Menu

vrijdag 25 november 2011

God in de stad – Gea Gort


Ondertitel: Missionair leven in een stedelijke omgeving

Het is even doorbijten: dit boek. De eerste bladzijden beginnen met zulke ronkende aanbevelingen en dankbetuigingen dat er spontaan een rood lampje in mij begon te knipperen. Achterdochtig vroeg ik mij af waar deze kolossale ‘warming-up’ voor nodig was. Had ik te maken met een soort christelijke Occupy-beweging waarvan de aanhangers vooral elkaar de hemel in prezen? Dat eerste is misschien niet eens zo gek bedacht, en dat laatste valt mee.
Mark de Boer (directeur Agapè) in het voorwoord: “… Ik hoop – nee, ik weet zeker – dat u zeer geïnspireerd zult worden door dit boek…”. Dat wilde ik natuurlijk wel; dus las ik lekker door – en inspiratie kwam er zeker.


Journaliste en fotografe Gea Gort (petje af voor de prachtige grafische vormgeving) laat in deze publicatie zien wat christenen zoal uitvoeren in de stad. Ze volgt een opleiding theologie (Urban Mission) aan de Bakke Graduate University in de VS en geeft leiding aan GIDSnetwerk Rotterdam. Vandaar haar link met de stad.
Veel mensen denken dat de meeste gelovigen de afgelopen jaren met ‘de witte vlucht’ (term voor de blanke middenklasse die te veel middelen heeft om drie-hoog-achter in West te blijven wonen en te weinig om zich in de grachtengordel te vestigen) mee zijn vertrokken de stad uit. Dat is zo, maar een stel idealisten keerde terug. Naar de verpauperde achterstandswijken, welteverstaan. Uit naastenliefde en zendingsdrang, om het zo maar te zeggen. Wat beweegt hen? Ze willen er gewoon ‘zijn’ voor de ander. Ze gaan de kerk uit, de ladder af en bewegen zich onder de mensen. Het is een tegenstroom in de brede individualistische rivier waarin we met z’n allen zwemmen. ‘Het delen van het leven’ is hun uitgangspunt; ‘professionele afstand’ is geen optie. Over zestien van deze ‘stadspioniers’ gaat dit boek waarin theologische gedachten over stadszending steeds worden afgewisseld door een verhaal uit de praktijk.

Ter zake: in 2008 verscheen er een wetenschappelijk rapport waarin werd berekend dat christelijk vrijwilligerswerk de stad Rotterdam jaarlijks 130 miljoen (!) euro bespaart. In de huidige tijd van naderende crisis en aanstormende bezuinigingen zal dit soort werk gewoon keihard nodig zijn:
“… Het idee van de maakbare samenleving begint tegen haar grenzen aan te lopen: velen kunnen niet meekomen en vallen buiten de boot, met als resultaat dat de kloof tussen meer en minder succesrijke mensen groeit. Naast schrijnende situaties, ook bij ons om de hoek, ontdekt de samenleving de grenzen van de ongebreidelde vrijheid en gaat zij de beperkingen van het individualisme zien. Mensen gaan (weer) op zoek naar zingeving. We lezen hierover in bladen als Elsevier, HP/De Tijd en NRC, en in artikelen van bijvoorbeeld psychologe Suzanne Piët. In haar boek ‘De emotiemarkt’ onderbouwt ze de stelling dat de ongebreidelde fun-industrie haar langste tijd heeft gehad. ‘Juist het bijdragen aan een hoger en groter doel dan wijzelf geeft betekenis aan het leven’, is haar boodschap…”.
Wat vriend en vijand hevig verraste: maar liefst 35 % van de Rotterdamse bevolking, zo´n 200.000 mensen, is lid van een kerk, en/of betrokken bij een christelijke organisatie. Door alle media-aandacht lijkt het erop dat de meeste migranten moslim zijn. Dat is niet zo. De groep christelijke migranten is veel groter. Je ziet ze niet, maar ze zijn er wel.
Even terzijde: Rotterdam lijkt mij niet de moeilijkste stad voor een missionair project. Ik ben geen Rotterdammer, maar heb er wel een aantal jaren gewoond. Mijn ervaring: Rotterdammers zijn ontzettend extravert, nergens kreeg ik zo makkelijk contact. Verjaardagsfeestjes in Rotterdam en omstreken lopen nog steeds een tikkeltje spontaner dan in het introverte Zeeland waar ik momenteel huis.

Een paar christenen die in dit boek voor het voetlicht treden:
* Magdaleen Nijenhuis, een jongerenwerker, over waar ze tegen aanloopt:
“… Ik ken veel jongens die wel willen, maar niet de goede hulp krijgen. De overheid zet in op werk, maar de meeste van deze jongens hebben geen eten, geen thuis, geen bankrekening of verzekering. Het systeem gaat ervan uit dat ze dat wel hebben. Ambtenaren sturen brieven die niet aankomen en concluderen: ‘ze willen niet’…”.
* Marten de Vries; missionair predikant onder moslims, is zich thuis gaan voelen tussen moslims: “We steken de voeten onder dezelfde tafel”. Toen in 2006 de eerste Europese opleiding Islamitische Theologie in Leiden van start ging zat Marten ook in de klas.
“… Het waren drie leuke jaren. Ik kreeg nauwelijks negatieve reacties van islamitische medestudenten. Ze waren huiverig als ze ‘missionair predikant’ hoorden, maar ik vertelde dat ik zoveel mogelijk wilde leren, zodat ik geen onzin zou vertellen. Dat werd altijd positief ontvangen…”.
* Joany Muskiet, gospelzangeres. Op de Rotterdamse straten is ze echter vooral bekend als ‘Ma Joany’. Na de dood van haar zoon, de rapper Breyten, bleef ze er zijn als moeder voor zo’n vijftig jongens en meiden, allemaal vrienden van Breyten.
* En dan de gelovige die mij het meest ontroert (wat natuurlijk meer zegt over mezelf dan over alle anderen die ik niet noem). In mijn vorige blog zat ik nog te simmen over toeterende moslima’s in de media, terwijl er in de verste verte nooit een langgerokte refo-vrouw te zien is. Nou; ik heb er eentje gevonden. Jannie Hoogendoorn (28), lerares Engels aan het Albeda college. Ik weet niet of haar rok lang is; de foto toont alleen een spetterend gezicht (ja, óók dat nog).
Ze vertelt dat op haar school veertig procent van de leerlingen kampt met schulden en/of psychische, relationele en gezondheidsproblemen. Zij is hun praatpaal.
Jannie komt uit een oud-gereformeerd milieu; zo ongeveer de meest orthodoxe protestantse stroming die er bestaat. “… Juist de ‘ouderwetse’ tradities vanuit deze kerkelijke kring blijken aanleiding te zijn voor bezinning en levensvragen. ‘De vraag komt jaarlijks in de klas terug waarom ik altijd een rok draag. Het opent het gesprek, het is een ijsbreker. Ik vraag hun waarom zij altijd een hoofddoek dragen, en zij vragen mij of ik ook bid. Een dergelijk gesprek kan uren doorgaan, zowel privé als in de klas. Ik had nooit gedacht dat het dragen van een rok zoveel reacties op zou roepen. Ik draag mijn hoofddoek om mijn benen'…”.
Je hoeft niet per definitie onkerkelijk te zijn om dat een knotsgekke kledingkeus te vinden. Ook de meeste christenen zullen zich vanwege dergelijke rigide principes achter hun oren krabben. En dat maakt deze docente tot een onafhankelijke einzelgänger die op een buitengewoon krachtige manier zichzelf durft te zijn.
Dit is nu precies wat Johannes van de Bank (zie mijn vorige blog) volgens mij bedoelt met Rivella light christenen: “een beetje vreemd, maar wel lekker”.
Mijn bewondering is grenzeloos...

Jannie zegt dat ze zich thuis voelt tussen mensen met andere achtergronden: “… Ik ben hier meer op mijn plek dan in kerkelijke kringen…”.
Dat is een rode draad die opvallend vaak door de vele gesprekken in dit boek heenloopt.
Stefan Paas (hoogleraar aan de VU): “… Hier komt een beeld naar voren van een nieuwe kerk, een kerk die zich niet zozeer bekommert om leerstellige polemieken, maar om het dienen van mensen…”.

Het fascinerende vind ik dat deze geloofsbeleving helemaal overeen komt met het ‘vrouwelijk denken’ zoals ik dat, eigenlijk een beetje voor de grap, uitlegde in mijn vorige blog.
Vrouwelijk denken is ‘horizontaal' denken; in tegenstelling tot ‘verticaal’ mannelijk denken, dat zich kenmerkt door hiërarchische en paternalistische patronen.
In “God in de stad” komt steeds weer naar voren dat we af moeten van status-denken, dat het gaat om gelijkwaardigheid : “… Achter het idee van de Drie-eenheid van de christelijke God ligt verbondenheid, gemeenschap en partnerschap. Deze essentiële kenmerken van de Drie-eenheid zien we gemakkelijk over het hoofd, maar het is ondenkbaar dat God, de Zoon en de Heilige Geest zouden discussiëren over wie de belangrijkste zou zijn…”.

De eerste krantenberichten over dat de kerk ‘vervrouwelijkt’ heb ik inmiddels gelezen. En ja, dat doet ze volgens mij ook. Ik denk niet dat dat tegen te houden is: onze tijdgeest is vrouwelijk.
Ons ‘tweede leven’ (en zeker dat van jongeren) speelt zich af op internet, twitter en facebook. Allemaal ‘vrouwelijke’ vormen van communicatie: horizontaal. Vrouwen ‘netwerken’ in het echt altijd al. Van nature.
Social media kent geen hiërarchie. Online is iedereen gelijk.
Als je daarbij bedenkt dat door alle echtscheidingen en basisscholen waar alleen nog maar jufs les geven, heel veel jongens de eerste 12 jaar van hun leven uitsluitend met vrouwelijke opvoeders van doen hebben, lijkt het helemaal voor de hand liggend dat ‘mannelijk’ denken zijn langste tijd gehad heeft. Daar kunnen paternalistische instellingen als de kerk maar beter rekening mee houden. Ik durf zelfs de stelling aan dat een grote oorzaak van de leegloop van de kerken aan dit gegeven te linken is. Dit jaar zijn er een paar indrukwekkende romans over de worsteling van kerkverlaters verschenen (Ann De Craemer’s ‘Vurige Tong’ en NOS-verslaggever Peter ter Velde’s ‘De vader en de zoon’) die gaan over slimme pubers die zich te pletter lopen tegen het onderdrukkende machtsdenken in hun kerk.
Ik denk dat heel veel mensen iets van zichzelf hierin herkennen.
In het ND van 22 november schrijft ds. W. Visscher dat wij onze tijd kunnen leren verstaan door af en toe een NRC door te bladeren. Met alle respekt: ik vind dat wel wat mager. Als geestelijken écht de moeite willen nemen om ‘normale’ mensen in de wereld om hen heen te begrijpen raad ik ze aan voornoemde boeken te lezen. Dit zijn schrijvers die de gave hebben hun hart open te leggen in woorden. Zij vertolken wat in veel mensen leeft. Als zij niet serieus worden genomen, vrees ik dat er straks helemaal geen kerk meer bestaat. Hun aanklacht is fel; maar er is dan ook veel gebeurd. Hier past een ‘mea culpa’. Sterker: een ‘mea maxima culpa’.

Is vrouwelijk denken ‘gevaarlijk’? Nee hoor. Als Jezus staat voor de ‘volmaakte liefde’, dan staat het vrouwelijke het dichtst bij de ‘bijna volmaakte liefde’, meen ik. Want de volmaakte liefde wordt zeker niet uitgedrukt in de liefde tussen man en vrouw, zegt psycholoog Paul Verhaeghe. Dat weet iedereen die de dertig is gepasseerd.
De volmaaktste liefde op aarde wordt zichtbaar in de moeder-kind relatie. En die wordt niet gekenmerkt door hoogstaande intellectuele communicatie; maar door 'gevoel'. Het mooie is dat de Bijbel zegt dat wij de liefde van God pas kunnen ontvangen als wij ‘worden als een kind’.
Vrouwelijk denken draait om heil/heelheid, harmonie en eenheid.

In dit boek wordt het mannelijk/vrouwelijk denken neergezet als Grieks tegenover Joods denken. De kunst kent het gebakelei daarover al heel lang als 'klassiek' versus 'romantiek'. Volgens mij is het fenomeen zo oud als de wereld: "the struggle between the head and the heart". Gisteren las ik een kranteartikel waarin werd gezegd dat het er bij stadszending niet alleen maar om kan gaan dat 'iedereen je aardig vindt'(natuurlijk: vrouwen willen altijd maar dat 'iedereen hen aardig vindt'- vrouwen willen 'harmonie'). Het christelijke verhaal moet ook verteld worden. Maar hoe. "Daar zoeken we nog naar", reageerde Gea Gort.

Jannie Hoogendoorn: “… Ik zie mezelf niet als een soort zendeling die “christenen werft”, maar eerder als iemand die het christelijk geloof uitdraagt. Ik wil zonder bijbedoelingen laten zien hoe mooi het christelijk geloof is…”. Misschien is dat wel de beste manier.
Broeder Alois van Taizé: “… Het geloof in Christus verwijdert ons niet van hen die niet kunnen geloven. Christus is gekomen opdat wij meer mens zouden worden, om ons als broeders en zusters aan elkaar te geven…”.
Arjen Ravesloot (directeur GEJA Werkprojecten): “… Negentig procent vertel je door wat je doet, slechts tien procent vertel je met woorden…”. Gek; ik herinner mij dat op ouderavonden in de peuterspeelzaal vroeger, sommige opvoedkundigen precies hetzelfde zeiden.

“God in de stad” is voor € 14,95 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (IZB-Ark is onderdeel van de IZB, een missionaire organisatie binnen de Protestantse kerk in Nederland, PKN, die gemeenten en gemeenteleden adviseert, stimuleert en ondersteunt door middel van toerusting, materialen en missionair werkers).

Uitgave: Ark Media – 2011

vrijdag 18 november 2011

“Jezus is zeg maar echt mijn King.” – Johannes van de Bank


Een wat ‘luchtiger’ boek, dus.
Dan zijn we bij Johannes van de Bank (Hoofd Communicatie bij de NS, vader van twee kindjes en christen) aan het goede adres.
Als variatie op “Taal is zeg maar echt mijn ding” hebben we sinds kort zijn “Jezus is zeg maar echt mijn King”, waarin tientallen vooroordelen over christenen in korte columns van twee bladzijden de revue passeren. Allemaal beginnen ze met: “… Als je een christen bent, dan…”.
Nou, vul maar in: “…heb je geen humor”, “…zondig je niet meer”, “…loop je op sandalen”, “…ben je hypocriet”, “…houd je van zingen”, “…mag je niet spotten”, “…ben je volkomen seksloos”, “…kijk je geen televisie”, “…ga je op zondag naar de kerk”, “…ben je een beetje wereldvreemd”, “…geloof je in The Invisible Man”, “…kan je maar beter geen vrouw zijn”, “…luister je altijd braaf naar je voorganger”, “…lieg je nooit”, “…koop je vaak de daklozenkrant”, “…bid je je suf”, “…ben je een feestbeest”, “… ga je de zending in”, “…ben je voor Ajax”, enzovoort, enzoverder.
Johannes maakt er allemaal gehakt van, en zet er zijn eigen puntige mening tegenover. Soms een tikkeltje belerend (een échte domineeszoon), maar met zoveel humor (kaliber flauwste van het flauwste: als je christen bent mag je wel slippertjes dragen, maar geen slippertjes maken) dat ik af en toe onder de tafel lag van het lachen, dus dat zij hem vergeven: “… Als je christen bent, ben je vergevingsgezind”.


Evenals Dick Swaab in zijn boek ‘Wij zijn ons brein’ (zie mijn blog van 30.10.’11) concludeert Johannes van de Bank dat christenen vaak
“… gortdroge en bloedserieuze mensen…” zijn, die “ … de lach bepaalt niet aan hun – excusez le mot – kont hebben hangen…”.
Ik geloof hem gelijk, want hij verkeert zelf in die kringen, en kan dat dus weten. Hij pleit daarom voor een fikse dosis zelfspot en zelfrelativering: “… Je moet jezelf als christen niet te serieus nemen. Dat doen anderen al (zeker: zie het journaal van de week over ds. Vlietstra met zijn uitlatingen aangaande het ‘kastijden van kinderen’ - tip voor een volgend boekje?: “… Als je christen bent hou je niet van kinderen…”).

Nou, ik denk dat ik het wel eens ben met Johannes van de Bank, al wil ik hierbij even ‘voorzichtig’ stellen dat dat jezelf-dood-ernstig-nemen volgens mij meer voorkomt onder christen-mannen dan onder christen-vrouwen. Hah!
Ik vind christen-vrouwen vaak super-hilarisch: Neel Frens in het Nederlands Dagblad, Annemarie van Heijningen in de Visie, en neem Johannes’ eigen vrouw Wendy over zijn ooit lange haar: “… ‘Heb je je pruik weer op?’ was haar dagelijkse vraag als ze misprijzend naar mijn omkrullende schouderlokken keek. ‘Mozart’ en ‘Je hebt vleugels’ vulden die kernuitspraak aan…”. Ik bedoel maar.
Sinds kort weet ik hoe dat komt. De Belgische psycholoog Paul Verhaeghe (ik ben echt een fan van professor Paul Verhaeghe, maar dat wisten degenen die mij volgen allang; ik zou natuurlijk gewoon een blog over zijn boeken kunnen schrijven, maar dan is alles in één keer verteld, en kan ik hem niet meer te pas en te onpas overal bij slepen…) beweert dat vrouwen gewoon geen gevoel hebben voor hiërarchie en autoriteit. Dat komt doordat meisjes en jongetjes een verschillende ontwikkeling doormaken. Ik zal het proberen uit te leggen: het eerste liefdesobject van allebei is mama. Maar voor het jongetje wordt zijn papa, vanwege die mama, een beduchte liefdesconcurrent waar hij, met goede redenen, bang voor is. Voor een meisje geldt dat niet of nauwelijks, integendeel, haar papa is een bron van overstelpende liefde, als het goed is. Daardoor hebben vrouwen later een totaal andere verhouding met de Wet, oftewel de ‘vaderlijke autoriteit’, dan mannen. Met andere woorden: het zal vrouwen een worst wezen wie er wel of niet de baas is. In het verleden hebben sommige theologen zich dan ook afgevraagd of vrouwen eigenlijk wel een ziel bezaten. En dat is te begrijpen. Die godgeleerden hadden het maar mooi goed gezien: vrouwen zijn 'gevaarlijk', vrouwen ‘luisteren’ niet, vrouwen hebben geen gevoel voor 'distantie', vrouwen zijn in de regel 'oneerbiedig', vrouwen schrijven ‘regeltjes’ al gauw op hun buik, vrouwen zijn geneigd het ‘gezag’ met voeten te treden, vrouwen zijn in staat bloedserieuze zaken volkomen 'belachelijk' te maken, vrouwen leven ‘horizontaal’ (ik zie Johannes van de Bank nu een bedenkelijk gezicht trekken, maar daar trek ik me niks van aan) terwijl mannen constant checken wie er ‘boven’ en ‘onder’ hen staat. Niks: ‘zwakke geslacht’. Het is duidelijk waar de macht ligt. Ben ik even blij dat ik een vrouw ben! Grrr…
De kerk en het leger zijn hiërarchische groepen. Logisch dus dat ze daar nooit zoveel met vrouwen op hebben gehad.

Johannes van de Bank over zijn doelgroep: “…Beweren dat christenen de normaalste mensen ter wereld zijn, ga ik op deze plek niet doen. Ik mag geen vals getuigenis spreken, weet je nog… Ik mag niet liegen…”. Volgens hem zijn we “… geroepen om de Rivella light onder de mensen te zijn: een beetje vreemd, maar wel lekker…”.
Eigenlijk is zijn boodschap vooral dat christenen eens moeten gaan nadenken over de manier waarop ze zich profileren, en dat doet hij niet al te voorzichtig:
“… Ik ben van mening dat christenen in de loop der tijd vaak drammerig en betweterig zijn geweest. En laten we eerlijk zijn, dat zijn geen eigenschappen die bij mensen een positieve associatie oproepen. Je zult zelden horen: ‘Nou, die Johannes zeikte zo door dat ik ook ben gaan geloven dat God liefde is’ Of: ‘Die Johannes is zo’n toffe vent. Hij beleert me doorlopend en vertelt me telkens dat ik naar de hel ga als ik me niet snel bekeer. Een verademing!’…”.

Christenen moeten niet zeuren, en gewoon volwassen worden. Zelf geeft hij het voorbeeld. En dat vind ik knap. Want ondanks alle stoere taal, stelt Johannes van de Bank zich, in zijn positie, uiterst kwetsbaar op (natuurlijk is het dan wel weer handig om er een halve komedie show van te maken: kun je altijd zeggen dat je het niet zo ‘serieus’ hebt bedoeld als de kritiek te gortig wordt…). Hij laat veel van zichzelf zien. Dat zijn christenen helemaal verleerd. Als ik in talkshows op tv zie hoe sommige gesluierde moslimmeiden zonder enige gene van zich af toeteren, dan ben ik soms echt jaloers. Toegegeven: dat kan best wel eens een versnelling lager. Maar toch. Waarom zit daar nooit een stel langgerokte refo-vrouwen naast die net zo hard van leer trekken? Geloven christenen niet meer in zichzelf? Zitten ze met z’n allen in een gezamenlijke identiteitscrises? Johannes van de Bank denkt dat de rooms-katholieke seksschandalen oorzaak zijn van deze algemene verlegenheid. Dat zal best, maar die moslimmeiden zitten toch ook niet met de Bin-Laden-terreur?! En bovendien zijn heel veel christenen, waaronder hij en ik, helemaal niet rooms-katholiek.

Een lichte kentering is zichtbaar: vandaag op de voorkant van het Nederlands Dagblad zowaar een artikel over Piet Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk, die dringend pleit voor mediatraining. Een voorbeeld over hoe fout het soms gaat: een predikant schreef in een kerkblad dat het Griekse begrip ‘porneia’ allerlei vormen van afwijkend seksueel gedrag omvat. In ‘Trouw’ schreef daarop een stel dominees uit Doesburg “dat overspel, homoseksualiteit en seks met dieren op één hoop gegooid worden”. En toen werd PowNed wakker…
Op blz. twee van diezelfde krant een predikant die zegt dat hij het helemaal zat is om aangesproken te worden op domme uitspraken van andere collega-dominees: “Veel mensen maken geen onderscheid tussen kerken. Eén kerk staat voor alle. Vliegt één kerk uit de bocht, dan staan alle te kijk…”. Tsja, zo werkte het ook bij psycholoog Diederik Stapel die het voor elkaar kreeg heel zijn vakgebied voor schut te zetten. Daarom gaf Roos Vonk ook maar geen college meer.
Over ‘profileren’ gesproken…

Op de achterkant van dit boek schrijft Bert Brusse, columnist van De Volkskrant en Geenstijl : “Als ik dan toch een boek van een gristen moet lezen, lees ik dat van Johannes van de Bank.” Dat vind ik echt een leuk compliment. Dat is toch wel een bewijs dat je als christen wat hebt bereikt.
Even uit de school klappen: ik ken Johannes van de Bank niet persoonlijk, maar hij is wel een vriend van de familie (ze zeggen dat ze nu eindelijk snappen waarom hij hen onophoudelijk bestookte met van die rare vragen...). Hij zal deze blog ongetwijfeld lezen. Dus Johannes, hierbij van harte gefeliciteerd met je fantastische debuut. Ik hoop echt dat het een ‘belachelijk’ succes gaat worden, en ik kijk uit naar ‘meer van hetzelfde’.
Misschien zou je een gratis exemplaar naar professor Swaab kunnen sturen. Is zijn hypothese over dat christenen suffe mensen zijn ook meteen de wereld uit …

“Jezus is zeg maar echt mijn King.” is voor € 9,95 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (IZB-Ark is onderdeel van de IZB, een missionaire organisatie binnen de Protestantse Kerk in Nederland, PKN, die gemeenten en gemeenteleden adviseert, stimuleert en ondersteunt door middel van toerusting, materialen en missionair werkers).

Uitgave: Ark Media - 2011

zondag 13 november 2011

Ondersteboven & binnenstebuiten – Marijke Serné


Tegelijk met de vorige roman kreeg ik dit “rouwdagboek”.
Marijke Serné in de inleiding: “… Onvermijdelijk krijgt ieder mens in zijn leven met lijden te maken. Als alles goed gaat, is lijden een zwaar woord. Maar op het moment dat er iets ingrijpends in je leven plaatsvindt, geeft dat woord precies weer wat er in jou gebeurt. Vanzelfsprekend kan niet iedereen jouw lijden begrijpen. Simpelweg omdat voor ieder mens zo’n diepgaande ervaring op een ander moment in het leven komt. Het kan moeilijk zijn om mensen om je heen te hebben die niet begrijpen wat je doormaakt, terwijl je zo graag zou willen dat ze wéten wat jij voelt. Daardoor kan het soms ook een eenzame weg zijn. Je zou het kunnen vergelijken met een lange tocht door de bergen. Jij alleen ervaart, wat voor jou licht, moeilijk of zwaar is. Iemand die ook een groot verlies heeft meegemaakt, kan die gevoelens vergelijken met de zijne. En toch blijven jouw ervaringen en gevoelens uniek voor jou. Dat betekent ook dat jij, als het ware, jouw eigen wiel van heling moet (uit)vinden. De manier waarop jij je gevoelens en ervaringen kunt ordenen, vormgeven, tot rust laten komen en genezen is jouw unieke manier!...” (moest denken aan “Een boek per dag” – Nina Sankovitch; zie mijn blog van 05.09.’11).


Wie is Marijke Serné?
Na wat googelen op internet kwam ik er achter dat zij de eerste was die in Nederland een praktijk voor zogehete ‘ritueelbegeleiding’ begon. Mensen maken de stap naar andere levenssituaties vaak beter als daar een ‘ritueel’ aan is verbonden. Heel vroeger zorgden de stamoudsten, de sjamanen, en wat later de pastors daarvoor. Geboorte, huwelijk, dood: alles had een plek in de kerk. Door de individualisering en ontkerkelijking ontstond er een gat, waar de ritueelbegeleiders in sprongen, want de behoefte aan rituelen blijft onverminderd groot, is van alle plaatsen en tijden, en lijkt inherent aan het mens-zijn.
Marijke Serné volgde cursussen drama, speelde en regisseerde toneel, werkte als clown, verhalenvertelster en kunstzinnig therapeute, en studeerde daarnaast af als theoloog. Voorwaar een verrassende combinatie, vind ik.
Haar praktijk is gebouwd op drie pijlers, vertelt ze op haar weblog: theater, kunstzinnige therapie en spiritualiteit.

“Ondersteboven & binnenstebuiten” gaat over verlies. In tientallen korte verhaaltjes laat Marijke Serné zien hoe heel gewone mensen rouwen, en wat ze zoal tegen komt in haar praktijk. Gaandeweg krijg je een goed idee over hoe ze werkt, over de gesprekken die ze heeft en over hoe ze mensen helpt een weg te zoeken door hun doolhof van verdriet. Ze schreef dit boek voor rouwenden omdat je van de ervaring van anderen veel kunt leren.
Rouwgevoelens komen niet alleen naar boven bij de dood van een geliefde maar blijken ook op te kunnen treden bij b.v. het verlies van een baan, een lichaamsdeel, de vertrouwde omgeving, een huisdier of een scheiding.

Marijke Serné: “… Groot verdriet gaat niet vanzelf over. Je zult er echt iets mee moeten doen. Dat zit al in het woord ver'werken'. Als je niet lekker in je vel zit is het idee in je verdriet te moeten duiken allesbehalve aantrekkelijk. Dus draai ik het om: verwerk je verdriet in een activiteit die je leuk vindt. Natuurlijk mag je best op de bank zitten huilen of je beroerd voelen, maar probeer ook af en toe een andere manier. Rouwen is in mijn ogen een vorm geven aan je verdriet. Dat doen tranen, maar ook een tekening, of iets anders waar je plezier aan kunt beleven…”.
De helft van het boek bestaat dan ook uit lege bladzijden waardoor je er zelf een soort van ‘rouwdagboek’ van kunt maken. Daarmee is het een echt doe-boek geworden. Boven aan iedere pagina staat een wijze uitspraak. Ik zal er een paar opnoemen, want ik ben gek op citaten:

• Wat je bij de ander wilt ontsteken moet in jezelf branden. – Augustinus

• Ik sta even stil, en dat is een hele vooruitgang. – Bertolt Brecht

• Je kunt wel roepen dat je op het juiste spoor zit, maar daar heb je niks aan als de trein stilstaat. – Auteur onbekend

• Als het over jou gaat, ben jij de expert. – Lynn Robinson

• Wil je een regenboog? Dan zul je de regen voor lief moeten nemen. – Dolly Parton

• Reiziger, er is geen weg. De weg maak je zelf door te gaan. Stap voor stap. – Antonio Machado

Toen ik alle verhalen had gelezen dacht ik: je moet toch wel echt ‘old and wise’ zijn om met zóveel verdriet raad te weten…
Tranen!
Wat is het verschil tussen rouwverwerking bij gelovigen en ongelovigen? Het blijft knokken, laat Mirjam van der Vegt een romanpersonage in haar boek "De laatste patiënt" zeggen (zie mijn vorige blog), alleen in verschillende dimensies... Dat is precies wat dit boek bij mij opriep. Aan de ene kant herkenning, aan de andere kant vervreemding door een soort van 'knagend' gemis vanwege `God die er niet bij is´. Dat maakt dit boek voor mij eerlijk gezegd nogal 'dubbel'. Ik weet er niet goed weg mee.
Moet God dan overal bij gehaald worden? Natuurlijk niet. Maar in zulke zware levenssituaties als waar Marijke Serné het over heeft, is God voor gelovigen wel vaak hun 'enige troost'. Het zijn dan ook meestal niet de gelovigen zelf die vol verwijt vragen naar waar Hij was in hun lijden...

Mijn laatste blogs zijn best heftig, hè?! Maar ja; de dood hoort nu eenmaal ook bij het leven. De volgende keer zal ik een wat 'luchtiger' boek bespreken.
In dit boek is trouwens ook nog een uitgebreide literatuurlijst opgenomen met verwijzingen naar andere rouwboeken.

“Ondersteboven & binnenstebuiten” is voor € 18,50 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (IZB-Ark is onderdeel van de IZB, een missionaire organisatie binnen de Protestantse Kerk in Nederland, PKN, die gemeenten en gemeenteleden adviseert, stimuleert en ondersteunt door middel van toerusting, materialen en missionair werkers).

Uitgave: Kok – 2011

vrijdag 11 november 2011

De laatste patiënt – Mirjam van der Vegt


“… ‘Wie nieuwe oevers wil bereiken, moet het water tot zijn weg maken, is een uitspraak onder kanoërs. Dus aan jou de keus of je altijd op de kant wilt blijven staan, of eens iets nieuws wilt ondernemen. Je neemt de beslissing zelf maar.’…”, blz. 251.
Zo, na alle non-fictie weer eens een gewoon boek. Alhoewel, gewoon…


“De laatste patiënt” is een indringende psychologische roman over een jonge moeder die geen raad weet met het verlies van haar kort na de geboorte overleden zoontje.
Ze kan alleen maar over hem zwijgen, want: “… Hoe meer ze over hem gesproken hadden, hoe meer hij een kind van iedereen geworden was… Overal in de stilte was hij hartverscheurend aanwezig, maar zodra er letters en zinnen op kraambezoek kwamen, glipte hij er tussenuit…”.
Na anderhalf jaar kolft ze nog steeds stiekem melk af die ze in zakjes in de vriezer bewaart en slaapt ze met het ongewassen spuugdoekje van de baby op haar kussen. Haar man weet van niets; ze slapen apart. Niet alleen haar huwelijk is een drama; ook haar gezondheid. Alles in en aan haar lijf doet pijn, en geen dokter die daar weg mee weet.
Ze is gestopt met werken. Als haar ziekteverlof te lang gaat duren, zet de bedrijfsarts haar voor het blok: óf gaan praten met een psycholoog óf zelf een betere oplossing verzinnen. Die betere oplossing is voor handen: een vriend van haar man komt met het telefoonnummer van een bejaarde neuroloog die vanuit zijn serviceflat nog best een wanhopige patiënt wil helpen: “… Het was kiezen tussen twee kwaden; een diepgraver die mijn verleden in sneltreinvaart naar boven wilde halen of een seniele oude man die echte aandacht voor me had…”. Ze gaat voor het laatste.

De diagnose van de gepensioneerde neuroloog is snel gesteld: “… U hebt het Ava ter Voorde-syndroom (haar naam)… U bent een volstrekt uniek geval. U lijkt me volkomen gezond…”. Diepzinnige gesprekken over de balans tussen lichaam en geest volgen. De oude man is niet alleen arts maar ook kunstschilder. Hij vraagt of hij Ava mag schilderen: naakt. Ava stemt toe. Er ontstaat een ontroerende en grensoverschrijdende arts-patiënt-relatie, die haar uit het moeras tilt: “… Het was de manier waarop hij me zonder enige schroom opnam. Met zijn ogen beroerde hij mijn binnenste en zo bracht hij me weer tot leven…”. De oude man helpt niet alleen Ava; Ava helpt ook de oude man: “…. Jij geeft me het gevoel dat ik leef…”.

Mirjam van der Vegt (1977), schrijver, spreker en trainer van beroep, en werkzaam bij de E.O., in een lezersinterview achterin het boek: “… Een vrouw die het leven schenkt aan een kind dat niet levensvatbaar is, heeft vaak moeite met haar eigen lijf, dat haar immers in de steek heeft gelaten. Zo’n trauma als dit moet je psychisch verwerken, maar ook lichamelijk…”.

Haar ideeën over lichaam en ziel doen me sterk denken aan de bespreking van de film “Hable con Ella” (‘praat met haar’) in het boek over filosofie en film “Scherp gezien” (zie mijn blog van 24.10.’11) waarin wordt gesteld dat wij moderne ‘gnostici’ zijn geworden: wij accepteren ons lichaam niet meer zoals het is. In plaats van het te bevestigen zijn we enkel nog maar bezig het te perfectioneren: daarmee zijn we ‘ontlichaamd’.

Mirjam van der Vegt: “… We leven in deze maatschappij vooral ‘in ons hoofd’, terwijl ons lichaam net zo goed deel uitmaakt van onszelf. Naaktheid en lichamelijkheid worden vaak direct gekoppeld aan seksualiteit en dat is een eenzijdige benadering. Het staat ook symbool voor eenzaamheid, kwetsbaarheid en angst. Thema’s die de naakte mens na de val in het paradijs ook al raakten. Naaktheid is voor veel mensen een eng onderwerp, vooral voor vrouwen. Het brengt je namelijk terug bij je eigen lichaam, waar velen niet tevreden mee zijn. Veel mensen verafschuwen hun eigen lijf en zoeken hun toevlucht tot allerlei middelen om er toch nog wat van te maken. Ik geloof dat er onder die ontevredenheid over je lijf een diepere laag zit: je bent niet tevreden over de aftakeling en over de gang van de tijd. Je wilt terug naar je oude lichaam en kijkt daarbij, net als de vrouw van Lot, om naar wat geweest is. Hiermee zeg ik overigens niet dat je niets mag doen aan overtollige kilo’s die niet gezond zijn! Zeker rondom zwangerschappen verandert er van alles aan het vrouwelijk lichaam. De kunst is om je lichaam dan extra aandacht te geven. Koester het. Waardeer het. Je hebt dat lijf gekregen en het heeft je gebracht op de plek waar je nu bent. De geschiedenis van je lijf zegt net zo veel over je als de geschiedenis van je geest…”.

Het schilderij dat de arts maakt ‘heelt’ Ava:”… Toen ik me omdraaide en op het voeteneinde neerzakte, duurde het even voordat ik besefte waar ik tegenaan keek. Daar hing ik. Ook al zag je veel niet, het was het meest onthullende naakt dat ik ooit had gezien. De kleuren, de lijnen. Ik vond mezelf helemaal niet mooi, maar de vrouw naar wie ik nu keek, was schitterend. Het verdriet leek uit haar poriën te druppelen – hoe had Aron dat voor elkaar gekregen? – en toch bleef ze prachtig…”.

Mirjam van der Vegt laat je niet alleen invoelen hoe het is een rouwende moeder te zijn (zelfs de onbeduidendste confrontatie met kinderen in de buitenwereld doet pijn), maar kruipt ook in de huid van een zieke, oude man, die gaat sterven. Bijzonder knap vind ik de manier beschreven waarop hij terug kijkt op zijn leven. De conclusies die hij trekt. Ava wordt betrokken in de geheimen die hij met haar deelt; en ook zij moet keuzes maken. Liefde en waarheid: niet altijd gaat dat samen.

"De laatste patient" is geen expliciet christelijk boek, hoewel het geloof er af en toe wel doorheen schemert. Ava vraagt b.v. ergens aan iemand of het helpt dat je gelovig bent als je "... in de shit zit...". Deze zegt dan dat het nog steeds 'knokken' is: "... alleen in een andere dimensie...".
Voorin het boek staat een prachtig gedicht, dat ik citeer, omdat ik de associatie van 'rouw' met het verhaal over de vrouw van Lot prachtig vind (tegen het uitdrukkelijk bevel van God in, niet om te kijken naar de stad die Hij gaat verwoesten, doet de vrouw van Lot, die met haar gezin op de vlucht is, dat toch en verandert in een 'zoutpilaar'):

Ik kan nog niet breken
Met dat wat voorbij is
Ik woon in mijn dromen
Nog steeds waar ik was
Ik sta op de grens
Van vroeger en later
En achter mij ligt daar
Een brandende stad

En als ik nu omkijk
Ben ik verloren
Maar iets houdt me tegen
Om verder te gaan
Als ik nu omkijk
Dan blijf ik voor altijd
Gevangen in alles
Wat niet meer bestaat

Stef Bos, ‘Lied van Lot’ (cd: In een ander licht)

Mirjam van der Vegt schreef dit boek voor een vriendin die zelf een kindje heeft verloren en voor een oude neuroloog die haar hielp van rsi-klachten af te komen.

“De laatste patiënt” is voor € 18,90 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (IZB-Ark is onderdeel van de IZB, een missionaire organisatie binnen de Protestantse Kerk in Nederland, PKN, die gemeenten en gemeenteleden adviseert, stimuleert en ondersteunt door middel van toerusting, materialen en missionair werkers).

Uitgave: Mozaïek - 2011

zondag 6 november 2011

Understanding Women - Anoniem


"... The book 'Understanding Women' has finally arrived in book stores..."

Geen commentaar - Evelien

zaterdag 5 november 2011

Genezing uit het Oosten? – Ruud van der Ven


Ondertitel: Alternatieve therapieën getoetst

Nog een uitgave over de hedendaagse stand van zaken in een tak van de gezondheidszorg.
In dit fascinerende boek buigt arts en theoloog Ruud van de Ven(1950) zich over het enorme aanbod aan alternatieve behandelwijzen: “… Om ‘zachte zorg’ kan niemand heen: bijna de helft van de Nederlandse ziekenhuizen heeft één of andere vorm van complementaire (de reguliere geneeskunde aanvullende) zorg in de aanbieding. Daarmee krijgt deze vorm van behandelen steeds meer een volwaardige plaats in de samenleving…”.


Ruud van der Ven: “… Op voorhand kan reeds gezegd worden dat wetenschappelijke onderbouwing van de meeste behandelde geneeswijzen teleurstellende resultaten oplevert. Vaak blijkt er nauwelijks een aantoonbare wetenschappelijke basis of effectiviteit te zijn. Qua effect lijken de meeste geneeswijzen bijna niet beter te scoren dan een placebo (fopmiddel). Dit is de wel zeer ernstige conclusie van de Engelse hoogleraar complementaire geneeskunde Edzard Ernst in zijn boek ‘Bekocht of behandeld? De feiten over alternatieve geneeswijzen’ 2010…”.

Met enorme kennis van zaken beschrijft Ruud van der Ven geneeswijzen als homeopathie, acupunctuur en reflexologie, triggerpointmassage en dry needling, manuele geneeswijzen (bottenkraken) als osteopathie en chiropractie, kinesiologie, reiki, therapeutic touch, healing touch, quantum touch, mindfulness, psychotechnieken als hypnose, EMDR, visualisatie, silva mind control, neurolinguïstisch programmeren, en therapieën met geavanceerde apparatuur als bioresonantie, APS-therapie, neurofeedback, en hartcoherentie-therapie.
Naast de begripsomschrijving belicht hij de geschiedenis, de wetenschappelijke basis en vooral de spirituele kant van de zaak, omdat nogal wat alternatieve therapieën een achtergrond hebben die te maken heeft met oosterse godsdiensten.

Als wetenschapper en vooral als christen is Ruud van der Ven een stuk kritischer dan Dick Swaab.
Swaab: “… Als je een chronische ziekte hebt en de dokters kunnen je echt niet helpen, dan komt er een moment dat de meesten van ons ook eens een ‘alternatieve’ therapie gaan proberen. Iedereen kent wel iemand die iemand kent die er opeens mee genas. Merkwaardig overigens dat niemand het dan ooit heeft over het feit dat ziektes ook vanzelf kunnen overgaan. Een belangrijk deel van het veronderstelde effect van de alternatieve therapieën is waarschijnlijk dat alternatieve dokters veel aardiger zijn en meer tijd voor hun patiënten nemen dan reguliere dokters. Het sterke geloof in de effectiviteit van de alternatieve therapie, bij de behandelaar zowel als bij de patiënt, is vaak zo sterk dat er geen betere placebo te bedenken is…” (‘Wij zijn ons brein’, blz. 375).
Dick Swaab laat b.v., in tegenstelling tot Ruud van der Ven, voorzichtig een deur open voor acupunctuur. Ruud van der Ven: “… Dat acupunctuur resultaat heeft hoeft niet betwijfeld te worden. Maar ook magiërs, medicijnmannen, toverdokters van de natuurreligies in Afrika, Azië en Zuid-Amerika hebben resultaten, anders was hun occulte praktijk van genezen allang uitgestorven…”. Ondanks dat het niets lijkt uit te maken in welk gebied de naalden worden geprikt (aha, dacht ik, want ik vroeg mij altijd af hoe iemand precies weet waar het exacte punt is waar je in de huid van b.v. het oor moet prikken), blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat acupunctuur wél helpt. Soms. Ik heb mij ooit, toen ik een jaar of 20 was, laten behandelen i.v.m. sigarettenverslaving. Het werkte voor geen meter. Na een dag of wat is mijn hevige anti-rook-moeder (ik bracht een weekend thuis door), naar de benzinepomp gerend om een pakje shag voor me te halen, omdat het onleefbaar werd met mij in huis. Wat wél hielp: ik werd verliefd op een jongen die roken haatte. Ook een soort ‘betovering’ dus. Eentje die ik iedereen kan aanraden. Plus wat nicotinepleisters. Dit is tevens zo ongeveer de enige ervaring die ik heb in het alternatieve circuit; dus ik vind het best lastig om het boek van Ruud van der Ven op een evenwichtige manier te beoordelen.

Hij vertelt dat de alternatieve en complementaire therapieën grofweg in drie groepen zijn in te delen: 1. fysiek werkende, 2. geestelijk werkende en 3. onwerkzame behandelingen. In het laatste geval is er sprake van kwakzalverij.

Zijn visie: “… Bij geestelijk werkende therapieën dient de bron en de therapeut getoetst te worden. ‘Toets alles en behoudt het goede' (1 Tessalonicenzen 5:21). Dan blijkt achter deze geneeswijzen de holistische mensvisie schuil te gaan – dat de mens behalve uit lichaam, geest en ziel ook uit energie bestaat en dat het voor onze gezondheid van belang is dat die energie vrij kan stromen. Door invloed uit te oefenen op deze energie, de levenskracht of Chi of prana, wordt invloed uitgeoefend op lichaam, ziel en geest. Dit is oosters denken. In het oosters denken wordt dat nog verder doorgetrokken: alles is energie, alles is god (het z.g. pantheïsme, dat Jezus als enige weg tot behoud uitsluit). Hier begeeft men zich in het domein van de slang (satan, boze geesten), waar een verblijf nooit vrijblijvend is. Vroeg of laat treedt occulte invloed op, met name bij de behandelaar maar ook bij degene die behandeld wordt…”, met vaak als gevolg “… lichamelijke stoornissen, depressies, negatief denken, onreine gedachten, hallucinaties, (zelf)moordgedachten, driftaanvallen, allerlei verslavingen en dergelijke…”.

Ik herinner mij een boekje uit 1932, geschreven door de Chinese christen Watchman Nee: "De latente kracht van de ziel", waarin hij zegt dat het ontegenzeggelijk waar is dat er in de mensenziel een ongelooflijke energie sluimert, die gebonden is door het vlees. Volgens hem proberen alle oosterse filosofieën de belemmeringen van het lichaam te vernietigen, zodat deze energie vrij kan komen. Vandaar de ascetische praktijken en ademhalingsoefeningen. In zijn ogen is het gevaarlijke dat deze energie je in verbinding stelt met kosmische krachten; iets waar de Bijbel streng voor waarschuwt. In de literatuur die ik over occulte zoektochten heb gelezen (“Het pad van de sjamaan” van de Siberische psychiater Olga Kharitidi, “Een aparte werkelijkheid” van Carlos Castaneda en “Medicijnvrouw” van Lynn Andrews - de laatste twee gaan over een Indiaanse inwijding) wordt er inderdaad altijd op gewezen dat het bijzonder gevaarlijk is je te begeven in de geestenwereld. Je moet dat nooit zonder een goede meester doen, omdat je ‘de weg naar je aardse lichaam niet meer terug zou kunnen vinden’. Je kunt voor altijd bezeten raken en uiteindelijk in een psychiatrische inrichting belanden. Het is allemaal echt niet zo onschuldig als het lijkt; er is méér tussen hemel en aarde.

Ruud van der Ven is zelf een ervaringsdeskundige. Hij deed aan zenboeddhisme, geloofde in reïncarnatie, en begaf zich volop op het terrein van de newage-beweging. Hij had een praktijk als natuurarts. “… Uiterlijk geslaagd als arts was ik innerlijk een wrak. Mijn leven was getekend door steeds dieper wordende depressies en drankzucht. Het verschrikkelijke was dat ik geen vat kon krijgen op deze ontwikkeling. Een intensieve psychotherapie en vele andere therapeuten konden mij niet uit deze maalstroom loskrijgen, een maalstroom die mij niets ontziend de diepte in sleurde, een moeras in. Iets of iemand had mij in de greep, maar ik wist niet wat of wie. Dat ‘iets’ of ‘iemand’ werkte van achter de coulissen en was onzichtbaar en onaantastbaar (…). Op spiritueel vlak was ik op zoek naar waarheid en leven. Verwoed heb ik mij gestort in de zoektocht naar het monster dat huishield in mijn onderbewuste en mijn leven finaal kapotmaakte. Mijn depressies bereikten een absoluut dieptepunt in een bijna geslaagde zelfmoordpoging(…). Zonder het te weten was ik in de macht van het occulte gekomen, dat achteraf als één herkenbare lijn door mijn leven liep, vernietigende sporen achterlatend. Ik was in een occulte gevangenis terechtgekomen, en kreeg bij het zoeken naar de sleutel van die gevangenis occulte hulp, die mij alleen maar verder van huis hielp. (…) Ik had de strijd opgegeven en de touwtjes van mijn leven uit handen gegeven. Wat had ik nog te verliezen? Tot ik tot mijn grote verrassing capituleerde voor de Heiland Jezus Christus. In de ontmoeting met Hem ging het licht in mijn leven aan…”.
Toen hij christen werd heeft hij zijn natuurpraktijk opgegeven.

Christenen die negatieve ervaringen hebben opgedaan op het terrein van oosterse religies zijn vaak fanatiek tegen alles wat ook maar in de verste verte met alternatieve geneeswijzen te maken heeft. Zie b.v. Martie Dieperink (‘Jezus of de goeroe’ en ‘Een zoektocht door de wereld van het paranormale’) en de zangeres Nina Hagen.
Er zijn ook christenen die een stuk milder denken. In het ND van 3 november schrijft de christen-homeopaat Dick de Wit dat hij zich door Ruud van der Ven aangevallen voelt in zijn ‘persoonlijke integriteit en geloofsintegriteit’.
De bekende christen en door mij zeer gewaardeerde prof. Dr. Willem J. Ouweneel (volgens mij de laatste ‘Homo Universalis’; n.m. afgestudeerd in de biologie, filosofie en theologie), waarvan ik vrij veel publicaties heb gelezen, is een aanhanger van de dieptepsycholoog Jung en bioloog Rupert Sheldrake, die het bestaan van 'morfische velden' ventileerde. Ze zouden een verklaring kunnen bieden voor de krachten van het denken, het bewustzijn en paranormale verschijnselen. Ruud van der Ven heeft zich hier ontzettend negatief over uitgelaten. Commentaar Ouweneel: “… Jung is occultist, dus Ouweneel is occultist. Blijkbaar mag je nooit iets positiefs zien in mensen die in een andere traditie staan…”.
Ondertussen is Ouweneel zich bezig gaan houden met vormen van spirituele gebedsgenezing waar ik grote vraagtekens bij zet. Hij is een fervent promotor van de Nigeriaanse christelijke gebedsgenezer T.B. Joshua. Ooit was daar een documantaire over bij de VPRO: ik zag mensen die in allerlei orgastische stuiptrekkingen over de grond kronkelden, stonden te braken en op de grond plasten. Ik vond het weerzinwekkend. Ik weet niet wat daar aan de hand was; maar het ‘voelde’ in ieder geval absoluut niet goed.
Ook is Ouweneel verbonden aan de charismatische gebedsgenezingsorganisatie TRIN die onlangs het nieuws haalde omdat ze genezingen van blinden in Birma claimden die nooit hebben plaats gevonden, zoals uit onderzoek bleek.
Op het christelijke erf is er dus net zo goed veel kaf onder het koren.

Ik stam nog uit de tijd dat tijdens mijn stage specialisten patiënten soms aanduidden met ‘die galblaas van zaal 12’. De holistische, humaniserende visie in de zorg van tegenwoordig zie je niet alleen terug in de vriendelijke benadering van patiënten maar ook b.v. in de bouw en het interieur van moderne (Planetree) ziekenhuizen waar veel aandacht is besteed aan een 'helende' omgeving: mooie, zachte kleuren, veel daglicht, groene planten. Een jaar of 15 geleden was ik op de i.c.-afdeling van het Dijkzicht. Ze waren aan het verbouwen dus ik neem aan dat het er nu heel anders uitziet. Ik kreeg spontaan associaties met de slachtfabriek in mijn geboortedorp. Vreselijke donkere bakstenen muren met bovenin wat kleine ramen waar amper licht doorheen viel. Van de week was ik in een nieuwe kliniek met een prachtige lichte wachtruimte, die van de ingang werd afgeschermd door een enorm aquarium vol bijzondere tropische vissen. Ik juich dat echt toe. De omgeving doet wat met je: iedereen weet dat oude volkswijken waar troep niet wordt opgeruimd en graffiti niet wordt weggepoetst uitnodigen tot (nog) meer vandalisme.
Ik vind dat je niet het spreekwoordelijke kind met het (newage)badwater moet weg gooien. Je kunt je voordeel doen met de goede elementen.
Het boek van Ruud van der Ven is behoorlijk zwart-wit maar zeker te gebruiken als een erudiet en diepgravend naslagwerk. Het lijkt mij niet verkeerd om je van zijn visie op de hoogte te stellen. Wat je er vervolgens mee doet is aan jou…



Uitgave: Voorhoeve - 2011, 320 blz., ISBN 978 902 979 687 3, € 28,99

Rechtstreeks bestellen bij bol.com: klik hier