Ik was diep onder de indruk van het optreden van de doodzieke dichter en filosoof Lieke Marsman (1990) in het tv-programma “Buitenhof” van 16.02.2025, zie hier. Als atheïst kwam ze tot haar eigen verbijstering juist in het diepste lijden het goddelijke op het spoor. Ze ontdekte dat er nog een andere wereld bestaat dan die van de koude, kille rationaliteit waar we als verlichte westerlingen zo op zijn gefocust. Een fascinerende ervaring die ze deelt met bijvoorbeeld Kristien Hemmerechts. Ik ben christen. Ik geloof absoluut in een andere dimensie, al weet ik natuurlijk ook niet hoe het allemaal écht zit. Zie 1 Korintiërs 13:12. Ik denk dat Marsman het zomaar zou kunnen hebben over ‘het Koninkrijk der hemelen’ waarvan Jezus zegt dat het ‘nabijgekomen’ is (Matteüs 4:17).
De hoop die in mij is
Soms denkt ze dat ze gek wordt, op andere momenten dat ze gek was, toen ze zich haar mystieke blikverruiming nog niet toestond: “… Jezelf toestaan verder te kijken betekent immers niet dat je alles waar je blik op valt voor waarheid aanneemt…”. Marsmans boek bestaat uit essays en dagboekfragmenten “… over de dood en over het leven, over hoe mooi het leven is, hoewel we het doorgaans wreed inrichten. Al bijna net zo wreed als de goden die we voor onszelf bedacht hebben. Of bestaan ze echt?...”. ‘Doodgaan met hoop’ lijkt haar altijd nog beter dan ‘hopeloos doorleven’.
Zachte randen van harde gedachten
Na het jarenlange rataplan van zeven operaties, eindeloze bestralingssessies, chemopillen, experimentele immuuntherapie, complicaties, ontstekingen, dagenlang overgeven, MRI’S, CT’S, longfoto’s, biopten, een arm- en schouderamputatie, slechtnieuwsgesprekken, vertwijfelde dokters en een lamgeslagen omgeving schrijft ze: “… ik wist niet dat ik zo kon lijden, fysiek en geestelijk, maar ook niet dat ik zoveel lijden kon verdragen…”. De medici die ze op een voetstuk heeft staan blijken ook maar mensen: “… Voor mijn ogen zie ik hoe een arts in opleiding tekeergaat tegen een verpleegkundige. Als hij het idee heeft dat dat een normale gang van zaken is, wie is er dan ooit tegen hem tekeergegaan?...”. In een oud, mooi huis, midden in de lege woestenij op de Zeeuwse klei waar de wind over weilanden jaagt, is ze eindeloos verdrietig. Nergens geborgenheid. Echter, in de regenachtige bossen op de Veluwe, waar ze met haar vriendin door de modder ploetert, krijgt haar ellende zo nu en dan ineens ‘zachte randen’. Voorbij haar ‘harde gedachten’ volgt steeds iets “… wat groter is, wat goed is. Wat me zegt dat er achter alle lokale bestemmingsplannen een veel groter plan zit, waar wij mensen geen weet van hebben maar waar we wel op kunnen vertrouwen. God, misschien…”. Alsof de wereld er ineens voor haar ís: “… Als een soort vriend…”. Steeds vaker ‘vlijt’ ze zich in de weken die volgen tegen deze ‘zachte kern’ aan.
Ontoereikend
Vonne van der Meer (zie mijn blogs over “De vrouw met de sleutel”, “Het smalle pad van de liefde”, “Winter in Gloster Huis” en “Gesprekken op maandag”) stuurt haar het boek “Mijn heldere afgrond” van de Amerikaanse dichter Christian Wiman, waardoor ze behoorlijk van slag raakt. Ooit heb ik het zelf ook als een ‘mokerslag’ omschreven – zie hier. Wiman ‘waaierde weg’ van zijn christelijke roots, schrijft Marsman, ‘gegrepen door de minder verheven zaken des levens’. Maar als hij op de rand van leven en dood balanceert, blijkt alles wat hij tot dan toe heeft geleerd hem geen enkel houvast te bieden. “… Mijn oude ideeën waren simpelweg niet toereikend voor de uitersten van vreugde en verdriet die ik onderging, maar toen ik naar mijn leven keek door de lens van het christendom – of, specifieker door de lens van Christus… toen begon het ergens op te slaan…”. Marsman ervaart precies hetzelfde: “… Ik móét me wel richten tot God, al heb ik op dat moment geen idee wat die ‘God’ voor mij inhoudt…”. Er valt een last van haar schouders: “… iedere keer is het alsof ik iets vrijer kan ademen, of de uitzaaiingen in mijn longen nu groeien of niet…”.
Bekering
Enige tijd later leest ze William James, zie mijn blog van 28.09.22. Hij onderscheidt drie toestanden die eigen zijn aan ‘bekering’, waarin ze zich onmiddellijk herkent: een gevoel van vrede, een gevoel van waarheid, en de wereld die als nieuw schijnt. Met als gevolg een veranderende levenshouding die constant en duurzaam is, ondanks alle wisselende gevoelens. Marsman kan niet zoveel met een eventueel ‘toegangsticket tot de hemel’ dan wel een ‘eeuwige verdoemenis in de hel’. Voor haar staat er ‘nu’ iets op het spel: “… het verschil tussen rauw en zacht, het verschil tussen de dag wel of niet doorkomen (al leert de ervaring dat ook als je vaststelt dat je de dag niet doorkomt, de dag doorgaans alsnog verstrijkt)…”. Zijn de religieuze teksten ontstaan op momenten dat de schrijvers ervan in dwingende acute zielennood verkeerden? “… Het is een bekend Engels gezegde: ‘There are no atheists in foxholes’ – in de loopgraven zijn er geen atheïsten…”. Uit een studie uit 2019 blijkt dat oorlog daadwerkelijk zorgt dat mensen zich religieuzer gaan gedragen. Onderzoekers spraken met 1709 mensen uit Sierra Leone, Oeganda en Tadzjikistan, waar hevige burgeroorlogen woedden. “… Hoe groter het verdriet hoe groter de hang naar een goddelijke almacht. Zelfs wanneer de oorlog voorbij is, is men religieuzer. Krijgen we er onder grote druk als het ware een zintuig bij dat een werkelijk bestaande bovennatuurlijke wereld kan waarnemen – of zorgt zulk verdriet alleen voor wat extra neurotransmitters die ons als troost een beetje voor de gek houden? Eén ding is zeker: het verlangen naar bovennatuurlijke krachten op zulke momenten is echt…”. Zie ook wat cultuurfilosoof Kris Pint in “De extase van de jagers” schrijft over prehistorische grotschilderingen inzake handafdrukken met ontbrekende vingers. Waarom kan het niet allebei, denk ik dan? Waarom zou God niet via neurotransmitters werken?
Onder de hogedrukspuit van de naderende dood
Marsman: “… Hoe gehecht je ook bent aan je eigen rationele wereldopvatting en hoezeer je ook een atheïstische opvoeding hebt genoten, onder de hogedrukspuit van een naderende dood houdt je rationaliteit het niet lang uit. Het blijkt een poreus en arrogant bouwsel, niet bestand tegen de influx van emoties en hormonen van een brein dat beseft dat het aan het sterven is…”. Is er een manier om de wereld haar glans terug te geven? Is er een andere weg, een afslag die over het hoofd is gezien? : “… Mijn geest smeekt God om hulp…”. Niet altijd is God dichtbij: dan is de paniek te groot. Soms mist ze God. De lichamelijke pijn is verschrikkelijk: “… De eerste week thuis kon ik alleen vooroverleunend op twee kussens aan de keukentafel slapen omdat elke andere houding te veel pijn deed…”. Toch zegt ze dat haar lichamelijke pijn in het niet valt bij de geestelijke pijn waardoor ze niet kan eten: “… Ik zou duizend ledematen laten amputeren als ik daarmee kon voorkomen dat ik nog eens een week lang elke dag misselijk van de paniek muizenhapjes empanada moest wegwerken…”.
De verwaarlozing van onze ziel
Waarom verwaarlozen we in onze moderne samenleving de ziel? Alleen omdat anderen het belachelijk vinden daarmee bezig te zijn? Waarom laten we ons überhaupt wijs maken dat er niet zoiets als een 'diepste zelf' bestaat? Hoe kan iemand, hoe geleerd ook, dat weten? Waar blijven we straks, als het noodlot ook ons treft? William James: “… De meeste mensen leven, of het nu in fysieke, intellectuele of morele zin is, zeer beperkt in relatie tot hun potentiële wezen. Ze maken van hun mogelijke bewustzijn erg weinig gebruik, evenals van de middelen die hun ziel te bieden heeft. Net als een man die de gewoonte ontwikkelt van zijn hele lichaam uitsluitend zijn pink te gebruiken…”. Marsman: “… ‘Ik begrijp niet’ hoe pure wanhoop keer op keer een spirituele ervaring inluidt, maar ik wil die ervaring uitdiepen en leren kennen. Omdat er iets in zit. Het spiegeltje kijkt niet alleen de hoek (van het leven) om, er glinstert daar iets…”. Even verder: “… in tijden van relatieve rust drijven mensen bij God weg. Het is geen toeval dat vrede in Europa gelijk opging met secularisatie…”. Marsman: “… Mensen vragen me nu enigszins smalend: dus jij gelooft in God? Mijn antwoord luidt: hoe heb ik ooit níét kunnen geloven? Waarom heb ik er ooit genoegen mee genomen dat ik zou moeten leven in een onttoverde wereld, een leven van leegheid, sleur, van onzinnige procedures en sociale conventies? Waarin je je moet houden aan ongeschreven regels, zoals dat je hond niet op bed mag slapen, waarin je geluk moet doseren, waarin je altijd binnen de lijntjes moet kleuren en je iedere beslissing tot op het bot moet rationaliseren, ook al kom je keer op keer tot de conclusie dat je er op rationele wijze naast hebt gezeten?...”.
Inlevingsvermogen
Marsman heeft het over Big Pharma en de marktwerking in de gezondheidszorg. Het moet haar van het hart hoeveel botheid ze in het medische circuit tegenkomt (je kunt maar beter voorbereid zijn als je er mee te maken krijgt). Ze wil geen pleidooi voor alternatieve geneeswijzen houden, maar ze moet wel de eerste alternatieve genezer nog tegenkomen die niet uitgebreid de tijd voor je neemt en je afscheept met een wachtmuziekbandje: “… tegen de mensen die daar laatdunkend over doen wil ik zeggen: wat is jouw wetenschap waard zolang je geen inlevingsvermogen hebt?...”. Even verder: “… De Poolse dichter Czesław Miłosz, die het totalitaire Sovjetregime ontvluchtte, verwoordt het in zijn boek ‘De geknechte geest’ treffend. Hij schrijft dat de Sovjetmens de westerse mens niet serieus kan nemen, omdat deze laatste zijn eigen manier van leven altijd als absoluut beschouwt. ‘Het gevolg is een deerniswekkend gebrek aan verbeeldingskracht. Omdat ze opgegroeid zijn in een bepaalde sociale orde en onder een bepaald waardesysteem, geloven ze dat iedere andere orde ‘onnatuurlijk’ is en niet zal beklijven omdat zij in strijd is met de menselijke natuur. Maar ook zij zullen op een dag honger, vuur en het zwaard kennen.’…”. Langzamerhand wordt onderhand wel duidelijk dat de hele wereld meer dan genoeg heeft van Europa’s pretentie, meen ik.
Wittgensteins minnares
Een essay gaat over “Wittgensteins minnares” van de Amerikaanse schrijver David Markson, min of meer een cultboek, dat ik na het voor ongeveer de helft te hebben gelezen in een hoek heb gesmeten. Het werd dan ook door 54 verschillende uitgevers afgewezen. De hoofdpersoon, Kate, is als allerlaatste mens op aarde achtergebleven. Haar hoofd is gevuld met eindeloze feitjes over kunstenaars, schrijvers en musici, die ze eindeloos herroept en corrigeert: “… Maar wel weet ik op de een of andere manier kennelijk ook dat Bach elf kinderen had. Of misschien waren het er twintig. Aan de andere kant was het misschien Vermeer die elf kinderen had. Hoewel ik mogelijk denk aan het feit dat Vermeer maar twintig schilderijen heeft nagelaten. Leonardo heeft er nog minder nagelaten, misschien maar vijftien. Misschien klopt niet één van die getallen…”. En zo gaat het maar door, 271 bladzijden lang. Ik werd er gek van. Marsman: “… wie de verwachtingen loslaat en accepteert dat dit niet een boek is om in één ruk uit te lezen, maar een boek om naar terug te keren, om op te kauwen en uit te spugen, te herkauwen, zal al snel net zo geobsedeerd raken door Marksons proza als ik en vele anderen…”. Het kan goed zijn dat het op een bepaalde manier ‘bezwerend’ werkt, maar ik begin er niet meer aan.
Een wrede paradox
Over de slogan dat ‘de dood nu een maal bij het leven hoort’: dat zeg je alleen als jouw dood nog niet aan je deur staat en je naam ongeduldig door de brievenbus roept. Je naderende dood is ‘de meest particuliere ervaring denkbaar’. In het niemandsland waar je alle gezonden achterlaat ben je volkomen alleen. Zie Kate hierboven. Maar juist daar verbergt God zich, volgens de Franse filosofe Simone Weil: “… In het lijden en ongeluk zelf glanst de barmhartigheid van God. In het diepste, in het centrum van de ontroostbare smart. Als men met volhardende liefde tot in de diepte valt waar de ziel niet kan nalaten te roepen: ‘Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?’, als men op dat punt blijft zonder de liefde te verzaken, komt men ten slotte in aanraking met iets dat geen ongeluk meer is, ook geen vreugde, doch de zuivere, niet waarneembare wezensgrond waaraan vreugde en lijden deelhebben – en deze wezensgrond is de liefde van God zelf…”. Zie ook: “Ziel zoekt zin” van Pauline Weseman. Marsman: “… Weil heeft gelijk: het is vaak de ontroostbare smart die Gods liefde inleidt. Ook dit is nogal een wrede paradox. Waarom zou God het geloof in Hem uit lijden geboren willen zien worden?...”.
Misschien
Marsman: “… het allerergst vind ik de mensen die zeggen: jouw situatie plaatst mijn eigen problemen wel in perspectief, zeg. Pardon? Nee, nee, nee, ik ben hier dus niet kapot aan het gaan om jouw saaie rotleven per contrast wat meer glans te geven…”. Ze schrijft over William James volgens wie er ‘misschien’ iets goddelijks of bovennatuurlijks is, wat we niet kunnen kennen. ‘Misschien’ is het lijden hier en nu daarom wel heel zinvol. Ze schrijft over Spinoza die tot de conclusie komt dat het echte geluk niet in het vluchtige bevredigen van allerlei behoeften en verlangens zit, maar in het aannemen van een levenshouding die erop gericht is de wereld om je heen te doorgronden. Kennis is geen eindpunt. Je weet niet wat er nog ontdekt gaat worden: “… Onze wetenschap is een druppel, onze onwetendheid een zee…”. Niet de wetenschap dat er een God bestaat, is voor Marsman de grootste openbaring, maar de wetenschap dat ze zichzelf toestaat in een God te geloven: “… Want er is een God, misschien…”. En het leven is het waard geleefd te worden, maar alleen zolang je omarmt dat alles op losse schroeven staat. Zolang je iedere dag bereid bent al je ideeën over hoe de wereld in elkaar zit overboord te gooien. William James: “… Voor het leven geldt in de praktijk dat de kans op redding in elk geval voldoende is. Niets is kenmerkender voor de mens dan zijn bereidheid om te leven op basis van een kans. Edmund Gurney zou zeggen dat die kans het verschil vormt tussen een leven waarvan de grondtoon berusting is, of een leven waarvan de grondtoon hoop is…”.
Tweede bekering
Het verrassendste verhaal houdt Marsman voor het laatst: haar geloof in buitenaards leven dat haar veranderde. “… Ik noem het mijn tweede bekering. Gek genoeg is het een bekering waar ik moeilijker voor durf uit te komen dan voor het feit dat ik in iets goddelijks geloof, bang voor hoongelach, terwijl ik voor het bestaan van God veel minder tastbaar bewijs ben tegengekomen: er zijn voor zover ik weet geen infraroodbeelden van God…”. Een deel van de Amerikaanse overheid heeft het ufo-vraagstuk officieel erkend, dus ze heeft niet het gevoel ten prooi te zijn gevallen aan complotdenken, maar mocht het toch om een complottheorie gaan dan is het in ieder geval de gezelligste complottheorie die er is: “… niemand heeft er last van, ufologen nemen over het algemeen netjes hun vaccinaties en de ufo’s en hun piloten gedragen zichzelf over het algemeen niet zo agressief als in apocalyptische scifi-films…”. Het begon allemaal toen ze een mysterieus bericht las in ‘The New York Times’ uit 2017, dat ging over een jarenlang stilgehouden incident in 2004, waarbij het personeel van vliegdekschip USS Nimitz gedurende een aantal dagen geconfronteerd werd met onverklaarbare vliegende objecten in de vorm van ‘tiktaks’, wat door het Pentagon werd bevestigd. President Obama noemde ze ‘Unidentified Aerial Phenomena’ oftewel UAP’s, een nieuw woord om af te rekenen met het lariekoekgehalte rond de term ufo. Ook werden er klokkenluiderswetten aangenomen om militairen die met dergelijke zaken te maken krijgen te beschermen. Slechts een klein deel van het Amerikaanse overheidsapparaat zou op de hoogte zijn van deze buitenaardse technologieën en zelfs in het bezit zijn van gecrashte ufo’s en bijbehorende ‘biologics’ (lees: aliens).
Er is nog een andere wereld
“… De opluchting die ik voelde na het lezen van dit ‘New York Times’-stuk en aanverwante artikelen… ‘Er is nog een andere wereld’. Het werd mijn favoriete vrijetijdsbesteding, het internet afstruinen naar ufo-ervaringen…”. Tot haar verbazing is een aanzienlijk deel hiervan veel geloofwaardiger dan ze dacht: “… meerdere getuigen, geen tekenen van gekte, vaak piloten of militairen die toegang hadden tot bijvoorbeeld radargegevens…”. Er bestaat een reusachtige berg ufo-ervaringen van mensen die voet bij stuk houden: “… dit is echt gebeurd…”. En het is van alle tijden. Livius schrijft in zijn geschiedenis van het Romeinse Rijk over ‘fantoomschepen’ die aan de hemel werden gezien boven het slagveld van de Tweede Punische oorlog. Plinius de Oudere heeft het over ‘een rond schild’ en ‘brandend van vuur’ boven Rome. In de vroege christelijke hagiografische literatuur komt een object voor dat leek op een stuk keramiek van dertig meter breed waaruit vurige stralen kwamen, landde in een stofwolk, en werd vergezeld door een in het wit gekleed wezen. Een pamflet uit 1561 vermeldt zwarte en ronde bollen, bloedrode kruisen plus kleine en grote staven aan de hemel boven Neurenberg, die met elkaar vechten. De schrijver heeft er een prachtige tekening bijgevoegd. Dan heb je nog het ‘Ariel School Incident’ in Zimbabwe in 1994, waar tweeënzestig leerlingen een schotelvormig object in de buurt van hun school zagen landen, waaruit ook nog eens vreemde wezentjes kwamen. Sommigen zeiden dat ze gedachten in hun hoofd plantten over dat er beter voor de aarde gezorgd moest worden. Er was geen sprake van massahysterie of ‘pseudologica fantastica’. De Harvard-psycholoog John Mack interviewde tientallen ufo-belevers met het idee dat hij een nieuwe geestesziekte op het spoor was, maar moest concluderen dat deze mensen echt iets hadden meegemaakt. Zie bijvoorbeeld ook de Netflix-serie “Investigation Aliens”.
Achter de waargenomen werkelijkheid
In het kielzog van de ufo’s vloog er een heel scala aan onverklaarbare zaken Marsmans leven in. Bijna-dood-ervaringen, zie “Het geheim van Elysion” van Rinus van Warven. Peuters die stellig beweren dat ze in een vorig leven iemand anders waren. Het veelvoorkomende fenomeen van rouwhallucinaties. De Amerikaanse filosoof Jeffrey Kripal schreef een boek, “The Flip”, over wetenschappers die iets buitengewoons hadden meegemaakt, wat hun rationele uitgangspunten aan het wankelen bracht. Het is interessant dat vrijwel alle kwantumwetenschappers in meer of mindere mate geïnteresseerd zijn in mystiek, aldus Marsman. Zie de “De ongelooflijke podcast” van 16.02.25 waarin de rooms-katholieke natuurkundige Carlo Beenakker aan het woord komt, die inderdaad iedere dag naar de kerk gaat 'om zijn intuïtie voor het goddelijke scherp te houden'. Volgens hem moeten zijn studenten een zelfde soort intuïtie voor de kwantum-vreemdheid ontwikkelen. Niemand weet immers hóe de kwantumwereld werkt, maar dát het werkt staat buiten kijf. De natuurkundige Erwin Schrödinger schrijft: “… Ik verbaas me erover dat het wetenschappelijke plaatje van de werkelijke wereld om me heen zo tekortschiet. Het geeft ons veel feitelijke informatie, rangschikt onze ervaringen schitterend consistent, maar blijft angstwekkend stil over alles wat ons echt nauw aan het hart ligt en er echt toe doet. Het kan ons niets leren over rood of blauw, over bitter of zoet, fysieke pijn en genot, niets kan het ons vertellen over schoonheid en lelijkheid, goed of kwaad, God en het eeuwige…”. Filosoof David Chalmers heeft het over dat wij nog steeds niet kunnen verklaren waarom er subjectieve ‘ervaringen’ bestaan. We hebben geen idee van de ultieme realiteit. Volgens psycholoog Donald Hoffman heeft de evolutie onze zintuigen dan ook niet gevormd om de werkelijkheid te zien zoals hij is, maar om de grootste kans op overleving te hebben. We weten niet wat er ‘achter’ de waargenomen werkelijkheid zit.
Geheimen
Tegenwoordig denken we dat materie het fundament vormt van alles. Toch hebben de meeste mensen altijd geloofd dat bewustzijn voorafgaat aan wat is: “… Van het hindoeïsme dat zegt dat de ultieme werkelijkheid uit Brahman, puur bewustzijn, bestaat, tot Plato met zijn Ideeënwereld, Hegel met zijn Geest, Spinoza met zijn ‘deus sive natura’ en de christelijke God die alles en iedereen geschapen heeft – idealisme en variaties op idealisme waren eeuwenlang de toonaangevende filosofische stroming…”. William James stelt dat hoewel bewustzijn een functie van het brein is, dit niet wil zeggen dat het brein bewustzijn produceert. Hij zag het brein meer als een soort radio. Filosoof en computerwetenschapper Bernardo Kastrup gaat nog verder en stelt dat de hersenen als een filter werken voor een universeel bewustzijn: “… Een soort absoluut bewustzijn met een meervoudige persoonlijkheidsstoornis dus…”. Als de dissociatie even wegvalt (bij een bijna-doodervaring, onder invloed van drugs, in trance) kunnen mensen dan ook het gevoel hebben dat het hele universum één is. Volgens de vader van de kwantummechanica Max Planck is een bewuste en intelligente geest de matrix van alle materie. Zie ook Jeroen Windmeijer in “Het Isisgeheim” over het ‘Akasha-veld’. Of Jung met zijn ‘collectief onbewuste’. We komen tot fundamentele kennis van elementaire deeltjes door ze bloot te stellen aan de meest extreme omstandigheden. Geldt dat ook voor onze geest? “… Zou bewustzijn ook zijn geheimen prijsgeven juist op die momenten dat de omstandigheden het guurst zijn, tijdens hartstilstanden, traumatische gebeurtenissen, of tijdens het innemen van geestverruimende middelen?...”.
Uitgave: Pluim – 2025, 200 blz., ISBN 978 949 325 698 9, € 24,99
Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier
Evelien, wat een geweldig verhaal! Over Marsman en talloze associaties van haar en van jou.
BeantwoordenVerwijderen