Subtitel: Wetenschap en het wonderlijke streven de dood te overwinnen
Iemand die min of meer in hetzelfde straatje schrijft als Maxim Februari (zie mijn vorige blog) is de Engelse politiek filosoof John Gray die ik in de kerstvakantie ontdekte. Hij blijkt verschillende fascinerende boeken te hebben gepubliceerd, waaronder “Het onsterfelijkheidscomité”, dat gaat over onze hang naar onvergankelijkheid. Sinds Adam en Eva uit het paradijs zijn verdreven zijn we op zoek naar bestendigheid. Middeleeuwse alchemisten brouwden al levenselixers, Queen zong over eeuwig leven en hedendaagse transhumanisten zien een toekomst als onsterfelijke cyborg wel zitten. Moderne wetenschappers als Andrea Maier (“Zomergasten” 28-08-2016) zijn druk doende de leeftijdsgrens op z’n minst op te rekken naar 130 jaar. Rond 1900 focuste men weer op een andere manier op onsterfelijkheid.
De psychisch onderzoekers
Gray beschrijft hoe in de Victoriaanse tijd in Engeland de Society for Psychical Research (SPR) werd opgericht waarvan allerlei vooraanstaande wetenschappers, denkers en dichters - F.W.H. Myers, Henry Sidgwick, William James, Henri Bergson, Charles Richet, John Ruskin, Alfred Lord Tennyson, W.E. Gladstone, Arthur Balfour, om maar een paar namen te noemen - lid werden. Het doel was op ‘onbevooroordeelde en wetenschappelijke wijze’ paranormale verschijnselen, waaronder de mogelijkheid van leven na de dood, te onderzoeken. Een knettergek verhaal over kruiscorrespondenties volgt. Automatische schrijfsters (jawel: meestal vrouwen) bleken boodschappen van overledenen uit het hiernamaals te ontvangen. John Gray interpreteert de obscure belangstelling voor het occulte destijds vooral als een tegenreactie op het darwinisme. Er was een wereld blootgelegd waarin de mens net als dieren bij de dood de totale vergetelheid stond te wachten en als soort uiteindelijk zou uitsterven. Veel mensen vonden dat een afschuwelijke gedachte. Wat had het leven dan voor zin? Waarom zou je dan nog streven naar het goede? De spiritisten vergaten helemaal dat het inzake het hiernamaals volgens veel christenen, zoals de strenge Calvinisten, helemaal niet om moraal gaat, maar om geloof. Gechargeerd: als je een goed mens bent maar niet gelovig, ga je naar de hel – ben je een slecht mens maar wel gelovig, dan ga je naar de hemel. Het een heft het ander echter weer op in de uitspraak dat iederéén een zondaar is en derhalve het koninkrijk Gods derft (Romeinen 3:23). En passant beschrijft Gray kort de manieren waarop in de grote wereldgodsdiensten tegen leven na de dood wordt aangekeken, alsmede in de oudheid. Enfin; de geleerden wilden niet naar de godsdienst terug, dus zocht men zijn heil in de wetenschap – misschien werd daar bewijs gevonden dat er méér is tussen hemel en aarde. Veel victoriaanse zoekers gaven aan het darwinisme een draai door te stellen dat de evolutie na de dood gewoon doorging. Dat verheldert waarom serieuze figuren als de arts en schrijver Sir Arthur Conan Doyle, de vader van Sherlock Holmes, zich met het spiritisme inlieten. Volgens Gray blijkt uit niets dat het evolutionisme naar perfectie streeft. Levensvormen komen willekeurig op en sterven willekeurig uit. Het ontloken darwinisme was ook niet lijnrecht in tegenspraak met het scheppingsgeloof, zoals wij tegenwoordig geneigd zijn te denken: “… Tot enkele eeuwen geleden stond het verhaal in Genesis bekend als een mythe: een poëtische manier om waarheden te verbeelden die anderszins ontoegankelijk zouden zijn. In de beginperiode van de christelijke religie waarschuwde Augustinus tegen de gevaren van al te letterlijke interpretaties. De Joodse geleerden die aan hem voorafgingen, beschouwden het bijbelse scheppingsverhaal altijd als een metafoor voor waarheden die niet op een andere manier te benaderen waren. Pas vanaf de opkomst van de moderne wetenschap werd de mythe in Genesis ten onrechte opgevat als een verklarende theorie…”. Darwin zelf was dan ook geen atheïst; eerder een agnosticus.
Geknakte persoonlijkheden
De mensen die zich bezig hielden met leven na de dood bleken daar zo hun persoonlijke beweegredenen voor te hebben. Bijvoorbeeld een ondraaglijk verlies of onderdrukte homoseksualiteit. Voor dat laatste zou je na dit leven toch beloond moeten worden? Sommigen hoopten contact te kunnen leggen met aan Gene Zijde verkerende, verboden liefdes. In alle geschriften van het SPR zijn de omringende schaduwen van de victoriaanse levens zorgvuldig weggepoetst. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat aan veel mediums een ranzig kantje zat. Een vooraanstaande onderzoeker die bekend stond als onberispelijk christen (terwijl de Bijbel het contact met geesten toch nadrukkelijk verbiedt – zie hier) bleek bijvoorbeeld verzot te zijn geweest op sadomasochistische seksspelletjes. De verklaring: met hun victoriaanse inborst zouden de betrokkenen bang zijn geweest dat er anarchie uitbrak als het plebs te weten kwam hoe ze in het geniep tekeer gingen. Hypocrisie als deugd. Op een gegeven moment werd onder de noemer van een experiment in de ‘psychologische eugenetica’ zelfs een geheim Plan gesmeed om een ‘spiritueel kind’ geboren te laten worden. Als een sinistere imitatie van Jezus zou het de wereld uit de chaos zou leiden. Dat kind werd natúúrlijk verwekt in een overspelige situatie (maar vervulde nooit zijn verwachte rol), en was niet de enige messias in het vroegtwintigste-eeuwse Engeland. De Theosophical Society met unheimische voorvechters als madame Blavatsky, Annie Besant en Lady Emily Lutyens wezen Krishnamurti (1895-1986) aan als de newagebepleiter van de spirituele revolutie – die uiteindelijk zelf aan zijn verlossersrol ging twijfelen. En passant passeren ook nog de namen van de Russische occultisten P.D. Ouspensky en G.I. Gurdjieff. Het verhaal over de esoterische zoektocht naar leven in het hiernamaals is vooral een verhaal over geknakte persoonlijkheden en veel bedrog (het mafste dat ik heb gelezen is wel zo’n beetje een item over zogeheten ‘ectoplasma’ dat uit natgekauwd papier bleek te bestaan).
De Godbouwers
Het tweede gedeelte beslaat een adembenemend, maar ijzingwekkend verhaal over de ‘Godbouwers’ in Rusland, waar Gene Zijde niet bestond. Men geloofde dat de dood verslagen kon worden door de wetenschap. Gray beschrijft zijn geschiedenis aan de hand van het levensverhaal van ene Moura, volgens velen een betoverende schoonheid uit Moskou. Voor haar ging de oude Russische beschaving ten gronde toen haar echtgenoot door boeren werd vermoord en hun familiehuis in Estland verbrand. Ze bewoog zich in de hoogste kringen. Een groot deel van haar leven bracht ze door in de schaduwwereld van de spionage. Ze werd de geliefde van geheim agent Robert Bruce Lockhart, de officieuze vertegenwoordiger van Groot-Brittanië in Rusland, en daarna van de grote schrijvers Maxim Gorki en H.G. Wells. Volgens de laatste zou een intelligent groepje uitverkorenen de richting van de evolutie kunnen sturen en de soort naar een betere toekomst leiden, ja, uiteindelijk zouden de mensen godgelijk worden. De jonge Wells was evenals Gorki van mening dat het mensdom ontdaan moest worden van alles wat zich zwak en lelijk betoonde. Gek genoeg strookt dat niet met zijn romans, als ”The Time Machine”(1895), “The War of the Worlds” (1897) en “The Island of Doctor Moreau” (1896), waarin wetenschap die wordt ingezet om de evolutie te sturen monsters voortbrengt. Zijn rationaliteit liet hem ook compleet in de steek als het om Moura ging, die hem bedonderde waar hij bij stond, maar met wie hij niet kon breken. Voor Gorki was God de socialistische toekomst. Volgens zijn ideeën was een onderdeel van de vergoddelijking van de mensheid de uiteindelijke vernietiging van de materie. De mens was een op hol geslagen machine die getransmuteerd moest worden naar pure psychische energie. Op zoek naar bewijs dat de materie overwonnen kan worden stortte Gorki zich op paranormale verschijnselen. Hier komen ook weer occultisten als Madame Blavatsky, Gurdjieff en Ouspensky uit het eerste deel om de hoek kijken, alsmede associaties met het ultranationalistische Duitse Thule-Gesellschaft waartoe Hitlers plaatsvervanger Rudolf Hess behoorde. Deze occultisten wezen de wetenschap niet af, maar incorporeerden die. Het beeld van de wetenschap als een soort magie oefende grote aantrekkingskracht uit op de Godbouwers. In de kern, was volgens Gray, het bolsjewisme dan ook een religieuze beweging.
Experimenten
Stalin beoogde een nieuwe mensheid te scheppen. In het Instituut voor Experimentele Geneeskunde werden allerhande proeven op gevangenen uit de Goelag uitgevoerd. Er werd geëxperimenteerd met honderdduizenden menselijke eenheden door ze het volkomen nutteloze Witte Zeekanaal te laten graven (dat amper werd gebruikt). Er waren geen materialen. In plaats van ijzer werden er menselijke botten gebruikt om het beton te verstevigen. Men moest boomschors en gras eten om in leven te blijven. Een nog groter experiment was de landbouwcollectivisatie. Veel boeren verhongerden, maar dat gaf niet, want volgens de marxistische Gorki waren ze een lagere vorm van menselijk leven dat maar beter uit kon sterven. De menselijke vooruitging ging nu eenmaal gepaard met het uitroeien van achtergebleven groepen. Via de verovering van het luchtruim, waarop het sovjetruimtevaartprogramma voor een groot gedeelte stoelde, zou de verovering van de etherische ruimte plaats vinden, waarin de menselijke geest eeuwig voortleeft – ja zelfs de doden zouden herrijzen door de macht van de wetenschap. Aan het eind van zijn leven zag Gorki tot zijn afgrijzen dat de metamorfose waarvan hij droomde anders was gelopen dan hij had verwacht. Gray vertelt dat de af en toe 'lastige' Gorki dermate werd gemanipuleerd door de Sovjetautoriteiten, dat er soms voor hem alleen een apart exemplaar van de Pravda werd gedrukt, teneinde hem van het nieuws af te houden. Het gerucht doet de ronde dat, toen na zijn dood zijn huis werd doorzocht, er een manuscript werd gevonden waarin Stalin optrad in de gedaante van een grote vlo. Twee weken voor Gorki’s dood kreeg zijn personeel dezelfde symptomen als hij: zijn ze vergiftigd?
Occultisme in architectuur
De overleden Lenin werd in afwachting van zijn wetenschappelijke opstanding eerst gebalsemd en daarna ingevroren.‘De architectonische vereeuwiging van Lenin’ moest een monument worden dat Mekka en Jeruzalem zou overtreffen. De kubusvorm van zijn tombe was gebaseerd op het werk van de kunstenaar Malevitsj, die abstracte meetkundige vormen beschouwde als de belichaming van een hogere werkelijkheid: “… Hij was beïnvloed door de geschriften van Ouspensky en zag Lenins mausoleum als uitdrukking van de ‘vierde dimensie’ waar de dood niet bestond…”. En nog veel absurder: “… In overeenstemming met zijn filosofie opperde Malevitsj dat iedere volgeling van Lenin in een hoekje van zijn huis een kubus zou moeten opstellen. Zijn voorstel werd aangenomen, en de partij beval kubussen te distribueren. In fabrieken en kantoren door het hele land werden gedenkplaatsen voor de dode leider ingericht in ‘Leninhoekjes’…”. Even verder: “… Malevitsj geloofde dat de mensen gelijk aan god konden worden: ‘Geen boeken, geen evangelie, geen wetenschap kan zich een voorstelling maken van de heerlijkheid van het Zelf, dat verschijnt als mens – de enige God die ooit heeft bestaan, bestaat of ooit zal bestaan’. Soms scheen Malevitsj te geloven dat hij zelf goddelijk geworden was: ‘Dit is de manier waarop ik over mezelf redeneer en mezelf verhef tot godheid, door te zeggen dat ik alles ben en dat er niets buiten mij bestaat.’…”. Volgens Gray weerspiegelt modernistische architectuur wel vaker occultistisch gedachtegoed: “… Het werk van de grondlegger van het architectonisch modernisme, Le Corbusier, vertoonde invloed van esoterische vrijmetselarij, zoals blijkt uit het iconografische belang van de rechte hoek. Een andere door het occultisme beïnvloede twintigste-eeuwse architect is Frank Lloyd Wright, die Gurdjieff heeft genoemd als een inspiratiebron voor zijn werk. Niettemin hebben architectuur en het occulte elkaar zelden zo gevonden als in Lenins grafmonument is gebeurd…”. De tombe werd ontworpen door A.V. Shchusev, een architect behorend tot de beweging van het constructivisme waarin Malevitsj’ nadruk op abstracte vormen verder werd doorgevoerd. Later zou hij ook de Loebjanka-gevangenis opnieuw ontwerpen.
Übermensch
De Tsjeka (de Russische geheime dienst) oefende een permanente terreur uit die tenslotte miljoenen mensen zou verzwelgen: “… Stalin geloofde dat moord te rechtvaardigen was zolang dat de goede zaak diende. Maar wat was – voor Stalin – de goede zaak? Een aanwijzing daarvoor is wellicht te vinden in Stalins lectuur toen hij student was aan het Russisch-orthodoxe seminarie in Tiflis. Stalin las Dostojweski’s roman “Demonen”, waarbij hij uitvoerig aantekeningen maakte. Dostojevski had zijn roman bedoeld als antirevolutionair traktaat. Het werkelijke doel van revolutionairen was niet zozeer het verminderen van menselijke nood als wel het creëren van een nieuw type mens dat niet langer zou kunnen lijden. Beschouwde Dostojevski deze zienswijze als weerzinwekkend, voor Stalin verwoordde ze precies zijn eigen opvattingen. In zijn kanttekeningen bij “Demonen” schreef hij dat zwakheid en domheid de enige ondeugden zijn, terwijl macht het hoogste goed is…”. Van daaruit trekt Gray lijnen naar de Übermensch van Nietzsche, een bovenmenselijk figuur die alle morele beperkingen verwerpt, en in Rusland een grote aanhang had. Evenals de Russische futuristen het bolsjewisme verwelkomden, omarmden de Italiaanse futuristen het fascisme als onderdeel van de cultus van de ‘bovenmens’. Gray vertelt over Tseka-bovenmensen die zich aangetrokken voelden tot het satanisme (Menzjenski, Blyumkin). Menzjenski was de eerste die de eerste ‘showprocessen’ ensceneerde: “… Wegens zijn slechte gezondheid nam Menzjenski de verhoren liggend op een divan af, waarbij hij altijd beleefd en charmant bleef, vooral tegen vrouwen, en hen met ouderwetse hoffelijkheid bejegende om hen vervolgens te veroordelen tot marteling, verkrachting en executie…”. De oprichter van het OGPU-giflaboratorium zou hem liquideren door de gordijnen, tapijten en het behang van zijn appartement te impregneren met dodelijke toxinen. Stalin bezag zijn naasten als een vivisector de proefkonijnen voor zijn experimenten. Hij had een fascinatie voor technologie waaruit de sovjetdoodsfabriek voortkwam.
De overwinning van de dood
Gray: “… Westerse waarnemers interpreteerden het Sovjetregime als een opstand tegen het tsarisme en later, toen het despotische karakter van het regime duidelijk werd, als een voortzetting van het tsarisme…”. Volgens hem moet je het veel breder zien. Als geen ander wijst hij op het esoterische component in de Sovjetsamenleving. Lenin meende serieus dat elektriciteit de plaats van God zou innemen. Platonov, de schrijver van “Een technische roman”, legt een communistische leider de belofte in de mond dat alle doden opgegraven zullen worden en weer op de been geholpen. Prochanov, een andere eenentwintigste-eeuwse Russische schrijver noemt het communisme de overwinning op de dood. Ondanks dat de bolsjewisten zichzelf beschouwden als rationalisten, die elke vorm van mysterie afwezen, ziet Gray ze als moderne gnostici. Volgens hem streefden ze naar een herleving van de mysteriereligies uit de antieke wereld: “… In traditionele gnostische filosofieën is de aarde een kerker voor de ziel, waaruit individuele ingewijden zich kunnen bevrijden door middel van een rigoureuze innerlijke discipline. Als ze uiteindelijk niet meer opgesloten zitten in hun aardse lichaam, kunnen ze eeuwig verblijven in een onstoffelijk rijk…”. En even verder: “… De verwoesting van het land door de landbouwcollectivisatie overtrof alles wat de bevolking in de burgeroorlog had moeten verduren, terwijl de sovjetindustrialisering de natuurlijke hulpbronnen op kolossale schaal verspilde. In de praktijk kwam materialisme neer op de ontmaterialisering van de fysieke leefwereld. Een wezenlijk onderdeel van dit proces was de destructie van mensenlevens…”. De schattingen van de bolsjewistische massamoord variëren van een conservatieve 20 miljoen tot een bovengrens van 60 miljoen. Er werden de meest uiteenlopende executiemethoden gehanteerd: “… Kruisiging, seksuele verminking en spietsen, ledematen afhakken, steniging, villen, bevriezen, levend koken of verbranden kwamen allemaal voor…” (en dan beschrijf ik nog niet eens de ergste methoden). Even verder: “… Tegen de tijd dat de burgeroorlog voorbij was, was een derde van de landbouwgrond verlaten en werd het resterende deel bewerkt met primitieve werktuigen. Dorpelingen overleefden door mensenkadavers op te eten. Volgens officiële cijfers, vrijgegeven in 1922, waren er zo’n zeven miljoen ‘bezprizornii’, de verwilderde kinderen die door de revolutie dakloos waren geworden, die in benden het land afschuimden en in leven bleven door overvallen en moord…”. In de Goelag bezweken de meeste gevangenen aan de dwangarbeid door uitputting, honger, ziekte en kou: “… Dood door kou vormde een probleem voor de autoriteiten, die geacht werden hun registratie bij te houden. In sommige kampen werden de bevroren handen van de doden afgezaagd en opgehangen om te ontdooien, zodat er vingerafdrukken konden worden genomen voor de NKVD-dossiers…”.
Het westen
Je zou denken dat de Terreur een negatieve uitwerking zou hebben op de westerse steun voor de sovjets. Niets was minder waar: “… In werkelijkheid oefende de sovjetzaak haar grootste bekoring uit toen het moorden op zijn hoogtepunt was. Westerse pelgrims die de Sovjet-Unie bezochten werden ontvangen door levende spoken, schimmige gidsen die een fantasieland van vreugde en overvloed tevoorschijn toverden waarna ze verdwenen in de onderwereld van de kampen…”. Terwijl de uitgehongerde bevolking verviel tot kannibalisme werd Daladier, de eerste minister van Frankrijk toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, tijdens een reis door de Oekraïne door straten met bakkerijen vol versgebakken brood - van geverfd gips – getroond. Hij geloofde het brood zelfs te ruiken. Walter Duranty, correspondent van de New York Times en volgeling van Aleister Crowly, moffelde als geen ander de sovjethongersnood weg en praatte Stalins showprocessen goed. Hij werd daarvoor beloond met een ruim Moskous appartement inclusief personeel en een stroom jonge Russische meisjes: “… Eerst moesten zij buitenlandse bezoekers aangenaam bezighouden en over hen rapporteren, en zodra hun schoonheid begon te verwelken stond hun een leven van zware arbeid en serieverkrachting in kampen te wachten…”. In 1932 ontving Duranty de Pulitzerprijs. Hij functioneerde tevens als speciaal adviseur van president Roosevelt.
Wie de geschiedenis vergeet is genoopt die te herhalen
Gray concludeert dat de zoektocht naar eeuwig leven alleen maar sterker is geworden. Hij heeft het over de techno-onsterfelijkheid die de computerwetenschapper Ray Kurzweil propageert: “… Nu al, gelooft Kurzweil, kunnen mensen hun leven lang genoeg rekken om de tijd mee te maken dat ze niet meer dood hoeven te gaan…”. Volgens Kurzweil zal onze kennis binnenkort zo snel toenemen dat het de wereld radicaal verandert. Door middel van nanotechnologie zullen er robots worden ontworpen die het verouderingsproces omkeren en de hersenfuncties vergroten. Een versmelting van menselijke en kunstmatige intelligentie volgt. Of we dan nog mensen zijn is maar de vraag. De hybriden zullen voornamelijk in een virtuele wereld leven. Deze zogeheten singulariteit kan volgens Gray het best begrepen worden als procestheologie. De mensheid is God in wording, waardoor het kwaad in de loop van de geschiedenis zal verdwijnen: de zoveelste vooruitgangsfilosofie. Net als in het bolsjewisme is de toekomst aan de geest. Dat zou tot nadenken en voorzichtigheid moeten leiden. Wie de geschiedenis vergeet is genoopt die te herhalen. Gray moet het allemaal nog zien en voert aan dat wetenschap het ontdekken van natuurwetten is waarvan we één ding zeker weten: theorieën die op enig moment de overhand hebben blijken altijd weer onwaar te zijn en over te gaan in andere. Er bestaat geen frictie tussen wetenschap en religie. Onwrikbaar geachte wetenschap is derhalve zélf een religie: “… We hoeven niet in wetenschappelijke theorieën te geloven. Als ze ons helpen in onze omgang met de wereld, kunnen we ze blijven gebruiken tot we op betere stuiten…”. Verder zijn er nog belemmerende factoren als klimaatverandering of bijvoorbeeld ons vermogen tot zelfvernietiging door kernwapens, die een grote rol spelen in de technologische evolutie. Volgens Gray is het waarschijnlijker dat de aarde ons vele malen zal overleven. Maar wie zegt dat eeuwig leven zo aangenaam is?
Uitgave: Ambo – 2011, vertaling Ruud van de Plassche, 238 blz., ISBN 978 902 632 388 1, € 7,90
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten