Menu

zondag 27 mei 2012

Bevrijdende liefde – Francine Rivers


Eindelijk heb ik hem dan uit: “Bevrijdende liefde”, een klassieker in de christelijke boekenwereld. Al 15 jaar oud, en in die 15 jaar ben ik er zeker 15 keer aan begonnen, om hem 15 keer weg te leggen. Waarom? “Bevrijdende liefde” is zieliger dan zielig; en ik kan niét tegen zielig. Ik lees de hardste crimi’s. Al worden er handen en voeten afgehakt en spuit het bloed tegen het plafond: ik lees gezellig verder. Maar “Bevrijdende liefde” is gewoon verschrikkelijk. Alleen “Alleen op de wereld” is erger. Echter; als gerenomeerde christelijke boekenwurm moet ik toch zeker op zijn minst kunnen meepraten over iemand als Francine Rivers?!

Voor degenen die niets hebben met het christelijke boek: ik denk dat je “Bevrijdende liefde” kunt zien als de christelijke tegenhanger van de internationale bestseller “Lelieblank, scharlaken rood” (Michel Faber), over een negentienjarige prostituee die het voor elkaar krijgt in het Londen van 1875 lichaam en ziel de goot uit te tillen. Ook zo’n boek dat al een half jaar onder mijn bed ligt.

“Bevrijdende liefde” is het hartverscheurende verhaal over de beschadigde en misbruikte Angel, een klein meisje dat op achtjarige leeftijd (sic!) wordt verkocht aan een duivelse pooier, die haar klaarstoomt voor de prostitutie. Anno 1850 is in Californië de goldrush op zijn hoogtepunt. Duizenden gelukzoekers bivakkeren in kampen die uit het niets opduiken. Veel eenzame mannen brengen het weinige goud dat ze vinden gedachteloos naar de bordelen. In één van die tenten werkt de meest opzienbarende schoonheid aller tijden: Angel. Want daar is Francine Rivers toch wel een meester in: de romantische overdrijving. In Angel’s leven is het niet een beetje fout gegaan; nee, fouter is niet mogelijk. Ze is niet gewoon mooi, nee, de heren sterven bijna aan een hartstilstand als ze haar zien. Er komt een man op haar pad, die niet gewoon een goeie vent is, nee, hij is zo volmaakt dat het niet volmaakter kan: groot, sterk, mooi, slank waar hij slank moet zijn, breed waar hij breed moet zijn, en zo liefdevol en begripsvol en betrouwbaar en wijs dat het bijna niet om uit te houden is – daarom heb ik dit boek steeds weggelegd!

Deze man luistert naar de stem van God, die hem opdraagt met Angel te trouwen. Hij heet Hosea, en is gebaseerd op de profeet Hosea uit de Bijbel. Ik heb het nog eens nagelezen. Inderdaad wordt Hosea in het gelijknamige Bijbelboek opgedragen te trouwen met een hoer, maar verder is het een vaag en duister verhaal. De Nieuwe Bijbelvertaling: “… Het centrale thema van het boek is de relatie tussen God en Israël. Deze relatie wordt in de tekst meestal voorgesteld als een liefdesrelatie, waarin de vrouw (Israël) ontrouw is aan de man (God). De ontrouw van Israël komt tot uiting in de verering van afgoden, in sociaal onrecht en in het vertrouwen op de buitenlandse mogendheden Assyrië en Egypte. God maakt zijn geliefde veel verwijten, maar ondanks alles blijft hij van Israël houden en probeert hij haar terug te winnen. De functie van het boek is de hoorders op te roepen tot inkeer en volledige toewijding aan God…”.
Met eindeloos geduld tracht Hosea Angel’s mannenhaat te overwinnen. Vier keer loopt ze bij hem weg, terwijl ze het nergens beter kan hebben dan bij hem. Angel’s pijn wordt tot in het merg van je botten voelbaar – haar kwellingen worden jouw kwellingen – haar angsten jouw angsten.
Waar ik wel mee blijf zitten: Angel is slachtoffer van haar omstandigheden. Dat kun je van de hoer uit het Bijbelboek niet zeggen – volgens mij.

Uiteindelijk eindigt het boek met dat Angel vrijwillig terugkeert naar Hosea. Het lijkt wel een film met Sophie Hilbrand. Hij is bezig op zijn land. Als hij opkijkt ziet hij zijn geliefde op hem afkomen, terwijl ze zich stuk voor stuk van haar kleding ontdoet, om uiteindelijk naakt voor hem te staan.Romantischer en hartstochtelijker kan toch niet?
Omdat seks in de christelijke cultuur toch wat moeilijk ligt, wordt het vaak van de problematische kant beschreven. Alsof het dan ineens wél bespreekbaar is. Het mooie is dat Francine Rivers daar geen last van heeft. Naast al het misbruik laat ze op een uitbundige manier de goede en veilige liefde zegevieren. Prima boodschap dus voor alle orthodox-christelijke meiden in Nederland: seks met je geliefde is mooi en heerlijk.

Francine Rivers heeft met “Bevrijdende liefde” een duizelingwekkend romantisch verhaal geschreven. Het is denk ik belangrijk te beseffen dat deze beschrijving van de liefde totaal vrouwelijk is. Psycholoog Paul Verhaeghe schrijft hier in “Liefde in tijden van eenzaamheid” het volgende over:
“… Vrouwelijke visuele pornografie, als tegenhanger van de mannelijke, bestaat er nauwelijks en is hoogstens een randverschijnsel van een bepaalde vorm van feminisme. De literaire erotische verhalen ‘door vrouwen, voor vrouwen’ die om de zoveel tijd met veel poeha op de markt gegooid worden, vinden vermoedelijk vooral mannelijke lezers en worden waarschijnlijk vaak genoeg door mannen geproduceerd. Zelfs Anaïs Nin schreef haar erotische verhalen om den brode, in opdracht van een man en paste ze aan in functie van smaak. Nee, als we bij de vrouw de eigenlijke tegenhanger van de mainstream mannelijke porno willen vinden, moeten we op zoek gaan naar iets radicaal anders. Zodra we dit inzien vinden we vrij snel wat we zoeken, in dezelfde krantenkiosken die ook de mannelijke porno slijten: de boekjes voor de vrouw, genre Bouquetreeks, Hartenlijn, Madelief. De oplages van dergelijke stationsromannetjes zijn wereldwijd duizelingwekkend en doen elke rechtgeaarde literator groen uitslaan van afgunst. De verhalen zijn even stereotiep als hun mannelijke tegenhangers, zij het met volledig andere accenten. Een ‘thirty something’ vrouw, die net een ongelukkige liefde achter de rug heeft, gaat als nanny werken bij een filmregisseur (of dokter, of directeur, etc.) wiens vrouw zopas gestorven is. Ze neemt de zorg op zich voor de twee kleine kinderen van haar nieuwe baas. Ondanks een aanvankelijke antipathie wordt ze verliefd op hem, maar helaas is hij verliefd op een actrice die hem eigenlijk alleen maar gebruikt voor haar carrière. Na veel misverstanden ontdekken ze dat ze van elkaar houden, enzovoort. De vrouwelijke erotiek die in zulke verhalen speelt, is nauwelijks visueel, nooit genitaal gericht en zonder duidelijk eindpunt, maar duurt voort in een tijdloos interval. De man die geschetst wordt, als kern van de vrouwelijke fantasie, is steeds een bijzondere man. Geen bijzonder mooie man, maar wel een man met een bijzonder mooie positie. Door de verschillende variaties waarmee deze man in de liefdesroman ten tonele wordt gevoerd heen, blijven niettemin een aantal dingen constant. Hij is niet gebonden door een actuele liefde, hij is ook veeleer teruggetrokken, hij moet als het ware veroverd worden. Meestal snapt hij eerst niet dat zij, de heldin van het verhaal, de ware is voor hem, maar zodra hij op haar verliefd wordt, wil hij alles doen om die liefde voor eeuwig te laten duren; dat levert de nodige moeilijkheden op – en daar gaat het boekje dan over. Voor zover seks er al aan te pas komt, is dat vooral een onderdeel van de romance, nooit het hoofddoel. Een dergelijke man is de perfecte projectie van wat de vrouw zelf verlangt, net zoals de seksbeluste vrouw de perfecte projectie is van de verlangens van de man. Bijgevolg zijn de wederzijdse fantasieën niet inruilbaar. Een vrouw snapt niet wat haar man ‘ziet’ in porno: het is altijd hetzelfde. Een man snapt niet wat zijn vrouw in die verhaaltjes vindt: het is altijd hetzelfde…”.

Zo, waarvan akte. Dat wilde ik maar even gezegd hebben. Ik moest onmiddellijk denken aan “De Tuinfluitertrilogie”. Ik denk dat het in 99,9 procent van de gevallen waar is wat Paul Verhaeghe oppert. Het verrassende is dat voor gelovigen dus alleen de vrouwelijke liefdesfantasie toelaatbaar is: porno is uit de boze… Misschien heeft de SGP dan toch gelijk. Ze zegt dat ondanks de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, vrouwen nergens beter tot hun recht komen als bij hen. Moet daar toch nog eens over nadenken :))).
Enfin; voortaan kan ik dus alle liefdesromans laten liggen - ik weet toch al hoe het afloopt. Dat betekent dan een mooie reductie van het overweldigende boekenaanbod.
Tijd voor het echte werk…

“Bevrijdende liefde” is voor €22,95 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).

Uitgave: Voorhoeve - 2000

zondag 13 mei 2012

Het familieportret – Jenna Blum


Zag “Het familieportret” bij een vriendin in de kast staan: het meest verkochte boek van 2011 en nog steeds niet uit de top-20 weg te slaan. En dat als ‘slow burner’ (stil succes), dus enkel door mond-op-mond reclame. Hoog tijd dat ik het eens zou lezen. Heb het gelijk achterover gedrukt.

Gaat over een moeder-dochterrelatie. Dochter, hoogleraar Duitse geschiedenis aan een universiteit in de V.S., is geobsedeerd door een oude foto waarop zij als peuter op schoot zit bij haar moeder, met achter hen een onbekende man in SS-uniform. Is dat haar vader? Haar Duitse moeder zwijgt al vijftig jaar in alle talen over wat er ooit allemaal gebeurd is. De lezer krijgt het verhaal van die moeder, Anna, in flashbacks, echter wél voorgeschoteld. Hier is dus met recht sprake van wat je noemt: een ‘auctoriale’, een ‘alleswetende’ verteller.

Anna’s geschiedenis begint met dat ze met de hond van haar vader (moeder is overleden), een vadsige teckel die dreigt te stikken doordat iets zijn luchtpijp verstopt, naar de dichtstbijzijnde huisarts rent, om zijn leven te redden. Blijkt een hele leuke dokter te zijn, en wat haalt hij uit de keel van het dier: een stuk maandverband. Jawel. Ik dacht even dat ik in de bouquetreeks was beland. Van alles wat zo’n beest ingeslikt zou kunnen hebben, uitgerekend maandverband… Echter: niets menselijks is die huisarts vreemd, en de beschaamde Anna is zo mooi, dat de meeste mannen die ze tegenkomt bijna omvallen: dus daar komt een relatie van. Het zou een prachtig sprookje kunnen zijn ware het niet dat het anno domino 1939 is, de plaats van gebeuren: Weimar, de vader: een lompe nazi en de arts: een joodse man. Anna laat hem stiekem onderduiken in haar eigen huis. En eindelijk, eindelijk (we zijn inmiddels op blz. 53) durft hij haar op een dag op de trap te zoenen, en met zo’n heftigheid haar jurk open te rukken dat “… de knopen eraf springen en worden verstrooid op de treden…”. In het NRC van 16 januari 2012 luidt de titel van een artikeltje over dit boek dan ook niet voor niets: “Liefdesroman of Holocaustkitsch?”.

Eerlijk is eerlijk: hiermee houdt de clichématigheid eigenlijk wel zo’n beetje op en ontrolt zich een razend spannend en vooral ook zeer makkelijk leesbaar verhaal met soms zelfs opvallend verrassende beeldtaal: “… Hoewel voor de Duitsers ‘stunde null’ is aangebroken en zij de tektonische platen van hun leven in nieuwe, onherkenbare patronen schuiven, …”, en dit, over traumatische herinneringen: “… Anna is niet de enige die geplaagd wordt door dergelijke beelden; in hun constante gesmeek om aandacht ellebogen deze hardnekkige verschijningen zich langs de realiteit. Ze heeft anderen gezien, inwoners van Weimar net zo goed als Amerikaanse soldaten, die op het midden van de weg als een klok stilstonden en niet naar iets voor hun ogen staarden, maar naar iets wat zich voor hun geestesoog afspeelde. De wetenschap dat zij niet de enige is, biedt weinig troost en dit jubelende voorjaarsvertoon is niet te vertrouwen. Het leven is een geglazuurde taart gemaakt van wormen (Anna is bakker)….”, of dit, over haar eenzelvigheid: “… Als Anna, de meest teruggetrokken vrouw aller vrouwen, gedwongen zou worden om als klap op de vuurpijl een kamergenoot te verdragen (in een verzorgingstehuis), zou ze volgens Trudy (haar dochter) het glas in de badkamer breken en op haar gemak alle stukjes opeten…".

Op een dag komt Anna thuis en is haar arts verdwenen, waarschijnlijk door toedoen van haar vader. Ze ontvlucht haar ouderlijk huis en vindt onderdak in een bakkerij, waar ze een kindje ter wereld brengt: Trudy. Ze weet alles van het nabijgelegen concentratiekamp Dachau, gaat zich samen met de bazin van de bakkerij bezig houden met het verzet - een levensgevaarlijke onderneming die de laatste met een liquidatie bekoopt, en Anna in de macht brengt van hauptsturmführer Von Schöner. Zij mag leven: in ruil voor seks. De man heeft haar volkomen in de tang, doet met haar wat hij wil, en dat wordt allemaal zeer ‘plastisch’ omschreven, zal ik maar zeggen. Is dat nu nodig voor dit verhaal, vragen sommige recensenten zich af. “Seks sells”; denk ik dan maar. In dit boek net zo goed als in iedere flutroman of hoog literair genre à la Giphart. Kijk maar naar de verkoopcijfers. Ik heb me er ook niet aan geërgerd. Ik denk dat dit het universele verhaal is van alle vrouwen die overal, in allerlei omstandigheden en over de hele wereld, onderdrukt worden door mannen. Misschien brengt seks zo-bij-zo altijd wel een element van 'macht' met zich mee. Het verhaal vertelt vanuit de vrouwelijke beleving, wat ik alleen maar toejuich, omdat dat naar mijn idee veels te weinig gebeurt.
Bovendien: Anna is niet totaal machteloos. Die hauptsturmführer is zo verslaafd aan haar lichaam dat ze hem op de een of andere manier ook weer in haar macht heeft. Ze gebruikt die macht net zo goed: terwijl de rest van Weimar omkomt van de honger, heeft zij het in het begin redelijk goed door alle spullen die haar minnaar meebrengt. Iets wat de stadsbewoners haar hoogst kwalijk nemen aan het eind van de oorlog. Terwijl ze haar belagen wordt ze ‘gered’ door een Amerikaanse soldaat die haar meeneemt naar zijn boerderij in Minneapolis. Later, in een heftige confrontatie met haar dochter, zegt ze: “…Ik deed het allemaal voor jou…”.

Aan het eind van het boek worden er indringende lezersvragen gesteld in de trant van ‘wat zou jij hebben gedaan?’. Daar kun je best een poosje over nadenken. Natuurlijk is de situatie van Anna onvoorstelbaar, maar ik maak mij geen illusies. Ik denk dat ik heel wat, er zo niet alles voor over zou hebben, om mijn ‘vege lijf te redden’. Ik moest aan die geïdealiseerde rooms-katholieke heiligenlegendes denken waarin vrome maagden zichzelf laten opspietsen om hun eer te bewaren. Dat slaat toch helemaal nergens op; zo zitten we niet in elkaar. Tenminste; ik niet. Ik denk dat ik mijn godsdienstige principes al heel gauw aan mijn laars zou lappen.

Voor haar werk interviewt Trudy Duitsers. Vraagt hen hoe ze de oorlog hebben verwerkt (de schrijfster heeft in het echt ook interviews afgenomen voor de Shoah Foundation van Steven Spielberg). Allerlei zienswijzen passeren de revue. Iedereen kampt met schuldgevoelens na de oorlog. Niets is zwart-wit: “… Rainier (een geliefde van Trudy) buigt zijn hoofd. Hij blijft even zo zitten en staart naar het tapijt. Dan wendt hij zich tot Trudy. ‘Dus je ziet,’ zegt hij zacht, ‘we schamen ons allemaal wel op de een of andere manier. Wie van ons is niet besmet door het verleden?’…”.
Tijdens die interviews komt Trudy iemand tegen die de oorlog heeft overleefd dankzij de heldendaden van haar moeder, en zo komt ze er alsnog achter dat zij de dochter is van een omgekomen joodse arts. Ze kan opgelucht ademhalen. Eind goed, al goed, zou je denken – alhoewel niet helemaal: Trudy blijkt geen relatie aan te kunnen. En haar collega doet nog wel zo haar best: “… Na Trudy’s scheiding heeft de goedbedoelende Ruth, die ontzettend graag wilde dat Trudy hertrouwde, haar een tijd lang aan een reeks potentiële huwelijkskandidaten voorgesteld. En Trudy heeft een tijdje meegespeeld, zich door eindeloze etentjes heen geslagen, waar ze altijd werd neergezet naast de beschikbare vrijgezel die Ruth weer tevoorschijn had weten te toveren – het maakte niet uit of die opgeblazen, kalend, dik of blufferig was, als hij maar ademhaalde en vrijgezel was…”. Tsja… Ook voor Anna is het onmogelijk haar Amerikaanse echtgenoot onbelemmerd te beminnen. Als een spook schuift de obersturmführer steeds tussen hen in. Ze denkt dat hij haar vermogen om lief te hebben voorgoed heeft verwoest. In ieder geval is Anna niet meer in staat zich aan wie dan ook te hechten.

Iemand had het in dit verband in een bespreking over het Stockholmsyndroom: het psychologische gegeven dat je van je belager gaat houden. Ik weet het niet. Dit is natuurlijk een heel heftige situatie. Wat ik wel denk is dat meiden/vrouwen in onze cultuur veels te makkelijk en naïef over seksuele relaties denken. Seks gaat je niet in de koude kleren zitten. Hoe jij nu met je seksuele contacten omgaat, heeft invloed op je contacten later. Ik herinner mij een column in de Volkskrant waarin Ronald Giphart schrijft dat mannen aan het eind van hun leven zeggen dat ze spijt hebben van de kansen op seks die ze hebben laten lopen, terwijl vrouwen zeggen dat ze spijt hebben van die keren waarop ze seks hebben gehad met anderen dan hun geliefde. Dat bracht mij weer bij een stukje uit de Bijbel. Heb je haar weer met die Bijbel, hoor ik sommigen al roepen. Ik ben nu eenmaal christen; voor mij is de Bijbel belangrijk – ik denk gewoon dat bepaalde oude teksten een kern van waarheid bevatten die misschien wel oneindig veel dieper gaat dan wij beseffen. Nou, in die Bijbel dus, staat dat de vrouw als straf voor het eten van de verboden vrucht in het paradijs, ‘met smart kinderen zal baren’, maar ook dat ‘naar haar man haar begeerte zal uitgaan’. Wat dat dan ook mag betekenen: in ieder geval staat dat er niet over mannen. Het lijkt erop te duiden dat vrouwen hopeloos verknocht raken aan degene met wie ze het bed delen. Daar zouden ze uit zelfbescherming veel meer over na moeten denken. Soms denk ik wel eens: wat doe je jezelf aan!? Trouwens, na dat gedeelte van die tekst volgt: ‘en de man zal over u heersen’… Het zou zo als motto op de omslag van dit boek kunnen. Genesis 3:16.

De roman haakt in op een trend die we de laatste jaren, en met name ook tijdens de afgelopen 5-mei herdenkingen, steeds vaker zien: naarmate wij verder van de oorlog af komen te staan krijgen we steeds meer oog voor het lijden van de Duitsers zelf. Vaak zijn ze neergezet als monsters; maar de meesten waren mensen ‘van gelijke beweging als wij’. Jan de Laender zegt in “Het hart der duisternis. Psychologie van de menselijke wreedheid”: “…Wat is ons ware gelaat? Het ziet ernaar uit dat wij vele gezichten hebben. Welke wij daarvan de wereld tonen hangt af van de situatie waarin wij worden gebracht…” (zie mijn blog van 3.12.2010).

“Het familieportret” is voor de gereduceerde prijs van €10, -- rechtstreeks te koop bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).

Uitgave: De Boekerij - 2010

donderdag 10 mei 2012

Afscheid van een engel – Janne IJmker



Janne IJmker (1962) won in 2007 de Publieksprijs Christelijke Boek met “38 nachten”, een historische roman die we in die tijd bespraken op onze leeskring. Het verhaal is gebaseerd op een werkelijk plaatsgevonden moord in 1767. Het gaat over een vrouw die haar eigen man vergiftigt en haar leven eindigt op het schavot in het ruige Drenthe. De vrouw laat o.a. een jongetje achter: Roelf. “Afscheid van een engel” is zijn verhaal. Het vervolg, dus.

Roelf is in het boek een getrouwde boer van middelbare leeftijd die door zijn zwijgzaamheid en agressie het gezinsleven zwaar onder druk zet. Zijn vrouw slaapt niet meer met hem en zijn oudste zoon, die ernstig gewond uit een Napoleontische oorlog terugkeert, stikt van haatgevoelens jegens hem. Niemand weet trouwens waar de jongste uithangt.
Roelf beseft dat alleen het onder ogen zien en bespreekbaar maken van zijn verleden zal helpen om de moeilijke situatie weer enigszins leefbaar te maken. Eindelijk is hij eraan toe het dagboek dat zijn moeder - die hij ervaart als een onzichtbare maar altijd aanwezige engel - in de gevangenis schreef, te lezen. Haar lijden te doorleven. En van zijn eigen lijden een verhaal te maken. Een paasverhaal. Hij vertelt het in de lijdensweek tussen Palmpasen en Opstanding – april 1814: “… Liever slaan we die tijd over, dacht ik, draven we van Hosanna naar Verrijzenis zonder bij wat ons overkomt aan lijden, al of niet door eigen toedoen, stil te staan…”.

De keiharde autobiografie die zich vervolgens ontrolt wordt gekenmerkt door tragiek, eenzaamheid en uitsluiting: “… Ik zag de twee groepen bij elkaar geklit zitten en het drong scherp tot me door dat ik nergens bij hoorde. Tenzij ik in tweeën gedeeld zou worden. Net als het kind dat bij koning Salomo werd gebracht, maar dan omgekeerd; niemand wilde me hebben…”.
Het verhaal is weergaloos geschreven maar stuitert van trauma naar trauma, zodat je als lezer bepaalt tegen een (psycho-)stootje moet kunnen. Is het daarom ‘over the top’? Ik denk het niet ,– aan het eind van de tunnel gloort licht, dat brengt de boel weer in balans -, maar het nadert wel gevaarlijk dicht de grens tussen voorstelbaar/absurd. Steeds benadrukt de schrijfster het therapeutische doel van al haar opengooien: er moet een hart gezuiverd ... Dus hup, op de divan ermee.

Roelf groeit op bij zijn oma, een vrouw die zwaar beschadigd is door de moord binnen haar gezin: “… Het besef dat ze een beetje dol was, nestelde zich heel vroeg in me. Ik probeerde haar te ontlopen, vaak verstopte ik me. Onder mijn bedstee, in het hooivak of op een hilde. (…) Haar malligheid uitte zich het meest wanneer ze boven de wastobbe stond en ik, zittend op een krukje dat ze steevast op wasdag voor me neerzette, gedwongen moest toekijken. (…) Als mijn grootmoeder toekwam aan mijn hemd, sprak ze het lange woord waarvoor ik bang was en waarnaar ik wel luisteren moest. Ze zei het op het ritme van haar beweging over het wasbord: ‘.. lóe-dermóe-derlóe-dermóe-derlóe-dermóe-der…’. Het leek alsof iets haar aandreef, zoals de wieken van een molen. Iets zette haar armen in een heftiger beweging, liet haar woorden spreken, dreef haar aan tot grote boosheid. Soms keek ze op van haar werk naar de plek waar ik zat. Haar ogen priemden vanuit haar rood aangelopen gezicht, haar haren piekten en haar armen staken nat vooruit, haar handen wekig wit en ribbelig. Zo moet de bullebak die in de dobbe zwemt en die kleine kinderen wil opeten eruitzien, dacht ik. ‘Je moeder is een loeder,’zei ze dan, ‘ze wil niks.’ Haar boosheid was als een molensteen; hij plette iets, maar bleef zelf wat hij was: zwaar en onwrikbaar. Ik dacht te zullen bezwijken; ik moest kijken, haar kwade ogen dwongen me, ook al wilde ik liever mijn ogen neerslaan…”.

Oma noemt hem steeds vaker “Jan”, de naam van haar dode zoon. Haar verstikkende liefde kan Roelf alleen beantwoorden met walging en onbeheerste woede.
Niemand praat met hem. Iedereen geeft hem op zijn sodemieter. Hij moet van schoolkinderen horen dat zijn moeder zijn vader heeft vergiftigd. Het geheim rond seks wordt hem geopenbaard als hij een gehate oom ziet paren met een onverschillige hoer die komt opdagen als zijn tante naar de kerk is. Roelf gaat over zijn nek van alle schijnheiligheid rondom hem, verklaart iedereen in zijn omgeving in stilte tot vijand, steekt na de begrafenis van oma in dolle drift de boerderij in de fik, en sluit zich uiteindelijk aan bij een groep vrijgevochten schooiers . Ook daar heerst, naast hechte vriendschap, veel dronkenschap, misdaad, ziektes, uitbuiting, agressie; en dan is er nog Mechteld, zijn liefje, die verkracht wordt door haar eigen vader. Vrijheid blijkt een jungle waarin enkel de wet van de sterkste regeert.

Als de groep aan de rand van de afgrond belandt door gebrek aan middelen en overal wordt geweerd, besluit Roelf verhaal te halen bij zijn familie. Ze overvallen in een kwade nacht met ongekend geweld de boerderij van zijn oom. Martelen de mannen, verkrachten de vrouwen. Een geheim dat Roelf zijn hele verdere leven meedraagt, ook als hij voor het oog netjes is getrouwd, en als knecht gaat inwonen bij een vrijgezelle boer. Net zoals het geheim dat zijn oudste zoon niet van hem is, maar geboren werd uit incest, wat Roelf doet gruwen van zijn aanblik. Al die geheimen, al dat niét-praten; wat een ellende dát geeft…

De zonden van de vaderen gaan over op de kinderen. Wie zei ook alweer: wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd het te herhalen? Dat blijkt niet alleen in het grote te gelden.

En toch biedt de schrijfster aan het eind van dit ongewoon heftige verhaal hoop. Ligt er iets van verlossing in een citaat van een rabbi: “… De grote schuld van de mens is niet de zonden die hij begaat. De grote schuld is dat hij zich elk ogenblik kan keren tot de Eeuwige en dit niet doet…”.

Dit boek heeft zo’n ongelooflijke dramatische kracht dat ik bedacht dat het eigenlijk vooral een enorm goed filmscript zou zijn. Het is niet alleen het rauwe boerenleven en het wilde vagebondbestaan, maar er loopt ook nog een verhaallijn door over een soldaat. Wat dacht je van dit: “… We vechten bij Krazny; de Russen sluiten de legers achter ons af van de Garde. Chaos, gillende burgers, Russische kanonskogels en lijken. (…) ‘Eten we mensenvlees? Weet jij het, Djurre? Doen wij dat? Steken wij een schuur, waar we niet meer bij in kunnen, in brand om het warm te krijgen? Of zijn dat de verhalen die ik hoor? Of droom ik daarover? (…) Ik wil na het ontwaken iets pakken en ik kijk naar mijn hand en dan naar de grond. Er liggen twee vingers. (…) We hadden in geen drie dagen gegeten. We stapelden de lijken op elkaar om op te zitten…”.
Een moeder die luistert naar de oorlogsbiecht van haar zoon: “… Ik kijk naar je moeder. In de schemer zie ik ternauwernood haar gezicht. Ik lees er afgrijzen op. Haar handen knijpen in elkaar in haar schoot. Haar ogen vullen zich met tranen. Dan staat ze op en loopt met haar hand voor haar mond naar het achterhuis. Ik aarzel, loop haar achterna. Nu zal ik haar troosten. Ze staat te kotsen boven een emmer. ‘Verdarrie, verdarrie, verdarrie,’ hoor ik haar mompelen, er klinkt woede in haar stem. Dan braakt ze weer. Ze veegt haar mond af aan haar schort…”.

Ik heb vaak verkondigd dat christenen niet kunnen schrijven. Misschien moet ik dat standpunt herzien. Als ik producent was wist ik het wel…

“Afscheid van een engel” is voor €19,90 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).

Uitgave: Mozaïek – 2012