"… Wij kunnen kiezen of wij naar de diepte gaan zoeken of dat wij aan de oppervlakte blijven…", stelt de Tsjechische theoloog, filosoof en psycholoog Tomáš Halík in "Ik wil dat jij bent", dat ik eerder besprak. Daarbij haalt hij de wereldberoemde roman van zijn landgenoot Milan Kundera aan: “De ondraaglijke lichtheid van het bestaan” (1984). Kundera verhuisde in 1975 naar Frankrijk, toen het publiceren hem na de Praagse Lente onmogelijk was gemaakt. Afgelopen vrijdag, 1 april, werd hij 93. Zijn boek is een vat vol scherpzinnige, filosofische analyses, verklaringen en zoektochten, wat het destijds een cultstatus opleverde. De roman werd in 1988 verfilmd door Philip Kaufman, met Daniel Day Lewis en Juliette Binoche in de hoofdrol. Ik heb de film niet gezien, maar ik las dat Kundera en zijn vrouw tijdens de première zijn weggelopen. Gedachten zijn moeilijk te verfilmen, dus zal er waarschijnlijk een wat platte seksfilm zijn overgebleven. De hoofdpersoon is namelijk een uit de gratie van het communistische regime gevallen chirurg, die bijna dwangmatig achter de vrouwen aan zit.
De roman is vooral een studie over ‘lichtheid’ en ‘zwaarte’. Wat is verkieslijker: als een vlinder boven de narigheid in het leven vliegen, van vrolijk bloemetje naar vrolijk bloemetje. Of midden in het zorgelijke leven landen om alles serieus te ondergaan en voluit je verantwoordelijkheid te nemen. Ga je voor de luim of voor de ernst. Ga je voor jezelf of voor de ander. Hoe dan ook, het leven kabbelt toch wel door. Daar kun je net zo luchtig of moeilijk over doen als je wilt. Kundera vergelijkt het raadselachtige idee van Nietzsche’s ‘eeuwige wederkeer’ met de ‘eenmalige gebeurtenis van voorbijgaande aard’. Als wat je doet zich op precies dezelfde manier tot in der eeuwigheid zal herhalen, krijgt alles een loodzware lading. Als alles wat je aanricht en meemaakt slechts een voorbijgaand incident is, zal het ras vergeten zijn of op zijn hoogst nostalgisch en altijd mooier dan het is, herinnerd worden. En toch: “… De zwaarste last is derhalve ook het beeld van de meest intense levensvervulling. Hoe zwaarder de last, des te dichter bij de grond, des te werkelijker en echter is ons leven…”. Hoe minder de omstandigheden je bedrukken, hoe lichter je je voelt, hoe meer je gaat zweven: vrij én zinloos. “…Parmenides antwoordde lichtheid is positief, zwaarte is negatief. Had hij gelijk of niet? Dat is de vraag. Zeker is alleen dit: de tegenstelling zwaarte-lichtheid is de geheimzinnigste en dubbelzinnigste van alle tegenstellingen…”.
Dat wat je toevalt
Tomas leidt een libertijns leven met een stoet losse minnaressen tot Tereza, een arme serveerster, vanwege zes belachelijke ‘toevalligheden’ in zijn appartement verzeilt, om nooit meer te vertrekken. Tomas wordt ‘toevallig’ naar een stadje geroepen waar hij ‘toevallig’ een zieke arts moet vervangen en komt ‘toevallig’ in een restaurant terecht waar Tereza ‘toevallig’ het tafeltje bedient waaraan hij ‘toevallig’ belandt. Zo raken ze ‘toevallig’ in gesprek. Tien dagen later komt ze hem op eigen initiatief opzoeken in Praag en blijft een week in zijn bed liggen omdat ze griep heeft. Alsof ze is 'aangespoeld': “… Weer flitste het door zijn hoofd dat Tereza een kind was dat iemand in een biezen mandje had gelegd en met het water had meegestuurd. Je kunt toch niet een mandje met een kind op een kolkende rivierstroom laten drijven! Als Farao’s dochter het mandje met de kleine Mozes niet uit de golven had opgevist, zou er geen Oude Testament zijn, en onze hele civilisatie evenmin! Zo veel oude mythen beginnen met iemand die een verlaten kind redt. Had Polybus zich niet over de jonge Oedipus ontfermd, dan had Sophocles zijn mooiste tragedie niet geschreven!...”. Ze blijft, en hij heeft haar werkelijk lief, maar hij maakt zich wijs niet buiten zijn ‘erotische vriendschappen’ te kunnen. Tereza lijkt dat te accepteren, maar haar nachtmerries vertellen een ander verhaal: “… Zijn situatie was er een zonder uitweg: in de ogen van zijn minnaressen was hij geketend door het vernederende juk van zijn liefde voor Tereza, in de ogen van Tereza door het vernederende juk van zijn liefdesavonturen…”. Waarom hield Tereza in godsnaam van hém, en niet van zijn vriend. Tegenover haar verwerkelijkte liefde met hem bestaat er immers een eindeloze hoeveelheid niet verwerkelijkte liefdes voor andere mannen.
Es muss sein
Tereza raakt depressief. Doet zelfs een zelfmoordpoging. Om haar lijden te verzachten, geeft hij haar een hondje, Karenin (naar Tolstoj’s Anna Karenina), en trouwt hij uiteindelijk met haar. Als de Russen het land op zijn kop zetten, weten ze naar Zürich te ontsnappen. Over de bezetting: “… De vertegenwoordigers van Tsjechoslowakije werden als misdadigers weggesleept door het Russische leger, niemand wist waar ze waren, iedereen vreesde voor hun leven, en de haat tegen de Russen bedwelmde het volk als alcohol. Het was een dronken feest van haat…”. De gearresteerde Tsjechische bestuurders worden in Moskou gedwongen een akkoord te ondertekenen: “… Het compromis heeft het land van het ergste gered: van terechtstellingen en massadeportaties naar Siberië. Maar één ding is duidelijk: Tsjechoslowakije moest buigen voor de bezetter…”. Ook in het buitenland gaat Tomas door met zijn seksuele escapades: “… Liefde openbaart zich niet door een verlangen om te vrijen (dat verlangen geldt een ontelbare hoeveelheid vrouwen), maar door een verlangen naar een gedeelde slaap (dit verlangen geldt één enkele vrouw)…”. Als Tereza er niet meer tegen kan, verdwijnt ze uit zijn leven. Terug naar de Praagse dictatuur. Na een tijdje volgt Tomas: zonder haar kan hij niet leven. ‘Es muss sein!’: “… In tegenstelling tot Parmenides was zwaarte voor Beethoven blijkbaar iets positiefs. ‘Der schwergefasste Entschluss’, de moeizaam genomen beslissing, is verbonden met de stem van het Lot (‘Es muss sein!’); zwaarte, noodzaak en waarde zijn drie van binnenuit met elkaar verbonden begrippen: alleen wat noodzakelijk is, is zwaar, alleen wat weegt heeft waarde…”. En even verder: “… de grootsheid van de mens berust er voor ons op dat hij zijn lot ‘draagt’ zoals Atlas het hemelgewelf op zijn schouders droeg. Beethovens held is een heffer van metafysische gewichten…”.
Gevoelstelepathie
In een prachtig fragment legt Kundera het verschil tussen het begrip ‘medelijden’ en ‘medeleven’ uit: “… In alle op het Latijn gebaseerde talen wordt het woord ‘medelijden’ samengesteld uit het voorvoegsel ‘mede-‘ (com en het woord dat oorspronkelijk ‘lijden’ betekent (com-passion). In andere talen, bijvoorbeeld in het Tsjechisch, Pools, Duits en Zweeds, wordt dit woord weergegeven door een zelfstandig naamwoord, samengesteld uit het voorvoegsel van dezelfde betekenis, gevolgd door het woord ‘gevoel’…”. Medelijden houdt derhalve in dat we andermans lijden niet kunnen aanzien, en is slechts een tweederangs gevoel dat niets met liefde van doen heeft. “… Iemand uit medelijden liefhebben betekent hem niet werkelijk liefhebben…”. Want wat als het hem goed of misschien zelfs beter gaat dan jou? Medelijden is gefocust op iemands ongeluk. Medeleven deelt in álle gevoelens: vreugde, angst, geluk, verdriet. Het gaat om de kunst van ‘gevoelstelepathie’. Tomas kan dan ook niet kwaad worden op Tereza als hij merkt dat ze stiekem zijn liefdesbrieven leest: “… Was de mens niet voorzien van het duivelse geschenk genaamd medeleven, dan zou hij Tereza’s gedrag kil veroordelen, want privacy van een ander is heilig, en je opent geen bureauladen met iemands intieme correspondentie…”. Hij begrijpt Thereza’s pijn: “… en in plaats van kwaad te worden hield hij nog meer van haar…”.
De wereld aan de andere kant
Buitengewoon intrigerend schrijft Kundera over de dualiteit ‘lichaam en ziel’ (zie ook mijn blogs over “Kijk op de ziel” van Martine Oldhoff, “De ziel. Een cultuurgeschiedenis” van Ole Martin Høystad en “Ik wil dat jij bent” van Tomáš Halík). Over het wetenschapsdenken dat ons reduceert tot ‘wij zijn ons brein’: “… Het gezicht is niets anders dan een dash-board waarin alle mechanismen van het lichaam uitmonden: spijsvertering, zicht, gehoor, ademhaling, denkvermogen…”. En even verder: “… We hebben ontdekt dat de ziel niets anders is dan de werking van de grijze hersenmassa…”. Tereza blijkt een soort Assepoester, die door haar moeder al heel jong van school werd gehaald om te gaan werken. Haar loon gaf ze thuis af en in het weekend deed ze de was voor haar jongere stiefbroertjes en zusjes. Met een boek naast de teil water. Tereza had er nooit moeten zijn. Ze was een kadootje van de verkeerde vent. “… Als moederschap de belichaming is van Opoffering, is Schuld het lot van een dochter die ze nooit kan vereffenen…”. Even verder: “… De schuld die ze voelde was even vaag als de erfzonde…”. Ze moest zich vooral niets verbeelden, aldus haar vrolijk ordinaire moeder, een scheten-latend volkswijf: “… Daarom staat ze erop dat haar dochter samen met haar blijft in een wereld van schaamteloosheid, waarin jeugd en schoonheid niets betekenen, waarin de hele wereld niets anders is dan een kolossaal concentratiekamp van lichamen die allemaal op elkaar lijken en waarvan de zielen onzichtbaar zijn…”. Tereza’s schuchtere ziel zit “… ergens diep in haar maag of alvleesklier…”. Ze valt bijna flauw als ze Tomas met een boek in het restaurant ziet zitten: “… Een boek was voor Tereza een herkenningsteken van een geheime broederschap. Tegen de grove wereld die haar omringde had ze namelijk maar één wapen: boeken die ze leende, in de stadsbibliotheek; vooral romans…”. Tomas “… sprak haar aan met een vriendelijke stem en Tereza voelde dat haar ziel door alle aderen, haarvaten en poriën naar buiten drong om zich aan hem te tonen…”. Op hetzelfde moment klinkt er uit de radio muziek van Beethoven. Vanaf dan wordt Beethoven voor haar het beeld van ‘de wereld aan de andere kant’. Oftewel de ziel.
De zielloze massamens
“… Niet de noodzaak maar het toeval is vol betovering…”, schrijft Kundera. “… Alleen het toeval kan zich aan ons openbaren als een boodschap…”. De naderende liefde heeft in Tereza het gevoel voor schoonheid verscherpt en ze zal Beethovens muziek nooit vergeten, aldus Kundera. “… Zonder het te weten componeert men zijn leven volgens de wetten van de schoonheid, ook in tijden van de diepste wanhoop…”. Hij vindt het de mens verwijtbaar als hij in het leven van alledag blind is voor dergelijke toevalligheden. Daardoor verliest het leven de dimensie van schoonheid. Toen Tereza na een lange reis voor de deur van Tomas in Praag stond, begon haar buik verschrikkelijk te rommelen: “… alsof haar moeder in haar buik zat en daar bulderde van het lachen om haar ontmoeting met Tomas te bederven…”. Als je het hebt over ‘lichaam en ziel’! Tereza vond het leven bij haar moeder, door de totale liquidatie van privacy, een goelag waar ze slechts met de inspanning van al haar krachten aan ontkwam. Voor Tereza was naaktheid van kindsaf aan het symbool van verplichte uniformiteit en ultieme vernedering. Haar moeder vond het normaal om in je blootje door het huis te lopen. Ze zei altijd dat het lichaam enkel bestond om te verteren en te lozen. Ze was gelukkig met haar vriendinnen omdat ze de last van hun ziel, “… die belachelijke trots, die illusie van uniciteit van zich hadden afgeworpen en dat ze als twee druppels water op elkaar leken. Tereza zong met hen mee, maar was niet blij. Ze zong uit angst dat de vrouwen haar zouden doden als ze het niet deed…”. Niet alleen hun lichamen waren hetzelfde, maar ze waren ook nog eens allemaal even waardeloos, “… louter klinkende mechanismen zonder ziel…”. Ziedaar: “… de blijde solidariteit van de geestlozen…”. Maar is Tomas uiteindelijk niet precies zo: “… hij kust alle vrouwen hetzelfde, hij streelt hen hetzelfde, hij maakt geen, geen, geen enkel verschil tussen het lichaam van Tereza en andere lichamen…”.
Het beeld van geweld
Tereza ontwikkelt zich, notabene met behulp van één van Tomas minnaressen, Sabina, tot fotograaf. Als ze haar foto’s van Russische soldaten in de straten van Praag bij een tijdschrift in Zürich aanbiedt, komt er iemand binnenvallen met een reportage over een nudistenstrand. Praag is allang niet meer actueel: “… De hoofdredacteur zei bijna verontschuldigend tegen Tereza: ‘Het is precies het tegenovergestelde van wat u gefotografeerd heb.’ Thereza zei: ‘Wel nee, dat is precies hetzelfde.’…”. Tereza wordt in Zürich net zo vriendelijk ontvangen als de Oekraïners bij ons: “… alle Tsjechen hadden nog steeds een aureool van hun ongeluk om het hoofd, dat de brave Zwitsers ontroerde…”. Poetin is een kraal in een lange keten: “… Alle voormalige misdaden van het Russische imperium werden bedekt met de mantel der discretie. De deportatie van een miljoen Litouwers, de moord op honderdduizenden Polen, de uitroeiing van de Krimtartaren zijn in ons geheugen gegrift zonder fotografische bewijsstukken, dus eigenlijk als iets onbewijsbaars dat vroeg of laat zal doorgaan voor mystificatie. De inval in Tsjechoslowakije in 1968 daarentegen is in zijn geheel vastgelegd op foto’s en op film in de archieven overal ter wereld. De Tsjechische fotografen en cameramensen begrepen dat juist zij het enige konden doen dat gedaan kon worden: voor de verre toekomst het beeld van het geweld bewaren…”. Tereza heeft ontelbare filmrolletjes volgeschoten met beelden van Russische soldaten en officieren in allerlei compromitterende situaties, om ze nog onontwikkeld aan buitenlandse journalisten mee te geven. “… De Russen wisten niet wat ze doen moesten. Ze waren nauwgezet geïnstrueerd hoe zich te gedragen als ze beschoten of met stenen bekogeld werden, maar niemand had hun aanwijzingen gegeven hoe ze moesten reageren als iemand de lens van een camera op hen richtte…”.
Schoonheid
Het is een beetje complex, maar in het boek wordt ook de minnares van Tomas gevolgd, Sabina, een kunstenares, die het op gevorderde leeftijd aanlegt met een getrouwde professor. Als je jong bent ontwikkel je je samen, maar als je ouder bent en al een heel leven achter de rug hebt, blijken dezelfde uitdrukkingen voor de één een totaal andere betekenis te hebben dan voor de ander. Kundera schrijft daar een ‘Klein woordenboek van onbegrepen woorden’ over en brengt een hele som aan wederzijdse misverstanden aan het licht. Sabina haat de socialistische heilstaat: “… In communistische landen is het beoordelen en controleren van de burgers de voornaamste en nooit aflatende sociale activiteit…”. Ze wordt gefascineerd door ‘verraad’: “… Verraad betekent de rij verlaten…”. Haar minnaar zoekt het collectieve juist op: demonstraties, optochten. Dat geeft hem het gevoel dat hij er bij hoort. Hij zit altijd moederziel alleen achter de boeken. Hij houdt van moderne muziek, zijn lief niet: “… Ze dacht dat deze muzikale barbaarsheid alleen in de communistische wereld heerste. In het buitenland ontdekt ze dat de verandering van muziek in lawaai een planetair proces is waardoor de mens in de historische fase van totale lelijkheid betreedt. Het totale karakter van lelijkheid verscheen voor het eerst als een alomtegenwoordige lelijkheid: auto’s, motors, elektrische gitaren, boormachines, luidsprekers, sirenes. De alomtegenwoordige visuele lelijkheid zal snel volgen…”. Over de vreemde schoonheid van New York: “… Onopzettelijke schoonheid. Ja. Je zou ook kunnen zeggen: schoonheid bij vergissing. Voordat schoonheid helemaal uit de wereld verdwijnt, zal ze nog een poosje blijven bestaan bij vergissing. Schoonheid bij vergissing is de laatste fase, in de geschiedenis van schoonheid…”.
De bezems van Hercules
Over een bezoek aan de Oude Kerk in Amsterdam, dat mij onmiddellijk aan “Zorg voor de ziel” van Arjan Plaisier deed denken, waarin Plaisier zich afvraagt of de reformatoren met hun Beeldenstorm niet de voorbode van de secularisatie waren. “… Het calvinistische geloof heeft al eeuwen geleden de kerk veranderd in een hangar die geen andere functie heeft dan het gebed van de gelovigen te beschermen tegen regen en sneeuw…”. Sabina ziet alleen maar ‘haat tegen schoonheid’. Haar minnaar zegt echter: “… Die leegte fascineert me. Mensen vergaren altaren, beelden, schilderijen, stoelen, fauteuils, kleden, boeken, en dan komt dat moment van blijde opluchting waarin ze alles als vuil van tafel vegen. Kun je je die bezems van Hercules voorstellen die deze kerk heeft gereinigd?...”. Terwijl hij de leegte ervaart als een bevrijding, raakt Sabina betovert door het blauw geschilderde gewelf met grote, gouden sterren van een kerkje, waar een dienst gaande is: “… De mis was mooi, want ze doemde plotseling en mysterieus op als een verraden wereld…”. Voor haar bevindt schoonheid zich altijd achter de coulissen. Aan de andere kant. Als haar minnaar hun verhouding openbaar maakt, verdwijnt Sabina zonder een spoor uit zijn leven: “… Wie zijn intimiteit verliest, verliest alles, vindt Sabina. En iemand die zijn intimiteit vrijwillig prijsgeeft, is een monster…”. Voor haar minnaar betekent het opheffen van de barrière tussen privé en openbaar juist ‘leven in waarheid’. Door zijn gewezen echtgenote wordt hij ook nog eens buiten de deur gezet. Niet dat hij dat erg vindt. Integendeel. Bijna euforisch ondergaat hij hoe hij voor het eerst van zijn leven helemaal zichzelf kan zijn. Hij papt aan met één van zijn jonge studentes, maar Sabina kan hij niet vergeten: “… De cultus van Sabina koestert hij eerder als een godsdienst dan als liefde. Trouwens, volgens de theologie van die godsdienst heeft Sabina hem zijn jonge vriendin gestuurd. Tussen zijn aardse en bovenaardse liefde heerst daarom volmaakte vrede…”.
Wantrouwen
Kundera beschrijft hoe in Praag niemand een ander meer vertrouwt. Iedereen kan een geheim agent zijn: “… agenten hebben diverse functies. De eerste is de klassieke. Ze luisteren af wat mensen elkaar vertellen en rapporteren dat aan hun superieuren. De tweede is intimidatie. Ze laten ons zien dat ze ons in hun macht hebben en willen dat we bang zijn. (…) De derde functie bestaat uit de poging een situatie te ensceneren om ons te compromitteren. Vandaag heeft niemand meer belangstelling ons te beschuldigen van intriges tegen de staat, want dat zou ons alleen maar nog meer sympathie bezorgen. Ze zullen eerder proberen hasj bij ons te vinden of te bewijzen dat we een meisje van twaalf hebben verkracht. Ze vinden altijd wel een meisje dat bereid is te getuigen…”. En even verder: “… Ze moeten mensen in de val lokken om hen voor hun diensten te ronselen en daarna met hun hulp meer vallen voor andere mensen zetten, en zo stap voor stap van het hele volk één organisatie van informanten te maken…”. Tereza over de eerste dagen van de Russische inval: “… In alle steden haalden mensen alle straatnaambordjes weg en van de wegen verwijderden ze de wegwijzers naar de steden. Het land werd in één nacht naamloos…”. Wat er in Oekraïne gebeurde was niet nieuw. De straten en gebouwen in Tsjechoslowakije krijgen hun oorspronkelijke namen niet terug, maar nieuwe namen ontleend aan de Russische aardrijkskunde en geschiedenis: alsof je in een klein denkbeeldig Rusland bent.
Geloven in leugens
Als geen ander vertelt Kundera hoe de leugen in een dictatuur gecultiveerd wordt: “… Wie denkt dat de communistische regimes in Midden-Europa uitsluitend het werk van misdadigers zijn, ontgaat de essentiële waarheid: niet misdadigers creëerden die misdadige regimes, maar enthousiastelingen, in de overtuiging dat ze de enige weg hebben ontdekt die naar het paradijs leidt. Ze verdedigden die dapper en doodden daarom veel mensen. Later werd algemeen duidelijk dat het paradijs niet bestaat en de enthousiastelingen waren derhalve moordenaars. Toen begon iedereen tegen de communisten te schreeuwen: Jullie zijn verantwoordelijk voor de ellende in het land (het was verarmd en verwoest), voor het verlies van de onafhankelijkheid ervan (het viel onder het juk van Rusland) en voor de justitiële moorden! Degenen die beschuldigd werden antwoordden: Dat wisten we niet! We zijn bedrogen! We geloofden erin! Diep in ons hart zijn we onschuldig! Het conflict spitste zich dus toe op de vraag: Wisten ze het werkelijk niet? Of doen ze alleen alsof ze het niet wisten? Tomas volgde dit conflict (het hele tien miljoen tellende Tsjechische volk volgde het) en dacht dat zeker niet alle communisten volstrekt onwetend waren (ze moesten toch wel iets weten over de verschrikkingen die plaatsvonden en nog steeds plaatsvinden in het Rusland van na de revolutie). Het is echter waarschijnlijk dat het merendeel van hen werkelijk niets wist…”. Is een mens onschuldig omdat hij iets niet weet? Tomas linkt een en ander in een artikel aan Oedipus die zich de ogen uitsteekt als hij merkt dat hij met zijn moeder heeft geslapen. Dat valt bij de autoriteiten in slechte aarde. Later zal hij opmerken dat het barbaars is om degenen te straffen die niet wisten wat ze deden. De schrijver vergelijkt zijn standpunt met Jezus’ kruiswoorden: "... Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen...". Om zijn degradatie als arts te ontlopen neemt Tomas zijn ontslag en wordt glazenwasser.
Uniek
Het wordt zijn grote vakantie. Eindelijk vrij en lichter dan ooit! Plotseling bestellen alle vrouwen de glazenwasser waarvan ze hebben gehoord dat hij een beroemde chirurg is. Het bedrijf pronkt met hem. Hij belandt in het bed van misschien wel tweehonderd verkoopsters, vrouwelijke ambtenaren en dames in de huishouding: “… hij waggelde dronken door Praag alsof hij van feest naar feest ging…”. In het donker zijn alle katjes grauw: “… Tussen Hitler en Einstein, tussen Brezjnev en Solzjenitsyn zijn veel meer overeenkomsten dan verschillen. Zou je het met een getal kunnen uitdrukken, dan is tussen hen één miljoenste verschillend en negenhonderdnegenennegentigduizend negenhonderdnegenennegentig miljoenste gelijk…”. Maar juist naar dat ene miljoenste unieke deeltje in een vrouw was Tomas op jacht: “… alleen in de seksualiteit openbaart dat miljoenste zich als iets kostbaars, want het is niet toegankelijk voor publiek en moest veroverd worden…”. Na twee jaar is zijn charisma van gedegradeerde intellectueel echter uitgewerkt en verworden tot iets duurzaams en onaangenaams. Hij voelt zich lichamelijk en geestelijk uitgeput. Dan stelt Tereza, die haar leven slijt achter de tap in een aftandse bar, voor naar het platteland te verhuizen...
Op een diepzinnige manier behandelt Kundera het onderwerp ‘totalitaire kitsch’, waarmee hij doelt op alles wat in het menselijk bestaan onaanvaardbaar wordt geacht. Er bestaan allerlei soorten kitsch: katholieke, protestantse, joodse, communistische, fascistische, democratische, feministische, Europese, Amerikaanse, nationale, internationale. “… Met ‘totalitair’ bedoel ik dat alles wat de kitsch verstoort uit het leven gebannen is: elke uiting van individualiteit (want elk verschil is een fluim in het gezicht van de glimlachende broederschap), elke twijfel (want wie over een futiliteit begint te twijfelen eindigt met het twijfelen over het leven zelf), ironie (want in het rijk van de kitsch moet alles volslagen serieus genomen worden)…”. Even verder: “… In het rijk van de totalitaire kitsch staan de antwoorden bij voorbaat vast en sluiten elke vraag uit…”. Ik moest denken aan Franca Treur die op catechisatie geen lastige vragen mocht stellen. Over de kitsch betreffende ‘De Grote Mars Voorwaarts’: “… Nadat de misdaden van het land dat men de Sovjetunie noemt, te schandelijk waren geworden, hadden de linksen twee mogelijkheden: of op hun huidige leven spugen en niet meer marcheren, of (met meer of minder verlegenheid) de Sovjetunie rangschikken onder de hindernissen van de Grote Mars en verder marcheren…”. En even verder: “… Dictatuur van het proletariaat of democratie? Consumptiemaatschappij weigeren of produktie verhogen? Guillotine of afschaffing van de doodstraf? Dat is helemaal niet belangrijk. Wat linkse mensen links maakt is niet de ene of andere theorie, maar hun vermogen welke theorie dan ook te integreren in de kitsch van de zogenaamde Grote Mars voorwaarts…”. Ik snap precies wat Kundera bedoelt, want ik doe niet anders als christen. Mijn leven is ook een spirituele ‘grote mars voorwaarts’, richting het licht waarin ik vermoed dat God woont. Zie Halík die in “Ik wil dat jij bent” schrijft: “… Ons ik is altijd onderweg naar Christus toe – en als we eerlijk zijn tegenover onszelf, dan weten we dat wij op deze weg altijd zullen blijven struikelen …”.
Iemand die naar ons kijkt
Kundera naar aanleiding van politieke statements en demonstraties op het eind van het boek: “… We hebben er allemaal behoefte aan dat iemand naar ons kijkt…”. We willen opgemerkt worden. Er toe doen. Kundera verdeelt de mensen in vier categorieën: “… De eerste categorie verlangt naar een eindeloze hoeveelheid anonieme ogen, met andere woorden: een blik van publiek…”. Het gevaarlijke is dat je je publiek kunt verliezen. De tweede categorie “… omvat mensen die om te leven veel bekende ogen nodig hebben. Dat zijn de onvermoeibare organisatoren van cocktailparty’s en diners…”. De derde categorie zijn de mensen “… die er behoefte aan hebben steeds in de blik te zijn van een geliefd persoon…”. Maar wat als de ogen van de geliefde zich sluiten? “… En tot slot de vierde categorie, de zeldzaamste, van mensen die leven onder de denkbeeldige blik van afwezig publiek. Dat zijn de dromers…”. Van een verdwenen geliefde bijvoorbeeld. En in mijn geval: van God. Vervolgens plaatst de schrijver al zijn personages in één van de categorieën. Alsof hij bang is dat de lezer ze niet goed begrijpt en hij ze nóg eens wil uitleggen.
Over de auteur
In een verrassend fragment ontsluiert Kundera ook het geheim van zijn verhaal. Hij wilde iets ‘nieuws’ zeggen: “… Zoals ik al zei worden personages niet als mensen geboren uit het lichaam van een moeder, maar uit een situatie, een volzin, een metafoor, die als een notedop één menselijke mogelijkheid insluit waarvan de auteur denkt dat die nog door niemand is ontdekt of waarover nog niemand iets wezenlijks heeft gezegd…”. Maar is het dan niet waar dat een auteur alleen maar over zichzelf kan praten? “… Machteloos staren over de binnenplaats en niet weten wat te doen, je buik hardnekkig horen rommelen op het moment van de liefdesbetovering, verraden en niet kunnen stoppen op die prachtige weg van verraad; de vuist heffen in de optocht van de Grote Mars; je spitsvondigheid uitstallen voor de verborgen microfoons van de politie. Al die situaties heb ik gekend en aan den lijve ondervonden, maar desondanks is niet één personage uitgegroeid zoals ik, met mijn curriculum vitae. De personages van mijn roman zijn mijn eigen niet gerealiseerde mogelijkheden. Daarom heb ik hen allemaal even lief en schrikken ze me allemaal evenveel af: elk van hen heeft een grens overschreden waar ik zelf slechts omheen liep. Juist die overschreden grens (de grens waarachter mijn ik ophoudt) trekt me aan. Pas over die grens begint het geheim waarnaar de roman vraagt. Een roman is geen bekentenis van de auteur, maar een onderzoek naar het menselijke leven in de val die de wereld is geworden…”. Mooier kun je het toch niet zeggen?!
Uitgave: Ambo|Anthos – 2020 (57ste druk), serie: Moderne Klassieken, vertaling Jana Beranová, 368 blz., ISBN 978 902 635 126 6, € 21,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten