Menu

woensdag 23 maart 2016

De oogst is voorbij – Geert van der Kolk


Tot uitgeverij De Kring mij “De oogst is voorbij” stuurde had ik nog nooit van Geert van der Kolk (Velsen, 1954) gehoord. Niet zo raar natuurlijk, want hij blijkt al vijfendertig jaar in Amerika te wonen. Toch schrijft hij in het Nederlands. Hij werkte als journalist onder andere in Moskou, Polen, en Oost-Berlijn en publiceerde inmiddels vijftien romans en verhalenbundels. Voor “De oogst is voorbij” maakte hij twee reizen door Oost-Afrika. 'Alles wat ik beschrijf is waar', vertelt hij in een interview op Radio 1. Hij heeft getwijfeld of hij over zijn ervaringen een reisverslag dan wel een roman zou schrijven: het werd het laatste. Het boek schetst een buitengewoon ontluisterend beeld van ontwikkelingshulp en -helpers, wat me direct aan micro-econoom Angus Deaton deed denken die vorig jaar de Nobelprijs voor Economie in de wacht sleepte. De laatste had het over de 'hulpillusie'. Het westen kan het maar niet laten: iets goed doen – ook al werkt dat (meestal) averechts. Toen ik “De oogst is voorbij” dichtklapte kwam vanzelf de tekst 'Er is er niemand die goed doet, ook niet een' (Psalm 53 : 3b) bij mij op. Zelden heb ik zo’n cynisch boek gelezen. Gelukkig wordt het verhaal op een hele luchtige en droge manier gebracht: het is dus wel te pruimen.

Hulp waarop niemand zit te wachten

Tegen de zin van zijn Nederlandse vrouw - hij weet dat ze niet mee zal gaan - stort landbouwingenieur Andries Jordaan zich op een ontwikkelingsproject in Oost-Horr waar niemand op zit te wachten: een modelboerderij waar de onwillige bevolking geleerd moet worden dat landbouw lucratiever is dan vee houden. Vanaf het begin wordt hij belazerd. Degene die hem in Afrika opwacht knijpt ertussen uit als hij tijdens een stop in een hotel even een dutje doet en zadelt hem op met een chauffeur zonder geld. In Oost-Horr aangekomen blijkt er zo goed als niets van de grond te zijn gekomen. Zijn voorganger heeft zijn rapporten voornamelijk aan elkaar gelogen. De brandkast is leeg. De administratie een puinhoop. En hij krijgt ook nog een arts uit Engeland op zijn dak geschoven voor een kliniek die er helemaal niet is. Als hij verhaal gaat halen wordt hem van hogerhand beleefd meegedeeld dat hij vooral zijn grote mond moet houden anders lopen ze alle subsidies mis, krijgt hij geen salaris en is zijn reputatie naar de maan: “… Ach, ingenieur Jordan, u verzint er wel wat op. Ik heb in de loop der jaren veel met Europese en Amerikaanse ontwikkelingsspecialisten te maken gehad en heb de grootste bewondering gekregen voor hun flexibiliteit en improvisatietalent. O, en voor de volledigheid, de dokter is geen hij, maar een zij…”.

Onze vrouwen doen het wel
In het gebied rond Oost-Horr houden zich allerlei groepen nomaden op: Toerkana’s, Pokots, Karamajongs, Samboeroes, die ‘s nachts vee uit elkaars kraal stelen en daarbij geweld gebruiken dat zijn weerga niet kent. Ze hanteren niet alleen speren en kapmessen, maar ook kalashnikovs. Een leven betekent niets. Ook de schrijver maakt er weinig woorden aan vuil. In plaats van achter de roofovervallen aan te zitten perst de kolonel die het gebied moet beveiligen Jordaan af. Jordaan tegen Pippa, de dokter: “… ‘Wist je dat alle herdersvolken dezelfde mythe hebben over het begin van de wereld?’ (…) ‘De Masai geloven dat in het begin alle koeien en geiten en schapen van hen waren. Dus als iemand anders vee heeft, moet hij dat gestolen hebben, hijzelf of zijn voorouders. Maar de Samboeroes geloven ook dat heel vroeger al het vee van hen was. En de Karamojongs en de Endille – ze denken er allemaal precies zo over en dat geeft ze het recht elkaars koeien te stelen.’ ‘De logica knalt ervanaf,’ zei Pippa. ‘Ik had het zelf niet beter kunnen bedenken.’…”. Als het vee geroofd is komt de honger. Jordaan probeert een stel herders zo ver te krijgen dat ze hem komen helpen om een stuk land van stenen te ontdoen en te omheinen voor het ploegen: “… ‘Jullie vee is gestolen,’ zei Jordaan. ‘Ik zal natuurlijk een redelijk dagloon betalen.’ De mannen praatten weer onderling. Ze waren het snel eens. ‘Wij houden niet van spitten,’ zeiden ze, ‘maar onze vrouwen doen het wel.’…”. Ze hebben het vooral druk met hun sorghumbier dat ze met z’n allen door lange rietstengels uit een gezamenlijke tobbe slurpen. Ze lijken wel wat op de leeuwen die in de wildparken rondlopen. Alleen de vrouwtjes jagen, vertelt de schrijver bij monde van Jordaan, de mannetjes liggen gemiddeld twintig uur per etmaal te slapen. De vrouwen zijn anders. Pippa die binnen no time een noodkliniek op poten zet neemt een paar vrouwen in dienst: “… ‘Margaret, mijn Kikoejoe,’ zei ze met haar mond vol, ‘is heel intelligent en let goed op details. Ik wou dat we geld hadden om haar naar een verpleegstersopleiding te sturen.’ ‘Is ze getrouwd?’ ‘Natuurlijk. Iedereen is hier getrouwd.’ ‘Jij niet.’ ‘Dat komt nog wel,’ zei Pippa zonder haar eten te onderbreken. ‘Maak je geen zorgen.’…”. Nou, als een verhaal die kant op gaat, weet je het wel. Al heel snel liggen ze bij elkaar in bed. Als Jordaan eindelijk, eindelijk op aandringen van Pippa zijn Nederlandse vrouw van zijn vreemdgaan op de hoogte stelt, eindigt dat in een onverkwikkelijke vechtscheiding. Ze houdt zijn twee kinderen ver bij hem vandaan. Gelukkig verbreekt Pippa uiteindelijk de relatie: Jordaan ontpopt zich als een nogal onaangename zuiplap die ook nog eens zijn zwarte huishoudster bezwangert.

Naïef

Eigenlijk is alles in Afrika vreselijk. Een moeder die van een tweeling bevalt kan niet meer terug naar huis: tweelingen zouden het gevolg zijn van hekserij. Als het een keer regent dan gaat dat gelijk zo hard dat het proefveld van Jordaan wordt vernietigd en de kliniek van Pippa overstroomd. Om maar te zwijgen over vrouwenbesnijdenis en kindhuwelijken: aan de halskettingen van kralen kun je zien of een meisjes al verkocht is. Een plaatselijke arts wordt schatrijk door medicijnen op de bevolking uit te testen. Soldaten slaan voor de ogen van hun moeders kleine kinderen in elkaar om dorpelingen te dwingen te vertellen waar er illegale wapens zijn verstopt. Inheemse strijders zijn wijsgemaakt dat bepaalde vuurwapens alleen hun tegenstanders doden of dat sommige amuletten hen onkwetsbaar maken - dat geloven ze nog ook.
Wanneer de noodtoestand wordt uitgeroepen krijgt Jordaan van een corrupte minister de opdracht zoveel mogelijk van de crisissituatie te profiteren wat betreft het binnenhalen van geld en voedselhulp. Door de stammenstrijd verandert de modelboerderij van Jordaan in een compleet vluchtelingenkamp. Als de inheemse autoriteiten genoeg van Jordaan hebben, zetten ze gewoon zijn salaris stop: “… ‘We hebben uw maïs niet meer nodig, ingenieur Jordan. Er is voldoende voedselhulp toegezegd.’ ‘Het doel van het project is juist om voedselhulp overbodig te maken en duurzame ontwikkeling naar Oost-Horr te brengen. De Manyatta Aló, weet u nog?’ ‘De tijden veranderen. De huidige situatie is in alle opzichten een verbetering. We hoeven niets te ontwikkelen: we hoeven niet eens meer rapporten te schrijven. UNHCR, WFP, IBRD, en IRC zorgen overal voor en betalen nog royaal ook.’…”. Pippa heeft een weeshuis opgezet waar allerlei kindjes worden gebracht die het daar beter hebben dan thuis. Als de WFP afhankelijk van de grootte van de gezinnen voedsel begint uit te delen worden de 'weesjes' weer opgehaald. Een delegatie studenten wil gratis in het uit Engeland gesponsorde weeshuis komen werken waardoor de kindjes als de wiedeweerga weer voor een tijdje ingehuurd worden om de schijn op te houden. Dat moet je niet zien als ‘oplichting’ maar is het ‘verdienmodel’. Als Jordaan door zijn vrouw en iedereen om hem heen is kaalgeplukt zet hij een eigen adviesbureautje op. Hij doet iets schimmigs met mijnbouw: granaat en robijn. Tussen de slokken whisky door probeert hij ook nog de Bijbel te vertalen - je moet toch érgens je geld vandaan halen.
Genadeloos toont Van der Kolk hoe een zich superieur wanende, denigrerende (“… Je moet niet denken, daar ben je niet goed in…”, “… Die geitenneukers hier werken niet…”, “… Jullie zijn godvergeten barbaren…”), arrogante, hebzuchtige, westerse invasie de traditionele cultuur van Oost-Horr compleet vernietigt. Het enige wat mooi is en blijft is de prachtige natuur. Hij hoopt dat "De oogst is voorbij" zorgt dat jonge mensen wat minder naïef allerlei ontwikkelingsprojecten instappen. Aan zijn boek zal dat niet liggen.

Uitgave: De Kring – 2016, 320 blz., ISBN 978 946 297 005 2, € 19,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

1 opmerking :

  1. Ik kan me goed vinden in jouw recensie :) Ik heb het boek ook gelezen.

    BeantwoordenVerwijderen