Menu

vrijdag 6 maart 2020

Zorg voor de ziel – Arjan Plaisier


Subtitel: Spiritueel leven vanuit de christelijke traditie

In mijn zoektocht naar mystiek kwam ik tot nog toe vooral boeken tegen uit andere denominaties dan de mijne (PKN). Zie: Evelyn Underhill – anglicaans, de Heilige Lucas van Simferopol – Russisch-orthodox, Suzanne van der Schot – rooms-katholiek, Sjef Laenen – Jodendom, Willemijn Dicke - van alles en nog wat. Ik was dan ook zeer verrast dat Arjan Plaisier, voormalig scriba van de Protestantse Kerk in Nederland en inmiddels weer predikant in Amersfoort, onlangs een uitgave over dit thema het licht deed zien. Want het ontbreken van een spirituele kant aan het geloof zie ik toch wel als een groot manco. Misschien is dat zelfs dé oorzaak van de leegloop van de hedendaagse kerk, denk ik wel eens (hoe je het ook wendt of keert, feit is dat van de protestantse kerken de ‘bevindelijken’ het nog steeds het beste doen). Ik bedoel: voor het verwerven van een beetje levenswijsheid kun je ook prima buiten de kerk terecht. Ik hoef maar naar psychiater Dirk De Wachter te wijzen die wat dat betreft betere preken houdt dan menige dominee. Mystiek gaat dieper. Kan maar bij benadering omschreven worden. Draait om een onzichtbare dimensie waar eigenlijk geen woorden voor zijn. De protestantse traditie is bij uitstek verbaal. Het woord voert de boventoon. Dus dat men daar de draad betreffende mystiek, die altijd inzet op stilte en inkeer, een beetje is kwijtgeraakt, vind ik niet zo verwonderlijk. Na alles wat ik heb gelezen denk ik daarbij ook dat vrouwen, vanwege hun hogere sensitiviteit en diepere intuïtie, over het algemeen meer met spiritualiteit hebben dan mannen. En aangezien mannen tot voor kort, en nog best vaak, de dienst uitmaken in de kerk (zelfs Arjan Plaisier blijft het meest intellectueel bezig van alle schrijvers die ik heb genoemd)... Plotseling bedenk ik ook dat wat ik poneer wel eens het een en ander zou kunnen verklaren met betrekking tot wat Paulus zegt over het zwijgen van vrouwen in de gemeente. Misschien is dat wel omdat ze een heel speciaal eigen talent hebben! Maar goed, nu beland ik weer op onafzienbare zijpaden. Ik kan beter Virginia Woolf voor mezelf het woord laten doen: “… Waar het bij alles waar we over gesproken hebben werkelijk om gaat, zeiden ze, blijft zich aan taal onttrekken. We stuiten voortdurend op het stiltegebied waar onze woorden hun vleugels moeten vouwen en alleen nog als roeken in de toppen van kale bomen kleumend bij elkaar zitten, en toekijken…”.

Over het spirituele vacuüm

Het is best raar, stelt Plaisier, dat een zinzoeker die tot spirituele verdieping wil komen, in de kerk vaak nul op zijn rekest krijgt: “… waar de kerk op dit gebied niets meer in huis heeft, is de enige weg een keuze te maken uit het scala aan zelfhulpboeken of zich aansluiten bij een cursus mindfulness, waar je zo bij kunt aanschuiven…”. Hoe is dat zo gekomen? Veel mensen verlangen naar wat Plaisier een ‘bezield verband’ noemt. Het leven lijkt uit losse brokstukken te bestaan. Is fragmentarisch geworden. Mist een onderliggende eenheid. Zie Pim Fortuyn over de ‘verweesde samenleving’. “… Dit verlangen naar bezieling is niet van gisteren of eergisteren. Het heeft diepe wortels, die voor een groot deel teruggaan tot de beweging van de Romantiek. Dat is een beweging die in de tweede helft van de 18e eeuw is opgekomen, en die één groot verlangen was naar een nieuw bezield verband. Veel hedendaagse spiritualiteit of verlangen ernaar, gaat terug op deze beweging. De Romantiek is een protest geweest tegen de kaalslag die de industriële revolutie veroorzaakte, zowel in het sociale leven als in de natuur. De Verlichting heeft veel nadruk gelegd op de rede en het gebruik van de rede, in toenemende mate ook om de levenscondities te verbeteren, maar wist weinig raad met hart, ziel en gevoel. Veel proza maar weinig poëzie…”. Degenen die het christelijke geloof passé en teveel onderdeel van het onbezielde bestaan vonden, vielen terug op de Middeleeuwen of zochten hun inspiratie in de natuurbeleving en de diepte van het ‘volkse’. Echter, de Romantiek heeft het tij niet kunnen keren. Verder wijst Plaisier op de ‘leegte’ van tijd en ruimte. Een 24 uurseconomie kent geen heilige of afgezonderde tijd meer. Zoals de vrijdag voor moslims, de zaterdag - de sabbat voor Joden en de zondag voor christenen. En wat betreft de heilige ruimte: zie de eeuwenoude tempels, basilieken en kathedralen, die toch nog steeds heel veel betekenen voor geseculariseerde mensen. Je hoeft maar naar de impact van de brand in de Notre-Dame van Parijs te kijken. Dan nog het een en al van arbeid: “… De wereld is in nauwelijks twee eeuwen een gigantische productiemachine geworden…”. Alles draait om wat we doen en produceren. Daar hangen we onze identiteit aan op. We zijn constant bezig met verbetering, vernieuwing, vooruitgang, groei, maar waarom en waarvoor, is nauwelijks duidelijk. We creëren een oververhitte wereld en dreigen onszelf daardoor psychisch op te blazen. Ook de ‘mediatisering’ maakt het moeilijk ‘alleen bij onszelf’ te zijn en zet de werkelijkheid op afstand. Alsof we in een glazen kooi leven. Vanwege gebrek aan levende interactie verdunt en verdampt de ziel (zie Maxim Februari in “Klont” en Dave Eggers in "De cirkel"). De kerk heeft op haar eigen manier aan een spiritueel vacuüm bijgedragen. Is over-cognitief geworden. De focus is op kennis gaan liggen; en natuurlijk is dat belangrijk. Maar niet als de ziel daardoor het onderspit delft: “… Op de een of andere manier moest alles ‘tussen de oren’ gepropt worden…”. Ik herken mij hier zeer in. Ik ben in mijn protestantse opvoeding ook zo ongeveer ‘plat geluld’, om het maar eens cru te zeggen. Plaisier heeft het over de problematisering van het geloof. Veel dominees weten eigenlijk ook niet meer hoe het zit met God. In het christelijke leven kwam het accent daardoor voornamelijk te liggen op wat christenen konden betekenen voor de samenleving. De ‘innerlijke mens’ werd vergeten, zo niet opzij gezet. Immers: wat kon je daar nu voor zinnigs over zeggen? De christelijke levenspraktijk verdween: na het eten de Bijbel lezen, gebedje voor het slapen gaan, ik noem maar wat. En misschien wel vooral: het verlies van het idee dat het goddelijke ín ons te vinden is.

Het onbekende dat toch aanwezig is
Bij mystiek gaat het altijd om innerlijk licht: “… God is licht maar wel een ontoegankelijk licht en daarom is Hij tegelijk duisternis…”. En even verder: “… Het licht van God vraagt om donkerheid. God is een licht dat pas goed uitkomt in de duisternis…”. Vandaar die ‘nacht van de ziel’? Plaisier haalt verschillende mystici aan om een indruk te geven waar spiritualiteit over gaat. Te beginnen bij Mozes die God ontmoette in het brandende braambos. Hij verbindt dit verhaal met de uitdrukking waar de godsdienstfilosoof Rudolf Otto wereldberoemd mee geworden is: ‘het mysterium tremendum et fascinosum’ ("Das Heilige", 1917). De Eeuwige is zowel fascinerend als vreeswekkend. In Zijn nabijheid blijven wij nergens meer. Dat onderstreept de onoverbrugbare afstand tussen God en mens. Daarom doet Mozes de schoenen van zijn voeten. De grond waarop hij staat is heilig. Plaisier heeft het over de beroemdste zin uit de "Belijdenissen" van Augustinus: “… Onrustig is het hart totdat het rust vindt in U…”. Augustinus heeft niet genoeg aan zichzelf en zijn eigen geest. Maar “… Wie maar diep genoeg graaft, zal vanzelf de Ander tegenkomen, de grond van de zielegrond…”. Plaisier staat stil bij Juliana van Norwich (1342-1416?), Maarten Luther (1483-1546), Blaise Pascal (1623-1662), Gerhard Tersteegen (1697-1769) en de beroemde dichter Thomas Stearns Eliot (1888-1965), om tenslotte uit te komen bij de Amerikaanse schrijfster Marilynne Robinson (1943), van wie ik eerder de roman “Lila” besprak. Anno 2020 heeft de mens volgens het moderne denken helemaal niet zoiets als een ziel. Zie een schitterend fragment in “Hoor nu mijn stem” van Franca Treur: “… ik geloof helemaal niet in een authentieke kern. Ik weet niet eens waar mijn navel zit, en het kan me ook niks schelen. Vergeef me dat ik klink als een socioloog, maar we zijn alleen iemand in onze relatie tot anderen. Het is niet anders…”. Het gekke is dat er tegelijk nooit eerder zo werd opgeroepen ‘authentiek’ te zijn, lees de personeelsadvertenties er maar eens op na. Hoe kun je mondig, onafhankelijk en autonoom over jezelf beschikken als je niet eens een zelf hebt? Ik geloof niet dat wij alleen maar een genetische klomp cellen zijn die nu eenmaal doen waar ze voor zijn voorbestemd. Ik geloof er niets van dat ik enkel een golfje in de tijd ben. Dat ik zomaar weer wordt verzwolgen in de gang van de geschiedenis die mij doet opkomen en weer uitwist. Dat ik als een sluis de tijd doorlaat, zonder een spoor achter te laten. Ik denk dat ik meer ben. Ik voel een ziel, een geest in mij, dat een diep en vooralsnog onbevattelijk mysterie bevat. Thomas Merton, over wat hij aanduidt als het hart: “… de diepste psychologische grond van de persoonlijkheid, het innerlijke heiligdom; het is de plaats waar de mens zich openstelt voor de metafysische en theologische confrontatie met de afgrond van het onbekende dat toch aanwezig is…”.

De weg naar binnen
Tal van Bijbelteksten wijzen op het hart dat in verbinding staat met God: Lucas 17:21, Johannes 4:14, 1 Petrus 3:15, Efeze 3:16-17. Plaisier heeft het over de 16e eeuwse Spaanse mystica Teresa van Avila die de ziel omschrijft als een kristal dat het licht van God opvangt en weerkaatst (naar buiten toe, de samenleving in). En over Sören Kierkegaard die schrijft: “… Zoek eerst het rijk van God – dat in uw binnenste is…”. Het gaat over het vinden van de ‘verborgen omgang’ met God (Psalm 25). Deze weg naar binnen confronteert ons altijd met duisternis en de leegte. Eerst om ons, dan in ons. Zie het lijden onder de vervreemding en absurditeit van het leven bij de existentialisten. Zie de Boeddha en zijn liefde tot de leegte. Maar het christendom gaat verder. Plaisier: “… Volgens Pascal is de mens zelfs een oneindige leegte. Een leegte die alleen gevuld kan worden door God…”. T.S. Eliot heeft het zich afkeren van de wereld om de eigen donkerte in te gaan peilloos diep omschreven: “… I said to my soul, be still, and let the dark come upon you / Which shall be the darkness of God…” (Four Quartets, East Coker III). Daar, juist in dat duister, licht God op, als de zon: “… ‘U was wel bij mij maar ik was niet bij U’, schreef Augustinus. De jonge Augustinus was buiten. Ook daar was God, maar zonder de weg naar binnen, ontdekte hij Hem niet. De weg naar binnen in de christelijke traditie is een weg van en in de ziel. Het is geen eenzame weg, want God laat zich er vinden. Hij laat er zich vinden, zonder dat Hij in de ziel opgesloten is. Hij is immers de Schepper van de hemel en de aarde. Maar deze God van de schepping maakt in het bijzonder zijn woning in de ziel van de mens…”. Zie ‘The Rolling Stones’ die het onbevredigende van het kale uiterlijke bestaan heftig aan de kaak hebben gesteld in ‘I can get no satisfaction’. Bijzonder eerlijk toch? Je zou het bijna een muzikale interpretatie van de belijdenis van Augustinus kunnen noemen. Plaisier: “… De mens heeft een ziel. De mens is een ziel. Daarmee is echter niet een stand van zaken bedoeld, die nu eenmaal is zoals hij is. Ziel betekent in de grammatica van het christelijk geloof ook avontuur en risico. Je kunt je ziel verliezen of behouden. In het evangelie klinkt de oproep om je ziel niet verloren te laten gaan: Want wat baat het een mens als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt, of wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel? (Matth. 16:26)…”. Marilynne Robinson: “… I find the soul a valuable concept, a statement of the dignity of a human life and of the unutterable gravity of human action and experience…”, om daar vervolgens ironisch aan toe te voegen: “… I would add that I find my own soul interesting company, if this did not seem to cast doubt on my impeccable objectivity…”. Best spannend gezelschap ja, die ziel van ons…

De weg naar buiten
Plaisier onomwonden: “… Een christendom zonder de weg naar binnen, bloedt dood…”. Er is echter ook weer een weg naar buiten. Christus woont niet alleen in het hart, maar ook in de kosmos: “… De mens is binnen en buiten. Hij is ziel maar ook zinnen. Hij is hart en huid. Hij heeft een verborgen kant die aan God raakt, en hij heeft een openbare kant die eveneens aan God raakt…”. De Britse essayist Chesterton, die zelden de nuances zocht, stelt naar aanleiding van het verschil tussen een boeddhistische heilige in een Chinese tempel en een christelijke heilige in een gotische kathedraal: “… dat de boeddhistische heilige zijn ogen altijd gesloten heeft, terwijl de christelijke heilige ze altijd wijd open heeft. De boeddhistische heilige heeft een welgeschapen en harmonieus geproportioneerd lichaam, maar zijn ogen zijn zwaar en zwanger van slaap. Het lichaam van de middeleeuwse heilige is een uitgemergeld beenderstelsel, maar zijn ogen zijn angstwekkend levendig. (…) De boeddhist kijkt met een bijzondere intensiteit naar binnen. De christen staart met een vurige intensiteit naar buiten…”. Een tikkeltje overdreven, maar het maakt wel duidelijk dat de christen intens betrokken is op zijn omgeving: ‘Wees een zegen’. De liefde van God reflecteert in de liefde tot de naaste. Plaisier legt het een en ander uit aan de hand van het werk van Franciscus van Assisi, Bernardus van Clairvaux, Jan van Ruusbroec, Dante Alighieri , F.M. Dostojevski en Esther Maria Magnis. Een heel hoofdstuk gaat over het gebed. Volgens Plaisier focust het protestantisme - misschien wel te veel - op woorden, wat geleidt heeft tot de volkomen lege kerkinterieurs van bijvoorbeeld Pieter Jansz. Saenredam. Ooit bedoelt als een ‘zuivering’ die als een bliksem heeft gewerkt en voor de rooms-katholiek nogal shockerend. Hebben we met het badwater het kind weggegooid?: “… Wat, als die zuivering zover doorgaat dat God zelf verdwijnt? Of als die vraag te groot is, wat als de bemiddeling van God, de presentie van God, de heiligheid, is verdwenen? Wat als protestantisme omtaardt in een schrijnend gebrek aan heiligheid? Wat als de afschaffing van heiligen en heilige plaatsen, gebaren en riten heeft geleid, niet tot concentratie, maar tot verlies van heiligheid? Leidt een dergelijke geradicaliseerde zuivering niet tot een lege wereld, die slechts kan worden opgevuld met veel praten en weinig aanbidding?...”. Plaisier zit vol brandende vragen. Hij stelt dat God ‘het enige echt interessante’ in het christendom is. Plaisier waarschuwt voor een ‘religie zonder mysterie’, wat me doet denken aan “De slinger van Foucault” van Umberto Eco, waar jongens achter een geheim aanzitten dat uiteindelijk leeg blijkt te zijn. Hij waarschuwt ook voor “… een bezorgdheid om het ik dat van geen antwoord meer wil weten…”, zie “Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink, dat “… voor velen als een kijken in een zwart gat is geweest…”. Alhoewel Hans Sievez toch ook weer een soort van catharsis heeft ervaren.

Over de Bijbel
Een prachtig hoofdstuk gaat over de Bijbel: “… De Bijbel is niet een boek dat kant en klaar is afgeleverd door de hemel. Het is evenmin een boek dat door één auteur is geschreven, zodat het terug zou gaan op de religieuze genialiteit van een eenling. De Bijbel is ontstaan in het hart van ‘de kerk’. Daar zijn woorden gesproken, gehoord, overgeleverd en uiteindelijk verzameld. De Bijbel is ontstaan in een gemeenschap en heeft die gemeenschap weer verder gevormd. Het is dus een boek van een gemeenschap en het is daarom niet ter zake dit boek te ontvreemden van die gemeenschap…”. Met andere woorden: buitenstaanders zal de Bijbel niet zoveel zeggen, waarschijnlijk. De kerk leest de teksten in het licht van de verschijning van Jezus Christus; “… alsof deze teksten in een magnetisch veld getrokken worden…”. De Bijbel bestaat uit een bonte verzameling genres, die het niet gemakkelijk maakt er een lijn in te ontdekken. Het lijkt op een ondoordringbaar oerwoud waar je in verdwaalt. Het zit vol hiaten, overlappingen en historische tegenstrijdigheden. Plaisier geeft een prachtige vergelijking om de betekenis van de Bijbel te duiden van de filosoof J.G. Hamann, een figuur uit de 18e eeuw en tijdgenoot van Kant. Hij vergelijkt de Bijbel met lappen, lompen die de profeet Jeremia ooit onder zijn oksels moest leggen om opgetrokken te kunnen worden uit de put waarin hij gegooid was: “… Ebed-Melech riep toen dertig man bij elkaar en ging naar de kelder van het magazijn van het koninklijk paleis, waar hij wat versleten kleren en oude lappen vandaan haalde. Hij liet deze aan de touwen naar Jeremia in de put zakken en zei tegen hem: ‘stop die kleren en lappen onder uw oksels en haal de touwen eronder door’. Jeremia deed wat hij zei en zo trokken ze hem uit de put omhoog…” (Jer. 38:11-13). Plaisier: “… Jeremia zou in de put zijn weggezakt en gestikt in de modder maar hij wordt eruit gehaald door touw en lappen stof. Dat is de Bijbel, het is een boek dat bestaat uit stukken stof. Je denkt: wat moet ik ermee, maar ze zijn nodig voor je verlossing. Het touw alleen is niet genoeg, want zonder de lompen snijdt het touw door je vlees heen. De lompen passen bij de mens van vlees en bloed. Het beeld lijkt weinig eerbied uit te drukken voor de Bijbel, maar dat is schijn. De Bijbel is een hulpmiddel, maar wel onmisbaar. Het boek is er voor de verlossing en het is niet een filosofisch handboek of spiritueel zelfhulpboek. Het is niet een mooie eenheid, uit één stuk geweven, maar het zijn hele verschillende stukken stof. Niet iedereen heeft alles nodig, maar je moet ze wel goed gebruiken. Je kunt ernaar gaan kijken, analyseren, proberen er een mooi verband van te maken, maar je moet nooit vergeten dat je in de put zit, dat de ondergrond van je leven verraderlijk is, dat je er niet zelf uit kunt komen, dat die teksten dat op zich ook niet kunnen, maar dat ze wel kunnen helpen uit die put te komen. God moet het doen maar die doet het met een touw en die lappen. Lappen tekst, of desnoods één lapje tekst. De tekst is het textiel, en de Bijbel is een weefpatroon van teksten, dat er is voor de verlossing…”. Dat de Bijbel niet klopt met de wetenschappelijke inzichten van vandaag vindt Plaisier een wat belegen reactie. Natuurlijk niet. Genesis begint met een gedicht over de schepping: “… als je de Bijbel als een wetenschappelijk verslag gaat lezen van ‘hoe het allemaal is gegaan’ ga je ernstig de fout in, of je nu fundamentalist bent of sceptische wetenschapper…”. Plaisier voelt zich niet geroepen de feitelijke onjuistheden in de Bijbel en de tegenspraak in de vier evangeliën te ontkennen of door moeizame en vergezochte redeneringen te weerleggen: “… De Bijbel is immers een menselijk boek, waar de feilbaarheid in zit die mensen eigen is. God heeft ons een menselijk boek aan de hand gedaan, met rafels en losse eindjes…”. En even verder: “… het is een boek van getuigen en het vraagt gelezen te worden. Wie het leest met een hongerige ziel en een nederig hart zal de ervaring opdoen dat het verlossend werkt…”.

Een begrepen God is geen God
Plaisier eindigt zijn boek met een aantal hoofdstukken over spiritualiteit in de christelijke traditie, gemeenschap en liturgie. Daarin staat de kerk centraal. Prachtig schrijft hij over de kinderdoop, die vaak gezien wordt als voorgesorteerd op de eigen keuze van het kind: “… Ik begrijp dat gevoel. Toch moet de vraag worden gesteld waarom de wereld van het bovennatuurlijke pas gaat werken als ik ervoor kies. Waarom zou de hemel niet zo barmhartig en genadig zijn dat ik al gevonden ben voordat ik zoek? Dat is nu precies wat het evangelie zegt. Als kind lig ik in een wereld die een groot en donker gat is. Later zal ik erachter komen dat dat grote en donkere gat ook in mijzelf zit. Wat is het dan genadig dat er een hemelse gestalte is die zegt: je hoort bij mijn lichtlichaam…”. Volgens Plaisier is iedereen onderhand wel een beetje moe van het slijpen van de hermeneutische messen: “… De voorganger van morgen is de mystagoog, die inwijdt in het geheim van het geloof waar hij of zij ook zelf door is gegrepen…”. Want “… een begrepen God is geen God…”. De christelijke God is een “… drievoudig raadsel…”. Amen.

Uitgave: Kok – 2020, 223 blz., ISBN 978 904 353 273 0, € 16,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

1 opmerking :

  1. Ben nieuwsgierig geworden naar het boek. Stond er wat sceptisch tegenover maar je hebt mij over de streep getrokken.

    BeantwoordenVerwijderen