Een privilege is immers het tegenovergestelde van vrijheid; het is eerder een vorm van slavernij…”. Het lot van de Russen is dat ze worden geregeerd door afstammelingen van Ivan de Verschrikkelijke. Aan de top staan de ‘opritsjniks’, de waakhonden van de tsaar.

 

De mythe van de verlossende kunst

Tegen de wil van zijn vader volgt Baranov in de jaren negentig een opleiding aan de toneelacademie in het zinderende Moskou. Er gaat een nieuwe wereld open. Alles lijkt in een luchtbel van energie gehuld. “… Zo opgewonden waren we, dat we nooit meer dan drie, vier uur per nacht sliepen…”. Voor het eerst zijn er westerse producties te volgen. Kan er met hun makers gediscussieerd worden. “… We waren ervan overtuigd dat het nu onze beurt was om de maatschappij een nieuw fundament te bezorgen, gevangenen die we waren van het oude Russische denkbeeld dat kunst niet alleen cultuur is maar ook constructie, profetie, waarheid…”. De studenten komen uit een wereld waarin alleen gekken en helden zich openlijk uitspreken. “… In die jaren werden er miljoenen exemplaren verkocht van kranten die zich bezighielden met kunst, met literatuur. De mensen konden niet geloven dat het eindelijk mogelijk was al die woorden, al die vrije en ongefilterde woorden, te lezen…” (maar ach, praatjes vullen geen gaatjes). En dan is daar nog ‘de planeet’ Ksenia: de mooiste vrouw van Rusland. “… Zelfs als ik duizend werd, dacht ik soms, zou ik nooit meer iemand als zij ontmoeten…”. Gek genoeg net zo’n oogverblindend, hartstochtelijk, emotioneel, grillig, wraakzuchtig, jaloers, frivool, uitbundig, briljant, overgevoelig, zwierig, weerloos, teder, intuïtief en fout kreng als Leon de Winter beschrijft in “Het lied van Europa”.

 

Niet saai zijn

Ksenia wordt van hem afgepakt door een vriend die van de ene dag op de andere stinkend rijk wordt. Eind jaren tachtig groeit de Komsomol uit tot de business school van het Russische kapitalisme. De meeste oligarchen zijn in dit milieu gevormd. In het radioactieve Moskou is álles mogelijk. De wodka komt  er uit je oren. Je kunt worden wat je wil, geld verdienen, de wereld afreizen, slapen met fotomodellen. Je zou van minder je hoofd verliezen. Het geweld dat ermee gepaard gaat, neemt eveneens schrikbarende vormen aan. “… De opgehoopte aspiraties van een heel land, decennia lang ondergedompeld in de apathie van communistische aftakeling, kwam hier samen…”. En in het middelpunt daarvan vind je: de televisie. Baranov zet zijn theaterervaring om in een carrière als tv-producent: “… alsof je van de stoomtram overstapte op een Lamborghini…”. Alle andere instellingen van het land zijn ingestort dus de televisie wijst de collectieve verbeelding de weg. Met als regel één: niet saai zijn. “… We maakten barbaarse en vulgaire televisie, precies zoals de aard van het medium voorschrijft. De Amerikanen hoefden ons echt niets meer te leren…”. Tot ze het publiek vragen wie hun grote helden zijn. Waar komen de kijkers mee aanzetten? “… Wat schotelde de vormeloze massa die gewend is zich te buigen en de blik neer te slaan ons voor? Alleen maar dictators! Hun helden, de grondleggers van het vaderland, maakten stuk voor stuk deel uit van het lijstje bloeddorstige alleenheersers: Ivan de Verschrikkelijke, Peter de Grote, Lenin, Stalin…”. Ze voelen zich geroepen de uitslag van de enquête te vervalsen. “… Toen besefte ik dat Rusland nooit een land als andere zou worden…”.

 

Wakker worden in een supermarkt

Eigenaar van de staatstelevisie is miljardair Boris Berezovski, die zich een soort messias toont, door Boris Jeltsin - de sloper van de Sovjet-Unie - aan de macht te houden, wat hij verantwoordt als ‘het redden van de democratie’. De oude beer glijdt weg in een alcoholische winterslaap en Berezovski wordt de echte baas. De Russische politiek is een Russische roulette. Of Baranov zin heeft om mee te spelen. Het is tijd om de fictie achter zich te laten en zich bezig te gaan houden met het scheppen van realiteit, volgens zijn baas. Een nieuwe werkelijkheid. Het construeren van een andere wereld. Ze zullen een nieuwe partij, de Partij van de Eenheid oprichten. Een logo heeft hij al: een dikke bruine beer. “… Je hebt liberale vossen, communistische mammoeten en dan is er de beer: hét symbool van de Russische ziel. Wild, oersterk en edel. Dat hebben we nodig, Vadja. Als de mensen zich niet meer interesseren voor politiek, dan bieden wij ze een mythologie!...”. Het volk is de heerschappij van de nieuwe helden, de bankiers en de topmodellen, zat. De principes waarop het bestaan van driehonderd miljoen Sovjetburgers waren gebaseerd zijn omvergekegeld. Mensen groeiden op in een vaderland en staan opeens in een supermarkt. “… Begin jaren negentig hadden Gorbatsjov en Jeltsin een revolutie ontketend, maar de dag daarop werd de grote meerderheid van de Russen wakker in een wereld die ze niet kenden, en ze hadden geen idee hoe ze in die wereld moesten leven…”. Bovendien blijkt het nieuwe geld niets waard. Het klimaat verandert. De gewone mensen zijn moe en toe aan weer wat orde.

 

Man van gezag

En zo laat Berezovski Baranov op het hoofdkantoor van de FSB, de voormalige KGB, gevestigd in de foeilelijke steenklomp van de Loebjanka, kennis maken met de in alle opzichten bescheiden, bedaarde en betrouwbare chef aldaar: Vladimir Poetin. Volgens Berezovski de uitgelezen man van gezag die ze nodig hebben. Een kerel. Een echte leider die het land het nieuwe millennium in kan loodsen. Geknipt voor de rol van nieuwe premier. Al gauw wordt Baranov in zijn eentje ontboden door Poetin. “… Hij straalde de kille zelfverzekerdheid uit van een machtig man, een houding waarvoor hij de vorige keer duidelijk niet had gekozen…”. Zonder omhaal van woorden maakt Poetin duidelijk dat hij Berezovski kan missen als kiespijn. Hij gaat zijn lot niet in diens handen leggen. Hij vertrouwt op zijn eigen kracht en niet op die van derden. De president van Rusland kan niet onderworpen zijn aan een ander. Voor hem is het volstrekt ondenkbaar dat zijn beslissingen gestuurd worden door welk particulier belang dan ook. Maar Baranov ziet hij wel zitten. Of hij exclusief voor hem wil komen werken. Als Baranov die middag het restaurant verlaat, weet hij één ding zeker: “… Berezovski had een heel ernstige fout begaan. De man met wie ik net had gegeten zou zich nooit, door wie dan ook, laten leiden. Je kon deze man hooguit vergezellen – en ik was van plan dat te proberen – maar hem stúren zou nooit lukken…”.

 

De politiek dient maar één doel

Het Kremlin verspreidt een duistere energie die zich in concentrische cirkels door de straten van Moskou beweegt, waardoor de stad een aura van permanente dreiging krijgt, schrijft Da Empoli. Dat maakt trouwens ook een groot deel van zijn charme uit. In 1999 huldigt Jeltsin de vijfde regeringsleider in iets minder dan een jaar in: Vladimir Poetin. Die herfst laten Tsjetsjeense terroristen in het holst van de nacht hele woonblokken in de Moskouse buitenwijken de lucht in vliegen. En daarmee honderden Russische burgers die de slaap der rechtvaardigen slapen. Baranov is dan net met Poetin op staatsbezoek in  Kazachstan. Tijdens een persmoment ziet Baranov hoe de kalme, ascetische ambtenaar plotseling verandert in de aartsengel des doods: “… toen hij weer begon te spreken deed hij dat met dezelfde gelaatsuitdrukking, maar zijn persoon had een andere consistentie aangenomen, alsof zijn lichaam even ondergedompeld was geweest in een bad vloeibare stikstof…”. We zullen de terroristen raken waar ze zich ook verbergen, sist Poetin. Of dat nu op een luchthaven is of op de plee. Een zucht van verlichting blies door de straten en sidderende door de buitenwijken van Moskou, door de wouden en over de eindeloze vlakten van Siberië. Een leider die het heft in handen neemt: “… Die dag werd Poetin een volwaardige tsaar…”. Baranov: “… De politiek dient maar één doel: een antwoord bieden op de angsten van mensen…”.

 

Macht

Al gauw maakt Baranov kennis met de onbuigzame wilskracht van Poetin. Hij omschrijft zijn chef als “… Iemand die macht ademt, macht eet en naar macht hunkert…”. Naar aanleiding van een bezoek aan de troepen in Tjetsjenië vertelt Baranov over “… de opgewonden en dwaze sfeer die altijd rond een oorlog hangt, wanneer alleen al door de opdracht in leven te blijven een enorme dosis adrenaline vrijkomt…”. Voor het eerst ademt hij de lucht van legers in en “… begon ik te begrijpen waarom sommige mensen die dampen zo graag ruiken en boven welke drug ook verkiezen…”. Wildvreemden worden in luttele minuten broers, “… niet zozeer door angst verbonden als wel door de noodzaak geen spoor van angst te laten doorschemeren, om die angst met de grootst mogelijke bravoure te bezweren…”. Poetin weet als geen ander de harten van zijn soldaten in te palmen: “… Jullie zijn hier om een einde te maken aan het uiteenvallen van Rusland…”. Ondertussen veegt hij tegenover Baranov zo ongeveer de vloer aan met tv-bobo Berezovski: een vetgemest kalf dat rijp is voor de slacht. Poetin maakt gehakt van hem. Hij heeft zijn gratis publiciteit helemaal niet nodig. Waar of Berezovski in vredesnaam zijn idee vandaan haalt dat de tsaar, eenmaal op zijn troon gezeten, bereid zou zijn de zeggenschap met hem te gaan delen? Of zelfs maar een relatie op voet van gelijkheid zou gaan onderhouden met een van zijn onderdanen?

 

Geloof iemand maar die laat zien wie hij is

Berezovski haalt zijn gram als er een kernonderzeeër van de Russische marine zinkt tijdens een oefening in de Barentszzee, waarnaar Poetin geen vinger uitsteekt. Over de hele wereld klinkt het mantra: Poetin laat zijn eigen mensen stikken! En Poetins ijskoude commentaar onder zijn kompanen is inderdaad dat iedereen toch al dood is, dus wat kan hij doen?! Ik denk aan wat schrijfster Maya Angelou ooit zei: “… Geloof iemand maar als hij je laat zien wie hij of zij is…” (zie “De wijsheid van de heks” van Susan Smit). De rillingen lopen over mijn rug. Berezovski had zich beter koest gehouden. Poetin pakt de ORT gewoon van hem af. Eén telefoontje is genoeg. Voortaan krijgt de televisiezender zijn instructies uit het Kremlin. Niet meer uit de salons van Club Logavaz. “… Lees Aristoteles er maar op na: de eerste daad van een demagoog wanneer hij de macht eenmaal heeft gegrepen, is de verbanning van oligarchen…”. Van de gewone mensen hoeven ze geen medelijden te verwachten. Ze worden gezien als profiteurs. “… En toen ze eenmaal hun berg geld hadden veroverd hadden ze zich ontdaan van hun kogelwerende vesten, een maatpak aangetrokken en overal rondgebazuind: geen vuistslagen meer, voortaan volgen we de fair play van het Britse Hogerhuis. Al met al is het eerder logisch dat velen van hen in Londen in ballingschap zijn gegaan…”.

 

Lijfeigenen

De briesende Berezovski is echter niet zo stom als hij eruit ziet: “… Vadja, Poetin is een tsjekist van de wreedste soort. Van het slag dat rookt nog drinkt. Dat zijn de ergsten, omdat die figuren de ondeugden koesteren die het meest verborgen zijn. Hij gaat Rusland aan handen en voeten knevelen. Alles wat we de afgelopen jaren hebben gedaan om een normaal land te worden zal worden weggevaagd…”. Even verder: “.. Lijfeigenen zijn jullie. Allemaal, en dat al vele generaties!...”.  En in zichzelf: “… Maar ze zullen jullie heus niet laten begaan, Vadja. Er zijn nog altijd de Europeanen, de Amerikanen. De Russen hebben voor het eerst geproefd van de democratie. Er staat een burgeroorlog op uitbreken…”. Baranov lacht erom: dan kun je in ieder geval nog thuis eten. “… ‘Toe maar, Vadja. Lach jij maar.’ Boris raakte steeds meer van slag. ‘Jullie zijn een bewind aan het opbouwen dat nog erger is dan de Sovjet-Unie. Destijds werd de wreedheid van de KGB tenminste nog in toom gehouden door de partijtop. De partij bestaat niet meer en de tsjekisten hebben de macht rechtstreeks gegrepen. Wie gaat hun arrogantie, hun afgunst, hun bodemloze stompzinnigheid afremmen? Jij soms, Vadja? Of een van je theatervrienden? Zonder de communistische partij is de KGB één grote boevenbende!...”. Rusland heeft altijd gestalte gekregen met de houwende sabel: “… Wilde beesten zijn het, Vadja. Ze komen uit het luchtledige, hebben zich een weg gebaand met de knuppel. Geen regels, geen grenzen. Honger hebben ze, een atavistische honger. Vernederde lieden zijn het, mensen die eeuwenlang vernederd zijn geweest. Ze moeten meteen pakken wat er te pakken valt, omdat ze weten dat het rad van fortuin draait…”.

 

Slappe lach

Poetin gaat op bezoek bij Clinton die de onvergeeflijke fout maakt te vragen naar zijn grote vriend Jeltsin. Niets is beschamender voor de Russen dan de herinnering aan de slappe lach die Clinton ooit kreeg tijdens een ceremonieel met de ietwat dronken Jeltsin. De Koude Oorlog is niet voorbij, toornt Poetin na afloop. De Koude Oorlog is enkel gestaakt. Hij voelt zich behandeld als een schooier. Bazarov vertelt over één van zijn artistieke ‘vrienden’, de briljante sociopaat Eduard Limonov, die begin jaren negentig de Nationaal-Bolsjewistische Partij opricht. Hij haat alles wat Westers is, met als toppunt de uitvinding van het ‘vaderschapsverlof’. De Amerikaanse cultuur is volgens hem een ‘decivilisatie’, een ‘ontschaving’. De Amerikanen zijn ‘zombies’, die Rusland willen omvormen tot een ‘lowbudgetfiliaal’ met ‘kleine, blije consumentjes’. Waar zijn de helden van weleer. Het Rusland van de tsaren. Stalingrad. Eens zal Rusland het ‘Derde Rome’ worden. “… Als het in leven wil blijven moet elk volk ervan overtuigd zijn dat de wereld alleen door dat volk kan worden gered, dat leeft om andere naties te leiden!...”. Begon de na-aperij van het Westen zich tegen zichzelf te keren?

 

Woede

Weet je wat de primaire drijvende kracht, de onderstroom, is die de bevolking voortstuwt? Woede, volgens Poetin. Het gaat er niet om die woede te bestrijden, maar te beheersen. Te zorgen voor afwateringskanalen. En daar was Stalin een meester in. Stalin wees voor elk mankement een zondebok aan die werd gestraft. “… Gerechtigheid is geschied, iemand heeft geboet en de orde is hersteld…”. Daarom houden de mensen van Stalin. Niet ‘ondanks’, maar ‘dankzij’ zijn wreedheden. Poetin wil een elite van patriotten opbouwen en begint een oorlog tegen de oligarchen die hij beschouwt als een stelletje gangsters. Zes weken voor de stembusgang laat Poetin de rijkste ondernemer van het land, Michail Chodorkovski, degene die zijn ex van Baranov heeft afgetroggeld, arresteren. Een spektakel waar de massa van smult. De herverkiezing van Poetin wordt een verpletterend triomf. Poetin eist de soevereiniteit terug, omringt zich door ‘siloviki’, ‘sterke mannen’ die zijn voortgekomen uit de veiligheidsdienst. Hij kent en vertrouwt ze. Mannen van staal. Met hen zal hij het wereldpodium heroveren. Een voor een zet hij ze op sleutelposities. Het zijn bepaald geen armoedzaaiers. Waarom zou een staatsman het bestaan van een postbode moeten leiden? Binnen de nieuwe elite gaat maximale macht samen met maximale rijkdom. Met macht moet je kunnen omgaan.

 

De westerse besmetting

Poetin stuurt Baranov naar Nice om de verbannen mediamagnaat Berezovski aan de tand te voelen. De diensten waren namelijk het gerucht ter ore gekomen dat Berezovski een van de voornaamste medestanders was geworden van de Oekraïense oppositie, die de tsaar behoorlijk ongerust maakte. “… Het idee de controle te verliezen over wat al eeuwenlang deel uitmaakte van het Russische grondgebied maakte hem letterlijk gek…”, beweert Baranov. Volgens Berezovski is Poetin gewoon paranoïde. Dat zijn al die lui die werken voor de contraspionage. Die zien overal samenzweringen en verraders. Zo zijn ze nu eenmaal opgeleid. Nee, de echte steunpilaren van de Oekraïense oppositie zijn de CIA, en het State Department in Washington, en dan nog een rijtje grote Amerikaanse stichtingen en natuurlijk Open Society van George Soros. De arme Oekraïeners willen niet geregeerd worden door bandieten. Daarom heeft hij ze dertig miljoen dollar bezorgd. Voor het eerst in elf eeuwen zijn de Russen er in geslaagd een vrij land op te bouwen. En nu? Berezovski herkent zijn eigen volk niet meer. We hebben anders wel honderdtwintig tv-zenders, aldus Baranov. Maar die vertellen allemaal hetzelfde, pareert Berezovski. Baranov heeft zijn hielen nog niet gelicht of in Oekraïene breekt de ‘Oranjerevolutie’ uit. Een jaar daarvoor doopten ze de opstand in Georgië ‘de Rozenrevolutie’. “… Je had geen glazen bol nodig om de volgende stap te bedenken: Rusland…”. De westerse besmetting moet stoppen.

 

Novorossija: Nieuw-Rusland

Baranov gaat eens praten met Aleksandr Zaldostanov, de bendeleider van de ‘Nachtwolven’, een patriottische motorclub. Hij is de man die de woede van de jeugd kan mobiliseren. Hij moet de jongeren een reëel alternatief aanreiken voor het westerse materialisme. Novorossija: Nieuw-Rusland. Voor God en vaderland. Daarna praat Baranov met een groep jonge communisten en met de intrigerende woordvoerster van een Russisch-orthodoxe reveilbeweging. Na haar praat hij met de leider van de ultra’s van Spartak Moskou en met de frontman van een van de populairste bands in het alternatieve circuit. “… En zo heb ik ze allemaal stap voor stap voor de zaak gewonnen: de motorrijders en de hooligans, de anarchisten en de skinheads, de communisten en de godsdienstfanatici, extreemrechts, extreemlinks en bijna alle mensen daar tussenin. Alle mensen van wie ik een opwindend antwoord verwachtte op de zingevingsvraag bij de Russische jeugd…”. De economen met het PhD-stempel op hun voorhoofd, de oligarchen die de jaren negentig hadden overleefd, mensenrechtenprofessionals, felle voorvechtsters van de feministische zaak, de groenen, veganisten en homorechtenactivisten slaat Baranov over. Dat zijn de beste acteurs. Die hoef je niet eens in te huren om ze voor je te laten werken. “… Toen de meisjes van die band de Christus-Verlosserkathedraal profaneerden en obsceniteiten brulden tegen Poetin en de patriarch leverde dat ons vijf procentpunten op in de peilingen…”. Een godsgeschenk. Om het over schaakkampioen Garri Kasparov maar helemaal niet te hebben. De adel van het tsarenrijk heeft tot taak het steeds gezwollener zelfbeeld van Poetin te vervolmaken. Wie zijn ideeën het vurigst bevestigt, de ijverigste kontlikker, is de grootste in zijn magische kring van ‘oude vrienden onder elkaar’. En toch is het eenzaam aan de top.

 

Russische trollen

Huurlingen en hackers krijgen vrij spel om chaos te veroorzaken in de wereld. Westerlingen denken dat hun kinderen het minder goed zullen hebben dan zij het zelf hebben gehad. Ze zien China, India en ook Rusland reuzenstappen maken terwijl zijzelf geen meter vooruitkomen. Woede. Rusland moet die onvrede alleen nog een beetje aanwakkeren. Via de algoritmen van Amerikaanse makelij. “… Misschien dat er iemand tegen vaccinatie is, een ander tegen de jacht of tegen de groenen of tegen de zwarten, of juist tegen witten. Doet er niet toe…”. Poetin: “… complotdenkers vinden zichzelf heel slim, maar het zijn de grootste naïevelingen. Het liefst zouden ze zien dat alles een verborgen kant heeft en daarom  onderschatten ze systematisch de kracht van domheid, van onachtzaamheid, van het toeval. Des te beter. Het is het tegenovergestelde van wat ze willen, maar complotdenkers maken ons sterker. Als mensen macht niet opvatten voor wat het met al zijn menselijke tekortkomingen is, als ze de macht het aura toedichten van een alwetende entiteit die in staat is wat voor complot ook uit te broeden, dan geven ze de macht toch het grootste compliment denkbaar?...”. De strijd wordt gevoerd in de hoofden van mensen. Een tijdlang heeft het Westen geloofd in het einde van de geschiedenis en nu moeten ze de enormiteit van hun fout inzien. “… Het rijk van de tsaar werd uit oorlog geboren en het was logisch dat op het eind de oorlog zou terugkeren…”.

 

De tabernakel Gods

“… Jullie systeem is in gevaar omdat jullie geen macht maar uitoefenen…”, volgens Baranov. “…  Zolang hij was gebaseerd op de medewerking van mensen van vlees en bloed, moest elke macht, hoe meedogenloos ook, rekenen op hun instemming. Maar wanneer macht gebaseerd is op machines die de orde en discipline handhaven, dan is er geen enkele rem meer…”. Baranov is er van overtuigd dat dat staat te gebeuren. “… Het probleem met machines is niet dat ze tegen de mens in opstand zullen komen, maar dat ze bevelen letterlijk opvolgen…”. We kunnen dankzij militaire technologie worden geïdentificeerd waar we ons ook bevinden, tot de orde worden geroepen, zo nodig worden uitgeschakeld. Het solitaire individu, de vrije wil en de democratie zijn achterhaald. We zijn even voorspelbaar als een zwerm vogels of een school vissen. Facebook is verder gegaan dan de KGB ooit  had durven dromen. De mate van controle die ze hebben kunnen doorvoeren is grenzeloos. Techreuzen maken van elk moment in ons bestaan een bron van informatie en zijn in staat de meest onverbiddelijke controle uit te oefenen die de mens ooit heeft gekend. Wanneer het volgende virus zich verspreidt, “… wanneer Seattle, Hamburg of Yokohama worden weggevaagd door een vuile bom of een bacteriologische aanval, wanneer een doodgewoon jongetje dat de blues heeft niet het vuur opent op zijn klasgenoten maar een hele stad kan vernietigen, dan zal de complete mensheid nog maar om één ding schreeuwen: bescherming. Veiligheid tegen elke prijs…”. De infrastructuur ligt er al om de Apocalyps te bestrijden. Eén enkele persoon kan dan heersen over het hele mensdom. De heerschappij van die figuur zal echter geen lang leven beschoren zijn, want de macht ligt bij de machine. De dictator is slecht een oudere versie van die machine. De top zal zelf vervangen worden door een robot. Dan zal God op aarde afdalen. De  door de mens zelf geschapen God. Elke dag creëren wij de omstandigheden voor zijn komst. Het geheugen van de machine is oneindig, haar vermogen om beslissingen te nemen onfeilbaar. De techniek zal transformeren in metafysica: “… Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen. En Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan…”. Wat stellen die paar duizend jaar lijden daarbij voor (zie ook “Het onsterfelijkheidscomité van John Gray)?

 

Verdeel en heers

“… Het gaat erom ze woest te maken. Allemaal. En steeds woester. De dierenbeschermers aan de ene kant en de jagers aan de andere. De mensen van Black Power hier en de witte racisten daar. Homoactivisten tegenover neonazi’s…”. Baranov: “… onze enige lijn is ijzerdraad. Dat buigen we voortdurend de ene en dan weer de andere kant op. Net zo lang totdat de draad knapt…”. Ze zullen er geen zak meer van snappen als ze merken dat de tegenstanders tegen elkaar uit worden gespeeld. “… De patriotten van het tweede amendement op de grondwet die hun automatische geweer het liefst nog zouden meenemen naar het schijthuis? Vegans die nog eerder de gifbeker met scheerling drinken dan een glas melk? Jongeren die de wereld willen behoeden voor de grote ecologische ramp?...”. Maak ze gek. Ze zullen niet meer weten wie ze moeten geloven. Het enige wat ze zullen begrijpen is dat de Russen in hun brein zijn gekropen om met hun neuronencircuits spelen. Ze zullen de mythe van onze macht opbouwen. Onze belangrijkste propagandisten worden. We zullen hun ergste nachtmerrie bevestigen: “… Achter de schermen zijn de Russen heer en meester van de nieuwe wereld!...”. Jaja.

 

Uitgave: Atlas Contact – 2022, vertaling Hans E. van Riemsdijk, 256 blz., ISBN 978 902 547 389 1, 22,99

Rechtstreeks bestellen bij bol.com: klik hier