Menu

woensdag 3 april 2013

Oorlog voeren – Karl Marlantes


Nooit heb ik begrepen waarom mensen ervoor kiezen het leger in te gaan. Voor de kick doden of gedood worden? Als je ertoe gedwongen wordt is het nog daaraantoe, maar...
Daarom leek het me wel goed een boek te lezen waarin die wereld wat dichterbij komt. Ook al is het ver van mijn bed; ik lees dagelijks over oorlog in de krant en zie in ieder tv journaal strijdende partijen.
Karl Marlantes (1945, studeerde aan Yale University en Oxford University, ontving meerdere onderscheidingen waaronder twee keer de Purple Heart, schrijver van de succesvolle oorlogsroman ‘Matterhorn’), vocht als marinier in Vietnam. Hij deed er veertig jaar over om met zijn oorlogservaringen in het reine te komen en dit boek te schrijven. Het is geen verslaggeversverhaal - al haalt hij zijn rauwe oorlogservaringen er wel bij - maar gaat over de veronachtzaamde kanten van het militair zijn: “… De offers die soldaten brengen zijn bijna onmenselijk. Politici en burgers hebben geen flauw idee wat de jonge mannen en vrouwen moeten doorstaan die zij de strijd insturen. Bovendien is het vaak nauwelijks mogelijk om na terugkomst weer normaal deel te nemen aan de maatschappij…”.
Wat gebeurt er psychisch, moreel en spiritueel met je als je in een oorlog bent (geweest)? Dat is precies wat ik wilde weten.


De tempel van Mars
Marlantes noemt het deelnemen aan een oorlog het ‘betreden van de tempel van Mars’. Door anderen te doden neem je een plek in die normaal aan God is voorbehouden. Eigenlijk kun je dat niet ongestraft doen.
In bijna ‘verheven’ taal legt hij uit: “… Veel mensen zullen zeggen dat oorlog en spiritualiteit niets met elkaar te maken hebben. Tegen hen zeg ik het volgende. Mystieke of religieuze ervaringen bestaan uit vier elementen: het constante besef van eigen sterfelijkheid, de volledige fixatie op het heden, het leven van anderen belangrijker achten dan dat van jezelf en deel uitmaken van een grotere religieuze gemeenschap, zoals de sangha, ummah, of kerk. Die vier elementen komen ook terug in een oorlog. Het grote verschil is dat de mysticus de hemel ziet en de militair de hel. Ik weet alleen niet of oorlog de donkere kant van hetzelfde visioen is of alleen maar iets met eenzelfde intensiteit…”. Hij vergelijkt het met een spirituele ervaring die hij als jongetje had: “… De meeste mensen, ikzelf incluis, geven er de voorkeur aan om een heilige plek te zien als een stralende, wonderbaarlijke omgeving waarin we ons geborgen voelen en onze psyche kunnen schragen tegen de dood. We verzetten ons tegen de gedachte dat iets smerigs en gewelddadigs als een oorlog ook maar enige overeenkomst heeft met spiritualiteit. Maar is er ergens een praktiserend christen te vinden die Golgotha niet als een heilige plek beschouwt? Neem de demonen van het Tibetaanse boeddhisme, de rituele martelingen die sommige indianenstammen erop nahielden, de duistere aspecten van voodoo of het wrede martelaarschap van heiligen van alle gezindten. Rituele marteling en het martelaarschap zijn een zinloos en vreselijk lijden, of ze zijn een diepreligieuze ervaring, afhankelijk van wat het lijdend voorwerp aan de situatie toevoegt. Beide zijn even gruwelijk. Voor oorlog geldt precies hetzelfde…”.
Vroeger speelde de oorlog zich buiten het normale leven af. Door de moderne techniek wordt oorlog voeren steeds meer een ‘gewoon’ baantje. Maar hoe meer de grens tussen een oorlogsomgeving en het gewone leven vervaagt, hoe meer soldaten ‘in de war’ raken, en hoe onaangepaster ze zich gaan gedragen.
Marlantes vindt dat militairen zich mentaal moeten voorbereiden op oorlog voeren omdat het onvermijdelijk een gigantische aanslag op hun geest en ziel zal zijn. Daarom schreef hij dit boek.

Primaire kant
Het ergste vindt Marlantes mensen die zeggen ‘Het is vast vreselijk om een medemens te doden’. Omdat hem dan wordt verteld hoe hij zich had moeten voelen, hij zich beslist niét zo voelde, en die ander duidelijk niet wil weten wat hij écht onderging.
Hij voelde zich niet 'vreselijk'. Hij voelde vanwege apatische uitputting soms niets, of was juist euforisch en extatisch vanwege het gevoel van macht, vernietiging en geweld, terwijl hij stijf stond van de adrenaline (een toestand waar in het 'gewone' leven maar moeilijk van af te kicken is): “… Ik heb een heel primaire kant. Waarschijnlijk hebben we die allemaal, maar zijn we er bang voor of we ontkennen het bestaan liever. Die ontkenning is gevaarlijker dan acceptatie, omdat ‘de moordenaar’, dat gestoorde, primitieve chimpansee-aspect van ons, niet onder de controle van ons ego valt. Om die reden kan een keurig, godvruchtig mens betrokken raken bij een lynchpartij. Het is de reden waarom een vredesactivist bereid is om met een autobom een politieman te doden…”. Hij vertelt over de vijand: “… Ik had geen mensen gedood die zoons, broers en vaders waren. Ik had Crispy Critters gedood. Het hadden moffen, spleetogen, Hunnen, ongelovigen, haakneuzen, imperialistsiche zwijnen, Yankee-zwijnen, macho-klootzakken of wat dan ook kunnen zijn. De lijst is even lang als er verschillende mensen zijn. Deze verontmenselijking van de vijand is een soort pseudo-soortvorming. Je verandert de ander in een ander soort wezen waardoor het makkelijker wordt hem te doden…”.
Marlantes is niet voor het 'humaniseren' van de militaire opleiding. Die is niet voor niets kei- en keihard. In een gevecht is de eenheid zo sterk als de zwakste schakel; mariniers moeten in staat zijn zichzelf op te offeren voor hun collega's, ze mogen niet 'breken', ze moeten leren zichzelf ten koste van alles en iedereen te overwinnen.

Schaduw
Over een gedode soldaat die hij maar niet uit zijn hoofd kon zetten: “… De donkere ogen van die knul keerden op de vreemdste momenten terug op mijn netvlies. Als ik in het donker in de auto zat, zag ik ze opeens in de voorruit. Of ik was op mijn werk in gesprek met iemand en werd dan opeens overrompeld door die blik vol haat, zodat ik mijn uiterste best moest doen om bij de les te blijven. Ik ben nooit in staat geweest om iemand te vertellen wat zich in mijn binnenste afspeelde. Dus bleef ik die beelden verdringen, jarenlang. Ik begon dat deel van mijn ervaringen pas een plek te geven nadat ik die knul als een gewone knul was gaan zien, mijn eigen knul misschien wel. Toen kwam die overweldigende droefenis naar buiten, en het herstel. Het verbinden van die gevoelens van verdriet, woede en alles wat ik hiervoor heb genoemd met de oorlogshandeling, zou verplicht moeten worden gesteld voor alle militairen die oog in oog anderen hebben gedood…”.
Je kunt geen goed mens zijn totdat je ziet hoe slecht je bent (vandaar die religieuze aandacht voor 'zonden'?). De folteraars van de Inquisitie dachten ook dat ze goed bezig waren. Volgens de beroemde psychiater Jung hebben we allemaal schaduwkanten, die we heel makkelijk op anderen afschuiven. Mensen die beweren dat ze er geen hebben, hebben de grootste: “… Dat zijn de mensen die een rooie om zeep helpen voor Christus, zelfs als die maar acht jaar oud is. Dat zijn de mensen die spugen op een veteraan, zelfs als hij hospik was. Dat zijn de mensen die bombrieven naar bankiers sturen, ook al zijn dat vaders met kleine kinderen. Dat zijn de mensen die de persoonlijkheid van hun zoon met zo’n energie verstikken dat als die persoonlijkheid terugkeert, wat onontkoombaar is, het met zoveel woede gebeurt dat elke vorm van rede wordt verpletterd als door een gevechtslaars die door een glazen ruit gaat…”. Marlantes heeft heel wat te vertellen over het onder ogen leren zien van onze schaduw.
Verder heeft hij het over drie soorten wreedheid. Ik herken dat wel als drie soorten woede: “… Je hebt wat ik de ‘withete’ wreedheid noem, waarbij de logica de hoogste leidraad vormt, zonder enige empathie. Daarnaast heb je de ‘roodgloeiende’ wreedheid waar juist het tegenovergestelde gebeurt en de emotie, meestal razernij, alle logica en rationaliteit uitschakelt. Ten slotte heb je de wreedheid door het verdwenen normbesef, waarbij er een diepe kloof is tussen wat de samenleving thuis beschouwt als de morele norm en wat de directe samenleving waarin je je bevindt feitelijk verwacht…”.
Hij vertelt verhalen over manschappen die de oren van hun vijanden afsneden en verzamelden, bij wijze van oorlogstrofee, zonder dat ze daar ook maar iets kwaads in zagen.

Uitgekotst
Misschien wel het moeilijkst te verdragen was de maatschappelijke afkeuring die de Vietnam-soldaten over zich heen kregen, toen ze naar huis terug keerden. Niets 'heldenstatus'. Ze werden letterlijk uitgekotst. Ze hadden in een foute oorlog gezeten. Wie denkt te hebben gestreden voor een ‘rechtvaardige zaak’ heeft achteraf veel minder last van schuldgevoel: “… Ik hunkerde ernaar om weer in de gemeenschap opgenomen te worden. Volgens mij ging ik er uiteindelijk onbewust van uit dat ik vast wel iets verkeerd had gedaan om zo afgewezen te worden…”.
Marlantes: “… Veel van mijn landgenoten zijn nog steeds niet terug uit de oorlog. Sommigen zitten nog steeds in het oerwoud, ergens in Alaska of Montana. Ik niet. Dat komt omdat sommige dingen goed zijn gegaan…”. Hij had goede vrienden en kon ‘praten’: “… Als het kind vraagt: ‘Hoe is het om oorlog te voeren?’ en jij wilt geen antwoord geven, dan ben je nog niet terug…”.
Wat uiteindelijk overblijft is ‘droefheid’ om, en ‘respect’ voor, de doden.

Dit boek is mijn lied
"... Om weer het gevoel te krijgen dat ik leefde en tegelijk de pijn uit de weg te gaan van de confrontatie met de duisternis en de duistere dingen die ik had gedaan, bedacht ik een (in eerste instantie) buitengewoon originele en creatieve oplossing: drugs, drank en seks...".
Marlantes wil open en eerlijk zijn over de oorlog: “… Hoe meer we ons bewust zijn van de prijs van een oorlog, niet alleen in doden en geld, maar ook in verwoeste psyches en gezinnen, hoe kleiner de kans wordt dat we ons kostbaarste bezit en ons beste wapen eraan opofferen: onze opgroeiende kinderen…”, maar, “… zolang er mensen zijn die eenvoudigweg gek zijn of bereid zijn om te doden uit winstbejag of machtswellust, zullen we mensen nodig hebben, strijders, die bereid zijn om te doden om die mensen een halt toe te roepen…”.
In de tijd dat Marlantes terug kwam uit Vietnam was het posttraumatisch stress syndroom (PTTS), waar veel soldaten mee kampten, totaal onbekend. Marlantes pleit voor een gedegen opvang van ex-militairen: “… Dit boek is mijn lied. Elke veteraan moet zijn eigen lied over onze oorlog hebben voordat we kunnen terugkeren in de maatschappij zonder dat iedereen, zelfs de koning, achter de muren zit te bibberen van angst. Dat kan in de vorm van schilderen of gedichten voordragen over de oorlog. Dat kan door in kleine groepjes bij elkaar te komen en elkaar verhalen te vertellen. Dat kan door erover te dromen en dan je dromen op te schrijven en ze aan mensen te vertellen. Maar het is niet genoeg om voor jezelf te schilderen of zingen. Je moet je lied voor anderen zingen. Zij die bang zijn of zich ongemakkelijk voelen, moeten het horen. Ze moeten de schilderijen zien. Ze moeten hun angst kwijtraken…”.
Eerlijk gezegd betwijfel ik wel een beetje of zijn, met name spirituele, voorstellen weerklank zullen vinden bij het soort mensen dat zijn/haar uitdagingen in het leger zoekt - maar goed, in ieder geval kan er over nagedacht worden.
Ik heb hierbij Marlantes lied gehoord. Het heeft me zeker geholpen een wat beter inzicht in de soldatengeest te krijgen.

Trailer: http://www.youtube.com/watch?v=Zs2fJKuAI

Uitgave: Meulenhoff - 2012, 288 blz., ISBN 978 902 908 855 8, €10,-
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten