Menu

woensdag 5 juli 2023

Mystiek – Evelyn Underhill

(vertaald en bewerkt door Jean-Jacques Suurmond)

 

Subtitel: Hoe God werkt in de mens

 

“… Een God die klein genoeg is om te begrijpen, is niet groot genoeg om te aanbidden…”

 

Dit boek is geboren uit spirituele honger. Op een reis door Italië werd Evelyn Underhill (1875 – 1941) getroffen door de oude christelijke kunst die haar ‘meer leerde dan ik uit kan leggen’. Na zich acht à negen jaar als atheïst te hebben gezien, werd ze gelovig. Op haar reizen door Europa groef ze eigenhandig allerlei halfvergeten mystici op uit stoffige archieven. Haar werk veranderde de kijk in de Engelstalige wereld op de mystiek, die sinds de Verlichting voornamelijk als een exotisch religieus zijspoor werd gezien, en beïnvloedde belangrijke schrijvers zoals T.S. Eliot, C.S. Lewis, Thomas Merton en Alan Watts. Mystiek is geen fantasie, zoals Nietzsche dacht, maar de route naar ‘worden wie je bent’: “… We zitten gevangen in onze ‘bubbel’, zoals we tegenwoordig zeggen. God is de werkelijkheid die ons daaruit bevrijdt, zodat alles in een nieuw licht verschijnt…”. Suurmond kreeg tijdens de corona-epidemie plotseling voldoende tijd om het standaardwerk van Underhill te vertalen. Hij heeft de twaalfde editie uit 1930 in een up-to-date jasje gestoken. Ik vind het spannend om te zien hoe heden ten dage de belangstelling voor spiritualiteit weer toeneemt: “… In de geschiedenis van de mystiek is het bijna een wet dat tijden van corruptie en geloofsafval een spirituele opleving oproepen. Zoals dat op persoonlijk niveau ook kan gelden voor tegenslag, verveling of een ongelukkig huwelijk – of alle drie tegelijk…”. Filosoof Rudolf Eucken: “… Het lijkt alsof de mens nooit aan zichzelf kan ontsnappen. Opgesloten in onszelf, worden we overweldigd door een gevoel van leegte. De enige remedie is dat we onze kijk op de mens radicaal veranderen. We kunnen in onszelf een oneindig leven ontdekken waarin we onszelf overstijgen en contact maken met de waarheid van het universum. Dat is de enige hoop op betekenis en zin…”. En dit is precies het antwoord op “Het verlaten individu. Waarom voelen wij ons zo leeg?” van psychiater Esther van Fenema, waarover ik een tijdje geleden een blog schreef, denk ik. “… ‘Bid dat je eenzaamheid je mag leiden naar iets om voor te leven, iets groot genoeg om voor te sterven’, schrijft Dag Hammarskjöld in “Merkstenen” (1952)…”. Eerder besprak ik van Underhill: “Het spirituele leven”.

 

Goedheid, waarheid en schoonheid

“… We moeten breken met onze hardnekkige gewoonte om de zichtbare wereld als vanzelfsprekend te beschouwen…”, aldus Underhill. Wat wij de ‘werkelijkheid’ noemen is in feite een soep van prikkels en trillingen, berichten en indrukken, die via onze zintuigen binnenkomen. Door het sorteren en accepteren, verwerpen en combineren van onze interpretaties, creëert ons brein onze hoogstpersoonlijke eigen bubbel: “… Wij mensen zitten als het ware aan de ontvangende kant van een telefoongesprek…”. Ook al staan we daar zelden bij stil. Als je dit tot je door laat dringen, is het niet meer zo onmogelijk om je voor te stellen dat er ‘iets’ (of misschien wel heel veel) aan je waarneming ontsnapt. Toch? Je bubbel maakt dat een idee of overtuiging belangrijker kan zijn dan een concreet feit: de reden waarom bijvoorbeeld complottheorieën zo hardnekkig zijn. Overtuigingen die enkel een zaak zijn van extreem intellectualisme kunnen gemakkelijk ontsporen, zoals bij het patriottisme van de nazi’s en de ideologie van fundamentalisten. Mystiek gaat voorbij het denken. Is geen zaak van het hoofd, maar het hart. Gaat niet om kennis, maar ervaring. Mystici benadrukken altijd dat goedheid, waarheid en schoonheid één dienen te zijn; anders raken ze misvormd. De evolutietheorie kan niets met onze weerbarstige spirituele en artistieke ervaringen. Ze schijnen geen enkel doel te dienen, maar behoren wel tot de meest intense en onvergetelijke gebeurtenissen in ons leven. Wat is evolutionair gezien trouwens het nut van al het lijden waar maar geen eind aan komt? En waarom zijn we wetenschappelijk gezien nog steeds zo overgevoelig? Zie al de meisjes die het niet meer trekken in onze samenleving. Ik vermoed dat één van de oorzaken het ontberen van een spirituele dimensie is. Wat, als we ze bijvoorbeeld het verhaal over de zoektocht naar de heilige graal zouden vertellen? En we ze op pad zouden sturen inzake een ‘persoonlijk avontuur’? Want dat is waar alle mystici in wezen aan zijn begonnen (zie ook mijn vorige blog: de uitleg van rabbijn Sacks over de reis van Abraham).

 

Contemplatie

In ons wervelen het passieve verlangen naar kennis en het actieve verlangen naar liefde door elkaar. Intellect alleen zet ons niet in beweging. Dat doet het gevoel: “… Een vleugje passie laat deuren openvliegen waarop de logica tevergeefs blijft bonken…”. Het mystieke besef is gericht op het meest sublieme object dat we ons kunnen indenken: God. Contemplatie is een psychische toegangspoort om naar een ander bewustzijnsniveau te verschuiven, waar iets van het goddelijke, dat ons als een oceaan omspoelt, gekend kan worden. Het ‘ik’ wordt stil zodat er een diepere kracht vrij kan komen, die oprijst uit ‘de bodem van de ziel’. Voorbij onze oppervlakkige gevoelens, gedachten en wil schuilt er in de mens een mysterieuze diepte, waarbij ons ego verbleekt. Onder de drempel van ons bewustzijn bestaat een waaier van verborgen psychisch leven. Daar zijn de bronnen te vinden van onze dierlijke instincten, onze minst verklaarbare vermogens en meest spirituele gewaarwordingen. Geestelijke groei houdt in dat we ons daarvan bewust worden, zodat ons leven wordt verruimd. De goddelijke kern in ons, het verborgen raakpunt tussen menselijk en goddelijk leven, heeft veel namen: “… De Duitse mystici spreken nu eens van het zielenvonkje (Füncklein), dan weer van het topje van de ziel (Apex) dat de hemel raakt. Anderzijds wordt het ‘de grond van de ziel’ genoemd, het basale fundament ‘dieper dan het diepste zelf’, waar God woont en waaruit alle spirituele leven voortkomt…”. Zo gauw we onze aandacht op iets richten, verdwijnt de rest op de achtergrond. Contemplatie focust op de innerlijke wereld door de zintuiglijke waarneming te negeren. Underhill verklaart de ‘vreemde’ en soms zelfs ‘ziekelijke’ verschijnselen die bij mystici kunnen optreden als stress vanwege de ‘onnatuurlijke’ ontwikkeling bij deze ‘pioniers in de ontwikkeling van de mensheid’: “… Ons lichaam is afgestemd op natuurlijke, dierlijke bezigheden. Wanneer de geest dan ongewoon vurig wordt en de zenuwcellen voor iets anders wil gebruiken dan douchen of eten, zullen die gaan protesteren…”. Even verder: “… We kunnen dit vergelijken met de tijd, lang geleden, toen mensen in de savannen voor het eerst rechtop gingen staan…”.  Psychologisch gezien hebben mystici, evenals grote kunstenaars, uitzonderlijk bewegelijke bewustzijnsdrempels. Dat kan van iemand een genie, een gek of een heilige maken.

 

Magie en mystiek

Over het verschil tussen magie en mystiek: “… magie wil krijgen en mystiek wil geven…”. Magie streeft naar kennis, mystiek naar liefde. Het doel van magie “… is altijd het versterken van de wil, zodat die zijn gewone beperkingen afschudt en je iets kunt krijgen wat je daarvoor niet had. Dit is een individualistische, hebberige en voornamelijk rationele bezigheid…”. Wat betreft het versterken van het ik: zie alleen al de titel van het blad ‘Happinez’! Mystiek breekt de harde muren van ‘Ik, mij en mijn’ juist af. Draait om de liefde voor en overgave aan God. Magie staat voor de honger van het intellect en mystiek voor de honger van het hart -  naar de uiteindelijke Waarheid. Mystiek is de kunst om een bewuste relatie met het Absolute aan te gaan. Draait om het bereiken, hier en nu, van de eeuwige bestemming van de mens. Om het bewegen naar hogere niveaus van de werkelijkheid en een steeds grotere vereenzelviging met de Oneindige. Het verschil tussen de filosoof en de mysticus is als het verschil tussen theologie en openbaring. Bruno Borchert: “… Geloof is weten ‘van horen zeggen’, vanuit de heilige schriften en vanuit een leerinstantie die deze interpreteert. Mystiek daarentegen is weten van binnenuit…”. Verlangen naar kennis, het broertje van mystieke passie, kan dat wel vergroten en comfortabel maken, maar nooit de deur ontgrendelen. Ruusbroec: “… ‘Kom vlug naar beneden’, zegt de ondoorgrondelijke God tot de ziel die als Zacheüs tot in de top van de theologische boom probeert te klimmen, ‘want vandaag moet Ik in jouw huis verblijven.’…” (zie ook Anselm Grün en Meinrad Dufner in “Spiritualiteit van beneden”). De mystieke weg houdt een transformatie van de hele persoon in: “… Een volledige mystieke ervaring heeft dus twee aspecten: het besef of visioen van een goddelijke volmaaktheid en de innerlijke omvorming…”. Even verder: “… Het proces van heiligwording slaat een brug tussen de mens en God, want de enige manier om Hem te bereiken is door te veranderen naar zijn ‘beeld’…”.  Zie 2 Korintiërs 3,18: “… Wij allen die de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd…”. Met andere woorden, het spirituele besef dringt steeds verder het alledaagse bewustzijn binnen, waar het een centrale plaats in gaat nemen: “… De hele persoonlijkheid groeit toe naar een blijvende eenheid met God, en treedt dat grotere leven binnen waartoe alle mensen bestemd zijn…”. De mystieke ervaring eindigt met het besef van de apostel Paulus: “… Niet ik, maar Christus leeft in mij (Galaten 2,20)…”. Mystiek is een innerlijke odyssee naar heling van ons tekort, dat de oorzaak is van onze goddelijke onrust.  

 

Ontoegankelijk licht

God bewoont een ‘ontoegankelijk licht’. Als God de ‘eeuwige zon’ is en wij Hem alleen kunnen kennen aan de hand van alles wat er uit hem voort stroomt (‘emanaties’), moet de symbolische reis naar eenwording met God wel een opgang zijn, een tocht ‘naar boven en naar buiten’ via een lange serie van tussenliggende fasen: “… Deze worden gesymboliseerd door de tien hemels van Dante, de hiërarchieën van Dionysius en de levensboom (sefirot) van de Kabbala. Mystiek is een pelgrimstocht die via loutering en verlichting naar eenwording voert. ‘We beklimmen jouw wegen in ons hart’, bidt Augustinus, ‘en zingen het lied van de treden. Innerlijk gloeien we van jouw vuur en we gaan op weg, op naar de vrede van Jeruzalem’…”. Zie ook “De held met de duizend gezichten” van Joseph Campbell. Immanentie is de tegenpool van emanatie en leert dat God in alle dingen is. Zie Handelingen 17,27-28: “… Van niemand van ons is Hij ver weg, want in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij…”. En Efeziërs 4,6: “… God is ‘boven allen, door allen en in allen’…”. In ieder geval is de goddelijke kern, vonk of grond van de ziel een fundamenteel gegeven voor alle mystici. De quakers spreken van ‘innerlijk licht’. Zie ook de ‘steen der wijzen’ van de alchemisten. Hier loopt alle logica op stuk: “… We staan oog in oog met het ‘wonder der wonderen’, de meest reële en tegelijk meest mysterieuze religieuze ervaring…”. Op dit kruispunt ontmoet de mens zijn oorsprong: “… Hier worden de mystici verzekerd van Gods directe aanwezigheid in hen, evenals in het universum. Want volgens de leer van de immanentie is de schepping de zelfontwikkeling en zelfopenbaring van de inwonende God; een langzaam opvlammen van de goddelijke vonk die gloeit zowel in de kosmos als in de mens. Net als de wetenschap duiden de theologische theorieën van emanatie en immanentie op een dynamisch universum. We leven in een wereld in wording…”.

 

Het derde element

Bijzonder aan de christelijke theologie is dat ze een derde element, een ‘levende bemiddelaar’, biedt tussen de onuitsprekelijke God en de beperkte mens. Jezus, zowel God als mens, is de oplossing voor de puzzel waarmee vroeg of laat elke mysticus wordt geconfronteerd: hoe verzoen ik mijn innige, maar beperkte menselijke ervaring met de oneindige God? “… Een derde element is nodig om van egocentrische vervoering naar belangeloze, vruchtbare liefde te groeien…”. In Christus komen emanatie en immanentie samen. Het verschijnen van het diepere, spirituele besef in ons alledaagse bewustzijn wordt ‘wedergeboorte’ genoemd: “… De nieuwe geboorte heeft altijd plaats in ‘de stal waar de os van de instinctieve begeerte en de ezel van het vooroordeel’ (Jesaja 1,3) stampen. Hiermee begint het spirituele leven, zoals het tijdperk van het christendom aanving met de geboorte van Jezus…”. De leer van de oosterse ‘zelfvernietiging’ als het einde van de mystieke weg wordt door alle Europese mystici dan ook verworpen: “… Hun doel is niet de afschaffing van het leven, maar de intensivering en omvorming (transformatie) ervan…” (zie bijvoorbeeld Esther Baker - “Mijn weg van Boeddha naar Christus”). Daarom leidt bij westerse mystici de eenwording met God tot actie, niet tot passiviteit. In de mystiek wordt de disharmonie tussen God en mens tot een hogere eenheid gebracht. In de oorspronkelijke betekenis is het christendom universeel: “… Ze vindt waarheid in honderd verschillende religies en filosofieën, in het joodse en Indiase denken en het ‘heidense’ neoplatonisme en zegt: ‘Wat jullie vereren zonder het te kennen, dat kom ik verkondigen’ (Handelingen17,23). Haar namen voor God zijn meestal uit de antieke wereld overgenomen…”. Voor de oude Egyptenaren was Hij eveneens de Verlosser, voor de stoïcijnen Vader en Vriend. “… En de oude Griekse wijsgeer Heraclitus kende al het ‘activerende Vuur’ waarover Bonaventura en Machteld van Maagdenburg spreken…”.

 

Ontwaken

De mystieke persoonlijkheid gaat door een aantal fasen, waarvan je de eerste ‘ontwaken’ zou kunnen noemen. De spirituele intuïtie wordt wakker: “… Dit gebeuren is niet altijd hetzelfde als wat gewoonlijk onder een religieuze bekering wordt verstaan. Daarin gaat het meestal om de plotselinge, gevoelsmatige aanvaarding van theologische opvattingen die je eerder verworpen had of die geparkeerd stonden in de marge van je bestaan. Het ontwaken van het spirituele besef ontsluit daarentegen een hoger niveau van de werkelijkheid…”. In de meeste gevallen komt dit nieuwe bewustzijn plotseling, als van ‘de andere kant’, zoals bij Paulus. Toch zal er een lange periode van rusteloosheid, onzekerheid en stress aan vooraf zijn gegaan (zie William James). Underhill beschrijft een aantal voorbeelden van mystieke omkeer in de levens van Franciscus van Assisi, Catharina van Genua, Madame Guyon, Rulman Merswin, Heinrich Seuse, Blaise Pascal, Broeder Laurent en Rochard Rolle. Bij verschuivingen in het bewustzijnsniveau komen vaak visioenen, het horen van stemmen en het gevoel te zweven, levitaties, voor (ik vraag me plotseling af of dat laatste het geval was met Jezus en Petrus die ‘op het water liepen’). Deze mystieke ontwikkeling kan zich ook weer op twee manieren voordoen. Mensen beleven iets buiten dan wel binnen zichzelf. Hebben een transcendente of immanente Godservaring.

 

Loutering

De tweede fase kenmerkt zich door ‘loutering’. Er is een zoektocht en er is een doel. De weg die voor je ligt is er één van omvorming.  “… Ons hele leven beoordeelden we ons eigen kaarslichtje aan de hand van andere lichtjes. Nu zijn we eindelijk in de open lucht en zien de zon. Godskennis en zelfkennis gaan hand in hand…”. We zien een nepwereld, omdat we een nepleven leiden: “… Vooral jongeren, nog niet geconditioneerd door onze maatschappij, kunnen zich hiervan machteloos bewust worden. Dit wordt literair verbeeld in Holden Caulfield, de hoofdpersoon van J.D. Salingers ‘De vanger in het graan’…”. Door middel van loutering, zo niet ‘versterving’, proberen mystici deze schijnwereld te overstijgen: “… Dit thema inspireerde twee hoogtepunten in de spirituele en moderne literatuur: het autobiografische ‘De louteringsberg’ van de monnik Thomas Merton en de symfonische roman ‘De Toverberg’ van Thomas Mann. In ‘The Atlantic’ (jan. 1953) verklaart Mann dat zijn hoofdpersoon Hans Castorp ‘door de ervaring van ziekte en dood moest gaan om tot een hogere soort van geestelijke en lichamelijke gezondheid te komen’…”. De passie voor God maakt dat alles wat tussen God en de mens instaat, alles wat de ‘witte schittering van de eeuwigheid bezoedelt’, als wolken voor de zon moet verdwijnen. Het gaat om ‘onthechting’, want “… Niet liefde maar hebberigheid vergiftigt onze relatie met mensen en vermoeit de ziel. We verdelen de wereld in wat ‘van mij’ en ‘niet van mij’ is. Allerlei claims en begeerten zetten ons aan het tobben. We zijn de slaven van ons eigen bezit dat we aan een ketting met ons meeslepen…”. Even verder: “… Het maakt weinig uit of een vogel vastzit aan een dunne draad of een dik touw. Hij kan niet vliegen totdat die gebroken is…”. Geestelijke versterving legt in het brein nieuwe, neurale paden aan, wat een weerbarstig proces is (zie ook “Traumasporen” van prof. dr. Bessel van der Kolk). Het is een heftige strijd tussen je natuurlijke en spirituele bronnen van energie. In essentie is de ‘deugdendienst’ veel werk, omdat we met onszelf bezig blijven: ‘het zwoegen van een ezel’. Het is een soort van ‘afkicken’ van de verslaving aan het hier dikkere, daar dunnere web van illusies, die onze zintuigen ons voorschotelen. Maar ook aan deze oorlog komt een eind. Mystici kennen het omgekeerde perspectief. Niet zij werken, maar God werkt in hen (Romeinen 13,8). De groeiende beheersing van het dagelijkse bewustzijn door het spirituele besef neemt toe. Derhalve is de mens, heen en weer geslingerd tussen twee werelden, altijd in ‘wording’. Alleen God blijft onveranderlijk dezelfde.

 

Verlichting

De derde fase is die van de ‘verlichting’: ons bewustzijn wordt van onszelf naar God toegekeerd. “… Harmonieus dansen we om de Ene…”. Telkens komen de mystici terug op beelden die ‘licht’ suggereren: “… Dat is van een onuitsprekelijke schoonheid en vergezelt hun innerlijke omvorming. ‘Mateloos licht schijnt in mijn hart’, zingt Jacopone van Todi. ‘Zeldzaam licht, niet onder woorden te brengen’, schrijft Walt Whitman. ‘Het stromende licht van de godheid’, vertelt Machteld van Maagdenburg, die probeerde het verschil tussen haar wereld en die van ‘gewone mensen’ aan te geven. ‘Een levend Licht’, zegt Hildegard van Bingen over haar openbaringen. Een ‘ingegeven glans’, zegt Teresa, ‘een licht dat geen nacht kent en nergens door gehinderd wordt, zodat het altijd schijnt’. Over ‘het licht daarboven’, herhaalt Dante wanneer hij het over het wezen van God heeft, ‘kan ik slechts stamelen’…”. In het gedicht “Have you seen the light?” antwoordt Hans Andreus: “… Jawel, één buiten de klok / Getuimeld ogenblik / Heb ik het licht gezien, // Het onnoemelijke, / Met als gevolg / Drie dagen hoofdpijn / En een ik / Aan het bewijzen dat / het niet zo was…”. 

 

Stemmen en visioenen

Underhill besteedt een apart hoofdstuk aan stemmen en visioenen. Volgens haar hebben ze voor de mysticus dezelfde functie als schilderijen, gedichten en muzikale composities voor de kunstenaar. Ze zijn de creatieve expressie van een gedachte, gewaarwording of directe observatie. We moeten visioenen niet letterlijk nemen: “… Het gaat om symbolische voorstellingen, de manier waarop het onbewuste spirituele besef het bewustzijn aan de oppervlakte bereikt…”.  Een visioen is een beeld van een echte ervaring: “… Zoals een kunstenares met verf en doek een schilderij maakt, zo wordt een visioen spontaan gecreëerd met het ruwe materiaal dat de mysticus tot zijn beschikking heeft. Een schilderij is niet alleen het resultaat van het contact van een kwast met een doek, maar vooral van een creatief talent dat iets van schoonheid of waarheid opvangt. Zo is ook een mystiek visioen de vrucht van een levendig contact met de goddelijke werkelijkheid. Het is als het ware een schilderij waarmee de ziel aan het gewone bewustzijn haar extatische, onzegbare waarneming toont. Dat kan een visioen van het goede of kwade zijn, want geen van beide heeft hier het monopolie…”Even verder: “… De mysticus staat hier dichter bij de kunstenaar dan je zou denken. Beiden willen spontaan de onzichtbare Werkelijkheid in beelden van onze zintuiglijke wereld vertolken. Dat komt doordat ze een bepaalde mentale gesteldheid delen. Het broeden van de kunstenaar krijgt gemakkelijk een visionair karakter; gedachten worden beelden, geluiden of ritmes. Concrete beelden of creatieve harmonieën wellen op, zonder dat de wil eraan te pas komt. De schilder ‘ziet’ zijn nog niet geschilderde werk, de romanschrijver ‘hoort’ de gesprekken van zijn personages, de dichter ontvangt zijn woordritmes kant en klaar, de musicus luistert naar muziek, die ‘deuntjes zonder tonen speelt’. Hetzelfde geldt voor mystici. Diepe meditatie kan een beeldende of dramatische vorm krijgen. Het verlangde goddelijke bericht horen ze in hun hoofd. Vandaar dat de innerlijke stemmen en beeldende visioenen van bijvoorbeeld Seuse soms bijna niet verschillen van wat de kunstenaar hoort en ziet…”. Hoe kunnen we echte, transcendente visioenen van onechte verschijnselen onderscheiden? “… De stemmen en visioenen waardoor je nader tot God komt, zijn bronnen van energie, liefde en moed. Ze wijzen de weg en maken je in fysiek, mentaal of spiritueel opzicht gezonder. Andere stemmen en visioenen hebben dit effect niet. Ze komen voort uit het spelen met de schatten die je al had of, erger, kunnen de zieke dromen zijn van een actief, gevuld, maar rommelig onderbewustzijn…”.

 

Ontvankelijkheid

Toch hebben mystici het altijd over een uiteindelijke Werkelijkheid ‘zonder beeld’. Leegte. Stemmen en visioenen wijten ze aan menselijke zwakte. Een teken dat we onze zintuiglijke natuur nog niet helemaal hebben overstegen. In gebed  houdt een groeiende overgave een innerlijke terugtrekking in: van de rand van het bewustzijn naar het centrum, de bron, de grond van de ziel waar God en mens elkaar ontmoeten. “… Voor de meesten van ons ligt het diep  begraven onder de vuilnishoop van oppervlakkige interesses. Die rommel opruimen om bij de schatkamer te komen is een elementaire taak…”. Zie Etty Hillesum die het heeft over een ‘put’ waar ‘stenen en gruis’ voor ligt. De weg naar binnen vraagt oefening in diepe concentratie en bewustwording van de stilte die daar heerst. Door deze groeiende spirituele aandacht ga je op in iets groters: “… ontvankelijkheid is hier het wachtwoord…”. De ware stilte is een middel, geen doel. Ze wordt actief aanvaard, niet passief ondergaan. In alle eenvoud wordt een ontmoeting met God gezocht, niet de ontplooiing van jezelf. Op deze manier wordt een diep mystiek besef naar de oppervlakte gehaald en bruikbaar gemaakt voor het dagelijks leven. Weliswaar blijft deze mogelijkheid bij de meeste mensen onontwikkeld.

 

Het ontzagwekkende en fascinerende mysterie

‘Waarover we niet kunnen spreken, moeten we zwijgen’, stelde de denker Ludwig Wittgenstein. Toch hebben diverse mystici geprobeerd de onbeschrijflijke flitsen van eenheid met het Al onder woorden te brengen: “… zelfs de grootste contemplerende mysticus kan de schittering van dat ontzaglijke visioen slechts even verdragen…”. Soms vertellen mystici dat ze door het duister naar het licht gaan, anderen hebben het over een ‘weldadig donker’ en een ‘peilloze afgrond’. De ene metafoor is bevestigend, de ander ontkennend, als in een gedurfde paradox. “… Deze onderzoekers van het Oneindige grijpen naar een taal die grote, grenzeloze ruimtes uitdrukt…”. Altijd gaat het om een verlies van het ‘ik’. De veelheid en verdeeldheid lost op in eenheid. “… Het zijn verslagen van hun verrukte eenwording met een zichzelf gevende, absolute Werkelijkheid. De berichten stemmen met elkaar overeen, wat duidelijk maakt dat deze mystici in hetzelfde land zijn geweest en dezelfde spirituele ervaring hadden…”. Sommige mystici getuigen van een ‘liefde die alle vrees uitsluit’ (1 Johannes 4,18). De werkelijkheid blijkt een Persoon, niet een toestand, waarin de mysticus zich verliest. Anderen hebben het over een ‘goddelijke wildernis’ zoals de dichter en toneelschrijver Maurice Maeterlinck: “… Hier staan we plotseling aan de grenzen van het menselijk denken, ver voorbij de poolcirkel van het verstand. Het is hier intens koud en donker en toch is er niets dan vlammen en licht. Maar voor hen die hier komen zonder hun ziel in deze nieuwe waarneming te hebben getraind, zijn dat licht en die vlammen zo donker en koud alsof ze geschilderd waren. We zijn hier bezig met de meest veeleisende wetenschap: met het onderzoeken van de steile, onherbergzame kaap van het goddelijke ‘Ken uzelf’. En de middernachtzon heerst over die woelige zee, waarin de geest van de mens vermengd wordt met de geest van God…”. Hier loopt het denken stuk, wat een noodzakelijk aspect is van de pelgrimstocht naar de absolute God: “… Het ‘ontzagwekkende en fascinerende mysterie’ kunnen we niet kennen met het hart, zolang we niet accepteren dat het onkenbaar is voor het verstand. Met Dionysius dienen we ‘de werken van het intellect’ opzij te schuiven…”. De Tsjechische priester Tomàs Halík schrijft dat mensen die tot de conclusie komen dat God ‘niet bestaat’, beter kunnen zeggen dat hun voorstelling van God ‘niet werkt’: “… Een God die in overeenstemming met de menselijke opvattingen werkt, ‘bestaat’ inderdaad ‘niet’…”.

 

Extase

Underhill behandelt op een gedegen manier het fenomeen trance of vervoering. De classicus en psycholoog F.W.H. Myers: “… Het bewijs van zoiets als extase is sterker dan dat voor welk religieus verschijnsel ook. Van alle subjectieve religieuze ervaringen is extase het duidelijkst aangetoond – misschien voor de psycholoog wel het meest overtuigend. Die is niet beperkt tot een bepaalde religie. Van de medicijnman van de oude stammen tot aan Johannes, Petrus en Paulus; van Boeddha tot Mohammed hebben we gegevens die in moreel en intellectueel opzicht wel erg uiteenlopen, maar psychologisch in wezen op hetzelfde neerkomen…”. Een en ander kan gepaard gaan met verstijfde ledematen, een verlaagde lichaamstemperatuur en vertraagde ademhaling. “… Plotselinge, onbeheersbare invloeden vanuit het onbewuste leiden tot psychische verstoringen, zoals bij de bijbelse profeten (1 Samuel 10, 5-6), componisten of dichters. Zulke vervoeringen kunnen je leven en werk bijzonder verrijken. Maar ze zijn uitzonderlijk en behoren niet wezenlijk tot het mystieke leven. Er blijkt vooral uit dat er een disharmonie bestaat tussen enerzijds je psychische en fysieke gesteldheid, en anderzijds het spirituele besef…”. Even verder: “… Onbewuste gewaarwordingen roeren zich hevig en ontregelen het alledaagse bewustzijn; ze overweldigen de wil en leiden tot een trance…”. Ik moest ook denken aan Karen Armstrong die in “Het evangelie volgens de vrouw” vertelt dat de Romeinen niet naar de christelijke martelaars gingen kijken omdat ze bloed wilden zien, maar omdat ze geen pijn leken te voelen.

 

De donkere nacht van de ziel

De fase van verlichting roept onvermijdelijk haar tegenpool op: “… De intense overtuiging dat we het doel van onze zoektocht hebben gevonden, wordt ondermijnd door psychische vermoeidheid en we tuimelen het duister in, dat ‘de donkere nacht van de ziel’ wordt genoemd. We beseffen dat we blijvend gescheiden zijn van God met wie we ons niet kunnen verenigen. ‘We luisteren het duister in, wachten’ (Esther Naomi Perquin)…”. Vaak steekt een geestelijke en morele chaos de kop op, die te maken heeft met een overgangssituatie. Allerlei ‘beproevingen’ en ‘uiterlijke en innerlijke kruisen’ duiden erop dat we in disharmonie zijn met de bubbel waarin we leven. Alsof we zowel door deze wereld als de komende belaagd worden. Underhill heeft het over ‘groeipijn’. ‘De Geest beweegt in cirkels’, merkt kerkvader Hiëronymus op aangaande deze spirituele slingerbeweging. “… Pas wanneer we totaal niet meer aan onszelf denken, zelfs niet in negatieve zin; wanneer we zelfs geen ‘ik’ meer hebben dat naar een godservaring verlangt, is de harmonie bereikt…”. Dit is het doel van de mystieke weg, de blijvende toestand van evenwicht waar je naartoe beweegt – of liever: ploetert. Het gaat om volledige overgave: “… Het ‘jouw wil geschiede’ markeert de dood van het ‘ik’, omwille van nieuw en dieper leven…”.

 

Domweg gelukkig, in de Dapperstraat

Wanneer het primitieve ‘ik’ door God is vervangen, ben je eindelijk echt vrij. De mysticus is niet volmaakt, maar ‘vol’ van God. Om het met de woorden van Piccarda Donati te zeggen: “… Zijn wil is onze vrede…”. De mysticus die tot volledig besef van de Werkelijkheid is gekomen, voltooit de cirkel en keert terug naar het begin om de wereld te verrijken. Zie bijvoorbeeld Bernard van Clairvaux, Jeanne d’Arc, Catharina van Siena, Ignatius van Loyola,  George Fox, Moeder Teresa, Dietrich Bonhoeffer, Titus Brandsma, Mahatma Gandhi en Desmond Tutu. “… Wanneer we ons ervoor openstellen, zal de energie van Gods liefde ons leven versterken. Dat is wat de mystici laten zien…”. Boven alles ervaren mystici in zich het ‘eeuwige leven’. De kiem van dit transcendente leven is in ieder van ons latent aanwezig. Het hoort eenvoudig bij ons mens-zijn. We hebben allemaal in meer of mindere mate een talent voor mystiek. Maar uiteindelijk is het God zelf die ons als een magneet naar eenwording met Hem trekt. “Mystiek. Hoe God werkt in de mens” eindigt met een historisch overzicht van bekende mystici en een uitgebreide literatuurlijst. Suurmond: “… Los van Dante en Blake, noemt Underhill vrijwel geen kunstenaars. De helderheid van een Johannes Vermeer of Bach en de speelse diepte van Mozart zou ze waarschijnlijk gelijkgesteld hebben aan de poëzie van mystieke dichters. Met andere woorden, hun kunst heeft wel een mystieke dimensie maar of ze ook van hun eigen leven een kunstwerk maakten, door de hele mystieke weg te gaan, is onduidelijk…”. Even verder: “… Andere mystieke dichters of dichtende mystici zijn o.m. Kahlil Gibran, R.S. Thomas, T.S. Eliot met zijn ‘Four Quartets’, Paul Celan, Czeslaw Milosz, Wislawa Symborska, Ernesto Cardenal, Lars Gustafsson, Les Murray en, in Nederland, Lucebert, Hans Favery, Gerrit Achterberg, Ida Gerhardt, C.O. Jellema en Vasalis. Van de romanschrijvers moeten, onder velen, in elk geval Tolstoi en Dostojevski worden genoemd. Hetzelfde geldt voor de componisten Gurdjieff, Poulenc, Ligeti, Arvo Pärt en John Tavener. In de popmuziek herkennen we mystieke inspiratie bij onder meer Leonard Cohen, Bob Dylan en de groep U2…”.

 

Uitgave: Skandalon – 2022, vertaling Jean-Jaques Suurmond, 512 blz., ISBN 978 949 322 026 3, € 32,99

Rechtstreeks bestellen bij bol.com: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten