Ik beweeg mij onder meerdere boekenclubs. Met één daarvan hebben we “De bijenhouder van Aleppo” van de Engelse schrijfster Christy Lefteri (1980, psychotherapeut) besproken, een roman over een echtpaar dat Syrië ontvlucht door middel van mensensmokkelaars. Lefteri heeft een tijdje als vrijwilligster in een vluchtelingenopvang in Athene gewerkt, dus kent de problematiek. Bovendien zijn haar Cypriotische ouders in 1974 als asielzoekers naar Engeland gekomen. Ik heb even zitten dubben of ik over het boek zou schrijven , want ik was er niet zo kapot van (als een van de weinigen), eerlijk gezegd. Maar alla. Het is natuurlijk ook weer zonde van alle moeite die ik er in heb gestoken, wanneer ik er níet over zou bloggen. Bovendien staat het al meer dan zeven weken in de christelijke boeken top tien, die wordt samengesteld door tachtig christelijke boekhandels, en aangezien ik zelf christelijk ben…
Braaf
Niet dat het een christelijk boek is - de godsdienstuitingen die er in voorkomen zijn islamitisch van aard - maar er wordt niet in gevloekt, sterker, er is over de hele linie geen sprake van enige aanstootgevende dan wel kwetsende dramatiek, dus het is een in alle opzichten ‘veilig’ boek, wat de reden zal zijn dat het zo hoog scoort onder mijn geloofsgenoten, denk ik. Waarschijnlijk ben ik dan gelijk bij mijn puntje: ik vind het zo braaf. Heb ik teveel gelezen? Ben ik een verknipte, cynische westerling geworden? Lefteri kan ongelooflijk mooi schrijven, daar niet van: “… Afra was heel anders voordat de oorlog begon. Ze maakte overal een bende van. Als ze bijvoorbeeld aan het bakken was, dan zat alles onder de bloem. Zelfs Sami. Van top tot teen. Als ze aan het schilderen was, dan werd het steevast een kliederboel. En als Sami ook meedeed, was het nog veel erger, alsof ze een handvol penselen vol met verf in de kamer had uitgeschud. Zelfs als ze sprak, maakte ze er een potje van. Ze flapte er een aantal woorden uit, smeet ze naar links en naar rechts, nam ze weer terug en gooide er een paar nieuwe uit. Soms onderbrak ze zichzelf. En als ze lachte, lachte ze ook echt en trilde het huis in zijn voegen…”. Het echtpaar maakt onvoorstelbare dingen mee, daar ligt het allemaal niet aan. Maar het verhaal pakt me niet in. Ik vind het té mooi, té sprookjesachtig. Sommigen menen dat je de meest afschuwelijke feiten alleen maar op een lichte manier kunt vertellen – mocht je er überhaupt woorden voor vinden. Daar geloof ik niets van. Lees de Afro-Amerikaanse literatuur. De slavernijverhalen. De boeken over rassensegregatie. Alice Walker, Toni Morrison, Maryse Condé. Het gaat je door merg en been. Het schrijnt in je ziel alsof er met een mes in je hart is gekerfd. Over “De bijenhouder” blijft een sluier van duizend-en-één-nacht hangen. En die lost maar niet op. Een soort van bedwelming. Een naïeve roes die misschien wel een beetje eigen is aan verhalen uit het Midden-Oosten, bedenk ik ter plekke. Want “En uit de bergen kwam de echo” van Khaled Hosseini en “Papegaai vloog over de IJssel” van Kader Abdolah en zelfs “Sneeuw” van Orhan Pamuk hebben dat ook. Alsof het allemaal onder het gelurk aan een waterpijp wordt gefabriceerd. Er wordt eindeloos verdragen en eindeloos gehoopt en eindeloos gedroomd. Hoe kan het toch steeds weer zo vreselijk mis gaan in de islamitische wereld als er zoveel lieverds rondlopen – denk ik dan. Wanneer winnen de ‘zachte krachten’ van Henriëtte Roland Holst het nou eens een keertje? En wat als alle goodies hier heen komen en alle kwaaie pieren daar blijven zitten? Want zo komt het onderhand wel over. Ik kan er niet mijn vinger op leggen. Ik krijg het maar niet rond.
Droomwereld
Tekenend voor het betoog hierboven is dan ook dat de vrouwelijke helft van het getraumatiseerde echtpaar, Afra, een kunstenares, door de shock van het verlies van hun zoontje Sami blind is geworden: “… De ogen van mijn vrouw boezemen me angst in. Dode vensters zijn het; ze kan er niet door naar buiten kijken, en niemand anders kan erdoor naar binnen kijken…”. Alsof ze de smerigheid in de wereld niet meer wil aanzien. Hetzelfde geldt voor haar psychotische man, Nuri, die in een droomwereld leeft. Ze kijken letterlijk en figuurlijk weg. Over hun echte emoties kom je weinig te weten. Voelen ze niets omdat ze in de overlevingsmodus zitten? Als Nuri een stroom van vluchtelingen tegen komt waaronder “… vrouwen in blinde paniek omdat de paramilitairen tekeergingen als beesten en het gevaar verkracht te worden levensgroot was…”, sluit hij zijn ogen om de geur van een in volle bloei staande rozenstruik op te snuiven. Dat is Nuri ten voeten uit. Hij denkt liever aan de bloemetjes en de bijtjes. Als hij ziet hoe uit een rivier bij Aleppo lijken van mannen en jongens worden gevist, met vastgebonden handen en kogelgaten in hun hoofd, is zijn enige commentaar: “… Als ik een van de dode mannen in de rivier was geweest, dan was Afra mij komen zoeken. Ze zou bergen hebben bedwongen om mij te vinden, als ze had gemoeten…”. Zwijgend ziet hij toe hoe de zoon van zijn neef in een autopsiecentrum wordt binnengebracht. Over de dood van zijn eigen zoontje heeft hij het al helemaal niet. Als een huilende Afra er over wil praten besluit hij een eindje te gaan wandelen! In bijna staccato zinnen wordt verteld wat Nuri allemaal ziet en meemaakt. Fragmentarisch. Nergens gaat het de diepte in. Alsof je naar het journaal zit te kijken. Dat klopt ook wel met wat Lefteri over haar eigen schrijfstijl vertelt. Ze zegt dat het boek bestaat uit een diversiteit aan verhalen die ze oppikte onder de ontheemden die ze heeft ontmoet. Het boek schakelt voortdurend van vroeger naar later, van de vluchtelingenopvang in Engeland – waarvan je al heel snel weet dat Nuri er (gelukkig) veilig is aangekomen met zijn vrouw - naar zijn leven als imker in Aleppo, en alles wat hij meemaakt op de tocht naar Engeland. De hoofdstukken worden als kralen aan elkaar verbonden door met hetzelfde woord te eindigen en te starten, wat een mooie creatieve vondst is. Een schitterend figuur is een boomlange asielzoeker met vergroeide schouderbladen, die daardoor iets van engel met vleugels krijgt, en zo onbeholpen Engels spreekt dat hij wat weg heeft van de indianen in ouderwetse en tegenwoordig als discriminerend ervaren Karl May-romans. Nuri hoopt in Groot-Brittanië zijn neef te ontmoeten, maar als hij daar eindelijk is, ziet hij er tegenop hem op te zoeken. Hij is niet meer wie hij was, hij is een ‘gebroken’ man die ‘de weg kwijt is’, en schaamt zich daar blijkbaar voor. Waarom vertelt hij niet direct, maar is uit het verhaal wel enigszins op te maken.
Wet van de jungle
Tijdens de reis ontmoet Nuri een jongetje van een jaar of zeven, acht die zich voorstelt als Mohammed, en hem steeds in de gaten houdt. Nuri denkt dat hij zich veilig bij hem voelt. Langzaamaan kom je er achter dat het waarschijnlijk andersom is. Het jongetje bestaat alleen in Nuri’s verbeelding. Ter compensatie van zijn eigen zoontje, dat tijdens een bombardement omgekomen is in Aleppo? Het verhaal rommelt oeverloos oppervlakkig verder. Tot vermoeiends toe. Pas na ruim tweehonderd bladzijden komt er de broodnodige actie waardoor het spannender wordt. Nuri en Afra zijn in een Atheens park vol vluchtelingen beland, omgeven door roedels enge mannen: Bulgaren, Albanezen en Grieken. Met glinsterende wolvenogen staan ze hun prooi te bekijken en af te wachten in het struikgewas. Een verwarde vrouw, die als het donker wordt haar gezicht inwrijft met talkpoeder zodat ze ouder lijkt, zegt dat ze op kinderen azen voor seks en organen. Ze heeft lekkende borsten. Ik dacht eerst dat ze dat simuleerde om onaantrekkelijker te lijken, maar nee, haar baby is echt van haar afgepakt. Een vent die duizelingwekkend mooi op een rebab (een soort luit) speelt, verleidt als een soort duivelse Orpheus, degenen die hij in contact brengt met de misdadigers in de bosjes: “… Ik had het eigenaardige idee dat ik naar een man keek die zijn messen sleep…”. Het doet een beetje denken aan de uitzendingen van Kees van der Spek, die laat zien hoe onnozele toeristen in het buitenland op allerlei manieren een loer wordt gedraaid. Als je zichtbaar in het geld zwemt, zijn er altijd hongerige haaien in de buurt – zo simpel is dat. Een tweeling van een jaar of vijftien, verdwijnt elke avond richting de roofdieren, om tegen de ochtend weer op te duiken. Hun blik steeds onrustiger, hun outfit steeds nieuwer en duurder. Heeft Nuri zijn ogen in zijn zak of zo? Het is toch overduidelijk wat daar gebeurd? Als Nuri een praatje gaat maken met de tweeling is de rebabspeler, die alles in de gaten houdt, daar absoluut niet blij mee. Hij dient Nuri geniepig een flinke jaap toe met zijn knipmes. In zijn arm. Nuri ziet dat hij zichzelf ook snijdt, als hij hem bespiedt. Na nog eens vijftig bladzijden slaat Nuri de kinderlokker met een stel andere mannen met honkbalknuppels dood, in een nacht waarin deze betrapt wordt, vanwege een huilend jongetje dat de omstanders alarmeert. Dat maakt van Nuri een, weliswaar sympathieke, moordenaar. De wet van de jungle regeert.
Tranentrekkende smartlap
Nuri beseft dat de plek waar hij bivakkeert levensgevaarlijk is geworden en vindt in Athene onderdak bij een mensensmokkelaar, voor wie hij als tegenprestatie 's nachts als drugskoerier gaat werken. Zijn kamer sluit hij voor Afra’s veiligheid elke avond zorgvuldig af. Eén nacht laat hij de sleutel in huis liggen. Afra wordt prompt verkracht. Ook dit trauma wordt weer heel summier aangestipt, wat me dubbel tegenvalt, omdat Lefteri van huis uit psycholoog is. Natuurlijk kun je zeggen dat sommige dingen zo erg zijn dat je er beter over kunt zwijgen, maar dat is in dit geval een contradictio in terminis. Waarom schrijf je dan een boek? In ieder geval verklaart de verkrachtingszaak wel Nuri’s vreemde obsessie met sleutels en waarom hij het vervelend vindt bij Afra te slapen. Vaak wordt hij buiten wakker, in de tuin, soms in een bezemkast. Als je echter meer wilt weten over seksueel geweld kun je beter "Waar we over praten als we over verkrachting praten" van Sohaila Abdulali lezen. Ook de buitengewoon indrukwekkende, op waargebeurde feiten gebaseerde Netflix-serie “Unbelieveble” breekt de oorverdovende stilte rond verkrachtingszaken. Volgens Arnon Grunberg die afgelopen zaterdag te gast was in de eerste aflevering van Mondo, het nieuwe kunstprogramma van de VPRO, mogen we alles wat ons wordt voorgeschoteld aan cultuur bekritiseren tot we er bij neervallen: daar wordt het namelijk voor gemaakt. Nou, daar gaat-ie dan. Ik vind “De bijenhouder van Aleppo” een tranentrekkende smartlap, waarvan je geen steek wijzer wordt dan je al bent, mits je de laatste jaren niet onder een steen hebt geleefd. Kom óp zeg. Dit is leesvoer; géén literatuur.
Uitgave: Mozaiek – 2019, vertaling Ernst Bergboer, 336 blz., ISBN 978 902 395 777 5, € 20,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten