Menu

vrijdag 29 april 2022

Oorlog met Rusland – Michel Krielaars

 


ChefBoeken van het NRC en Ruslanddeskundige Michel Krielaars, waar ik eerder “Het brilletje van Tsjechov” en “Alles voor het moederland” van besprak, schreef een helder essay over de achtergrond van de oorlog (die geen oorlog mag heten) van Rusland tegen Oekraïne. Ik wijs er hierbij graag op dat van ieder verkocht exemplaar  2,50 naar ‘Giro 555 – Samen in actie voor Oekraïne’ gaat.

 

Back to the USSR

Op donderdag 24 februari 2022 valt Rusland Oekraïne binnen: “…Voor het eerst sinds het uiteenvallen van Joegoslavië is een grote oorlog in Europa een feit, met een geweld dat we sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer gezien hebben…”. President Biden, die hier regelmatig voor heeft gewaarschuwd, blijkt toch geen ‘oorlogshitser’ te zijn. Poetin wil broederland Oekraïne ‘denazificeren’ en ‘demilitariseren’: de volksrepublieken Donetsk en Loehansk, waar een ‘genocide onder leiding van het regime in Kyiv’ zou plaatsvinden, smeekten hem hierom. Hoofdschuldige is Amerika: het ‘rijk der leugens’. Aldus Poetin. De NAVO nadert de grens zoals de fascistische Duitsers in 1941. En Zelensky is hun bondgenoot. Dus moet zijn regering vervangen worden door een marionettenregime dat alles doet wat Moskou beveelt: back to the USSR. Om het maar niet over de verderfelijke Westerse waarden te hebben, zie het transgenderisme, waarmee ook het heilige Rusland dreigt geïnfecteerd te worden. Echter, het in rap tempo gemoderniseerde Oekraïne is geenszins van plan zijn onafhankelijkheid, een kadootje van president Jeltsin omdat ‘het volk zolang was onderdrukt’ (zie de Holomodor), op te geven. Het vecht zich liever dood dan zich wederom te laten knechten. Bovendien blijkt Poetins verdeel en heerstechniek richting het Westen een wassen neus. Massaal sturen de Europese staten defensieve wapens naar Oekraïne en eensgezinder dan ooit voeren ze ongekend strenge sancties in, met de bedoeling de Russische economie te verlammen. Veel Russische ouders merken dat hun voorgelogen zonen dienen als kanonnenvoer. Duizenden demonstranten worden gearresteerd. Onafhankelijke Russische media als Radio Echomoskvy en internettelevisiekanaal TV Dozjd verdwijnen uit de ether. De zakenelite ziet met elke bom zijn vermogen verdampen. Maar niemand durft zijn mond open te doen tegen Poetin. Een nieuwe Stalin lijkt opgestaan. Poetins zelfgekozen afzondering tijdens de coronapandemie heeft hem ook in een intellectueel isolement gebracht. Krielaars denkt dat hij alleen contact heeft met de ‘haviken’ Alexander Bortnikov, hoofd van de geheime dienst FSB, en Nikolaj Patroesjev, secretaris van de Veiligheidsraad. Mannen die met hun hoofd nog altijd in de gloriedagen van de Sovjet-Unie leven.

 

De herrijzenis van een genadeloze tsaar

Krielaars vertelt hoe hij tijdens een bezoek aan Moskou in 2013 al merkt dat het de verkeerde kant opgaat. Er heerst een depressieve sfeer. Zijn vrienden hebben zich na het neerslaan van de protesten tegen het bewind van Poetin, in 2011 en 2012, van de politiek afgewend. Kijken nauwelijks meer tv omdat zelfs de meest kritische zenders zich hebben neergelegd bij het repressieve systeem. De staatstelevisie doet alsof Amerika uit is op de ondergang van Rusland. Een bevriende en ooit politiek bevlogen hoogleraar bezoekt in haar vrije tijd het liefst de opera of een museum ‘om even op adem te komen’. Een andere vriendin verwacht de invoering van een junta: “… We leven tegenwoordig in de Sovjet-Unie 2.0…”. Poetin duldt geen enkele oppositie meer. De dollartekens in de ogen van het Westen maken hen blind voor deze omslag. In Oekraïne vindt de opstand tegen Janoekovitsj plaats, voor wie opname in de EU onbespreekbaar is. “… Het land hoorde bij Rusland, Poetin vond dat het helemaal geen land was, wat hij in de komende jaren in menige redevoering en in artikelen zou herhalen…”. Als Janoekovitsj wordt verdreven kruipt in het Kremlin de duivel uit de krochten: de ‘Homo sovieticus’ die paranoïde is voor alles wat uit het Westen komt. Twee gebieden in de Oost-Oekraïense Donbas roepen, aangemoedigd door Rusland, de onafhankelijkheid uit (zie ook: “Aleksandra” van Lisa Weeda). De Krim wordt door Rusland geannexeerd. Het Westen kijkt roerloos toe. Pas als de separatisten in de Donbas vlucht MH17 neerhalen, wordt het op brute wijze wakker geschud. Niemand gelooft dat Poetin verder dan dat zal gaan, dus iedereen slaapt al gauw weer lekker verder. Dat er sinds 2014 in het oosten van Oekraïne een oorlog woedt die 14.000 Oekraïners het leven kost, wordt genegeerd. Het conflict vormt de kiem voor de huidige agressie.

 

Gevolgen van de val van de Muur

Volgens Krielaars gaat de val van de Muur in november 1989 veel te snel. “… De DDR was verdwenen. Het protest breidde zich uit naar andere landen: Bulgarije, Tsjecho-Slowakije, Joegoslavië, Roemenië en Albanië. En tenslotte, eind 1991, was het de beurt aan de Sovjet-Unie…”, die door de acties van Amerika zo ongeveer bankroet is geraakt. “… Toen begin december van datzelfde jaar 1991 Oekraïne tegen de zin van de Verenigde Staten, die voor een burgeroorlog vreesden – de onafhankelijkheid uitriep, en achter Gorbatsjov rug om de presidenten van Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland het Gemenebest van Onafhankelijke Staten oprichtten, betekende dat de facto het einde van de Sovjet-Unie…”. Leve de liberale democratie en de vrije markt (zie Francis Fukuyama’s bestseller “Het einde van de geschiedenis en de laatste mens”)! Alleen hebben de Russen zoiets nooit gekend. Met het verdwijnen van de communistische dictatuur zal eindelijk het gewone leven aanbreken. Maar democratie en burgerrechten zeggen de Russen niets. Bovendien zijn ze decennia lang tegen de westerse waarden opgehitst - dus waarom het Westen nu wel vertrouwen? Hoe kortzichtig is het om te verwachten dat de mentaliteit in het nieuwe Rusland als een blad aan een boom omslaat? Dankzij de politiek van glasnost en perestrojka zakt de economie onder Gorbatsjov alleen maar verder in. De Russen zien hem als een zwetser die hun land in de uitverkoop doet en ook nog eens het kernwapenarsenaal ontmantelt. De nieuwe openheid zorgt er voor dat de archieven uit de Stalintijd opengaan, en dat wil echt niemand. Een en ander brengt zo’n beetje iedereen in verlegenheid. Elke familie heeft wel iets te verbergen waarvoor ze zich dood schaamt. De cultuur van angst en verraad maakt de mensen wantrouwig. Niet voor niets is er nooit een Russische variant van de Neurenbergse processen geweest. De Wit-Russische winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur Svetlana Aleksijevitsj in “Het einde van de rode mens”: “… wie zouden de rechters zijn? De ene communist zou over de andere moeten oordelen…”. Poetin haalt Stalin uit de mottenballen en presenteert hem als de ‘grote leider’. Zijn misdaden worden gebagatelliseerd, zijn prestaties geprezen. Een en ander is mogelijk omdat Rusland de confrontatie met haar moordzuchtige verleden niet aangaat, in tegenstelling tot Duitsland, waar de ‘Verganganheitsbewältiging’ – de morele afrekening met het naziverleden – een helende boetedoening zonder einde is. De Tweede Wereldoorlog, ofwel de Grote Vaderlandse Oorlog, staat symbool voor de heldhaftige strijd van de Sovjet-Unie tegen de fascisten, waarmee de Russen zijn gehersenspoeld. De staatstelevisie herhaalt avond na avond de ene na de andere oorlogsfilm.

 

Christelijke missie

Onder Jeltsin gaat het alleen maar nóg slechter. Het westerse hulpgeld verdwijnt in de zakken van de ontvangers en het buitenland laat Rusland in haar sop gaar koken: “… Tientallen miljoenen Russen raakten met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie compleet gedesillusioneerd en koersloos…”. Troost wordt gezocht in de nostalgie van het Stalin-tijdperk. Of in de Russisch-orthodoxe kerk, die in het geestelijk vacuüm springt. De jungle van wild kapitalisme schept binnen no time een maffiose samenleving met oligarchen en criminelen die zich niets van welke wet dan ook aantrekken. Naar het Westen toe doet Poetin zich voor als verlosser. Ze snappen toch wel dat hij niet anders kan dan de chaos en anarchie, die onder voorganger Boris Jeltsin zijn ontstaan, met harde hand bedwingen? De Russen die de wijde wereld intrekken moeten hun burgerrechten inleveren. Meestal kan ze dat niets  schelen. Daardoor degraderen ze tot een soort lijfeigenen. Westerse ondernemers worden gepaaid met grote olie- en gascontracten. Uit winstbejag onthouden hun regeringen zich van serieuze kritiek op schendingen van de persvrijheid of de mensenrechten. Als er in Brussel om een hardere politiek jegens Rusland wordt gepleit, liggen Duitsland en Groot-Brittannië voortdurend dwars. Op den duur denkt Poetin dat hij niets meer te vrezen heeft van het westerse establishment. Europa is volgens hem een verzwakt continent, dat bungelt aan zijn pijpleidingen. China is zijn grote voorbeeld. Ondertussen ontwikkelt hij ook imperiale ambities. Rusland heeft een christelijke missie te vervullen in het decadente Westen. Oekraïene is nog maar het begin. Amerika moet uit Europa worden geschopt, de Navo kapot gemaakt, en dan zal Rusland uiteindelijk van Vladivostok tot Le Havre de dienst uitmaken via een Euraziatische veiligheidsorde. De zware bombardementen die Rusland uitvoert voor president Assad in Syrië zijn een generale repetitie voor de belegering van Kyiv en Charkiv in 2022. Rusland is klaar voor haar terugkeer op het wereldtoneel. De Russisch-orthodoxe Kerk is Poetin in dit alles tot grote steun. Hij is hét middel om moderne westerse humanistische ideeën over democratie, respect voor andersdenkenden en lhbt’ers te weren: “… In sommige Russisch-orthodoxe publicaties wordt Poetin zelfs een heilige genoemd, een wonderdoener die als een monnik leeft en alles doet om van Rusland weer een groot en machtig Slavisch land te maken. De kerk manifesteert zich op die manier net als onder de tsaren als trouwste bondgenoot van de autocratie. Het door priesters zegenen van tanks en raketten is er het symbool van…”. De hoogste geestelijken van Oekraïne noemen Poetin echter de antichrist.

 

Go West, young man

Na de Oranjerevolutie wordt Oekraïne niet uitgenodigd om zich bij de Europese familie aan te sluiten: “… De EU vond dat de Oekraïense samenleving er niet klaar voor was, officieel omdat het niet voldeed aan de Europese democratische standaarden, maar in feite omdat het bang was om de toorn van Rusland te wekken…”. Zeker, Oekraïne wordt geleid door kongsi’s van oligarchen; rechters en politici zijn vaak door en door corrupt, maar anders dan Rusland is het wel een vrij land en een jonge democratie. Zolang Rusland zijn invloedssfeer maar heeft is er niets aan de hand, denkt het Westen. Oekraïne is een ‘tussenland’. Alleen Angela Merkel vindt het denken over achterhaalde invloedssferen iets uit de Koude Oorlog. Die is toch voorbij? De Maidanrevolutie maakt duidelijk dat Oekraïne richting het Westen wil – daar is geen houden meer aan. Poetins militaire hulp aan de pro-Russische rebellen in Oost-Oekraïne levert hem in eigen land massale steun op van nationalisten, op wie het Kremlin in de loop der jaren zijn greep is verloren. Ze verlangen terug naar het verloren Sovjetimperium en vinden het geweldig dat Rusland zijn spierballen weer liet zien. Minderwaardigheidsgevoelens zetten zich om in een superioriteitscomplex en een onverstoorbare, gevaarlijke hoogmoed. Het Westen had kunnen weten dat Poetin Oekraïne nooit zomaar zal opgeven. In april 2008 zegt hij op de NAVO-top in Boekarest tegen president Bush: “… Je weet toch, George, dat Oekraïne helemaal geen staat is? Wat is Oekraïne? Een deel van het gebied is Oost-Europa, een ander deel, een aanzienlijk deel, is door ons weggegeven…”. En als Oekraïne lid van de NAVO wordt, zal hij bijna gedwongen zijn dat deel samen met de Krim ‘los te rukken’ uit haar westerse omhelzing. Meerdere malen noemt hij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie de grootste geopolitieke catastrofe van de twintigste eeuw. Sommige westerse Ruslandkenners blijven begrip opbrengen voor Poetins handelen. Maar de Sovjet-Unie heeft haar implosie en aftakeling toch echt aan zichzelf te danken, legt Krielaars uit.

 

Gewend te zwijgen

De Russen leven in een andere versie van de werkelijkheid dan ‘wij’. Door de staatspropaganda, die het niveau van George Orwells 1984 heeft weten te bereiken, lopen de antiwesterse Sovjetmensen kritiekloos achter hun leider aan en juichen alles toe wat hij doet. Vergis je niet! Mensenrechtenactivisten en journalisten van de vrije media worden neergezet als verraders en vijanden van het land. Volgens wijlen politica Valeria Novodvorskaja zijn de Russen een slavenvolk: “… Waarom zwegen ze toen de mensen naar Magadan (lees: de goelag) werden gedreven? Toen de 'koelakken' werden geliquideerd? Ze waren eraan gewend geraakt te zwijgen…”. Iedereen die in 2022 het woord ‘invasie’ of ‘oorlog’ in de mond neemt riskeert wederom gevangenisstraf. Volgens opiniepeilingen in 2014 staat 85 procent van de Russische bevolking vierkant achter Poetin. “… ‘Iedereen om me heen heeft tegenwoordig het geestelijke niveau van de kleuterschool,’ fluisterde mijn vriendin Irina uit Moskou in 2014 bijvoorbeeld aan de telefoon opdat haar collega’s haar niet zouden horen…”. In 2022 blijkt uit een opiniepeiling 69 procent zijn actie in Oekraïne te steunen. Svetlana Aleksijevitsj: “… Overal waar geweld een ideaal is, bevindt zich ook een Karadzic, die de mensen ervan overtuigd dat men met een machinegeweer goed kan doen. (…) De rode vaandels zijn weer terug, de ‘rode’ mens is weer terug…”. Poetin is tevens een steenrijke zakenman met een geschat vermogen van zo’n tweehonderd miljard dollar. Volgens Krielaars vreesde hij hetzelfde lot te ondergaan als zijn collega Janoekovitsj in Oekraïne. Op het dieptepunt van zijn populariteit annexeert hij de Krim, wat vriend en vijand voor hem inneemt: het lekkerste broodje dat Poetin zijn in mythes en romantiek zwelgende volk kan toewerpen.

 

Hoelang pikken de Russen dat?

Ook het hebzuchtige Westen heeft met haar tomeloze consumptiedwang boter op het hoofd. Al in 2011 waarschuwt Václav Havel, de onbetwiste kampioen van de ‘Fluwelen Revolutie’, dat de Russische buitenlandse politiek veel ‘gewiekster’ is dan tijdens de Koude Oorlog. Door de onafhankelijkheid uit te roepen worden jonge staatjes in feite protectoraten van Moskou. Om maar geen oorlog te krijgen accepteert het Westen klakkeloos dat Rusland de grenzen van kleine landjes met geweld wijzigt. Zie hoe het in Duitsland ging: een grote mogendheid kan altijd wel een excuus verzinnen om een buurland binnen te vallen. Hebben we geleerd van de geschiedenis? Nee. “… Europa heeft Poetins democratische tekortkomingen en onderdrukking van de oppositie jarenlang geslikt omwille van zijn energie- en handelsbelangen…”. Krielaars: “… In Rusland bestaat geen compromis. Als je er iets wilt bereiken, moet je met de vuist op tafel slaan en niet, zoals menig Shell-CEO in het verleden, op je knieën vallen. Niet voor niets was Margaret Thatcher een van de weinige westerse politici die in de Koude Oorlog op respect van haar tegenstanders in het Kremlin konden rekenen…”. De zeepbel van half pacifisme is uiteengespat. Inmiddels is het te laat om Poetin in te tomen: “… De lawine aan geweld die hij nu over Oekraïne uitstort laat zich voorlopig niet keren. En dan is het nog maar de vraag wat hierna gebeurt…”. Om geen politieke zelfmoord te plegen zal hij de oorlog moeten voortzetten totdat de regering van president Zelensky ‘vernietigd’ is, zegt Poetin. “… Dat de ‘denazificatie’ in dit geval een Joodse president betreft, wiens familie in de Tweede Wereldoorlog tegen de nazi’s heeft gevochten, is hij in zijn retoriek bewust vergeten…”. Door te dreigen met kernwapens is hij voor de rest van de wereld een volkomen onvoorspelbare outsider geworden. Door zijn agressieve stappen heeft Poetin de ontwikkeling van zijn land  ernstig verstoord. Hoelang pikken de Russen dat? Of hij in 2022 zijn negentiende-eeuwse gedachtegang zomaar weer kan blijven uitleven weet niemand. Voor de huidige machthebbers van het Kremlin is ‘menselijkheid’ een begrip van een andere planeet. Wat als de burgers in de gaten krijgen hoe de ‘criminele bende’ daar, die bovendien helemaal niet zo groot is – welgeteld vijf man,  zich over hun rug tot in het absurde heeft verrijkt? Dat ze hoogstens pionnen zijn in een cynisch machtsspel? Dat de regering er vooral voor zichzelf is? Dat het volk hen niets kan schelen? Dat ze behandeld worden als ‘vee’? Svetlana Aleksijevitsj: “… We hebben in het totale verloop van onze geschiedenis alleen maar geprobeerd te overleven, maar nooit geleefd…”.

 

Uitgave: Pluim - 2022, 96 blz., ISBN 978 949 325 691 0, 15,-

Rechtstreeks bestellen: klik hier


zondag 24 april 2022

Wachten op het Westen – Nausicaa Marbe

 

 

Voor  de Nederlandse journaliste en columniste Nausicaa Marbe (Boekarest, 1963) triggerde de coronacrisis de herinneringen aan het Roemenië van de communistische dictator Nicolae Ceaușescu, waar ze op haar negentiende aan wist te ontsnappen. “… Meer dan afstand houden van anderen leerden we dat afstand houden van jezelf een vereiste was om overeind te blijven. Voordat je anderen moest vrezen moest je oppassen dat je niet zelf je eigen verklikker werd. Daarvoor was een intelligente lockdown van je innerlijk leven nodig, in een veilige geestelijke ruimte, onbereikbaar voor kwaadwillende blikken. Je brein als onderduikadres, zo leerde ik het zien, daar moest ik mee leven…”.  Marbe vertelt hoe het is om te overleven in een verbijsterende schizofrene wereld waarin je nooit jezelf kunt zijn, omdat dat je kop kost: “… Het dubbelleven, in normale omstandigheden hinderlijk, verwarrend en geestelijk uitputtend, was in mijn jonge jaren een reddingsboei, de enige modus vivendi met politieke waanzin…” (zie ook mijn blogs over “Ik wil dat jij bent” van Tomáš Halík en “De ondraaglijke lichtheid van het bestaan” van Milan Kundera). Leeft de omgeving van Poetin in dezelfde omstandigheden?

 

Op-mijn-hoedemigrant

Al in  maart 2020 stuurt Marbe haar man met een blauw mondmasker en plastic handschoenen de straat op om boodschappen te halen, omdat ze het coronavirus dat vanuit China razendsnel onze kant opkomt, niet vertrouwt. ‘Engerd!’ roept iemand hem na. Wij, naïeve Nederlanders, dachten over het algemeen nog dat het zo’n vaart niet zou lopen. Marbe is dan ook geen spreekwoordelijke nuchtere autochtoon, maar een ‘op-mijn-hoedemigrant’: “… Op een slechte dag is achterdocht mijn metgezel. Die haalt mij altijd in, hoe hard ik ook doorloop om hem kwijt te raken…”. En even verder: “… in de bezemkast van mijn geest schuilen gedachten die ik al tientallen jaren niet loslaat…”. Over de lege straten tijdens de lockdown en het anderen uit de weg gaan: “… Alsof we met elkaar hadden afgesproken dat alles wat we buitenshuis deden ineens niet meer deugde. Wie gezien wordt houdt zich niet aan de regels, is verdacht. Sneller dan je denkt is je medemens de vijand, alleen al omdat hij ademt en te dicht langs je loopt…”. Marbe: “… De tijd is zichzelf niet meer in een pandemie. Hij heeft de luiken naar de toekomst gesloten, maakt pas op de plaats, keert zich kronkelend tegen zichzelf…”. Als er vanwege losgebroken hamsterwoede even geen koffie voorradig is in sommige winkels, raakt haar geest uit de fles: “… Ik was gestruikeld, gevallen en achter het IJzeren Gordijn beland…”. En even verder: “… Achttien jaar heb ik in communistische quarantaine geleefd. In niets zou ik die jeugd in een dictatuur willen vergelijken met een pandemie in een vrij land, maar de geest zoekt nu eenmaal houvast in elke splinter herkenning. Het gevoel opgesloten te zijn, de gedachte dat de tijd stilstaat, dat het echte leven zich elders afspeelt of later op een onbestemd tijdstip zal beginnen; de onwetendheid over een goede afloop, het mogelijke vooruitzicht dat alles slechter zal worden in plaats van beter – ik had het al meegemaakt. Vergelijkbare situaties in onvergelijkbare tijden…”.

 

Eén grote leugen

Tijdens de lockdown krijgt Marbe ineens zin in witte boterhammen met ham: ze heeft ‘fantoomhonger’. Naar ‘fantoomham’. Eén van de producten die de slager tijdens haar jeugdjaren in Roemenië het langst te koop aanbiedt. Marbe komt uit een gegoede familie. Haar moeder is een beroemde, universitair opgeleide componiste. Ondanks haar faam en gevestigde positie wordt ze nooit tot professor benoemd, omdat ze weigert lid te worden van de communistische partij of lofzangen op de almachtige leider te componeren. Haar vader is een schrijver die niet mag publiceren. Kort na de communistische overname in 1946 trappen de autoriteiten de zoon van een grootgrondbezitter van de universiteit. Al het familiebezit wordt genationaliseerd waardoor hij op straat belandt. In de jaren zestig is Ceaușescu nog niet in de greep van het maoïsme en omringt hij zich met kunstenaars, om te praten over hoe de ‘nieuwe communistische mens’ gestalte moet krijgen. Marbe’s moeder gruwt van hem: de vrijheid van meningsuiting is dood en begraven. Langzamerhand wordt het eten steeds kariger. De ooit veelvuldige restaurantbezoeken minder en minder. Een en ander doet denken aan de Holomodor in Oekraïne (zie mijn blog over “Aleksandra” van Lisa Weeda): “… het beste wat het land produceerde ging naar de export, de Roemenen zelf moesten het met derderangs producten doen of er helemaal van afzien…”. Het staatkundig bestel verandert in één grote leugen: “… Terwijl de politieke propaganda steeds brutaler galmde over de rappe vooruitgang op weg naar de communistische heilstaat, zagen we om ons heen vooral verval en achteruitgang…”.

 

De glorieuze transitie naar het communisme

Haar ouders zien met lede ogen aan hoe Marbe op zesjarige leeftijd schriften vol plakt met krantenafbeeldingen van een lachende Ceaușescu. Op een gegeven moment krijgt ze in de gaten dat de propaganda waar ze op school aan bloot wordt gesteld van geen kanten overeen komt met de werkelijkheid. Waarom kruipen er lichamelijk gehandicapte bedelaars door de vervuilde straten als ze in het beste land van de wereld leeft? Waarom zijn de trams gevuld met in lompen gehulde mensen? Waarom liggen er hoogbejaarden te creperen in kelders? Waarom is ‘de politiek’ bang dat de mensen voorgoed weg lopen als de grenzen open zijn? Waarom zijn er geen westerse spullen in de winkels te krijgen? Waarom kun je nergens buitenlandse kranten, tijdschriften of boeken kopen? Waarom luistert papa helemaal achter in het huis, waar niemand het kan horen, naar een krakende en piepende transistorradio? Waarom hebben zoveel aardige mensen die bij hen langs komen gevangen gezeten? Waarom wordt ze geacht op school een stom pioniersuniform dragen? Waarom moet ze perse meedoen aan het idiote vereringscircus van de grote leider? “… Altijd dezelfde verheerlijking, altijd dezelfde overdreven beschrijvingen van zijn genialiteit, alwetendheid en strategisch vermogen om het socialistische land een ‘glorieuze transitie naar het communisme’ – de leuzen zaten vast in je hoofd als bloedzuigers – te laten maken: naar de gezegende samenleving waarin de mens zich nergens zorgen over hoefde te maken, nergens meer over moest nadenken, omdat de partij alles voor hem zou bepalen en regelen. Maar dat wilde ik helemaal niet, ik wilde zelf bepalen wat ik nodig had en dacht…”.

 

Daar brandt het Westen zijn vingers niet aan

Als ze een jaar of tien, elf is, vraagt ze haar ouders tekst en uitleg. De deuren gaan op slot en de telefoon wordt naar een andere kamer gebracht: er kunnen verborgen microfoons in zitten. Dan krijgt ze de meest infame inwijding die een ouder kan geven: die van het tegennatuurlijke leven in een dictatuur. Wie niet gehoorzaamt, brengt ook zijn dierbaren in gevaar: “… Zijn ouders of kinderen, zijn geliefden werden opgepakt of lastiggevallen, ontslagen, verhoord, soms verkracht en gemarteld, totdat het familielid dat ‘in de fout’ was gegaan bijdraaide, aan gestelde eisen voldeed…”. En even verder: “… Zo breek je verzet, kreeg ik te horen, door het mooiste wat mensen bindt te gijzelen, hun liefde en toewijding, zorg en trouw te vermorzelen alsof het iets verderfelijks was. Door familieverbanden en vriendschappen te laten veranderen in mijnenvelden. Dit alles opdat iedereen die naar vrijheid verlangt en daar iets mee wil zichzelf niet anders kan zien dan als een tikkende tijdbom, een permanente dreiging voor zijn naasten. Hoe menselijker je was, hoe dichter je bij schoonheid, waarheid en al hun nuances wilde komen, bij rechtvaardigheid en menselijke waardigheid, hoe groter het ontploffingsgevaar…”. Het heeft iets satanisch. Over de uitwegen die Marbe hardop zoekt: “… Stel dat er een westers bevrijdingsleger zou komen, soebatte ik. Ik kreeg te horen dat het Westen daar zijn vingers niet aan brandde…”. Er is nog steeds niets nieuws onder de zon. Als ze uitgehuild is, heeft ze nog maar één vraag: “… Wat gaan we nu doen?...”. Haar Joodse moeder, die tijdens de Tweede Wereldoorlog door haar vriendinnetjes werd uitgemaakt voor ‘ongedierte’: “… Nu gaan we bouwen (…). Aan een zo apolitiek mogelijk leven dat je alsnog gelukkig kan maken. En aan je verhuizing naar het Westen…”. Haar moeder zegt dat ze iets moet studeren waar ze passie voor heeft en ook daarna moet blijven leren. Dat ze moet gaan schrijven omdat verhalen vertellen je blij maakt. En dat ze elke dag gebruik moet maken van wat de nog steeds rijke Roemeense cultuur te bieden heeft, in het Boekarest met zijn tientallen theaters, muziekpodia en bioscopen, kunstgaleries en festivals.  

 

De heilige boon spelen

De lockdown betekent voor Marbe ‘opgesloten leven’, ‘net als vroeger’. Ze vertelt hoe haar ouderlijk huis op een ondergronds debatpodium begint te lijken voor mensen die elkaar veilig willen ontmoeten. Hoe ze al heel jong moet leren wie er wel of niet te vertrouwen is. En hoe met de loopjongens van de Securitate om te gaan, door altijd haar woordje klaar te hebben. Voor het geval dat. Speel de heilige boon die meedoet met de waanzin, adviseert haar vader, en leert haar vervolgens te liegen dat ze barst. Ze krijgt er zowaar lol in de autoriteiten, als het moet, zo overdreven te overtroeven in belachelijke lofzangen op het zogenaamde paradijs, dat het een wonder is dat ze nog serieus wordt genomen. Over haar dubbelleven: “… Ook door mijn hoofd liep een IJzeren Gordijn dat mijn werkelijke zelf van mijn officiële verschijning moest scheiden. Het was de bedoeling dat ik moeiteloos kon schakelen tussen mijn twee gedaantes…”. Tegelijk wil ze zich niet gek laten maken door zich volledig te isoleren van anderen. Natuurlijk weet je nooit zeker of iemand een verklikker is of niet, maar “… Wie nog rustig wilde doorademen gaf niet toe aan achtervolgingswaanzin en complotwanen. Ook in een dictatuur die dicht bij een groteske dystopie komt moet je het reddingskoord van het gezond verstand blijven vasthouden…”.

 

Innere Emigration

Ze krijgt een Duitse nanny en gaat naar een Duitse school. Want ook al zou het buitenland nooit een optie zijn, een vreemde taal is een paspoort voor de ‘Innere Emigration’ die haar door het leven zal slepen. Ceaușescu maakt, evenals Poetin en Kirill nu, het Westen zwart door te verwijzen naar haar afschrikwekkende decadentie (en hoeveel Nederlandse christenen die het geloof voornamelijk ophangen aan morele maatstaven hebben daar sympathie voor opgevat – zie “Nieuwe kruisvaarders” van Sander Rietveld). Marbe: “… Nu was ons op school geleerd dat de hoge werkloosheid in kapitalistische landen tot ongekende ‘Verelendung’ leidde; al die mooie spullen die wij aan het Westen toeschreven vormden maar een nietig vernisje op de armoede en morele verdorvenheid van die samenlevingen die niet met de geneugten van de socialistische ethiek hadden mogen kennismaken. Hordes werklozen zouden daar drugsverslaafd door de troosteloze straten in verpauperde wijken zwerven, voor de rest van hun leven veroordeeld tot een bestaan zonder werk en waardigheid…”. Om de kinderen te leren denken, herhaalt een lerares Frans braaf dit verhaaltje, waarna ze een dikke bijlage van ‘Le Monde’ in de klas tevoorschijn haalt: het katern met vacatures. De leerlingen krijgen de opdracht de honderden, zo niet duizenden advertenties in hun beste Frans te omschrijven...

 

Kruispunt tussen Oost en West

De beperkte toegang tot winkels tijdens de pandemie veroorzaken rijen die Marbe vooral terug doen denken aan de politiek veroorzaakte hongersnood uit de Roemeense jaren tachtig: “… Mensen werden verliefd op elkaar in de rij en gingen ruziënd uit elkaar, er zijn kinderen geboren en mensen overleden in de rij…”. De zoektocht naar voedsel gijzelt je geest. Dat houd je onderdanen tam. Er ontstaat een alternatieve economie. Fragiele gepensioneerden en kinderen verdienen geld met het in de rij staan voor anderen. In de jaren zestig en zeventig is er bijna geen paspoort te verkrijgen. De Roemenen zitten opgesloten in eigen land. “… Gekmakend, maar daar hadden mijn ouders iets op gevonden. We zouden het land onuitputtelijk verkennen, alsof het een oneindige wereld was. Elke provincie zou tot in de kleinste gehuchten bezocht worden, overal zouden we de rijke Roemeense geschiedenis en cultuur achternareizen, tot in de boerenschuren waar stiekem iconen werden geschilderd en de solitaire berghutten waar herders schapenkaas in vaten van dennenschors maakten. We zouden geen provinciaal museum links laten liggen, alle interessante kerken en kloosters bezoeken, burchten en kastelen, want er waren overal mensen met bijzondere verhalen die je nergens anders hoorde – verhalen die met hen zouden uitsterven…”. Marbe heeft het over de spectaculaire natuur, de bedwelmend mooie heuvels en bergen van de Karpaten, de mineraalbronnen, de luisterrijke kuuroorden met jugendstilhotels, de Russische vissersdorpen, de vergane Joodse gemeenschappen, de Romeinse goudmijnen, de unieke houten kerken die de Vikingen in de negende eeuw bouwden, de pittoreske kunstenaarsenclaves en natuurlijk het kasteel van de legendarische vampier Dracula. Een culturele rijkdom die is ontstaan doordat Roemenië langer dan tweeduizend jaar een bewogen kruispunt vormde tussen Oost en West.  

 

Horrortour

Haar moeder vat de gewoonte op wildvreemde buitenlanders op te pikken om een ‘horrortour’ met ze te maken door Boekarest. Zodat ze met eigen ogen kunnen zien hoe  Ceaușescu de hele historische binnenstad aan het platwalsen is om zijn monsterlijke Paleis van het Volk te bouwen (zie ook: “Aleksandra” van Lisa Weeda): “… Ze liet hun de ellende in gesloopte wijken zien, de historische huizen, waarin de sloopmachines hun tanden hadden gezet, de omgezaagde bomen en verwoeste tuinen, de afvalbergen waarop soms het hele hebben en houden van gezinnen belandde, als mensen niet de tijd hadden gekregen om alles te pakken voordat ze uit hun huizen werden verjaagd…”.  Vervolgens gaat het naar de wijken met bouwvallige flats waarin de ontheemden belanden. Ze gidst ze door de lege staatswinkels en laat ze vanuit haar autootje het machtsvertoon van militie en leger zien. Ze wijst ze op de Securitate-agenten die op straat posten. De gruwelen van het Roemeense communisme geneest de meesten al gauw van hun marxistische idealen en rode dromen. Sommigen van hen worden vrienden voor het leven.

 

Steeds gekker

Marbe: “… ik was een schim tussen de vele schimmen die niets kan veranderen in het land dat ze gevangenhield…”. Als Russische troepen het 60 kilometer verderop gelegen Tsjecho-Slowakije binnenvallen om een einde aan de Praagse Lente te maken, houdt Ceaușescu tijdens een massabijeenkomst in Boekarest nog een rede waarin hij de actie veroordeelt (zie ook:  “De ondraaglijke lichtheid van het bestaan” van Milan Kundera). Daarop wordt hij ontboden op de Krim door Leonid Bresjnev. Totaal gehersenspoeld keert hij terug. Drie jaar later gaat Ceaușescu in Noord-Korea kijken en weet hij ineens wat hem te doen staat: Roemenië hervormen naar streng Aziatisch model. Evenals Poetin wordt Ceaușescu steeds krankzinniger. De klok wordt terug gezet naar stalinistische tijden waarin alles wat bourgeois en kosmopolitisch is als gif wordt geacht voor het verheerlijkte ‘wetenschappelijk socialisme’.

 

Vrij!

Omdat Roemenië naar het Westen toe mooi weer wil spelen, lukt het de moeder van Marbe - als één van de weinigen - regelmatig aan uitreisvisa te komen voor artistieke optredens in het Westen. Ze krijgt het voor elkaar haar dochter mee te nemen op een Europareis. Als je wilt weten waarom vandalisme vandalisme opwekt, moet je Marbe lezen. Wanneer je omringd bent door lelijkheid word je vanzelf depressief. De totaal ontmoedigde en uitgeputte bevolking 'sloft' van vijfjarenplan naar vijfjarenplan. Als geen ander zet Marbe de Roemeense verloedering af tegen de sprookjesachtige schoonheid van het vrije Europa. Zelfs de benzinepompen langs de snelwegen doen haar aan een vreugdevolle legoblokjeswereld denken: “… Kleurrijke constructies waren het, alsof een andere god dan bij ons, eentje die zorgvuldiger en liefdevoller aan de wereld fröbelde, aan de slag was gegaan om zulke vrolijke gebouwtjes stevig en harmonieus gekleurd in elkaar te zetten…”. En even verder: “… Wat ik hier voor het eerst zag – de niet-kapotte werkelijkheid – leek wel een net uitgepakte nieuwe wereld waar behoedzaam mee werd omgegaan. Alsof voortdurend onzichtbare vlijtige handen, sponzen, schroevendraaiers en penselen alles schoonmaakten, repareerden en bijschilderden, opdat de ochtendzon nooit op een puinhoop zou hoeven schijnen…”. Over de spetterende droomwereld in het overweldigende Wenen: “… De Graben was een carrousel en ik draaide en zweefde dat het een lieve lust was, langs merkwaardige gezichten vol levenslust en opvallende grimassen, het ene karakteristieker dan het andere, want als je goed keek leken die autonome westerse mensen helemaal niet op elkaar en was hun vreugde in de feestroes niet eentonig maar op elk gezicht anders….”. In Parijs ontmoet ze onder andere godsdienstfilosoof Mircea Eliade die ook uit Roemenië is gevlucht – wat ik niet wist. Juli 1982 zetten haar ouders haar voor het eerst op een vliegtuig, voor een zomervakantie bij Hollandse vrienden. Marbe keert niet terug. Soms denk ik: waar heb ik het aan verdiend dat ik híer ben geboren.

 

Uitgave: Prometheus – 2022, 224 blz., ISBN 978 904 464 728 0, 19,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier


dinsdag 12 april 2022

Als het nu eens zo is… - Henk Kroese

 


Subtitel: Gedichten en gedachten over God

 

Henk Kroese, een dominee uit Wijk bij Duurstede, licht met zijn verzameling van honderd gedichten een tipje op van de sluier waarachter God zich verbergt. Althans: zo heb ik “Als het nu eens zo is…” gelezen. Ieder gedicht krijgt ook nog eens Kroese’s persoonlijke weerklank mee, zodat er eigenlijk een tweede gedicht ontstaat. Als antwoord. Op de achterflap: “… De theoloog en publicist Okke Jager hield ooit een pleidooi voor een omgang met God die ons niet doet ‘marcherend vloeken met de voeten’, maar ‘biddend dansen met de benen’…”.  Het is alsof Kroese zélf danst met een gedicht. Het brengt me onmiddellijk Nietzsche’s geheimzinnige biecht in gedachten, dat hij ‘alleen zou kunnen geloven in een God die kan dansen’. En het slot van de roman “Zwaartekracht” van Annemieke Reesink: “… Boven haar schildert een wervelende spreeuwenzwerm golvende figuren in de grijze lucht. God danst als een vrouw met brede heupen…”. De Tsjechische theoloog, filosoof en psycholoog Tomáš Halík in “Ik wil dat jij bent. Over de God van liefde”: “… Ik nodig de lezer bij dezen beleefd uit voor een dans van gedachten, innerlijke beelden, woorden en meditatieve stilte. Mag ik deze dans van u?...”.  Zó mooi! Kroese: “… Als Hij  (God dus…) een plek in het leven van mensen heeft, dan diep in hun ziel…”.

 

Zoeken tot we een ons wegen

Bijna iedereen kent Nietzsche’s bekende parabel over ‘De dwaas’ die op klaarlichte dag de markt oploopt met een lantaarntje en onophoudelijk roept: ‘Ik zoek God! Ik zoek God!’ – zie hier. Omdat wij God gedood hebben, zijn wij zoekers geworden, aldus Nietzsche. Al is het maar naar iets wat zijn plaats inneemt. Niet iedereen beseft dat. Alsof Nietzsche een röntgenfoto maakt van de cultuur waarin wij leven. Kroese opent zijn bundel met een gedicht van Bert Voeten dat hetzelfde thema aanroert: “… PERZISCHE PSALMEN (IV) – Dit is wat ik begrijp: / dat de wereld van stof is gemaakt / en dat wij slechts een handvol stof zijn. // Maar vanwaar komt de pijn van het zoeken / in elke grein van ons wezen?...”. Een citaat van Willem Jan Otten: “… Zo u bestaat / dan moet nog worden uitgezocht / waar u gebleven bent…”.

 

Gelukkig dat het licht bestaat

Ik kan niet alle honderd gedichten bespreken. Daarom pik ik er een aantal uit, om net als Kroese, wat meer over te zeggen. Ik werd zeer geraakt door dichter Hans Andreus, waarover Kroese vertelt dat hij “… gelooft in ‘het licht’ zoals anderen in God geloven…”.  Voor mij is God ook in de eerste plaats en vooral  ‘licht’. Andreus: “… OF HOE DAT HEET… - Gelukkig dat / het licht bestaat / en dat het met / me doet en praat // en dat ik weet / dat ik er vandaan // kom, van het licht / of hoe dat heet…”.  Zie ook de prachtige ‘lichtregels’ van Wim van Til: “… als was ik klei, jij draaide mij / uit een keurslijf naar het licht…”. Kroese schrijft dat Andreus van huis uit opgroeide met ‘God’, maar dat het woord hem ging tegenstaan, waardoor hij van lieverlee het woord ‘licht’ ging gebruiken. De tweespalt daartussen voel ik minder; maar ik begrijp Andreus wel (voor mij ‘verbergt’ God zich in dat licht: geen mens kan God ‘zien’ immers?). Kroese: “… Hij kon het woord ‘God’ niet horen / zonder dat er eeuwen van godsdienstfilosofie en theologie meeklonken: / God als de aanduiding van de Opperheerser (met een hoofdletter) / die in de hemel aan de touwtjes trekt en / het leven en de geschiedenis van mensen oordeelt en bestuurt, / kortom – zoals Guillame van der Graft ergens beschrijft – ‘de naamloze grote allesomvatter’…”. Van der Graft even verder: “… maar je ziet mij niet staan als ik aanhankelijk / jank om aandacht, als een hond, als een kind…”. Mensen van nu zijn ‘in gevecht’ met dit eeuwenoude denken aangaande Gods 'voorzienigheid': “… Om een uitweg te vinden uit dit dilemma / gingen ze op zoek naar andere benamingen voor ‘God’ / Henriëtte Roland-Holst sprak over ‘de zachte krachten’ / Hans Andreus koos voor ‘licht’ of ‘liefde’ / Lloyd Haft heeft het over ‘de Ziende’ // Ze spreken allemaal uit eigen ervaring / Ook Ed. Hoornik, die God vooral als ‘zwijgen’ ervaart / Willem Barnard, die het over een ‘stikdonkere God’ heeft / of Joost Zwagerman, die God ervaart als ‘alomvattende afwezigheid’…”.

 

Het licht is rond

Nog een gedicht over licht. Van Pierre Kemp: “… HET LICHT IS ROND – Het licht is rond en rolt naar alle kanten / de bergen op en af, de dalen door, / de wezens in en uit en langs de planten / stijgt het de bomen in en gaat alles voor. / Waarheen? Ik vraag dat niet, ik kom, ik ga, / omdat mijn handen en mijn voeten, / mijn ogen en mijn hart zo moeten / en ik het licht nu eenmaal zo versta…”. O ja, ‘het licht’ is een cirkel, een innerlijke zon, een bal van goud die zacht tegen je middenrif stuitert (zie ook: “De christus van Elqui” van Hernán Rivera Letelier). Kroese: “… Pierre Kemp is verliefd op het licht / Hij kan er niet genoeg van krijgen // Hij ziet het overal / Hij kijkt zijn ogen uit… // Het licht gaat hem voor / Hij is een volger // Waarom hij op het licht georiënteerd is? / Daarom! // Waar het licht hem brengen zal? / Ook dat weet hij niet // Is hij bang dat hij bedrogen uit zal komen? Hij vraagt het zich niet af // Hij gelooft in het licht / van jongs af aan…”. Nou, van jongs af aan… Ik niet hoor. Maar nú wel. Even verder dicht Pierre Kemp ook kritisch: “… Ik voel mij door het licht verplicht te leven, / maar eer ik me aan die plicht om ’t licht wil geven, / moet ik weten, of het nog anders is / dan in brand gevlogen duisternis…”. Hoe weet je zeker dat je jezelf niet voor de gek houdt? “… Wie aan het licht wil komen / moet leren omgaan met het duister…”, zegt Kroese.

 

Zo, zo God, u hier…

En “… Als het nu eens zo is…”, dicht Geert Boogaard, “… dat onder dat graf / dat ik indertijd gekocht heb, armen zijn, eeuwige armen. // Als er nu eens / een God is, niet zozeer / boven ons, / maar onder ons…”. Kroese: “… Over God valt niets te beweren / Dat is de zwakte van elke theologie // Hij onttrekt zich aan ons waarnemen / Niemand krijgt grip op zijn wezen // Toch is de idee dat Hij boven ons staat onuitroeibaar - / Hij is De Opperste Machthebber…”. Als dat nu eens helemaal anders is? Kroese: “… Geert Boogaard doet een poging / het denken over God op z’n kop te zetten…”. Als Hij zich nu eens ophoudt in onze allerdiepste diepte? Voorbij ons ego? Onder de drempel van ons bestaan? Zie Eric-Emmanuel Schmitt die een kind in zijn roman “Het evangelie volgens Pilatus” laat zeggen: “… Mama, diep in mezelf vind ik niet mezelf…”. Buitengewoon sterk dicht Toon Tellegen over de hedendaagse positie van God in onze samenleving: “… MET ÉÉN VINGER… - Toen de mensen eenmaal groot waren en almachtig / na lang wachten, / vonden zij God, / ergens verkleumd in het donker op de grond. / Zo, zo God, zeiden zij, u hier… / Maar niet lang daarna strooiden zij brood, / zetten schaaltjes wijn voor hem neer / en zagen hoe hij aarzelend / dichterbij kwam, / en heel voorzichtig, met één vinger, raakten zij hem aan…”. Kroese: “… De rollen zijn hier volkomen omgekeerd: De mensen zijn groot en God is klein / De mensen zijn in goeden doen / en God is in hun ogen een stakker….”. Toch blijft Kroese optimistisch: “… Misschien gaat het uiteindelijk toch nog iets worden / tussen de mensen en God…”. Bertus Aafjes dicht: “… God zit niet op een troon van chroom of nikkel - / Soms zit hij in een oude pereboom / en merelt. / Soms staat hij op zijn hoofd in een klein kind / want hij is altijd soms…”. En J.B. Charles: “… EEN KLEINE PSALM – Hij  alleen zou met een grote sigaar / in de mond op straat mogen lopen, / want hij is God. / Maar hij doet het niet, / want hij is God…”.

 

Ontferming

Joke van Leeuwen bijna kafkaiaans over de hoop op ‘ontferming’: “… ZEI ZE – Zei ze hadden we nieuwe ontferming / besteld wij, ze zouden die brengen, / de nieuwe ontferming. Op vrijdag. / Zeggen ze vrijdag kan het op zaterdag. / Zeggen we ja, maar dan wel in / de morgen. Zeggen ze gaat niet, / dat gaat niet. De morgen. Zegt mijn / man goed, dan kom ik die zelf halen, / zaterdag dan in de morgen, dat kan? / Ja, dat kan, zeggen ze. Komt hij daar, / zaterdag, nergens ontferming. Zegt hij / hoezo niet, die zou er toch wezen? / Nee nee, die is er niet, komt u maar / vrijdag. Zegt hij wat vrijdag, ik moet / die meteen. Zeggen ze gaat niet, die / is nog niet binnen. Zegt hij u zei toch / dat die er nu was? Zeiden ze / moeten we zeggen van niet dan, / wilt u dat horen, / van zeggen van niet?...”. God is zeker niet op afroep bestelbaar. Volgens de Pools-Amerikaanse dichter Szeslaw Milosz zijn mensen evenwel ‘een landingsplaats voor goddelijk ontfermen’: “… Onze godsdienst putten we uit ons erbarmen met de mensen. / Ze zijn te zwak om te leven zonder goddelijk ontfermen. / Te zwak om het knarsend draaien van de helse wielen te horen. // Wie van ons kan zich verzoenen met een heelal zonder / een stem van mededogen, erbarmen of begrip? // Mens-zijn wil zeggen: volkomen vreemdheid te midden van de sterren. // Dat is voldoende reden om samen met anderen heiligdommen op te richten / van onvoorstelbare barmhartigheid…”. Kroese: “… Daarom: / als er íets is dat wij moeten koesteren / dan wel ons mededogen…”.

 

Aan de onbekende God

Hella Haasse voelt zich een bijna masochistische priesteres van de ‘mysterieuze Ongrijpbare’ die vooral ónvindbaar moet blijven: “… Naamloze God die ik belijd / nu Gij uw teken in mij snijdt / duid ik de pijn van wat er sterft / onder uw mes, dat kerft en kerft. // Toen ‘k bloedig in dit leven brak / verloor ik steun en onderdak; / nu zwerf ik tussen moederschoot / en tweede moog’lijk rustpunt: dood. // Ik zwerf om U; elk ritueel / anders dan dit acht Gij te veel. / Ik pleng U bitterzoete wijn / van twijfel en van eenzaam-zijn, // en vraag van U als enig loon / de scherpe prikkel van uw hoon, / uw harde stenigende spot. Gij zijt weldadig wreed, mijn God, // eeuwig onvindbaar, als Ge lacht / om al wie U gevonden dacht. / Zo ga ik rusteloos en stom / de lange wegen om en om // en zoek naar U in ieder ding / dat van uw beeld de weerschijn ving. / Mij drijft dit branden in mijn bloed, dat ik U altijd zoeken moet. // Ik richt tot U slechts één gebed: dat Gij uw mes nog dieper wet, / dat Gij mij beitelt met dat mes, / tot wijs en eerbaar priesteres…”. Kroese: “… Een gekwelde ziel is zij / een getormenteerd mens / maar niet getreurd: // de pijn van haar hunkering is haar heilig / haar eenzaamheid is vol twijfel en belofte // Religieus verkiest zij vrijgezel te zijn: / haar God mag geen naam hebben / haar queeste is haar identiteit / haar liefde platonisch…”.

 

Triljoenen muggen

Ook Anne Vegter is haar zicht op God kwijt. Kroese: “… Wat haar rest, is een steenkoud gevecht / tegen alles wat liefde en zin geeft // Maar de werkelijkheid gaf haar zelfhaat geen gelijk / Tussen de regels door bleef het leven haar tegenspreken…”. Haar gedicht deed mij in eerste instantie aan de wereldberoemde roman van William Golding denken, “Heer van de vliegen”, waarin een groep Engelse koorknapen binnen no-time verandert in een stel barbaren, wanneer hun vliegtuig neerstort op een onbewoond eiland: “… IN IJSLAND (NAAR PSALM 116) – Ik vond liefhebben altijd lastig: / Hoè zou ik liefhebben, zijnde opgevoed / In luisterrijk verpakte leugen? / Ik toostte op ontluistering, op de nacht / Die de zon verkrachtte, dronk / Op zegeningen van gebrek aan uitzicht, // Niets was mij liever. Mijn ritme / Was de teloorgang van het jaar. / Zolang de winter de herfst, de herfst / De zomer, de zomer etc. / Herkende ik de aanzet der lente: Kortstondige leugen van leven. // Wie mij teder raakte, sloeg ik hard. / Ontvangen geeft, weet ik nu. / Geen recht op kwijting van de schuld. / Mijn gang was niet naar iemand toe, / Maar van iemand weg; / Ik wilde op een rots staan. // In een hitsige wind, onder het dak / Van triljoenen muggen waar God - / Toegang werd ontzegd, was ik thuis. / Mijn land is een heidens pandemonium: / Schede van steen, feest van ontvelling, / Slechting van kunne, geslachten // Schaamteloos hoorde ik mij mompelen: / God, waarom hebt gij mij verlaten? / Dit, dat van u kwam - / Redeloos einde, begin - / IJsland der ziel, wees gestenigd: / Enkele reis naar zichzelf: // Maar onhoorbaar in de wind / Onzichtbaar op het steen, / Onvindbaar in de nacht / Sprak alles tegen mij, / Ja, alles sprak tègen mij: / ‘Het zij zo het zij’ // En zo zij het - / Gelooft God!...”. Ook wanhoop wordt moe.

 

Nooit klaar met het ontdekken wie je bent

Hoe in een oude kathedraal de grootsheid van elk klein mensenleven Tomas Transrömer plotseling overvalt, beschrijft hij in  “ROMAANSE BOGEN”: “… Binnen in de geweldige romaanse kerk / verdrongen de toeristen zich in het halfdonker. / Gewelf na gapend gewelf en geen overzicht. / Een paar kaarsvlammen flakkerden. / Een gezichtloze engel omhelsde mij / en fluisterde door heel mijn lichaam: / ‘Schaam je niet een mens te zijn, wees trots! / Binnen in je opent zich in oneindigheid gewelf na gewelf. / Nooit zal je klaar zijn en zo moet het zijn.’ / Ik was blind van tranen / en werd de zonziedende piazza opgejaagd / samen met Mr. En Mrs. Jones, Meneer Tanaka en Signora Sabatini / en binnen in hen allen opende zich in oneindigheid gewelf na gewelf…”. 'Gij hebt hem bijna goddelijk gemaakt'. Kroese: “… Jones, Tanaka en /  Sabatini behoren tot de meest voorkomende namen ter wereld // Hevig aangedaan door deze ervaring verlaat hij het kerkgebouw / en keert terug in de woedende werkelijkheid van de wereld / een ervaring rijker…”.

 

Veel te laat heb ik jou lief gekregen

Karel Eijkman in zijn schitterende “NAAR PSALM 42” (t’Hijgend hert der jacht ontkomen): “… Stel, je bent een hert. / Zitten ze met honden en geweren achter je aan / weet je nog maar net te ontsnappen / ren je voor je leven de longen uit je lijf. / Sta je na te hijgen buiten schot en buiten adem / dan zit er alleen maar in je kop: / water, nu eerst water. / De rest komt later wel…”. God valt niet verstandelijk te beredeneren, aldus Rutger Kopland in “DE GOD IN MIJN HERSENEN”: “… Toen ik al bijna ontwaakt was herinnerde ik mij / dat ik die nacht in het verleden had geleefd / en zonder de geringste verbazing weer / geloofd had dat God bestond // ik wilde hem eindelijk wel eens spreken / het is een bijzonder aardige man zei iemand / je kunt hem gerust bellen // ik belde en er klonk een stem, een heel lieve stem / zodat ik mij een lieve gevleugelde vrouw voorstelde / zoals je wel ziet op felicitatiekaarten // wilt u god, werd er gezegd, toets dan één / wilt u god niet, toets dan niet / ik toetste één // en dezelfde gevleugelde vrouw zei: er is nog / één wachtende voor u en die ene bent u // ik herinnerde mij dat ik hier eindeloos over / moest nadenken tot ik ontwaakte en God weer / was verdwenen, ergens in mijn hersenen…”. Maar kerkvader Augustinus heeft daarentegen bijna spijt, want “VEEL TE LAAT HEB IK JOU LIEF GEKREGEN”.  Over het geheim dat hem éindelijk is onthuld: “… Binnen in mij was je, ik was buiten / en ik zocht jou als een ziende blinde / buiten mij, en uitgestort als water / liep ik van jou weg en liep verloren / tussen zoveel schoonheid die niet jij was…”. God is een ‘verborgen God’, maar degenen die Hem zoeken, zullen Hem zeker vinden, belooft Matteüs. Zie het boekomslag dat geïnspireerd is op een dichtregel van Ed. Hoornik: “… Gij hebt mij lief gehad achter een blinde muur…”.

 

Uitgave: Van Warven – 2022, 244 blz., ISBN 978 949 317 590 7, 19,95

Rechtstreeks bestellen: klik hier

 

P.S. Wie houdt van lopen en gedichten wil ik graag wijzen op de “Psalmenwandelingen” die georganiseerd worden door ds. Louis Wüllschleger en enkele musici – zie hier