Menu

maandag 17 september 2012

En het regende brood – Stefan van Dierendonck


Oh Adam please you must believe that snake put it in front of me – PJ Harvey

‘Na een goed verhaal is het even stil…’. Ik weet niet meer wie dat zei; maar na lezing van de debuutroman “En het regende brood” van ex-priester Stefan van Dierendonck (1972) was ik inderdaad even sprakeloos. Een priester treedt ten tonele die opgezadeld zit met een glutenallergie. Gekker kun je het toch niet bedenken?! Hierdoor wordt de hostie –het katholieke avondmaalsbrood - onverteerbaar voor hem. Deze lichamelijke allergie gaat hand in hand met een geestelijke allergie: de priester houdt het niet uit in zijn kerk.
Het persbericht heeft het over een ‘autobiografisch’ boek. Hoe ver dat autobiografische gaat is natuurlijk de vraag.

“En het regende brood” start met de introductie van een op leeftijd gekomen pater, die zich na een druk leven heeft teruggetrokken in een klooster, waar hem een doos vol persoonlijke documenten van een overleden priester, Clemens Driessen, in handen wordt gespeeld. Ooit heeft hij Clemens als mentor begeleid. De confrontatie met zijn leerling emotioneert hem zo heftig dat ‘het ademen hem zwaar valt’ en het is alsof ‘een slang zijn borstkas binnen schiet om zich rond zijn hart te slingeren’. Slangen voorspellen weinig goeds in het christendom. Vader abt kijkt wantrouwend toe.
Een aftrap in ware “Eco”-stijl…

Wat is er gebeurd met Clemens? De pater doet aan waarheidsvinding. Hij neemt alle dagboeken, brieven, muziek cd’s, ingesproken tapes en fotoboeken van Clemens door en analyseert als in trance, al schrijvend, zijn priesterhart. Dat gaat niet vanzelf. Hij beleeft Clemens als een vampier, een ondode, een zombie die ‘uit is op zijn brein’.

Het psychologische verslag dat volgt begint netjes met de geboorte van Clemens en ontvouwt chronologisch zijn leven. Op iedere pagina voel je dat het naar een climax gaat, maar na 200 van 250 bladzijden beheerste spanning weet je nog steeds niet uit welke hoek die moet komen.
Het beeld rijst op van een ontvankelijk jongetje dat vanaf het begin wordt overweldigd door de grandeur van de kerk waar zijn vader hem mee naar toe neemt. Hij staat te trappelen om misdienaar te worden. Ze zien er zo ‘stoer’ uit in hun lange gewaden met een touw om hun middel; “… alsof ze lid waren van een geheimzinnige, maar machtige indianenstam…”. Als zijn vader hem tussen neus en lippen door wijs maakt dat Jezus door het eten van de hostie in zijn hartje glijdt en daar blijft zitten tot de eerste zonde, verandert zijn leven echter al snel in een uitputtende wedstrijd van niet-zondigen, en als dat wel gebeurt: biechten, en opnieuw niet-zondigen. Clemens neemt het allemaal letterlijk en is vast van plan Jezus zo lang mogelijk vast te houden. Ook als hij later ontdekt dat de officiële geloofsleer het toch een beetje anders stelt, is het kwaad geschied en blijft het zo voelen.

Zijn obsessie met de kerk neemt groteske vormen aan nadat zijn vader plotseling sterft tijdens een duo-sprintje. Alles wordt heel afstandelijk verteld, wat volgens mij de beste manier is om de meest verschrikkelijke dingen onder woorden te brengen, maar het kan niet anders dan hevig traumatiserend zijn geweest voor een kleine jongen. Summier wordt aangegeven hoe schuldig Clemens zich voelt: als hij niet zo hard was weggerend, zou zijn vader niet achter hem aan zijn gekomen…
De pater: “…Wie vaderloos opgroeit, zoekt een hemels alternatief. Vroomheid door tekort…”.
Clemens wordt steeds stiller, afstandelijker, en verlegener. Op school accepteert men dat: iemand wiens vader dood gaat heeft andere zaken aan zijn hoofd dan de gebruikelijke. Af en toe haalt een luidruchtig vriendje hem uit zijn isolement; maar helpen doet dat weinig. Zijn moeder heeft het wel in de gaten, maar kan de afstand niet overbruggen: “… ‘Ik weet nooit precies wat er in je omgaat.’ ‘Veel stelt het niet voor,’ lachte hij dan…”.
Op het vwo zet zijn vervreemding door. Hij laat niets merken van zijn religieuze gevoelens, bang uitgelachen te worden. Ondertussen is hij zo vroom dat hij stiekem luistert naar Maria-liedjes op zijn walkman. In zijn broekzak heeft hij een rozenkrans die hij in moeilijke momenten gebruikt om te bidden en te mediteren. Het enige meisje waar hij straalverliefd op wordt laat hij lopen vanwege zijn ‘roeping’.
Pas als hij er in slaagt ‘als een introverte maagd’ voor zijn priesteropleiding op een seminarie te belanden is hij helemaal gelukkig. Eindelijk één onder gelijken.
Dat kan natuurlijk niet zo blijven. Geestelijken zijn net mensen. In de pauzes hoort hij de meest schokkende roddels. Iemand die hij een beetje teveel goddelijk tegengas geeft schiet in een psychose. Zijn onschuld verliest hij tijdens een ranzige aanranding door een medestudent. Hij weet zich geen raad en zijn begeleiders doen niets. Twijfel slaat toe. Eenzaamheid volgt.

Als priester valt alles hem zwaar. Het inconsequente kerkvolk dat nauwelijks weet waar het in gelooft, niet biecht maar wel de hostie wil ontvangen die hij als priester uitdeelt – waardoor hij in eigen ogen meewerkt aan het kwaad. De meningen van de kerk die hij moet verkondigen zonder er achter te staan. De verveling. Het steeds maar weer ‘meer van hetzelfde’. Hij voelt zich een acteur die een rol speelt; niemand kan het wat schelen hoe hij echt is. De kerk zelf het allerminst. Teleurstelling en nog meer teleurstelling.

Het rare is dat Clemens in zijn studie voorbeelden krijgt aangereikt over hoe het anders kan. Hij doet er niets mee. Terwijl hij het gevoel heeft dat zijn persoonlijkheid wordt overgenomen door de kerk schrijft hij nota bene een scriptie over Kierkegaard. De filosoof die stelt dat je nooit op het gezag van anderen (dus ook niet van de katholieke kerk) moet geloven, maar helemaal alleen de diepte in moet springen, tegen alle redelijkheid en verstandigheid in. Hij leert de boodschap van Maarten Luther kennen, de reformator, die ooit fulmineerde tegen ‘goede werken’. Alleen het ‘geloof’ kan je behouden: sola fide. Als protestant kende ik natuurlijk de verhalen over deze levensveranderende inzichten betreffende het fenomeen ‘genade’, maar eigenlijk heb ik nooit goed gesnapt wat daar nu zo wereldschokkend aan was. Het verhaal van Clemens liet mij nadenken over hoe ongelooflijk zwaar het moet zijn om zelf verantwoordelijk te zijn voor je eigen behoud. Het lijkt me in de buurt komen van het opbouwen van goed en slecht karma voor je volgende leven in het boeddhisme. Ik kan mij voorstellen dat de druk voor iemand die daar serieus mee omgaat enorm moet zijn.

Wat Clemens graag wil: “… Mensen helpen, hoop brengen, kansen geven, kinderen vooruithelpen zodat ze een beter leven leiden dan hun ouders, armoede en ziekte bestrijden… Daarom ben ik priester geworden… ik heb een hekel aan onze oppervlakkige consumptiemaatschappij vol reclame en schoonheidsidealen, aan ons groeiend gebrek aan impulscontrole, aan onze historische domheid, aan onze verruwing en ons gebrek aan medeleven met de zwakkeren in de samenleving en de wereld. Aan ons gewetenloos leegvreten van moeder Aarde, aan ons achteloos verstoren van de delicate balans van het levensspel op de derde steen van de zon…”.

In plaats daarvan moet hij gevechten met gelovigen aangaan over liturgische voorschriften. Preekt hij tegen de klippen op voor parochianen die “… zo onaangedaan kijken als een kudde koeien in de wei…”. Ze trekken zich niets van hem aan. Ze halen hem het vel over de oren omdat hij veels te conservatief en orthodox uit de hoek komt met zijn gedoe over zonde en verlossing: “… als het zo doorgaat, komt er te weinig geld binnen en dan moeten we de tent sluiten!...”. Niemand maalt om ‘de waarheid’, alleen hij. Clemens voelt zich uitgeput en leeggetrokken door het volk Gods. Hij wordt doodziek van andermans zonden die altijd en eeuwig rond het zesde gebod (seks) draaien. Alsof hij ze als gifstof in zijn eigen systeem opneemt. Hij vraagt zich af of hij wel ‘normaal’ is, omdat hij zo ongeveer de enige lijkt die zonder moeite zijn hartstochten onder controle houdt. De Mariadevotie vindt hij een knieval voor het volk, de zalvende taal van de gebeden staat hem tegen, zijn houding tegenover het kruis verandert. En tot overmaat van ramp blijkt hij coeliakie te ontwikkelen. Een ernstige overgevoeligheid voor gluten, die in brood zitten: “… Stel je voor: ik ben ziek. Ziek van het heilige brood. Ziek van God…”. De kerk verplicht hem glutenarme hosties te eten, geen glutenvrije. Dan slaan de stoppen bij hem door. De kerk gebiedt hem langzaam zelfmoord te plegen: dat moet hij maar over hebben voor het geloof.

De laatste gang van een hostie door zijn maag- darmkanaal associeert de schrijver razend knap met een laatste wilde rit op zijn motor waarbij Clemens zich met voorbedachte rade te pletter rijdt. Hij had natuurlijk ook protestant kunnen worden; net als Kierkegaard en Maarten Luther en ik…

Eigenlijk is dit boek in zichzelf een soort ‘biecht’. Of het afscheid van zijn kerk voor de auteur ook afscheid van zijn geloof heeft betekend weet ik niet. Hij laat de pater toch maar dingen zeggen als: “… Hij (God) respecteert onze vrijheid. Hij biedt ons ruimte om te bewegen. Hij is Liefde en zoekt liefde. Zo had de boodschap moeten luiden…”.

Het laatste woord over dit boek is aan de abt: “… Voor een betrokken katholiek is dit geen gemakkelijk verhaal. Hij kan het hele boek beschouwen als een aanval op de moederkerk, de auteur als een immorele klokkenluider… Liever beschouw ik de auteur als een gewonde genezer (Henri Nouwen!), die een oude, stinkende wond heeft willen behandelen: de wonde in zijn eigen hart. Dit werk is een openhartoperatie…”.

“En het regende brood” is voor €18,90 rechtstreeks te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (voor meer informatie over IZB-Ark: zie kolom hiernaast).

Uitgave: Thomas Rap - 2012

4 opmerkingen :

  1. Deze stond al op mijn lijstje om gelezen te worden, maar na het lezen van je boekbespreking kan ik niet wachten!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bovenstaande reactie is van Eugenie

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Het was een prachtig boek. Blij dat Stefan nog iets leuks met zijn leven kan doen..... Die kerk, het is een archaïsche instelling. Het celibaat, een archaïsche instelling, Maria Magdalena wordt afgeschilderd als hoer. Ik wens je nog een fijn leven Stefan.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het tweede boek van Stefan is inmiddels uit, voor wie het interesseerd: "En het sneeuwde in Rome". Het is een vervolg en tegelijk ook een hele nieuwe roman. Aan absolute aanrader!

    BeantwoordenVerwijderen