woensdag 13 juli 2011
God ervaren – Anselm Grün
“Het spoor van mijn eigen levenskracht zal mij ook tot God voeren, die de bron is van alle leven.”
Tegelijk met “Vurige tong” (zie vorige blog) las ik “God ervaren” van Anselm Grün (1945), wat een hele aparte leeservaring was. Grün is namelijk een benedictijner monnik. Hij schreef zo’n driehonderd boeken over tal van spirituele onderwerpen, die in meer dan dertig talen zijn vertaald, en is daarmee misschien wel de populairste monnik van deze tijd. Anselm Grün is doctor in de theologie. Daarnaast studeerde hij filosofie en bedrijfskunde. Hij is al meer dan twintig jaar de econoom van de abdij van Münsterschwarzach in Duitsland.
Zijn motto: “Geloof streeft naar inzicht”. Hij werd een bekend leiderschapsgoeroe die veel schreef over het stellen van grenzen en het omgaan met stress. “God ervaren” is een van zijn belangwekkendste boeken omdat daar zo’n beetje al zijn ideeën in samen komen.
Grün wordt bejubeld en verguisd. Sommige christenen lopen met hem weg: hij weet het leven van alle dag met Christus te verbinden. Anderen vinden hem helemaal niets: hij zou een new-agetheoloog zijn die flirt met allerlei godsdiensten en hangt de ‘occulte’ dieptepsychologie van Carl Gustav Jung aan (veel christenen hebben kritiek op Jung omdat hij zich schijnt te hebben ingelaten met een ‘geleidegeest’). Zelf zegt Grün over dat laatste: “Om Jezus te begrijpen moet ik de dialoog aangaan met anderen en naar hen luisteren”. Dat begrijp ik. Door de tegenovergestelde context van het boek van Ann De Craemer snapte ik veel beter wat Anselm Grün in “God ervaren” op bepaalde punten bedoelde.
Bij Anselm Grün draait het om een soort van psychologische theologie. Volgens hem is het paradoxale n.m. dat de weg naar echte Godservaring tegelijk de weg naar authentieke menswording is. Specifieker: Godservaring heeft te maken met het ontdekken van je allerdiepste kern. “… God doordringt ons vooral op deze plek. Dit is je onvernietigbare kern, die door de dood heen wordt bewaard…”. Daarom zou ik tegen degenen die niet in Grün’s God kunnen geloven willen zeggen: misschien kun je wel in zijn psychologie geloven. En tegen verontruste christenen: ‘onderzoek alle dingen en behoudt het goede’, want zoals Umberto Eco in ‘Het eiland van de vorige dag’ op p. 276 opmerkt: “… Zelfs de denkbeelden van een ketter, als die op zich maar niet ketters zijn, kunnen bijdragen tot meerdere eer van God…”. Voilá.
Grun: “… Bij voordrachten vragen mensen mij altijd weer hoe ze God kunnen ervaren. Ze nemen er geen genoegen mee om alleen maar in God te geloven. Ze willen Hem gewaarworden, beleven… Al te vaak hebben zij de woorden over God als leeg aangevoeld, niet door ervaring gedekt en daarom ook geen ervaring oproepend…”.
Deze woorden citeer ik op de dag waarop ik in de ochtendkrant het trieste relaas lees over Tristan, de schizofrene Alphense schutter, die ook eens, wanhopig naar God zocht, en omdat hij Hem niet kon vinden op het bizarre idee kwam deze God te ‘straffen’ en deed wat hij deed. Het is wel een hele wrange illustratie bij wat ik als waarschuwing tegenkwam in “God ervaren”:
“… Voor C.G. Jung is God het sterkste archetype dat er bestaat. Wanneer het Godsbeeld ziek is, wordt ook de mens ziek. Archetypische beelden doen iets met de mens. Ze brengen de psyche in verwarring óf in orde. Ze helen de wonden óf scheuren ze nog verder open. Hoe ik God zie is dus niet zo onschuldig…”.
Grün schrijft veel over ‘Godsbeelden’. Geloof en persoonlijkheid zijn nauw verweven. Ons beeld van God is volgens Grün sterk afhankelijk van hoe wij onszelf zien: “De manier waarop wij God zien is meestal een projectie van ons eigen zelfbeeld. Wanneer die zelfbeelden ongezond zijn, dan zien we in God een boekhouder, controleur of straffende ouder.” Toch zijn er volgens Grün wel beelden van God nodig, omdat je het zonder beelden niet over God kunt hebben. Maar we hebben helende beelden nodig. En dan nog moeten we steeds bedenken dat zelfs helende beelden niet de levende God zijn.
In feite is onze levensgeschiedenis de geschiedenis van onze opeenvolgende Godsbeelden. Ik moest hierbij denken aan iemand die in de glossy over Antoine Bodar aan het woord kwam en vertelde dat het hem kwalijk werd genomen als hij van inzicht veranderde.
Dat is dus helemaal niet raar, en getuigt alleen maar van het feit dat zijn geloof niet star maar levend is.
Het is nog niet zo makkelijk om van destructieve godsbeelden af te komen, stelt Grün.
“… De intellectuele weg alleen zal niet helpen. Want de negatieve Godsbeelden hebben zich in ons onbewuste genesteld. Ze zullen altijd weer in ons opduiken. Een weg om ervan los te komen, zou kunnen zijn ze bewust waar te nemen en zich ervan te distanciëren…”
Grün vertelt dat je God altijd en overal kunt ervaren. Je kunt God ruiken, proeven, zien, in de natuur, in anderen en vooral in jezelf. Je hoeft daarvoor niets nieuws te doen; je moet het alleen ánders doen, intensiever, bewuster, dieper – want op de bodem van alles, vind je uiteindelijk God.
Godservaring vereist traagheid en aandacht. Dat staat haaks op onze snelle levens. Het ervaren van God hangt nauw samen met zelfervaring. Wie zichzelf niet ziet, ziet God ook niet.
Voor Grün bestaat geestelijke begeleiding erin mensen het spoor van hun levenslust te laten ontdekken. Want op dit spoor ontmoeten zij de ware God, de genezende en bevrijdende God, de God die hen naar hun levendigheid, hun levensvreugde, hun unieke gestalte voert. Wanneer gaat je hart helemaal open? Waar voel je je echt levend? Waar ben je er helemaal bij? Die momenten kunnen de mens helpen te ontdekken wie God werkelijk is. God presenteert zich in de Bijbel immers als ‘de God van het leven’.
Grün analyseert op een hele bijzondere manier ons gevoel van verlangen:
“… Of wij het willen of niet, in alles waar wij hartstochtelijk naar zoeken, hunkeren we uiteindelijk naar God… in de zoektocht naar rijkdom zit het verlangen naar rust… maar het fatale is dat het bezit ons bezeten maakt, dat het ons tot nog meer onrust drijft. Als wij naar succes streven, dan steekt daar het verlangen achter waardevol te zijn. Maar tegelijk weten wij dat geen enkel succes ons verlangen kan stillen. Wij ervaren onze goddelijke waarde pas in God. Ieder mens hunkert er in de grond naar bemind te worden en zelf te beminnen… maar toch steekt in elke kleine liefde, ook in de totaal seksuele liefde, het verlangen naar God… ook wanneer, van buitenaf gezien, het menselijke verlangen op andere doelen is gericht, is het laatste doel altijd God. Zelfs bij mensen die zich van God hebben afgewend, klopt een verlangen naar meer, naar de totaal andere, naar de enige die goed genoeg is… het fatale is dat mensen die alles bereikt hebben waar ze naar verlangden, vaak worden overvallen door een gevoel van innerlijke leegte. Iemand mag tot voetballer van het jaar worden uitgeroepen, een ander cum laude promoveren, het hart van de perfecte partner veroverd hebben of zoveel geld verdienen dat hij of zij de altijd nagestreefde levensstijl kan financiëren. Maar te midden van al die overvloed blijft de innerlijke leegte, en het verlangen naar iets heel anders wordt zelfs groter… Als wij zien dat er in ons een verlangen naar God is, naar iets wat wereldoverstijgend is, dan kunnen wij ons verzoenen met de vaak zo banale werkelijkheid van ons bestaan. Dan zijn wij niet ontgoocheld omdat de door ons geliefde mens ons diepste verlangen naar absolute liefde niet kan vervullen. Dan zullen wij van onze huwelijkspartner geen verwachtingen hebben die eigenlijk alleen God kan vervullen. Ik maak steeds weer mensen mee die van de mens die ze liefhebben verwachten dat hij hen geneest, dat hij hen verlost en bevrijdt en hun leven een ultieme zin geeft. Dat zijn echter verwachtingen die geen mens kan vervullen… Het verlangen is de weerschijn van God in mijn ziel…”.
Grün pint God niet vast op de succesvolle kanten van het leven. Hij zoekt God overal, ook daar waar de mens alles ontnomen wordt: “… Wij hebben ook de donkere kanten van God nodig. Als ons Godsbeeld te harmonisch is, beweegt er niets meer in ons. Dan verstarren we in braafheid en aangepastheid. Het donkere deel in ons blijft onbewust en wordt op anderen geprojecteerd. We spreken over Gods liefde en merken niet hoe agressief we tegenover elkaar zijn. We spreken van geweldloosheid en oefenen over anderen te veel macht uit. Wij hebben een hoge spiritualiteit. Maar die wordt vaak betaald met het afsplitsen van wat in ons brutaal, begerig en mateloos is. Vaak genoeg leven mensen met een rigide spiritualiteit hun donkere kanten uit zonder dat ze zich daarvan bewust zijn…”
Nou ja, hier kun je het boek van Ann De Craemer (zie mijn vorige blog) natuurlijk naast leggen.
Aangrijpend is de manier waarop Anselm Grün het kruis een plaats geeft in het leven: “… wie wil leven, wie de inwendige stem van zijn hart wil volgen waarin Jezus zelf spreekt, die moet bereid zijn om zijn kruis op te nemen, die moet ja zeggen tegen zijn eigen ‘tegengesteldheid’. Het kruis is het beeld van de eenheid van alle tegenstellingen. Wij zijn vol tegenstellingen, wij zijn met onszelf in tegenspraak en wij zijn verscheurd. Wij hebben in ons niet alleen maar liefde, maar ook haat. We zijn niet alleen gedisciplineerd, we hebben ook ongedisciplineerde kanten in ons. We hebben niet alleen successen, maar ook mislukkingen. We zijn niet alleen gezond maar ook ziek. We zijn niet alleen vroom, maar hebben ook goddeloze kanten in ons. Alleen wie ook de tegenpool van zijn schitterende kanten aanvaardt, wordt waarlijk mens. Het kruis betekent echter ook dat ik ja zeg tegen wat mij dagelijks doorkruist, en dat ik me bevrijd van bepaalde voorstellingen over hoe mijn leven eruit moet zien. Het kruis maakt me vrij om in mijn doorkruiste dagelijkse leven, in mijn mislukkingen, in de dagelijkse conflicten en breuken het beeld te vinden dat God van mij gemaakt heeft. Wie het kruis opneemt, diens leven stort niet in, al gaat er in hem en om hem nog zoveel kapot. Met het kruis aanvaard ik niet alleen mijn eigen donkere kanten, maar ook de conflicten in het menselijke samenleven…”,
want
“… Wie het leven wil winnen, moet er zich mee inlaten. Het komt er niet op aan zoveel mogelijk uit het leven te halen, maar zijn hart in zijn leven te brengen, te leven met heel zijn hart, met al zijn zintuigen en met al zijn krachten… Alleen wie zich met het leven inlaat, met zijn lichte en donkere kanten, zijn ups en downs, zal ervaren hoe het leven smaakt… Alleen wie zichzelf onvoorwaardelijk aanvaardt, kan God in al zijn aspecten, ook in de onbegrijpelijke aanvaarden. Alleen wie van zichzelf kan afzien, wie zijn bezitsdrang opgeeft, staat open om God te ontmoeten…”.
Voor alle ‘zoekers’: “… Als wij het zoeken naar God opgeven, dan nemen wij genoegen met goedkoop spul, zoals de verloren zoon in de parabel deed (zie Lucas, 11-32). Dan stillen wij onze honger met ‘varkensvoer’. Alleen zolang wij God zoeken blijft onze ziel leven…”.
Waarom zou je het dus voor minder doen? Je leeft maar één keer...
Uitgave: Lannoo / Ten Have - 2001
Abonneren op:
Reacties posten
(
Atom
)
Geen opmerkingen :
Een reactie posten