Menu

zaterdag 29 oktober 2022

Wij waren, ik ben – Israel van Dorsten

 


Subtitel: Weg uit Ruinerwold

 

Rabbijn Sacks vertelt in “De kracht van ideeën” - zie mijn vorige blog - hoe de Joodse identiteit is gebaseerd op het aloude verhaal van de bevrijding uit de slavernij van Egypte, wat elk jaar met Pesach wordt gevierd. “Wij waren, ik ben” zou je ook een Exodus-verhaal kunnen noemen, maar dan één dat zich afspeelt op de Drentse hei! Soms wordt gezegd dat de werkelijkheid heftiger is dan welke fictie ook. In dit geval is dat zeker waar. Een tijd geleden zag ik de documentaire “De kinderen van Ruinerwold”. “Wij waren, ik ben” bevat het persoonlijke relaas van Israel (1994), de vierde van de negen kinderen, die op een dag ontsnapte aan de boerderij waar hij gevangen werd gehouden, en een café in Ruinerwold binnenstapte, om zijn familie te verlossen uit de macht van zijn gestoorde vader. Na een jaar Film en Audiovisuele media studeert hij inmiddels sociologie aan de Universiteit van Utrecht. Opvallend is dat Israel van Dorsten, evenals Tara Westover in “Leerschool”, nooit naar school is geweest, maar door zelfstudie uitgroeide tot een buitengewoon slimme en breed ontwikkelde jongeman. Was “Leerschool” al bizar, “Wij waren, ik ben” overtreft het vele malen.

 

Jezelf zijn

Met zijn boek probeert Israel begrip te kweken voor de gevolgen van psychisch geweld: “… Per jaar zijn meer dan 70.000 Nederlanders slachtoffer van geestelijk geweld. In samenwerking met de stichting Het Verdwenen Zelf vraagt Israel aandacht voor deze vaak onbegrepen vorm van geweld. Mentale opsluiting is net zo ingrijpend als fysieke omdat je in beide gevallen opgesloten zit…”. Hoe langer ik met godsdienstgeschiedenis bezig ben, hoe meer ik mij verbaas over de dwingelandij van diverse gelovigen om anderen om te vormen naar hun eigen beeld en gelijkenis. Iedereen moet denken als hen, voelen als hen, gelijk zijn aan hen. Iedereen moet naar hen luisteren, want zíj weten het. Eerder rusten ze niet. Alsof ze God zelf zijn. Dat dacht de vader van Israel dan ook. Waarom kunnen mensen zo slecht tegen diversiteit (zie rabbijn Sacks in mijn vorige blog)? De seculiere vorm zie je natuurlijk terug als cancelcultuur binnen de wokebeweging - om maar te zwijgen over het communisme en nazisme. In ieder geval is de algemene deler dat de ander niet zichzelf mag zijn. De ander wordt niet geaccepteerd zoals hij dan wel zij is. De ander is niet okay. Israel: “… Met mijn verhaal hoop ik steun te bieden naar een uitweg uit wat jou ervan weerhoudt te zijn wie je bent. Ik hoop dat je uit dit boek kracht kan putten om je eigen weg naar geluk te vinden. In welke situatie je je ook bevindt, er is altijd een uitweg, er is altijd een manier om vrijheid te vinden. Makkelijk is het zeker niet, maar je bent het waard. Je bent het waard om jezelf te zijn. Want jij – jij bent het mooiste, het beste, jij bent het meest waardevol als jij jezelf bent…”.

 

Messias

Wat nieuw voor mij was: de wortels van het geloof van Israels ouders blijken in de verenigingskerk van sekteleider Sun Myung Moon te  liggen. Papa Gerrit Jan is zeker geen domme jongen. Hij groeit op in een christelijk gezin, studeert psychologie in Groningen en Amsterdam en heeft een grote interesse voor filosofie. Vóór een lid van de Moonsekte hem op zesentwintig jarige leeftijd overhaalt zich bij hen aan te sluiten, steekt hij zijn licht op in honderden kerken en leert hij allerlei religies kennen. Moon ziet zichzelf als de teruggekeerde Jezus uit de Eindtijd. Er bestaat voor de Moonies geen verschil tussen de stoffelijke en onstoffelijke wereld. Gerrit Jan leert met de doden praten. Communiceren met de geestenwereld wordt vanzelfsprekend. Zelfs Jezus spreekt door hem, wat de nodige belangstelling uit zijn omgeving oproept. Zo kweekt Gerrit Jan een handjevol eigen discipelen, vooral Oostenrijkers, die hem van zijn natje en droogje voorzien. Al gauw raakt hij ervan overtuigd dat de verenigingskerk het spoor bijster is en ontaardt in een kermis van de duivel. Er kan er maar één de ware Messias zijn, en dat is hij zelf. Hij pikt min of meer de vriendin van een volgeling in, die hij gebruikt als medium om met geesten te onderhandelen. Een dermate staat van perfectie maakt hem zelf te heilig om dienst te doen als doorgeefluik van de boodschappen uit het dodenrijk. Haar eigen identiteit verdwijnt volledig om plaats te maken voor een andere entiteit. Om zijn leer te verduidelijken, werkt hij samen met zijn geestelijke bruid aan een dagboek. Hij is er van overtuigd dat het uiteindelijk meer gelezen zal worden dan de Bijbel. Hij huurt een woning in Hasselt  waarin hij zijn tijd doorbrengt met het fabriceren van cassettebandjes vol urenlange lezingen en het schrijven van boeken; heel veel boeken.

 

Een zondebok en een magische moeder

Zonder hulp van een dokter of verloskundige komt Israel als vierde kind ter wereld. Ongelovigen brengen namelijk het risico mee dat ze boze geesten of zelfs de duivel kunnen overbrengen op de pasgeborene. Hij wordt nergens geregistreerd. Officieel bestaat hij niet. Na hem zullen nog vijf kinderen volgen die in het geheim opgroeien. Zijn twee oudere broers en zus gaan naar school. Israel krijgt met de rest thuisonderwijs. Hij vertelt hoe hij zich iedere dag van drie tot negen moet verstoppen, zodat de buurt niet in de gaten krijgt dat hij niet naar school gaat. Zijn oudste broer lijkt van het begin af aan de zondebok. Hij bivakkeert achter een houten schotje op zolder. De rest slaapt of in de meidenkamer of in de jongenskamer. Israel gaat vaak met zijn vader mee naar een werkplaats waar de laatste houten speelgoed en natuurlijke bouwmaterialen maakt. Later beheert hij ook een houten speelgoedwinkel, waar ze bij tijden boven wonen. Israel groeit niet op met mensen, maar met onzichtbare geesten en engelen, die volgens zijn maniakale vader overal om hem heen zijn. En met een totaal onvoorspelbare moeder door wie honderden, zo niet duizenden geesten communiceren en handelen. Op een bepaald moment weet hij precies wanneer ze mama is of iemand anders (papa vertelt wie). Voor Israel is het de gewoonste zaak van de wereld dat zijn magische moeder verschillende personen kan zijn. Het maakt haar speciaal. 

 

Fulltime medium

De echte ramp in Israels leven vormt het overlijden van zijn moeder, aan kanker. Hij is dan negen jaar. Zijn vader wordt hoe langer hoe gekker. Hij geeft haar de schuld van haar eigen dood. Dat krijg je er van als je niet genoeg gelooft. Ook de drie oudste kinderen dragen schuld: zij hebben slechte energieën mee naar huis genomen. Van school. Omdat Israel blijft rouwen om het verlies van zijn moeder krijgt hij koude stortbaden te verduren, slaag, en tenslotte stille afzondering in een klein hokje op een koude zolder: “… Er zijn maar twee houdingen mogelijk: staand met mijn handen gevouwen in gebed of zittend op de grond. De ruimte is te klein om mijn benen te strekken, dus ik zit met mijn armen om mijn opgetrokken knieën geslagen en in elkaar gedoken als een foetus…”. Soms wordt er wat eten door een luik naar hem toegeschoven. Een en ander bewijst immers dat hij onder invloed staat van boze geesten. Als hij eindelijk gereinigd is van al zijn vunzigheid wordt hij bij zijn vader ontboden om opgeleid te worden tot een nieuw medium: “… Ik sluit mijn ogen en leg mijn handen op mijn knieën. Het is de ontspannen houding waarin mijn lichaam zich opent voor geesten…”. Zijn vader vraagt hem de geest die hij suggereert welkom te heten: Tohn, een oud mannetje uit de tijd van Noach. “… Dat is mijn enige taak, de rest zal vanzelf gaan. Een uur lang zit ik met mijn ogen gesloten, mijn gedachten vrij…”. Een mentaal proces komt op gang: Israel wórdt Tohn. “… Er is een verschil tussen wat ik wil en wat ik geloof. Op dat moment denk ik er niet over na. Ik kan nog niet de conclusie trekken dat alles theater is. Iedere gedachte aan een toneelstuk wordt verbannen. Maar diep vanbinnen weet ik het wel…”. Al gauw is hij een fulltime medium: “… Enkele weken later ben ik nog maar zelden in mijn eigen lichaam…”.

 

Totaal bizar fantasiespelletje

Welk buitenissig spel wordt hier gespeeld? Ik heb er allerlei recensies op nageslagen, maar niemand lijkt er echt duiding aan te kunnen geven. Voor Israel zelf is het ook een mysterie, hij laat het maar aan de psychiaters. Hij zegt enkel dat het lijkt op de imaginaire wereld van spelende kinderen. Maar dan wat heftiger en ruiger allemaal. Om demonen uit te schakelen knijpt zijn vader bijvoorbeeld Israels keel dicht. Later bemachtigt papa een geesteszwaard waarmee hij de boze geesten in Israel kan vierendelen. De energie die uit de voor zijn gezicht bewegende handen komt, slaat Israel zogezegd buiten westen. Het doet denken aan genezingsdiensten waar mensen die in de buurt van evangelische predikers komen achterover vallen. Israel: “… Onbewust maak ik ontzettend veel keuzes: ik bedenk van alles, ik verzin hele verhalen, onthoud alles. Mijn hersenen draaien op volle toeren zodat ik kan functioneren in deze realiteit van verzonnen personages, maar daar mag het bewuste deel van mijn hersenen niks van weten. Als ik met mijn volle verstand zou beseffen dat ik meedoe aan een totaal bizar fantasiespelletje, zou ik het nooit kunnen volhouden. Ik móét wel geloven dat het echt is. Het is de enige manier om te overleven. Ik leef met mijn vader en de rest van mijn familie in een gezamenlijke hallucinatie. We zitten in een collectieve psychose waarbinnen ik iedere dag in meerdere persoonlijkheden verander…”. Zestien uur per etmaal zit Israel op een bankje tegenover zijn vader, overgeleverd aan de geesten. “… Er gaan maanden voorbij waarin ik nooit mezelf ben. Ik beleef de ongemakkelijke werkelijkheid van niet meer te weten wie ik ben…”. Iedere gedachte aan een eigen ik is slecht. Israel wordt onderdeel van een spirituele oorlogsvoering tussen engelenmachten en demonenlegers waar de boeken van Peretti bij verbleken. Uiteindelijk kan hij zichzelf alleen nog door de ogen van zijn vader zien en wil hij helemaal niet meer zichzelf zijn. Hij is immers een intens slecht, vies, mislukt en akelig moedersjochie dat niks kan en stikt in zelfmedelijden?!

 

Dwerggeest

Toch is Israel zichzelf wanneer hij als een normaal kind mag leven, spelen, boeken lezen en met zijn jongere broertjes en zusjes praten. Diverse jaren komt hij het huis niet uit. Via online cursussen leert hij met de computer omgaan. Hij bouwt een website voor zijn vader waar deze zijn religieuze gedachtegoed en trainingen loslaat op de wereld. Ondertussen ontdekt papa dat er voor Adam en Eva nog oudere mensenrassen bestonden – de Bijbel vertelt alleen het laatste stukje geschiedenis. Een paar maanden gaat Israel door het leven als een dwerggeest van twintigduizend jaar geleden (sciencefiction, mythes, legendes en sprookjes zijn allemaal bronnen van informatie voor zijn vader). s’ Nachts sluipt hij stiekem uit bed om achter de computer te kruipen. Zo maakt hij kennis met internet, wikepedia, YouTubefilmpjes en porno natuurlijk. Israel kan zijn dubbelrol echter niet aan. Op den duur breekt hij en biecht hij zijn zonden op. Zijn vader wordt niet kwaad. Het komt allemaal door de slechte invloed van de dwerggeest, die de schuld krijgt. Israel ontvangt gewoon een nieuwe identiteit. Hij vertelt hoe hij soms een uur lang met zijn ogen dicht op een bankje rondjes draait met zijn lichaam. Langzaam komen er  op die manier ideeën en verhalen binnen. Tot hij een geest dichterbij voelt komen die hem steeds verder ‘overneemt’: “… Zijn levensverhaal begint langzaam vorm te krijgen…”. Even verder: “… Ik voel hem in mijn handen, in mijn benen, in mijn lijf…”. Op het moment dat hij helemaal is ‘bezeten’ opent hij zijn ogen: “… Een verblindend licht schijnt in mijn ogen, de wereld ziet er als nieuw uit. Dit moment voelt telkens weer als de eerste keer, het blijft bijzonder…”. Voorzichtig maakt de geest kennis met Israels vader, die soms wel zeventig uur met hem blijft praten. Israel krijgt geen rust: “… Slapen doe ik als ik te moe ben om door te gaan, gewoon op de grond naast het bankje waar ik de rest van de tijd doorbreng…”. Dag en nacht bestaan niet meer. Als hij ondraaglijke kiespijn krijgt wrikt hij met een schroevendraaier een kies los uit zijn kaak, want naar een tandarts gaan zit er niet in.

 

Zwart

Geen wonder dat hij constant in een wazige psychische toestand verkeert: “… Het leven gaat voorbij zonder dat ik het nog beleef…”. Slechte geesten worden door zijn vader zonder pardon doodgeslagen, wat Israel mentaal steeds als een enorme klap ervaart: “… alsof ikzelf gedood word, alsof ikzelf slecht ben…”. Zelfs zijn eigen geest blijkt een valse geest: “… Nooit in mijn leven wilde ik er zo graag fysiek een einde aan maken. Dood ben ik toch al. Ik lig ‘bewusteloos’ op de grond. Mijn laatste beetje hoop is weggeslagen. Waar is mijn eigen geest nu? Wie ben ik? Welke toekomst heb ik nog? Geen antwoorden. Mijn hersenen schakelen zich uit. Zwart…”. Als zijn vader hem meeneemt naar buiten, de natuur in, krabbelt hij weer een beetje op uit zijn psychose. Wanneer Israel beïnvloedt wordt door ‘het slechte’ ziet zijn vader dat aan zijn ‘haatogen’. Dan is hij 'donker' en gedraagt hij zich arrogant. Als je het hebt over ‘cognitieve dissonantie’: “… Mijn paniek wordt steeds groter, en gaat van ‘dit is niet leuk meer’ naar ‘dit is echt hel’ naar ‘dit is ondraaglijk en dit hou ik niet langer vol’ naar ‘ik moet nú een oplossing vinden anders ontplof ik’…”. Hij bidt zich suf  en heeft ook echt het idee dat God antwoordt door gevoel en ingeving. Later kan hij zelfs in zijn hoofd met God praten, wat hem euforisch stemt: “… Op alle vragen is een antwoord, altijd…”. Even verder: “... Ik ben een gespleten persoonlijkheid. De ene helft ik, de andere God…”. Even verder: “… Om geen fouten te maken en altijd te doen wat God van me wil, ga ik door tot in het extreme. Ik vraag God zelfs om toestemming om naar de wc te lopen…”. Hij krijgt ‘openbaringen’ van God, die hij begint op te schrijven en aan zijn verheugde vader voorleest: “… Het is een constante dialoog tussen de twee personages in mijn hoofd…”. Wat natuurlijk ongelooflijk vermoeiend is. Uitgeput komt hij tenslotte tot de conclusie dat hij niet met de echte God in zee is gegaan, maar met een valse. Terug naar af.

 

Vreemde dubbelzinnigheid

Als zijn vader niet ver van Meppel een oude onbewoonbare boerderij met een stuk land kan huren, is Israel gered. Zijn mentale problemen raken op de achtergrond doordat hij zich de hele dag rot werkt. De vervallen keet moet verbouwd worden. De wens van zijn vader is zelfredzaam te zijn. Ze leggen een moestuin aan en schaffen dieren aan: kippen, geiten, varkens, konijnen, cavia’s, ganzen, eenden, kalkoenen, een poes, twee honden. Ze graven een eigen waterput. Israel leert kasten maken, kozijnen en deuren opknappen en nieuwe vloeren leggen. De contacten met de buitenwereld verlopen via Josef, een adept met wie zijn vader een ingewikkelde haat-liefdeverhouding heeft. Hij zou de duivel zelf zijn, maar ja, ze hebben hem nodig. De geesten in Israel krijgen de opdracht te helpen met klussen. Israel speelt het rollenspel mee. Omdat de entiteiten van niets weten, vraagt hij steeds aan zijn vader en broertje hoe de praktische dingen aangepakt moeten worden: “… Het is een vreemde dubbelzinnigheid…”. Zijn vader leert hen kunstschilderen. Ze bouwen een trainigsruimte waar ze aan de hand van video’s allerlei sporten beoefenen: tai chi, yoga, qi gong, boxen, gymnastiek, dansen, kung fu, aikido. Ondertussen wordt Israel een sjamaan die veel interesse heeft voor planten en de natuur. Hij bouwt met zijn vader aan een internetencyclopedie waarvoor ze alle kennis van de zichtbare en onzichtbare wereld willen verzamelen. Hij krijgt een e-reader met boeken over planten, geschiedenis en natuurkunde, waar hij samenvattingen van moet maken. Dag en nacht werken ze door. Na een tijdje weet hij onopgemerkt draadloos contact te maken met internet, download hij de boeken die hij wil en leest ’s nachts alles wat los en vast zit. Zijn honger naar kennis is onverzadigbaar. Weer gaat hij ten onder aan schuldgevoelens en biecht zijn zonden uiteindelijk op. Het is een wonder dat zijn obsessieve vader hem tijdens het uitdrijven van zijn slechte geesten niet vermoordt.

 

Poppenkastpoppetje

Israel vertelt dat hij negen jaar de last van een meervoudige persoonlijkheidsstoornis heeft gedragen. Het is bijna niet in te denken wat dat met je doet. Israel noemt het een regelrechte marteling. Het allerergste: de kwelling van familie die geen familie meer is. Zijn vader speelt met zijn identiteit alsof hij een poppenkastpoppetje is. Toch verandert er wat. Israel begint steeds beter te beseffen dat er iets niet klopt. Dat hij de verantwoordelijkheid voor zichzelf moet nemen. Zijn twijfels groeien alhoewel hij nog niet in staat is tot een helder inzicht te komen. Ondertussen sloopt het leven met de geestenwereld zijn vader ook. Gerrit Jan krijgt allerlei gezondheidsklachten. Israel kan hierdoor meer tijd voor zichzelf vrijmaken en vat een hevige interesse op voor het bouwen van systemen en machines om het leven op de boerderij aangenamer te maken. Hij bekijkt honderden video’s. Zijn intelligentie is ronduit verbijsterend. Hij vervangt zelfs het asbestdak van de schuur door een stevig pannendak. In een nacht wordt zijn vader overvallen door een hersenbloeding. Zijn rechterzijde raakt volledig verlamd. Praten lukt niet meer. Dat boort de hoop, dat zijn vader de aarde ooit als de langverwachte Messias zal veranderen in een nieuwe hof van Eden, de grond in. Papa is compleet in de war, wat hij uit in ziedende woede en frustratie. Hij raakt afhankelijk van de zorg van zijn kinderen. Langzaam leren ze de boel draaiende te houden zonder hem. Toch laat Israel zich weer door zijn vader koeioneren als deze een beetje sterker wordt. Wanneer zijn vader hem dwingt twee geiten te doden, gaat Israel pas beseffen hoezeer hij door zijn vader wordt gemanipuleerd. Inmiddels is hij 23.

 

De controle terugpakken

Zijn vader ontwikkelt epilepsie en komt na verloop van tijd amper meer het bed uit. Hij draagt Israel op zijn dagboeken te lezen, zodat diens geloof sterker wordt. Het tegenovergestelde is het geval. Het besef daagt dat hij zichzelf voor de gek heeft gehouden: “… Ik wil begrijpen hoe ik in staat ben geweest mezelf al die tijd zo te bedriegen. Ik moet de controle terugpakken zodat ik uit deze waanwereld kan ontsnappen…”. Stapje voor stapje verliest Israel zijn geloof.  Zo nu en dan wil hij het nieuw leven inblazen, maar dat lukt niet meer. Door het lezen van Dostojevski's  “Schuld en boete” begrijpt hij dat zijn vader kan zien wanneer hij gebukt gaat onder schuldgevoel. Zonder dat Gerrit Jan het merkt, bestelt hij een smartphone voor zichzelf. Met Josef begint hij een webshop die niet van de grond komt, maar hij leert wel met onbekenden te praten. Door de telefoon weliswaar. Hij doet een aantal anonieme meldingen over hun situatie bij de politie. Zonder resultaat, maar het maakt dat hij niet meer bang voor ze is. Israel wil niet dat zijn familie er achter komt dat hij actie aan het ondernemen is. Dat zou een breuk betekenen met hen. Hij komt op het idee om ’s nachts, als iedereen slaapt, op stap te gaan. Hoe raar is het om voor het eerst in je leven andere mensen te ontwaren? Israel heeft het over de ‘zoete’ geur die mensen verspreiden. De volgende nacht gaat hij een café in Ruinerwold binnen. Tijdens een daaropvolgend bezoek aan het café drinkt hij teveel, en wordt hij buiten de deur gezet omdat hij zich lastig gedraagt. Een paar opgetrommelde agenten komen een kijkje nemen. Hij spelt ze wat op de mouw. Telefonisch zoekt hij contact met Slachtofferhulp. Omdat ze weinig voor hem kunnen doen zolang hij geen acute hulp nodig heeft, en bovendien weigert overdag te bellen, verwijzen ze hem door naar Veilig Thuis. Veilig Thuis helpt alleen jongeren onder de achttien en wijst hem door naar maatschappelijk werk. Maatschappelijk werk wil face-to-face contact, wat Israel niet ziet zitten. Zo moeilijk is het dus, als je echt in de shit zit. Al gauw merkt zijn vader dat er wat aan de hand is en geeft Israel zijn telefoontje af, dat prompt kapot wordt geslagen. Dan realiseert hij zich dat er maar één weg open blijft als hij een einde wil maken aan het schimmenrijk waarin hij verblijft: de politie. Weer gaat hij naar het café, waar ze het politiebureau voor hem bellen. De rest weten we.

 

Uitgave: Pluim – 2022, 304 blz., ISBN 978 949 330 423 9, 24,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

dinsdag 18 oktober 2022

De kracht van ideeën – Jonathan Sacks

 


Subtitel: Woorden van geloof en wijsheid

 

In dagen van crisis, kom ik altijd weer bij het Jodendom op verhaal (zie bijvoorbeeld Viktor Frankl: “De zin van het bestaan” en Edith Eger: “De keuze”). Geen andere groepering lijkt bekender met lijden, én heeft noodgedwongen méér geleerd beproevingen te doorstaan: “… Hoe Europa de Joden heeft behandeld, zorgde voor bepaalde nieuwe woorden in het menselijk vocabulair: ‘disputen’, ‘gedwongen bekering’, ‘inquisitie’, ‘expulsie’, ‘autodafe’, ‘getto’, ‘pogrom’ en ‘Holocaust’, woorden die zijn geschreven met Joodse tranen en Joods bloed…”. Als er érgens wijsheid te halen valt, is het bij hen, voor mijn gevoel. De Engelse orthodoxe opperrabbijn Jonathan Sacks (1948 – 2020): “… De profeet Elia ontdekte dat God niet in de stormwind, de aardbeving of het vuur was, maar in de zachte stem van de kalmte, die teder is maar ook duidelijk. Laat die ons leiden door de wildernis van deze turbulente tijden. En moge die ons allen raken, zoals de sjofar ons allen raakt, om een beetje beter, nederiger en spiritueler te worden dan we waren…”. “De kracht van ideeën” bevat een selectie van zijn tijdloze religieuze en filosofische essays, toespraken en columns. Op YouTube vond ik inzake het werk van Sacks nog een interessante lezing van theoloog Marcel Poorthuis: zie hier.

 

Gemaakt naar Gods beeld en gelijkenis

Tot mijn verrassing opent “De kracht van ideeën” met een voorwoord van, toen nog, prins Charles, die rabbijn Sacks ‘een licht voor dit land’ noemt. Het eerste deel bestaat uit een selectie ‘Gedachten voor vandaag’, uitgezonden door BBC Radio 4, waarin een gelovige in zo’n tweeënhalve minuut zijn of haar gedachten over een nieuwsonderwerp mag delen. Het zijn derhalve korte stukjes, waarin rabbijn Sacks' indringende boodschap inzake (religieuze) tolerantie en verdraagzaamheid steeds weer helder opduikt. Nooit wordt hij moe te benadrukken dat het allereerste hoofdstuk in de Bijbel vertelt dat wij gemaakt zijn naar het beeld en de gelijkenis van God. Net als God zijn wij creatief. Net als God zijn wij vrij. Antoine Bodar zei ooit: iedereen is een kind van God, alleen weten we dat niet allemaal. Daarop rust de waardigheid van elk mens. Daarom is een respectvolle omgang met de ander een vereiste. Ook onze vijanden zijn geschapen als het evenbeeld van God. Wie een schepsel van God aantast, tast God zelf aan. Rabbijn Sacks: “… Ik vind het verbijsterend dat het geloof ons verdeelt, juist in een tijd waarin globalisering ons wereldwijd dwingt om samen op te trekken. We moeten samen optrekken tegen milieuvernieling, politieke vervolging, armoede en ziekte, maar niet tegen elkaar; en al helemaal niet uit naam van de God wiens beeld wij allemaal dragen…”. Even verder: “… De echte vraag, die keer op keer heeft weerklonken door de wandelgangen van de geschiedenis, is of we manieren kunnen vinden met elkaar te leven, ook als we geen manieren kunnen vinden met elkaar te geloven of te aanbidden…”. Nadat in machtsdenken verstrikte Europese katholieken en protestanten elkaar jarenlang de tent uit vochten, drong op een gegeven moment het besef door dat het niet loont om te zeggen: “… Geloofsovertuigingen zijn belangrijk, en daarom moet iedereen precies de juiste hebben…”. In plaats daarvan kun je ook een andere conclusie trekken: “… Geloofsovertuigingen zijn belangrijk, en daarom moet iedereen het recht hebben op een leven volgens zijn of haar eigen overtuiging…”. Religie is dan ook niet het meest geschikte middel om conflicten te beslechten, meent rabbijn Sacks (zie de rampzalige opstand van de Joden tegen de Romeinen in de eerste eeuw van onze jaartelling, die resulteerde in een verbanning die bijna 2000 jaar duurde). Dat is aan de politiek. Democratie is “... het slechtste systeem dat ooit is uitgevonden, afgezien van alle andere…”. De macht van de meerderheid kan immers leiden tot tirannie en het verlies van rechten van minderheden. “… De goede kant van democratie is echter dat daarmee conflicten op een niet-gewelddadige manier kunnen worden opgelost. Dankzij democratie is een regeringswissel mogelijk zonder revolutie of burgeroorlog. En bovenal staat democratie garant voor de vrije verwoording van afwijkende geluiden…”. Democratie bouwt geen samenleving die ideaal is, maar wel draaglijk.

 

Luisteren naar de andere kant

Prachtig omschrijft Sacks het verschil tussen macht en invloed. Kierkegaard zei ooit: “… Zodra een koning sterft, sterft zijn macht. Zodra een profeet sterft, begint zijn invloed…”. De koningen van weleer zijn we allang vergeten, de profeten blijven inspireren. “… Niet ieder van ons heeft macht. Maar iedereen heeft wel invloed…”. We maken de mensen in onze omgeving beter of slechter dan ze zonder ons zouden zijn geweest. We kunnen ze besmetten met ons cynisme en materialisme, maar ook opbouwen met onze ‘kleine daden’ van vriendelijkheid en liefde. Aansluitend waarschuwt rabbijn Sacks voor de heersende cancelcultuur in de woke-beweging: “… Ik maak me grote zorgen over iets wat ik beschouw als de aanval op het vrije woord, die momenteel om zich heen grijpt binnen Britse universiteiten uit naam van de ‘safe space’ (een plek die veilig is, maar ook buitensluit), ‘trigger warnings’ (gevoeligheid die verwordt tot overgevoeligheid) en vormen van ‘microagressie’ (beledigingen die niet zo bedoeld zijn). Vorige maand wilden studenten zelfs niet dat een afgevaardigde van de christelijke studentenbeweging werd toegelaten tot Oxford College, omdat sommige studenten die aanwezigheid wel eens als ongemakkelijk en storend konden ervaren. Gelukkig werd dat verbod snel opgeheven dankzij het protest dat volgde. Maar toch…”. Even verder: “… Ik weet dat al dit activisme is ontstaan uit de nobelste motieven, om de gevoelens van kwetsbare mensen te beschermen, en dat juich ik toe. Maar zo’n doel bereik je niet door afwijkende meningen te verbieden. Een veilige plek is juist precies het tegenovergestelde: een plek waar je respectvol luistert naar standpunten die afwijken van de jouwe, omdat je weet dat er ook respectvol naar jouw standpunten wordt geluisterd. Dat is academische vrijheid…”. Kijk naar de rabbijnen die al eeuwenlang ruzieën ‘omwille van de hemel’. Waarheid ontstaat per definitie uit onenigheid en discussie. Tolerantie betekent dat je ruimte schept voor verschillen. Rechtvaardigheid heeft te maken met ‘Audi alteram partem’: luisteren naar de andere kant. George Orwell zei ooit: “… Als vrijheid ook maar iets betekent, is dat het recht om mensen te zeggen wat ze niet willen horen…”. Maar het vrije woord betekent niet dat woorden geen prijs hebben: “… Het betekent dat woorden de vrijheid en waardigheid van anderen respecteren. Als we dat vergeten, zal blijken dat het vrije woord een torenhoge prijs heeft…” (zie de zelfmoorden veroorzaakt door pesten via internet). Rabbijn Sacks: “… verschillen zijn juist wat ons menselijk maakt. Een samenleving die geen plaats heeft voor verschillen, heeft ook geen plaats voor menselijkheid…”. Om onze eigen identiteit te bevestigen, hoeven we niet eerst die van een ander te ontkennen: “… Je hoeft niet Frans te zijn om te houden van Flaubert, of Russisch om Tolstoj te bewonderen, of Japans om te genieten van een haiku…”.  

 

Voor Joden is leven lezen

Deel twee bevat een aantal zogeheten ‘Credo-columns’ die rabbijn Sacks iedere maand leverde aan dagblad The Times. Een prachtig item gaat over de humanistische advertentie op bussen: ‘Er bestaat waarschijnlijk geen God’. Rabbijn Sacks trekt lijnen naar de ongelooflijke onwaarschijnlijkheid van alles wat bestaat. Het leven op aarde. Aartsvader Abraham, die de meest invloedrijke figuur ooit zou worden: “… meer dan de helft van de zes miljard mensen die nu leven, doen dat volgens zijn religieuze nalatenschap…”. Het minieme volkje Israël dat langer bestaat dan elk wereldrijk dat er ooit alles aan deed om het te vernietigen. De kleine, vervolgde sekte van de christenen, die op een dag de grootste beweging ter wereld zou zijn. “… Alles wat interessant is aan het leven, het heelal en noem maar op, is onwaarschijnlijk. Zoals Nicholas Taleb ons zegt in ‘De zwarte zwaan’. Het boek met de ondertitel ‘De impact van het hoogst onwaarschijnlijke’. De titel verwijst naar het feit dat mensen het bestaan van een zwarte zwaan stellig ontkenden, omdat niemand er ooit een had gezien – totdat iemand er een ontdekte in Australië…”. Wanneer Joden aan het leven denken, denken ze aan een boek. Voor Joden is leven lezen: “… Ik werd dan ook geraakt door Caitlin Morans krachtige pleidooi van afgelopen augustus om de plaatselijke bibliotheken uit te zonderen van overheidsbezuinigingen. Ze stelde dat bibliotheken ‘de kathedralen van de geest’ zijn, ‘de ziekenhuizen van de ziel, de themaparken van de fantasie'. Op een koud, regenachtig eiland zijn het de enige overdekte, publieke plaatsen waar je geen consument bent, maar een burger. Een mens met hersens en een hart en een verlangen om te worden opgetild, in plaats van een klant met een bankpas…”. Elke boekenkaft die wordt geopend is even opwindend als het moment waarop Alice haar gouden sleutel in het deurslot steekt: “… Dat is een idee dat we nooit mogen kwijtraken. Ze democratiseren kennis en geven ieder van ons evenveel toegang tot het erfgoed van de mensheid. Er bestaan allerlei soorten armoede waaraan we een einde horen te maken, maar ik vraag me af of intellectuele verarming niet de diepste en meest slopende is…”. Hoe moeilijk het leven ook is, je kunt je altijd nog terugtrekken met, en laten troosten door, een boek.

 

Verantwoordelijkheid

Deel drie is gevuld met een greep uit de artikelen die rabbijn Sacks schreef voor verschillende kranten en tijdschriften, als achtergrondcommentaar bij het nieuws. Evenals Hilary Mantel in “Vorstelijke personages” - zie mijn vorige blog - waarschuwt hij voor op hol geslagen relativisme en afzwakking van morele verantwoordelijkheid. Vrije samenlevingen worden niet verslagen door terreur, maar ze beginnen te sterven als terreur wordt goedgepraat. Zie de ‘ontwijkende bewegingen’ inzake de aanslagen in Londen: “… ontkenning van verantwoordelijkheid (de plegers waren slachtoffers van uitsluiting), beschuldiging van het slachtoffer (Londenaren waren collectief verantwoordelijkheid voor de oorlog in Irak), en ontkenning van de schade (het aantal dodelijke slachtoffers op 7/7 was een handjevol, vergeleken met het aantal doden in Afghanistan en Irak)…”. Je kunt religie achterlijk vinden, maar zelfs Freud, die religie betitelde als de ‘compulsieve neurose van de mensheid’, zag in dat de joods-christelijke ethiek mensen trainde om hun lusten te bedwingen en zelfbeheersing op te brengen. “… Verbondenheid met een religieuze gemeenschap is de beste voorspeller van altruïsme en empathie: beter dan opleidingsniveau, leeftijd, inkomen, gender of huidskleur…”. De markt en de staat draaien om competitie, moraliteit om samenwerking: “… Moraliteit is de alchemie die zelfzuchtige genen verandert in onbaatzuchtige mensen, egoïsten in altruïsten, en streven uit eigenbelang in empathie, sympathie en mededogen met en voor anderen…”.  Als een samenleving zijn godsdienstige wortels doorsnijdt neemt het ‘ik’ de plaats in van ‘wij’, en genot voor vandaag de leefbaarheid voor morgen. Zo raakt een samenleving in de problemen. Wij zijn, met ons inmiddels niet meer vol te houden hedonisme, zelf onze grootste vijand: “… Als de religie sterft en het consumentisme haar plaats inneemt, blijven mensen achter met een cultuur die hen aanmoedigt spullen te kopen die ze niet nodig hebben met geld dat ze niet bezitten voor geluk dat niet lang zal duren…”. Zelfs de bankencrisis maakt duidelijk dat de markteconomie elk besef van goed en kwaad kwijt is. Het Jodendom is nooit tegen kapitalisme geweest. Integendeel. Maar het heeft wel altijd gehamerd op eerlijkheid én op het belang van een wekelijkse rustdag die wordt gewijd aan het gezin: de sjabbat.  

 

Morele dieren

In het christendom gaat het vaak om de 'leer': orthodoxie. In het Jodendom om het 'leven': orthopraxie. Wij zijn ‘morele dieren’. Moraliteit is ons ‘ingebouwde navigatiesysteem’. In de jaren zestig van de vorige eeuw ontstond er een morele revolutie die de hele maatschappelijke erfenis aan traditionele ethiek en zelfbeheersing achter zich liet. Wat heeft ons dat gebracht? “… Je hoeft geen victoriaanse sentimenteel te zijn om te beseffen dat er sindsdien iets grondig is misgegaan. Vandaag de dag wordt 40 procent van de kinderen in Groot-Brittannië buiten het huwelijk geboren. Groot-Brittannië telt het hoogste percentage eenoudergezinnen en tienermoeders ter wereld. Dit heeft geleid tot nieuwe vormen van kinderarmoede die zelfs serieuze overheidsuitgaven niet hebben kunnen verbeteren…”. Armoede is een diep vernederende ervaring – zie “Moeder van 40.000 kinderen” van Jasper van den Bovenkamp. In 2007 bleek uit een rapport van Unicef dat Britse kinderen de minst gelukkige ter wereld waren: “… Hele gemeenschappen groeien op zonder vader of mannelijk rolmodel. Een gezin grootbrengen is onder de beste omstandigheden al niet makkelijk. Proberen dat voor elkaar te krijgen met die hele last op de schouders van vrouwen - in 91 procent van de eenoudergezinnen wonen de kinderen bij de moeder – is praktisch absurd en moreel onverdedigbaar..”. Jongens die opgroeien volgens de regels van straatbendes heeft niemand meer in de hand, de ouders niet, de leraren niet, en zelfs de politie niet. “… De ineenstorting van families en gemeenschappen laat een spoor van asociale jongeren achter die niet door hun ouders zijn verzorgd en die het gemiddeld - jazeker, er zijn uitzonderingen – op school slechter doen dan hun klasgenoten, vatbaarder zijn voor drugs- en alcoholverslaving, minder kans maken op een stabiele baan en meer kans op de gevangenis…”. Daar kunnen ze niets aan doen: “… Ze zijn het slachtoffer van een tsunami aan wensdenken die het Westen overspoelde met de boodschap dat je seks kunt hebben zonder de verantwoordelijkheid voor je huwelijk, kinderen zonder de verantwoordelijkheid voor je ouderschap, sociale orde zonder de verantwoordelijkheid voor je moraliteit, en eigenwaarde zonder de verantwoordelijkheid voor je werk en je beloonde prestaties…”. Evenals Hilary Mantel in mijn vorige blog wijst rabbijn Sacks op het feit dat volgens onderzoek vooral meisjes in Engeland het slachtoffer worden van deze 'vrijheid-blijheidmentaliteit' (wat ook bij ons inmiddels het geval is – zie het rtl-item: ‘Ongekende daling’ mentale gezondheid meisjes van 13 september jongstleden). Een kwart van de veertienjarige meisjes in Groot-Brittannië heeft zich wel eens beschadigd. Depressie en zelfdoding zijn spectaculair gestegen. Veel meisjes die zich continu vergelijken met de opgepoetste levens van generatiegenoten op sociale media, hebben last van paniekstoornissen en zijn en niet opgewassen tegen groepsdruk. Wat kan religie voor hen betekenen?

 

Geen wollig idealisme maar koppig pragmatisme

Deel vier bevat een aantal toespraken die rabbijn Sacks hield als lid van het Hogerhuis. Hij legt daarin uit wat de meerwaarde is van religies voor de samenleving. Religie wordt maar al te vaak verkeerd begrepen: “… Ze wordt gezien als een hoeveelheid vreemde opvattingen en excentrieke rituelen die we uitstekend kunnen missen…”. Het is duidelijk dat iedere religie moet worstelen met zijn eigen demonen. Maar religie is ook, en misschien wel vooral, ‘een vormer van karakter’, en een onafgebroken onderricht in ‘een leven dat geleefd wordt voorbij het ik’. Religie verlost ons van onze eenzaamheid. “… Ver voordat deze taken werden overgenomen door de staat, bouwden religieuze groepen hier en elders al scholen, ziekenhuizen en ondersteuningsnetwerken…”. Over de religieuze diversiteit van de negen grootste geloofsgemeenschappen in Groot-Brittannië: “… Elke geloofsvorm is een kaars; niet een ervan geeft minder licht door het licht van de andere; en samen helpen ze een deel van het duister uit het hart van de mens te verbannen…”. Hij pleit krachtig voor onderricht in normen en waarden: “… We maken een grove fout als we alleen aan onderwijs denken in termen van kennis en vaardigheden – wat de Amerikaanse schrijver David Brooks de ‘cv-deugden’ noemt, in tegenstelling tot de ‘grafrededeugden’. En dat is geen wollig idealisme. Dat is koppig pragmatisme…”. Hij wijst erop dat geen enkele samenleving in het verleden de reis naar moreel relativisme en individualisme lang heeft volgehouden: zie het verval van de Griekse en Romeinse beschavingen. En over het huidige antisemitisme: “… Een van de altijd terugkerende historische feiten is dat de meeste antisemieten zichzelf niet beschouwen als antisemiet. ‘Wij hebben geen hekel aan de Joden,’ zeiden ze in de middeleeuwen, ‘alleen maar aan hun geloof.’ ‘Wij hebben geen hekel aan de Joden,’ zeiden ze in de negentiende eeuw, ‘alleen maar aan hun ras.’ ‘Wij hebben geen hekel aan de Joden,’ zeggen ze nu, ‘alleen maar aan hun natiestaat’…”. Antisemitisme muteert als het coronavirus. Over het Palestijns-Israëlische conflict: “… Wij willen dat niet alleen Israëlische, maar ook Palestijnse kinderen een toekomst hebben in vrede, voorspoed, vrijheid en hoop. Daarom komen wij in opstand tegen mensen die Palestijnse kinderen leren degenen te haten met wie ze op een dag zullen moeten samenleven; die geld dat bestemd is voor hulpverlening misbruiken om wapens te kopen en tunnels te graven, waarmee ze de regio weer in een duistere tijd van barbarisme willen storten…”. Een religie die in naam van de God van Abraham, de almachtige, genadige en barmhartige God, wreedheden begaat, onschuldige mensen afslacht en onthoofdt, kinderen behandelt als slaven, burgers inzet als menselijk schild en jonge mensen als vernietigingswapens, kan onmogelijk om de God van Abraham draaien en vertegenwoordigt niet de islam die ooit de bewondering van de wereld verdiende. “… Het was Nietzsche – niet de profeten – die de wil tot macht aanbad. Het was Machiavelli – niet de heilige schrift – die onderwees dat je beter gevreesd kunt zijn dan geliefd…”.

 

De Sjechina

Het laatste deel is gewijd aan de veelvuldige lezingen die rabbijn Sacks overal heeft gehouden waar hij werd uitgenodigd, en is wat mij betreft het boeiendst, omdat ze wat langer en daarom diepgravender zijn dan de voorgaande artikelen. Prachtige oneliners komen voorbij, als: “… Wie is een held? Iemand die een vijand verandert in een vriend…”. Over het gevaar van het uitbesteden van taken (en dat schreef hij in een tijd toen er nog geen sprake was van een energiecrisis): “… Dat leek destijds een goed idee, alsof het Westen tegen de wereld zei: jullie doen de procedure en dan doen wij de consumptie…”. Waarom we religie nodig hebben? “… De wetenschap vertelt ons wat er is, maar niet wat er hoort te zijn. De technologie schenkt ons kracht, maar kan ons niet vertellen hoe we die kracht horen te gebruiken. De liberale democratische staat doet principieel geen morele uitspraken. De markt biedt ons keuzes, maar zegt er niet bij wat de beste zijn. De evolutionaire biologie vertelt ons waarom we bepaalde verlangens hebben, maar niet welke verlangens we horen te willen bevredigen en welke niet…”. Rabbijn Sacks wijst er op dat de Joden hebben bewezen dat je je identiteit kunt behouden in een wereld die totaal anders is dan jij bent: “… Dat betekent een bereidheid om te leven in een toestand van cognitieve dissonantie en dat is niet voor iedereen weggelegd. Maar het is wel creatief…”. Evenals William James in “Vormen van religieuze ervaring” leert rabbijn Sacks dat religie te maken heeft met de persoonlijke gemeenschap met God: “… wanneer je bidt, wanneer je studeert en wanneer je jezelf openstelt voor de hemel in de diepste diepten van je ziel…”. In die momenten van alleen-zijn, gebeurt het: “… En daar, in de afzondering van je ziel, zul je de ‘Sjechina’ horen, de aanwezigheid van God, die tot je fluistert, door de teksten van onze traditie en door de inzichten van onze wijsgeren…”. Dan hoor je de muziek achter alle rumoer van de wereld.

 

Het recht om anders te zijn

Hij gaat diep op de visie van kardinaal Ratzinger in, die ooit stelde dat een beschaving die het geloof in God verliest, uiteindelijk het geloof in zichzelf verliest. Ik denk dat dat waar is, omdat geloof in God heel veel met je allerdiepste kern te maken heeft. Historicus Will Durant schrijft dat een zekere spanning tussen religie en de samenleving een kenmerk is van de hogere stadia van iedere beschaving. Daarna begint religie “… ‘een zelfmoordgevecht uit naam van het al verloren doel van het verleden’ en ‘priesterlijke controle over kunsten en letteren wordt dan ervaren als een beklemmende of een haatdragende belemmering', en de intellectuele geschiedschrijving neemt dan het wezen aan van een ‘conflict tussen wetenschap en geloof’. De intellectuele klassen verlaten de antieke theologie en – na enige aarzeling – de morele wet die eraan verbonden is; literatuur en filosofie worden antiklerikaal. De beweging van bevrijding stijgt op tot een uitzinnige verheerlijking van de rede en stort neer door een verlammende desillusie over ieder dogma en ieder idee. Gedrag dat beroofd is van zijn religieuze fundament, takelt af tot hedonistische chaos; en het leven zelf, zonder de troost van het geloof, wordt een last die voor de bewuste arme even zwaar is als voor de vermoeide rijke. Uiteindelijk vallen de ondergang van een samenleving en haar religie vaak samen, als lichaam en ziel, in een harmonieuze dood. In de tussentijd ontstijgt er vanuit de onderdrukten een nieuwe mythe, die een nieuwe vorm geeft aan de menselijke hoop, nieuwe moed aan de menselijke inspanning, en die na eeuwen vol chaos een nieuwe beschaving bouwt…”. Welnu. Kan de val van een beschaving worden voorkomen? Rabbijn Sacks:“… het geweldige, profetische antwoord daarop is: ja, dat kan…”. Mits we vertrouwen op God. We kunnen ons weer naar binnen richten. We kunnen nederig trouw zijn aan ons geloof en tegelijk proberen een zegen te zijn voor anderen. “… Wij moeten Europa helpen zijn ziel terug te vinden…”. Er bestaat een verschil tussen de materiële en spirituele dimensie van een beschaving. Een creatieve minderheid kan tegelijk trouw blijven aan het eigen geloof en sterke banden met de buitenwereld aangaan, kan de heilige vlam brandend houden en daardoor de samenleving transformeren. Want telkens als je probeert te zijn als je buren, “… zul je worden verslagen door je buren. Telkens als je macht aanbidt, zul je worden verslagen door de macht. Telkens als je streeft naar overheersing, zul je worden overheerst…”. Rabbijn Sacks legt uit hoe het christendom gekenmerkt wordt door een hellenistische en een Hebreeuwse stem. De hellenistische stem spreekt over universele waarheden die het anderen wil op leggen door te ‘bekeren’. De Hebreeuwse stem dwingt niemand, spreekt over het persoonlijke, wil ‘inspireren’. Wat ondertussen de joods-christelijke ethiek is gaan heten wordt constant aangevallen door twee gevaren: door hen die religie helemaal willen afschaffen, en door hen die iets zien in één wereldomvattende kerk die nog christelijk, nog joods is. De Ene in de hemel heeft echter gezorgd voor diversiteit op aarde. De Joden leefden en stierven (soms) voor het recht om anders te zijn.

 

Uitgave: KokBoekencentrum – 2022, vertaling Jaap Slingerland, 400 blz., ISBN 978 904 353 814 5, 32,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier