Menu

maandag 4 maart 2024

De adolescentenmaatschappij – Robert Bly

 


Nederlandse vrouwen krijgen steeds minder kinderen en dat komt niet door reislust of carrièrewensen. Aan de ene kant is de overheid de schuld. Zie de veel te weinig en daardoor onbetaalbare huizen, de onzekere flexbanen en de problematische kinderopvang. Om het maar niet te hebben over het onderwijs: kinderen die het vanwege het lerarentekort met een vierdaagse lesweek moeten doen en van school komen zonder behoorlijk te kunnen lezen en rekenen. Wat voor toekomst heb je dan. Als pubers zitten ze helemáál slecht in hun vel. Terwijl de jeugdzorg een grote puinhoop is. Daar komt het doemscenario inzake het klimaat en de oorlogshitserij van tegenwoordig nog bovenop. Waar zijn we in vredesnaam mee bezig! Aan de andere kant legt Dick Schinkelshoek in het ND van 08.12.2023 de schuld ook bij de kerels: “… Mannen zijn niet alleen nodig voor het verwekken maar ook voor het grootbrengen van kinderen. En laat het daaraan nu vaak schorten. Vraag single vrouwen met een kinderwens: het aantal beschikbare, economisch zelfstandige en emotioneel volwassen mannen is schaars. En zijn ze er, dan willen ze zich vaak niet binden…”. De Amerikaanse dichter, essayist, activist en leider van een ‘mythopoëtische’ mannenbeweging, Robert Elwood Bly (1926 – 2021), wijt een en ander al in 1996 aan de ‘adolescentenmaatschappij’. Adolescenten hebben weinig met kinderen en oudjes. We moeten weer volwassen worden. Ik kwam Robert Bly op het spoor doordat ik op het YouTubekanaal ‘De Nieuwe Wereld’ op een uitzending over hem stuitte. Bly is misschien een knorrepot naar hedendaagse begrippen, maar ik vond het zeker de moeite waard om kennis van hem te nemen. Hij verklaart veel.

 

De beste aller tijden, de slechtste aller tijden

Eigenlijk zegt Bly hetzelfde als Byung-Chul Han in “Vita comtemplativa” (zie mijn vorige blog): “… Mensen die haast hebben, kunnen rijpen nog rotten…”. De huidige massamaatschappij heeft een reuzenleger doen ontstaan van identieke, rivaliserende, afgunstige en agressieve ‘broeders’. De ‘verticale dimensie’ is verdwenen, en dat brengt het individu terug in een infantiele, primitieve en goedgelovige staat. Half-volwassenen zoeken een nieuwe identiteit door koortsachtig in allerlei activiteiten te duiken, wat weer de nodige burn-outs oplevert. Bly haalt ons veranderde ‘superego’ dan wel onze ‘Innerlijke Rechter’ er bij. Het is fascinerend dat hij schrijft in een tijd waarin de smartphone nog niet zijn intrede heeft gedaan, maar al wel stelt dat het superego nog even autoritair en onbarmhartig is als altijd, maar anno nu ‘roem en succes’ eist: “… Het superego, zou je kunnen zeggen, wil dat iedereen in een talkshow optreedt, iets dat het honderd jaar geleden als vulgair zou hebben veroordeeld…”.  Roem in de media kan zeer gevaarlijk zijn voor wie daar niet op is voorbereid. Het superego kan zich niet verzoenen met het verlies van aandacht dat onherroepelijk een keertje volgt: “… Psychoanalytici omschrijven de Innerlijke Rechter zoals zij die nu bij jongeren aan het werk zien als ‘een terrorist’, als een gek met een bom die niet vatbaar is voor rede en koppig vasthoudt aan zijn eisen…”. Even verder: “… In vroegere culturen, en dat geldt nog steeds voor veel hedendaagse culturen, was het geweten vatbaar voor rede; je kon een discussie aangaan en bereiken dat opdrachten verlicht, en zonden vergeven werden. Maar de nieuwe Innerlijke Rechter kidnapt de tiener en knalt alle potentiële redders neer. De treurige, mismoedige, verdoofde indruk, het gebrek aan gratie, de stamelende spraak, ze zijn niet het gevolg van luiheid of verwendheid, maar van voortdurende vernedering door deze nieuwe Rechter…”. De Innerlijke Rechter is genadelozer en perfectionistischer dan ooit: “… er is in de wereld nooit genoeg roem of populariteit voorhanden om hem tevreden te stellen…”.

 

De transformatie van het superego

Vroeger eiste de autoritaire rechter gehoorzaamheid aan de ouders en seksuele ‘reinheid’, wat voor hoge zedelijke normen stond. De Innerlijke Rechter beroept zich heden ten dage echter niet meer op Jezus of Ghandi, maar op influencers en andere figuren die het ‘gemaakt’ hebben. Wie er niet in slaagt succesvol en geliefd te zijn, voelt zich al gauw minder dan niks: “… Het zelfrespect krijgt het van binnenuit zwaar te verduren, iedereen voelt zich onbeduidend en veronachtzaamd, tot we, in wanhoop, besluiten op te treden in een talkshow om alles eruit te gooien. Als dat moment eenmaal voorbij is en de universele liefde heeft zich na afloop van het programma niet over ons uitgestort, dan vallen we nog dieper. Treurig genoeg is het verlangen naar volmaaktheid in onszelf ‘volmaakt verenigbaar met onverschilligheid tegenover anderen’, zoals iemand het formuleerde…”.  Bly kon nog niet bevroeden dat een kwart eeuw later iedereen zijn eigen talkshow via sociale media zou ensceneren. Onze horizontale consumptiemaatschappij is afhankelijk van het stimuleren van hebzucht en begeerte. Volgens Bly is de Innerlijke Rechter zo groot geworden omdat de reclame het begerige, graaiende deel van het kind van kleins af aan opblaast. Zijn humorloze wreedheid zie je terug in grunge rock, bloederige actiefilms, pijnlijk aandoende piercings en onflatteuze tattoos. Dat had Freud niet voorzien.

 

Toen ging het mis

Het eerste Woodstock-festival maakte duidelijk dat er wat was veranderd in de Amerikaanse cultuur: het 'Indo-europese, islamitische, oudtestamentische systeem van driftbeheersing' "... riekte naar kaal en streng, naar bedompt en ingevroren, in elkaar gedoken, verkrampt, kneuterig, benauwd, schraal, opgesloten, mager, tam. Woodstock daarentegen had de geur van het grootse, het ongebondene, van lef en trots, gulheid en radicalisme, van verkwisting, van vrijheid van denken en spreken, van het onvoorwaardelijke, de geur van vrijheid, ontsnapt, ontkluisterd, onbeteugeld, van het goede, het vorstelijke…”. Even verder: “… het superego hield de jongere niet langer bij de strot, zo leek het tenminste, en de hele natie kon zich ontspannen, voelde zich minder depressief, minder onder druk gezet. De Beatles zongen vrolijk over een gelukkig leven in een onderzeeër…”. En toen ging het mis: “… Hoe zijn we van die optimistische, sociale jongeren die voedsel en liefde deelden op de wei bij Woodstock, beland bij het sombere, aan zichzelf twijfelende, naar binnen gekeerde, de dood verheerlijkende, onverschillige, vroegrijpe, deconstructionistische publiek van een hedendaags grunge-concert? Dat is de vraag die we moeten beantwoorden…”.

 

Jan en de bonenstaak

Het leuke is dat Bly onze cultuur analyseert aan de hand van allerlei sprookjes en volksverhalen, zoals  “Jan en de bonenstaak”. Dat gaat over een vaderloze, verwende jongen, die zo dom is de koe van zijn doodarme moeder te ruilen voor een handjevol rare bonen. Zijn moeder is woedend als hij er mee thuis komt en gooit ze uit het raam. De volgende dag is er een enorme bonenstaak gegroeid, die tot in de hemel reikt. Handenwringend ziet ze toe hoe Jan de bonenstaak inklimt. Hij komt in een desolate omgeving terecht waar een oude vrouw, ‘Bestemoer’, hem vertelt over wijlen zijn vader, die vermoord werd door een reus, waarvan hij tegen zonsondergang het huis vindt. Alleen diens vrouw blijkt thuis en is bereid Jan in de oven te verstoppen. Want de gulzige reus voedt zich met mensenvlees. Bly oppert dat zich achter de schermen van de realiteit een wreed wezen schuilhoudt. De figuur van de duivel in het christendom? Zie het schilderij ‘El Coloso’ van Francisco Goya: de vluchtende menigte die geheel in beslag is genomen door haar lot merkt hem niet op. In feite is de betekenis die we aan het verhaal toekennen afhankelijk van hoe we de reus zien. Voor Afrika zal de gulzige reus, die eindeloos aan tafel zit te schransen en te schrokken, waarschijnlijk de Verenigde Staten zijn. Er kleeft iets archaïsch aan alle reuzen, iets prehistorisch.

 

Driedelig brein

Bly duidt de bonenstengel als de ruggengraat en suggereert dat de reus in onze hersenen woont, en wel in ons ‘reptielenbrein’. Zie ook Karen Armstrong in “Compassie”. Volgens Bly bestaat ons brein uit drie delen. Het 'koudbloedige reptielenbrein' dat zijn problemen niet kan verwoorden en functioneert als alarmsysteem bij gevaar. Het warmbloedige ‘oude zoogdierenbrein’ dat te maken heeft met emoties: hartstocht, intensiteit, jaloezie, temperament, erotische bezetenheid, gretigheid, woestheid, duurzame loyaliteit, woede en artistieke dwaasheid. Daarin ligt het voedings-seks-driftsysteem. En het ‘nieuwe zoogdierensysteem’ dan wel de neocortex: volgens deskundigen een netwerk dat immens complexe problemen kan oplossen: “… Sommigen menen dat een intelligent persoon nog maar een honderdste deel van het vermogen benut…”. Het wordt in verband gebracht met ‘licht’. Zie het gouden straalsel rond het hoofd van Boeddha of middeleeuwse heiligen: “… De gelijkenissen van Christus en de raadgevingen van Boeddha bevatten wellicht ook instructies voor het overbrengen van energie van het reptielenbrein naar de zoogdierhersenen, en vandaar naar de nieuwe hersenen…”. Baby’s worden gemakkelijk overweldigd door het voedings-seks-driftsysteem: “… Als het hongergevoel van een klein kind wordt gefrustreerd, zien we hoe het, zonder een moment te aarzelen, het driftsysteem inschakelt. Als het kind in staat zou zijn op zo’n moment daadwerkelijk uit te voeren wat het zou willen, dan zouden de vader en de moeder genadeloos worden afgemaakt, dan zou het schijten op hun lijken, de meubels zouden tot as vergaan, en nog zou z’n woede niet gestild zijn…”.  Zie ook de barbarij die tijdens WO II in het moderne Europa uitbarstte. George Steiner: “… Deze breuk in het rationele, humanistische perspectief heeft mijn leven gevormd (…) En die crisis kwam niet uit de Gobiwoestijn (…) ze kwam van binnenuit, uit het hart van de Europese beschaving. De kreten van de vermoorden weerklonken binnen gehoorafstand van de universiteit; het sadisme leefde zich uit op een steenworp afstand van theaters en musea…”.

 

Nafs

De moslims en soefi’s hebben het over de ‘nafs’ die de bezitter aanzet tot het kwade. De gebiedende ‘nafs’ is beestachtig van aard. Weet alleen van slapen, eten en bevrediging van eigen lusten. De ‘nafs’ zingt koppig de eigen lof en wil geprezen en gerespecteerd worden. Volgens de soefi’s is de ‘nafs’ het geestelijk intellect zeer vijandig gezind. Zijn voornaamste taak is de mens aanzetten tot egoïsme en hebzucht. Daar komt nog bij dat ‘de nafs beweert dat hij zelf God is’. Dat bewijst dat hij geen angst voor God kent: “… Als we aannemen dat de ‘nafs’ ook bij ons in het Westen een rol speelt, dan maakt dat iets duidelijk over het eigengereide idee in het Westen dat je God kunt aanroepen door met je vingers te knippen, een houding die als dag en nacht verschilt van de mentaliteit van vroegere generaties…”. Even verder: “… De ‘nafs’ kan iemand bijvoorbeeld gebieden een gelovige te zijn, of een asceet, een dienaar of een soefi, met als enig oogmerk geaccepteerd, gerespecteerd en geprezen te worden door anderen…”. Het doet me onwillekeurig denken aan de tv-serie ‘Godvergeten’ over het misbruik in de katholieke kerk. Volgens dr. Nurbakhsh is de ‘nafs’ onwetend, heeft hij gauw genoeg van alles en is hij  snel ten prooi aan hartstocht, arrogant en egocentrisch: “… Hij hecht groot belang aan het geringste dat hij voor iemand heeft gedaan, herinnert zich dat jaren later nog, verpletterd door de eigen goedheid. Maar gunsten van anderen, hoe groot ook, is hij gauw vergeten, die vindt hij niet belangrijk…”.  De ‘nafs’ kan zich jarenlang doodstil houden, als een bevroren slang of draak op een berg. Hij is gespecialiseerd in het doorbreken van de etiquette: zie de lompheid tegen hulpverleners of op sociale media. De ‘nafs’ wordt geassocieerd met het element vuur, zoals satan in het christendom met de hel. “… Volgens de soefi’s wordt ongeveer 97 procent van de mensheid, ongeacht hun woonplaats, beheerst door de ‘nafs’; ze ademen dankzij de ‘nafs’, alles wat ze aanschaffen en consumeren is in feite een eerbetoon aan de ‘nafs’, en hun rede, hun ratio, die helemaal in de ban is van de ‘nafs’, heeft nog als enige taak het verzinnen van excuses voor onfatsoenlijk en beschamend gedrag. Een klein aantal, misschien twee procent van de wereldbevolking, is weliswaar in de ban van de ‘nafs’, maar beseft dat ook; sommigen van hen proberen een beroep te doen op de ‘nafs’ van de andere 97 procent…”. Zie sommige politici. Degenen die zich niet laten dirigeren door de ‘nafs’ worden in de Joodse traditie de ‘rechtvaardigen’ genoemd: “… Op ieder bepaald moment zijn daar misschien achtendertig van in leven, allemaal volstrekt onopvallend…”. Freuds ‘id’ of ‘onderbewuste’ is verwant aan het archaïsche brein dan wel het soefi-beeld van de ‘nafs’.  Hoewel het ‘id’ misschien helemaal niet ‘onbewust’ is, maar enkel ontsnapt aan de greep van het intellect omdat het niet talig is. In de adolescentenmaatschappij staat het voedings-seks-driftsysteem klaar om alle vormen van discipline, alle hogere belangen, alle moeilijke kunst terzijde te schuiven, en een permanente staat van opwinding en plezier op te eisen. Bly breekt dan ook zijn staf over de vele uren die kinderen doorbrengen voor de televisie, waarbij het oude zoogdierenbrein wordt overprikkeld door consumentenreclame.

 

Afwezige vaders

In het sprookje verzoent Jan zich weer met zijn moeder door de ‘kip met de gouden eieren’ van de reus te stelen en naar zijn moeder te brengen. De moeder wordt dan ook het middelpunt van het gezin als de vader ten tijde van de industrialisatie lange dagen gaat maken in de fabriek. Wanneer de reclame-wereld, die draait om begeerte, zich in het begin van de twintigste eeuw tussen moeder en kind begint te wringen, boet ook de macht van de moeder in. Zie de muziekindustrie die elke generatie haar eigen hits opdringt. Mediahelden als Elvis, Prince, Michael Jackson en Madonna zijn duizend keer opwinderder dan ouders. De laatsten hebben geen schijn van kans: “… Zes- en zevenjarigen luisteren tegenwoordig naar rap-muziek waar de onverbloemde vrouwenhaat van afdruipt. Onze kinderen ontlenen hun meeste waarden aan muziek, video’s en films en ook al betreuren we die situatie, we hebben nog geen manier gevonden om daar iets aan te doen…”.  De commercie is erin geslaagd de rol van de ouders over te nemen. Veel ‘uitgerangeerde’ vaders vluchten weg omdat ze denken dat ze het toch niet goed kunnen doen, volgens Bly: “… Een plek in het brein waar eerst ‘verantwoordelijkheid’ zetelde, is nu ingenomen door ‘schuld’…”. Hij wijst vervolgens op de gewoonte elkaar de schuld te geven. Zie bijvoorbeeld de diepe verbittering tussen ‘links en rechts’. De toewijzing van de voogdij aan de moeder weerspiegelt en verdiept het idee dat vaders er niet toe doen. Alleenstaande moeders kregen destijds alleen bijstand als er geen man in huis was. “… Katha Pollitt, een overigens intelligente columniste, vroeg zich af: ‘Waarom zou je geen kind voor jezelf nemen? Kinderen zijn een vreugde, wat van veel mannen niet gezegd kan worden.’…”.  De vaderloze cultuur blijkt te leiden tot agressieve vaderloze jeugdbendes in de achtergebleven buurten en depressieve en passieve jongeren in bevoorrechte milieus: “… Welvaart en armoede brengen een in wezen gelijke ontbinding van het gezin voort…”. Wanneer een jongen verlost is van het oedipale gevecht met de vader zal hij elders in de wereld een echte, grote mannelijke kracht tegenkomen, die hem wil doden. Meisjes hebben een diepe behoefte aan vaderlijke bescherming. In het sprookje klimt Jan nog een paar keer de bonenstaak in om geld van de reus te jatten. Tijdens de laatste keer heeft de reus hem bijna te pakken maar valt hij te pletter in de tuin, waarna Jan en zijn moeder nog lang en gelukkig leven. Zover zijn we als cultuur helaas nog lang niet.

 

Larve-stadium

Adolescenten hebben de neiging zich als groep af te zonderen. De adolescent “… wil dat zijn of haar eigen behoeften bevredigd worden, en wel onmiddellijk, en lijkt zich er niet van bewust te zijn dat hij of zij leeft in een ingewikkeld web van zorgen, uitgestelde genoegens, ongewenste taken, verantwoordelijkheden en achterstallige schulden aan goden en mensen…”.  Het individualisme stompt het instinct om de groep in stand te houden af. Zie de weliswaar sympathieke maar kortzichtige eisen van bijvoorbeeld extinction rebellion. Bly noemt de adolescentie een soort ‘larve-stadium’. Wie besluit de zware inspanning van groei naar volwassenheid en beschaving te negeren, kweekt narcistisch gedrag: “… Anders gezegd, het hebberige en luie deel van de ziel wordt toegestaan te doen wat het wil…”. Vrouwen verbazen zich soms over de hulpeloosheid van hun partners: “… Ik voel me net een moeder!...”.  Sommige stellen verzanden in een broer en zusrelatie. Veel mannen bereiken tegenwoordig de ‘oedipale muur’ niet meer, volgens Bly, wat zorgt voor ‘emotionele vlakheid’. Door op te staan tegen de vader krijgt een zoon zelfvertrouwen, ook al delft de laatste het onderspit. Zonen moeten volgens hem weer een gereedschapskist leren delen met hun vader, zodat hun agressieve instincten samensmelten met het plezier van inspannende lichamelijke arbeid. Te veel jongens blijven rondhangen in de passief-agressieve fantasie rond gangsta rap.

 

Het belang van spelen

“… Jongens en meisjes moeten beiden leren op zichzelf te staan, onafhankelijk van de ouders. De dochter moet leren zich te ‘dis-identificeren’ – zoals de psychologen zeggen – van de persoonlijkheid van de moeder, en de zoon moet zich dis-identificeren van het hele vrouwelijke geslacht…”. Omdat het menselijk brein ‘dwingende, vastgelegde instinctwetten’ ontbeert, richt de neocortex zich gretig op de natuurlijke omgeving. Kinderen zijn al heel jong gefascineerd door alle dieren om zich heen, door sneeuw en water en zand en stenen, wat zich uit in ‘spelen’. Mensen vertonen voortdurend onderzoekend en nieuwsgierig gedrag. De neocortex bereikt zijn volle wasdom door te kijken, te luisteren, te ruiken, te voelen, te wegen en te tasten. Spelen is ‘voedsel voor het brein’. Wat gebeurt er als kinderen uren passief voor een scherm zitten? Bly noemt de televisie ‘de softenon van de jaren negentig’: er zijn meer vaardigheden en concentratie nodig voor het eten van een maaltijd dan voor het volgen van televisie. Er gaat een verhaal dat Afrikaanse mensen van een jaar of vijfendertig die voor het eerst leesles kregen, een deken om zich heen moesten slaan, omdat de inspanning van het lezen zo groot was dat hun temperatuur drie graden daalde. Kinderen hebben daarentegen een onuitputtelijke energie. Lezen betekent een reis van de visuele hersenschors naar de voorste hersenen en een microseconde later naar de middenhersenen, waarna het beeld weer terug flits: “… De televisie schakelt dat hele circuit uit, de oefening, het spel, het plezier, door het beeld kant en klaar te presenteren…”.

 

Wedergeboorte

In de vaderloze maatschappij is het freudiaanse Oedipus-verhaal achterhaald. Inmiddels hebben jongens last van ‘vader-honger’, dat samengaat met een groot verantwoordelijkheidsgevoel voor de moeder. Bly baseert zijn visie aangaande het motief van de vaderloosheid op het verhaal over de hindoegodin Parvati die zich een zoon schept dewelke haar echtgenoot, de god Shiva, haar ten ene male weigert te geven: Ganesha. Wanneer Shiva een keertje langskomt, weet Ganesha niet wie hij is, gaat het gevecht met de grote heer aan, waarop Shiva hem zijn hoofd afslaat. Als Parvati haar zoon ineen ziet zijgen, wordt haar jammerklacht over de hele wereld gehoord. Shiva vindt dit zo erg dat hij vervolgens voor een olifantenhoofd zorgt die hij op de nek van Ganesha plant, waardoor deze weer tot leven komt. Parvati is verwant aan de onafhankelijke Vrouwe van de Dieren. Ze duikt vaak op in de Babylonische en Hettitische mythologie. De Grieken associëren haar met Artemis. Shiva heeft veel overeenkomsten met Dionysus en de Keltische god Cerunnos, die een gewei op zijn hoofd draagt. Zie het Gundestrop-bekken: een oude Keltische schaal. Het verhaal lijkt ook een beetje op dat van Odysseus die na tien jaar terugkeert naar zijn vrouw Penelope. Haar zoon Telemachus is in zekere zin ook de bewaker van zijn moeders slaapkamer, maar Telemachus is al lang op zoek naar zijn vader, dus is er sprake van een vreugdevolle ontmoeting. Zie ook de opkomende verering van Maria in de Middeleeuwen: rond 1200 was het gezin van de Vader, Moeder en Jezus weer verenigd, dat overigens tijdens de Hervorming andermaal uiteenviel. De moraal van het verhaal: de zoon van een alleenstaande moeder krijgt een taak waar hij te jong voor is. In feite moeten alle jongens ‘een nieuw hoofd’ krijgen oftewel een nieuwe identiteit verwerven, door het domein van de moeder in te ruilen voor de sociale wereld. Dat biedt hem een nieuw perspectief, een verdieping van zijn leven. Deze ‘wedergeboorte’ dan wel ‘initiatie’ maakt een einde aan zijn infantilisme. Ganesha’s onthoofding symboliseert het ‘sterven aan jezelf’ om op te staan in een ‘nieuwe wereld’ vol ‘nieuwe betekenissen’. Het gaat om niets minder dan het verwerven van een ‘nieuwe wijze van zijn’. Nieuwe zingeving. Om ‘verticale passie’. Volgens Bly dwalen hedendaagse adolescenten rond in een ‘plat landschap’: “…  Ze worden niet volwassen omdat er geen verband wordt gelegd met de voorgaande generaties. Ze leren niet hun blik naar beneden, in de diepte, of naar boven, naar het goddelijke te richten…”. Het doet me denken aan literatuurhistorica en onderzoeker Marleen de Vries die van de week in een uitzending van ‘De Nieuwe Wereld’ naar aanleiding van “Verlicht en vilein. Een biografie van achttiende-eeuws Nederland” zei dat je op je yogamatje nooit ‘geaard’ raakt, maar wel door het lezen van haar boek. Het ‘nieuwe hoofd’ zorgt voor orde en harmonie. Een adolescent is erg geholpen met een mentor die hem bijstaat in dit socialiseringsproces.

 

Rafelkapje

Bly analyseert het Noorse sprookje over “Rafelkapje” wat betreft de volwassenwording van meisjes. Het gaat over een koningin die moeilijk zwanger wordt, maar via de magische kunsten van een zigeunerin uiteindelijk toch bevalt van een tweeling. Een wild meisje dat zodra ze wordt geboren de kamer doorrijdt op een woeste geitenbok, zwaaiend met een enorme pollepel. En een lief, klein, blond meisje. Ze groeien samen op en zijn onafscheidelijk. In elk jong meisje huizen beide persoonlijkheden. Het verhaal gaat dat de godin Artemis in het oude Griekenland een ‘berengroep’ had voor jonge meisjes die zich als beren gedroegen: “… Ze leerden lelijk, komisch, plomp als beren te lopen en de jongens die ze tegenkwamen te pesten. Op die manier konden ze zichzelf beschermen in die gevaarlijke periode, wanneer meisjes zich soms onder druk laten overhalen tot premature seksuele activiteiten…”. Haast alle sterke vrouwen waren als tiener niet populair en hadden daardoor de tijd verliefd te worden op een idee en te weigeren beperkingen op basis van sekse te erkennen. Juist afwijzing bood hen de veilige ruimte waarin ze hun unieke kwaliteiten konden ontwikkelen. Onze cultuur stuurt er daarentegen op aan dat meisjes vanaf een jaar of twaalf helemaal in beslag worden genomen door het verlangen aantrekkelijk te zijn voor jongens. Evenals Ganesha raakt het lieve meisje haar hoofd kwijt doordat trollen het stelen en er een kalfskop voor op de plaats zetten. Gaat het om de psychische ‘inzinking’ die vaak in de tienertijd optreedt? Rafelkapje, haar lelijke zuster, brengt haar oude hoofd weer terug. Gebrek aan aandacht voor de verticale wereld is gevaarlijk voor de samenleving want de wezens beneden ons in de onderwereld, of boven ons in de hemelen, bestaan of spelen er niet minder om, volgens Bly. Ook al hebben wij geen oog voor ze.

 

Toegang tot de wereld

Voor meisjes opent de vader de toegang tot de wereld, wat Freud heeft geproblematiseerd tot ‘penisnijd’. Waar jongens de weg van ‘the lonesome cowboy’ gaan, vinden meisjes zichzelf, of zichzelf terug, door ‘sociaal’ te zijn. Meisjes in de adolescentie hebben het moeilijk vandaag de dag: ze moeten “… voldoen aan de bezopen, angstaanjagende, krankzinnige normen van de wegwerpcultuur – het obsessief najagen van populariteit, de eis van een dun lijf, van vroege seksuele aktiviteit, vroeg gebruik van alcohol en drugs, enzovoort…”. Meisjes voelen zich in tegenstelling tot jongens gebruikt, zwakker en in de steek gelaten door de geaccepteerde inwisselbaarheid van seksuele partners. Er is geen ‘hartstocht’ meer. De periode van wachten, de tijd dat je onderzoekt en droomt over de ander, dat je wacht of hij kijkt, wordt overgeslagen. In plaats van passie is er een overeenkomstmodel ontstaan: “… Binnen drie dagen waren we al net een lang-getrouwd stel…”. Het gaat om een symbiose waarin de verschillen ontkend worden. Bovendien ontbreekt het aan moederfiguren waarbij meisjes hun hart kunnen luchten. Jonge vrouwen hebben daarnaast een intens verlangen naar ‘geest’, waaraan niet wordt voldaan. In kathedralen en kerken zijn altijd veel meer vrouwen dan mannen aanwezig. Wanneer vrouwen niet worden gezien als intelligente wezens maar als marktwaar,  is dat niet bevorderlijk voor de ‘ziel’. De kinderlijke liefdesverhouding met de vader legt in een meisje een diepe basis voor de genegenheid voor het mannelijke: “… De toename van problemen tussen mannen en vrouwen in verhoudingen en huwelijken zou wel eens voor een deel voort kunnen komen uit de groei van het aantal vrouwen dat nooit een dergelijke, niet-opdringerige liefdesverhouding met de vader heeft gekend…”.  Volgens de statistieken betekent vaderloosheid dat de dochter een aanmerkelijk grotere kans heeft een tienermoeder te worden. Ook de kans op een voortijdig verlaten van de middelbare school neemt toe, evenals dat de kans op vervolgonderwijs afneemt.

 

Sturm und Drang

Bly vertelt grappig over de jongen van een jaar of elf voor wie alles seksueel wordt en die zich een innerlijke ‘Verbodsinstantie’ plus een inspirerende ‘Arrogante Kameraad’ schept. Dostojevski heeft het over snotneuzen die dolgraag praten “… over beelden waarover zelfs soldaten zouden aarzelen te spreken…”. De tiener wordt bang dat er sporen van vrouwelijkheid in zijn lichaam zitten. Begint meisjes te bespotten en wil alleen nog met jongens omgaan. Tot hij zich plotseling op een tedere manier aangetrokken voelt tot het geslacht dat hij zo beschimpt heeft. Bly heeft het over jongens die vastlopen en ‘stollen’ in een uitdrukkingsloze staat zonder spontaniteit of creativiteit, omdat ze hun verdriet, schaamte of kwaadheid niet kwijt kunnen. Onbewust uit zich een en ander in alcoholgebruik, geweld, religieus fanatisme of juist woede jegens God en apathie. Zie de ‘binnenvetter’. De rest van zijn bestaan komt in het teken te staan van het zoeken naar ‘verdoving’. “… De man die creatief blijft zal de rest van zijn leven kunst scheppen uit de resten van zijn infantiele en adolescente conflicten…”. Zie Maarten ’t Hart en Jan Siebelink. “… Voor andere mannen betekent het einde van de adolescentie het einde van de expressiviteit, het doven van de vuren…”.  Van alle mannelijke veroordeelden blijkt 85 procent vaderloos. Een zoon zonder vader zal de helft van zijn liefdesenergie niet activeren of ontwikkelen, waardoor hij nooit zeker weet of hij van het mannelijke houdt of niet. Wordt zijn seksualiteit aangewakkerd voor hij daar psychisch klaar voor is dan wordt de jongen een premature adolescent en later wellicht een permanente adolescent.

 

Taalbad

Kinderen zijn ‘warmtezoekende zoogdieren’ en zullen af gaan op het zwakste sprankje licht. Zelfs op de meest onveilige plekken. “… Een waardig volwassen leven, met hoogte- en dieptepunten, afgeschermd door wijselijk gerespecteerde geheimen, was ooit zo aantrekkelijk voor kinderen dat zij ook volwassen wilden worden. Wat ze nu zien is onsamenhangende leegte en chaos…”. Zie de heisa die ontstond rond de voorlichtingslessen in de ‘Week van de Lentekriebels’. Op deze manier krijgen kinderen geen vertrouwen in het leven. Bly noemt de tegenwoordige uitverkiezing van kinderen tot beroemdheid of bron van wijsheid een vorm van kindermishandeling. Zie Gretha Thurnberg. Een kind moet kind kunnen zijn. Bly waarschuwt dat ‘taaltekort’ het brein aantast zoals vitaminetekort het lichaam. De ontwikkeling van het brein heeft een ‘taalbad’ nodig. Goede gesprekken, voorlezen en zelf lezen prikkelen de intelligentie. Een kind met een ‘verzwakt brein’ komt niet tot iets als ‘hoop’, omdat het eenvoudig niet in staat is een innerlijk scenario te bedenken als alternatief voor dat van buiten (zie ook: “De zin van het bestaan” van Viktor Frankl). Dit is een van de bronnen van onze hedendaagse ‘slachtoffermentaliteit’. Nu de verticale woede zich niet meer kan richten op God en het patriarchaat, richt het zich zijwaarts, door bijvoorbeeld te pleiten voor ‘afschaffing van het monogame gezin’, aldus Bly. Sociologen hebben uitgelegd dat een vader in huis veel woede met zich meebrengt. Maar er treedt nog veel meer woede op als er helemaal geen vader in huis is. Het kapitalisme heeft ervoor gezorgd dat er inmiddels ook geen moeder meer thuis is. Dat is voor kinderen zonder meer rampzalig, volgens Bly. Zij zijn in de steek gelaten. Voor het ingestorte kerngezin kwam niets in de plaats. Het socialiseren van jonge mannen is wereldwijd een fundamenteel probleem, waar de mogelijkheid van een fatsoenlijk leven mee staat of valt, zegt Bly. Zie ook “Radeloze helden” van Maaike Meijer. Meisjes worden gaandeweg ook gewelddadiger. Miljoenen jonge vrouwen gebruiken drugs. De belangrijkste pressie om de stap naar drugs en geweld te maken, komt van niet-gesocialiseerde mannen. Het is niet aan vrouwen om jonge mannen te socialiseren, vindt Bly. Dat moeten oudere mannen doen.

 

Leef in de ziel

Bly zegt tot nadenkende stemmende dingen over religie: “… Het is bekend dat elke man liever vijftig kilometer tegen een sneeuwstorm in worstelt, dan dat hij tien minuten praat over zijn verhouding met een vrouw of God…”. Hij waarschuwt voor eenzijdige ‘letterknechten’ die de Bijbel niet gebruiken om mensen aan het denken te zetten, maar om een ‘leer’ over te brengen. Alle moralisme ten spijt hebben mensen nu eenmaal een schaduw: “… Zulke activiteiten helpen mannen dus niet de platte letterlijkheid, die zich voortdurend manifesteert in de adolescentenmaatschappij, te overwinnen, en ook niet de fantasieloze letterlijkheid die aan de faculteiten voor rechten en bedrijfskunde wordt onderwezen. Letterlijk denken dreigt altijd iedere andersdenkende tot vijand te maken en dus is hun afglijden naar fundamentalistische aanvallen op zogenaamde heidenen en homoseksuelen wellicht een doelbewuste poging om het verslechterende sociale klimaat te genezen…”. Alleen het herwinnen van innerlijkheid kan ons bevrijden van de dwangmatige neiging onszelf te zien in anderen. Zie de hedendaagse bubbels in de nieuwe media: “… Als je steeds beelden van jezelf weerspiegeld ziet in je zelfgekozen groep, of dat nu Latini’s zijn of dichters of artsen, dan kun je geen ideaal meer kiezen. Je kunt je hartstocht niet volgen, je kunt geen bewondering meer voelen voor Beethoven of Moeder Theresa of Freud of je eigen huwelijkspartner, omdat ons alleen afgunst rest, gekluisterd als we zijn, en door honderden spiegels aan alle kanten afgesloten van de horizon. De blik die verbonden is met dankbaarheid – de blik omhoog – verbreekt ons contact met de spiegels…”. Als geen ander pleit Bly voor het ‘spirituele intellect’, dat weet heeft van een andere dimensie. Neem afstand. “… Leef in de ziel…”.

 

Uitgave: Van Holkema & Warendorf – 1997, vertaling Han Meijer, 280 blz., ISBN 978 902 696 757 3

Alleen nog tweedehands verkrijgbaar

Geen opmerkingen :

Een reactie posten