Menu

zaterdag 3 januari 2015

De bijen – Laline Paull


“De bijen”, het fantasy-debuut van toneel- en scenarioschrijfster Laline Paull (studeerde Engels in Oxford) trekt je de vreemde wereld van een bijenkast - steeds vertaalt als ‘huif’ - in, waar iedereen zich geacht wordt te voegen in een strikt hiërarchisch regime onder het te pas en te onpas gescandeerde motto ‘aanvaard, gehoorzaam, dien’. Het is een verre van vrolijke wereld. De roman heeft een beetje weg van beschreven dystopieën (vreselijke samenlevingen waar niemand zou willen leven - het tegenovergestelde van utopieën – de auteurs hebben meestal de intentie te waarschuwen voor bepaalde politieke konsekwenties) zoals in “Brave New World” van Aldous Huxley of “1984” van George Orwell. Het punt met fantasy is dat er, volgens mij, zoveel werkelijkheid in moet zitten dat de lezer zich er nog wel in kan verplaatsen en bij betrokken voelen: “De bijen” zit op het randje…

Kennis produceert slechts pijn

Ik las dat Laline Paull van Indiase afkomst is. Misschien verklaart dat het rigide kastensysteem dat ze opvoert in de bijengemeenschap waar Flora 717 op de onderste sport van de ladder ter wereld komt: als werkster. Haar clan wordt geacht kapotte cellen schoon te schrobben, pakken vuile was weg te dragen en de doden op te ruimen. Onttrekken de sibbezusters zich aan hun taak, dan worden ze zonder meer door de ordepolitie om zeep geholpen: “… van de dood komt eeuwig leven..”. Als Flora uit haar broedcel breekt komen er gelijk agenten op haar af - ze ziet er nogal verdacht uit. Misvorming is slecht en niet toegestaan. En Flora is uitzonderlijk groot, weerzinwekkend lelijk en heeft een tong waardoor ze bovendien kan praten. Gelukkig is er een priesteres in de buurt, zuster Salvia, die haar een druppel honing geeft waar ze ongelooflijk van opkikkert, en haar eerst wil uittesten. Vervolgens belandt de lezer in een exeptionele wereld waarin gecommuniceerd wordt door middel van geursnoeren, luchtstromen, elektrische schokken, feromoonsignalen en vloertrillingen die via allerlei frequenties gedachten en energie doorgeven. Bijen wikkelen zich in reukcapes en tasten elkaars antennes af om informatie dan wel disinformatie op te nemen. En dan zijn er nog de van verwaandheid naast hun schoenen lopende darren. Arrogante prinsen die het weinige nectar dat er is opslempen - er gaan geruchten over regen die het seizoen bederft, over bloemen die ongeboren afvallen en veldbijen die uit de lucht storten terwijl niemand weet waarom - en door de hysterisch adorerende dames maar liefst worden aangeduid als ‘Zijne Edele Manheden’. Flora is zo verbluft door alles wat haar overkomt dat ze niet antwoordt op de vraag of ze ook begrijpt wat ze voelt (en dat doet ze!). Volgens de priesteres produceert kennis in haar geval slechts pijn.

Mijn vervloekte zonde die ik liefheb

Flora blijkt baby’s te kunnen voeden, een ongekend talent voor een schoonmaakster, maar in tijden van voedselschaarste een getolereerd verschijnsel. Heer Linde, een nogal zielig darretje, maakt jacht op haar. Ze vliegt kadavers naar buiten. Ze weert met succes een aanval van een wesp af, en als dank mag ze de Heilige Moeder - die iedereen op de been houdt met haar aroma van goddelijke koninginneliefde – ontmoeten. Als de veldbijen getroffen worden door een enge ziekte wordt Flora er op uit gestuurd om de besmettingshaard te vinden, want ze kan net zo goed vliegen als zij. Er is sprake van ‘giftige regen’, door een ‘metalen boom’ (zendmast) raakt het oriëntatievermogen van de bijen ontregeld, snelwegen worden ‘teeraders’ en ‘stinkende grijze lijnen’ genoemd. Flora geeft informatie uit de buitenwereld door aan andere bijen door op een pulserende mozaïekvloer vol gebedstegels te dansen. Ze is een heldin en een misdadigster tegelijk want het erge van al: ze legt eieren (“... mijn vervloekte zonde die ik liefheb…”). En alleen de Onsterfelijke Moeder mag broeden. Heilig is haar schoot. Als tijdens een penitentieritueel, waarin levende bijen worden geofferd om voor schijnbare zonden te boeten, een oude bij er achter komt dat ze nakroost op de wereld heeft gezet, knakt Flora haar kop. Ik zei al: zo leuk is die bijenkolonie niet. Het is eten of gegeten worden (puur natuur, dus). Haar avonturen zijn voortdurend in religieuze taal gegoten. Buiten moeten de bijen zelf denken, binnen heeft de Huifgeest het voor het zeggen. De bijen zien zichzelf als ‘het Uitverkoren Volk’. Er wordt gegroet met: ‘Ga met Moeder’. Er wordt gesproken over ‘het sacrament van de geboorte’. Er is sprake van een ‘catechismus’ waarin voor ieder probleem een oplossing is te vinden. Als een oude imker met blote benen en gehuld in een ochtendjas de honingraten komt legen heet dat ‘de Visitatie’. In tijden van gevaar wordt er gevast en declameren de bijen het Koninginnegebed, dat begint met de aanroep ‘Onze Moeder…’. De Koningin over vergeving: “… ‘Dochters,’sprak ze. ‘Geef Ons jullie schaamte en jullie zonden en Wij zullen ze wegwassen met onze liefde. Geef ons jullie verdriet, jullie schuld, jullie geheimen en Wij zullen jullie een verhaal vertellen om jullie vleugels te verheffen en jullie hart met vreugde te vullen.’…”. De grootste rivalen van de bijen zijn de spinnen die tegen de winter opduiken en hen in hun webben trachten te lokken. Ze hebben magische kennis. Voor iedere voorspelling vragen ze een bijenlichaam. Gewone vliegen worden ‘idioten’ genoemd. Op een zeker moment gaan de darren te ver in hun gulzigheid, vadsigheid, luiheid, gebral over seks en liefde, en beledigingen aan het adres van de koningin, en worden ze allemaal in een razende aanval van vrouwtjes vermoord. Ook tussen de kasten onderling breekt er een venijnige machtstrijd uit. Het boek is doorspekt met genieuze beeldtaal: de hemel jammert, de lucht buldert, de boomgaard "... bestookte met zwarte takken een witte lucht...", waarvan het gekke is dat dat pas bij de tweede keer lezen tot me doordrong, omdat ik het tijdens de eerste keer veels te druk had om mij mentaal op het bijenuniversum af te stemmen .

The murmer of a Bee, A Withcraft, yieldeth me

“De bijen” leest een beetje als een kruising tussen “Het verhaal van de dienstmaagd”, een science-fictionroman van Margaret Atwood waarin vrouwen in een soort theocratische ideaalstaat totaal ondergeschikt zijn aan de ‘bevelhebber’, en alleen bruikbaar zijn om kinderen op de wereld te zetten (net andersom als in “De bijen”, Atwood schreef het verhaal in 1987, dus had nog nooit over ISIS of wat dan ook gehoord), en de debuutroman “De mieren” van Bernard Werber, een verhaal over een mierenkolonie. Ik ben geen bioloog; of “De bijen” wetenschappelijk verantwoord is weet ik niet. De roman deed me vooral aan Emily Dickinson denken, die gefascineerd was door bijen. Haar gedichten symboliseren een soort afvalligheid of ketterij waar ook Flora mee behept is: “… His oriental heresies / Ex hilarate the bee / And filling al, the Earth and sky / With gay apostasy…”. Ook bij haar die religieuze ondertoon: “… In the name of the Bee / And of the Butterfly / And of the Breeze / Amen! …”. Aan het eind van “De bijen” komt een merkwaardig en blijkbaar wijd verspreid bijgeloof ter sprake, dat ik ook in de Nederlandse roman "Achtendertig nachten" van Janne IJmker tegenkwam: een man klopt drie keer op de (inmiddels verlaten, want de bijen zijn gaan zwermen) bijenkast en vertelt dat zijn vader, de oude imker, dood is. De bijen schijnen dat te moeten weten.
Wat “De bijen” betreft , sluit ik mij aan bij de woorden van Emily Dickinson: “… The murmer of a Bee, A Withcraft / yieldith me…”; beter kan het niet gezegd.

Uitgave: Cargo – 2014, vertaling Hien Montijn, 366 blz., ISBN 978 902 348 903 0, €19,90
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten