Menu

woensdag 23 december 2015

Paulus. Onze liefste vijand – Karen Armstrong


Terwijl ik het boek over Paulus van Tom Wright aan het lezen was (zie mijn vorige blog) zag ik dat er ook een nieuw boek van Karen Armstrong over hem was verschenen. Zij leest en benadert Paulus weer van een heel andere kant. Legt Tom Wright vooral uit wat zijns inziens het geloof van Paulus behelst, Karen Armstrong plaatst hem veel meer tegen de historische achtergrond van zijn tijd en omgeving – ook al heeft ze wel een hele bijzondere visie op hem. Altijd vervelend, dat hokjesdenken, maar voor alle duidelijkheid: je zou Tom Wright een evangelicaal kunnen noemen, terwijl Karen Armstrong meer in het vrijzinnige kamp thuishoort.

De apostel ‘we love to hate’

Karen Armstrong (Wildmoor, Worcestershire, 1944 – zie ook mijn blog over “Compassie”) is een uitgetreden non. Daar gaat haar autobiografische roman "Through the Narrow Gate" over. Ze studeerde Engelse letterkunde en ontwikkelde zich tot een expert op het gebied van de drie monotheïstische religies: jodendom, christendom en islam. Ze publiceerde meer dan vijftien bestsellers. Vroeg in haar loopbaan schreef ze al over Paulus, de eerste christelijke auteur van wie werk bewaard is gebleven: “The First Christian” (1983). Het hoorde bij een zesdelige tv-serie, waarvoor ze al filmend in zijn voetsporen trad: “… Toen ik aan het project begon, dacht ik dat dit de gelegenheid was om te laten zien dat Paulus het christendom schade had berokkend, dat hij Jezus’ oorspronkelijke leer van liefde kapot had gemaakt. De apostel Paulus is een geliefde vijand: hij is weggezet als vrouwenhater, voorstander van de slavernij, potentaat en een even fel tegenstander van de joden als het Jodendom. Maar toen ik zijn geschriften in de eerste-eeuwse context begon te bestuderen, besefte ik algauw dat die visie geen stand hield…”. Naarmate ze meer met hem bezig was voelde ze zich steeds sterker verbonden met deze moeilijke, briljante, gevoelige man. Uit een interview in Trouw (08.12.15): “… Ik leerde me met hem te identificeren: net als hij was ik uiterst kwetsbaar. Ik ben jarenlang ziek geweest, en ben door een jarenlange, diepe depressie gegaan nadat ik uittrad uit mijn kloosterorde. Ik had anorexia en was suïcidaal. Ik haatte religie. Eerst wilde ik al mijn problemen op Paulus projecteren, maar ik begon in te zien dat hij zelf ook een gewond en ziek mens was. En eenzaam. En ook: wat een genie. Hij ontwikkelde zijn buitengewone gedachtegoed niet in een rustige studeerkamer, maar terwijl hij druk bezig was met tenten en stoffen naaien. ‘Zie met wat voor grote letters ik u eigenhandig schrijf’, eindigt hij de brief aan de Galaten. Zijn handen zullen stijf en eeltig zijn geweest van het handwerk dat hij de hele dag verrichtte…” (Karen Armstrong lijdt aan epilepsie). Armstrong stelt dat slechts zeven nieuwtestamentische brieven die aan Paulus worden toegeschreven ook echt van zijn hand zijn: 1 Thessalonicenzen, Galaten, 1 en 2 Korintiërs, Filippenzen, Filemon en Romeinen. De rest, de zogenaamde deutero-paulinische brieven, werden na zijn dood onder zijn naam geschreven: “… Het zijn geen vervalsingen in de betekenis die wij aan het woord geven; in de oudheid was het heel gewoon om onder de naam van een bewonderde wijze of filosoof te schrijven. Die postume brieven waren een poging om Paulus in te tomen, om zijn radicale leer beter ingang te laten vinden in de Grieks-Romeinse wereld. Juist die latere schrijvers stelden dat vrouwen ondergeschikt waren aan hun man en dat slaven hun meester moesten gehoorzamen. Juist zij vergeestelijken Paulus’ veroordeling van de ‘heersers van deze wereld’ en beweerden dat er duivelse machten mee werden bedoeld in plaats van de bovenklasse die het Romeinse Rijk regeerde…”.

Gelijkheid
Volgens Karen Armstrong was Paulus vooral een revolutionair, een soort Martin Luther King, die op de eerste plaats ‘gelijkheid’ predikte. Armstrong (wederom in Trouw): “… Als iemand werd gedoopt klonk er, wanneer hij of zij oprees uit het water: ‘geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen!’ Dat pikte Paulus op in Antiochië en verspreidde het in heel de Hellenistische wereld. Het is een traditie die teruggaat op Jezus zelf, dat in het koninkrijk van God iedereen aan dezelfde tafel zit…”.
Armstrong beargumenteert dat Jezus’ kruisiging een reactie was op zijn optreden in de tempel, die Hij als een ‘rovershol’ beschouwde, waar Hij woedend de tafels van de geldwisselaars omgooide. De priesteraristocratie heulde samen met de gehate Romeinen. Ze dwongen het gewone volk belasting in natura af en sloegen de opbrengst op in hun tempelkwartier. Jezus verkondigde dat het koninkrijk van God was aangebroken. Dat hield in dat je niet meer gericht was op jezelf, maar op de ander: “… In alle belangrijke spirituele tradities geldt dat alleen egoïsme verlichting in de weg staat en daarnaast dat de proeve van ware spiritualiteit vervat ligt in de praktische zorg voor iedereen (niet alleen voor de mensen die tot je eigen stand behoren of mensen met wie je het goed kunt vinden). De volgelingen van Jezus en later die van Paulus cijferden zichzelf systematisch weg en stelden de ander centraal: ze deelden hun schamele bestaansmiddelen, hielden hun boosheid en wraakzucht binnen, zorgden voor anderen ook als ze zichzelf ermee verzwakten en door die heroïsche inspanning bereikten ze de onbaatzuchtige geestestoestand die een ander in yoga zoekt en tot doel heeft ons denken en ons gedrag te bevrijden van het ‘ik’, van het egoïsme dat ons mens-zijn beperkt en weerhoudt van de transcendentie die we kennen als Brahma, Dao, Nirvana of God…”. Karen Armstrong duidt het koninkrijk van God vooral als een alternatieve samenlevingsvorm: het gaat ten diepste om de bekering van egoïsme naar altruïsme. In elke pre-moderne beschaving werd het landvolk door de elite uitgemolken: “… Vijfduizend jaar lang is negentig procent van de bevolking dus tot slaaf gemaakt van een kleine bevoorrechte bovenklasse en hun huishouding…” (en wat is er eigenlijk veranderd als we kijken naar onze huidige mondiale markteconomie met haar reusachtige ongelijkheid in rijkdom en macht?!). Sociaalhistorici duiden dat niet alleen maar als slecht. Zodoende had de bevoorrechte klasse voldoende vrije tijd voor de ontwikkeling van kunst en wetenschappen, die wezenlijk belangrijk zijn voor vooruitgang. Het vroege christendom was een revolte die daar dwars tegenin. Niet met geweld, maar met zachte kracht en geleidt door de heilige Geest: laat de keizer wat des keizers is, wij zijn slaaf van Christus...

Vrijheid
Armstrong heeft het consequent over de ‘Jezusbeweging’, omdat pas tegen het eind van de eerste eeuw de volgelingen van Jezus christenen werden genoemd. Zowel buitenstaanders als de leden zelf zagen zich als een joodse sekte. Het woord ‘christendom’ komt maar drie keer voor in het Nieuwe Testament. Evenals Tom Wright stelt Karen Armstrong dat de wortels van het christendom puur joods zijn. Over de geestelijke omwenteling die Paulus onderging: “… Het gaat niet om een bekering in de traditionele betekenis, want Paulus is niet van godsdienst veranderd. Hij zou zichzelf tot zijn dood als jood blijven zien en verklaart de Damascus-openbaring volledig in joodse termen; zoals God Jesaja had geroepen had Hij dat gedaan bij hem, Paulus, en zoals Jeremia was uitgekozen terwijl die nog in de moederschoot zat, was het bij hem, Paulus, gegaan…”. Het is nauwelijks te bevatten hoe ingrijpend Paulus’ denken over God moet zijn veranderd door zijn Damascus-ervaring. Alles draaide in de Thora om reinheid. Maar Paulus besefte dat als God het uiterst onreine, vervloekte, gekruisigde lichaam van Jezus tot leven had gewekt met de woorden: ‘Jij bent mijn zoon, vandaag heb ik je verwekt’, de oude regels niet meer golden.
Armstrong vertelt uitgebreid over Paulus’ reizen. Het geharrewar met de joodse Messiasgelovigen over de spijswetten en het besnijdenisgebod, die zijn zending doorlopend in gevaar bracht: “… Hij had steeds het standpunt ingenomen dat een niet-jood die zich aan de Messias had verplicht de Thora niet hoefde te volgen. Zo iemand had de Geest immers ook zonder de Thora ontvangen. Voor joden was de Thora van waarde, maar bij de heidenen zou ze alleen maar tot dwaling leiden. De Galaten een joodse levensstijl opleggen was even bizar als van joden eisen dat ze naar oud Arisch gebruik tijdens hun feesten onder het gezang van traditionele drinkliederen hun oorlogshelden zouden eren…”. Paulus predikte zowel bevrijding van de Thora als van de Romeinse tirannie. En dat voor heel de wereld. Hij tornde aan tradities die in steen gebeiteld leken. Ook de Romeinen zagen nieuwe religieuze uitingen als ‘superstitio’, iets beangstigends. Over de keizercultus in Paulus’ dagen: “… In de officiële keizerlijke kerkleer waren de termen ‘Zoon van God’ en ‘Heer’ bestemd voor de heerser, en het woord ‘evangelie’ refereerde aan zijn verrichtingen…”. Armstrong heeft het over de gewapende vrede waarmee de barbaren in bedwang werden gehouden. De manier waarop de onderklasse werd uitgeknepen. De vriendjespolitiek in de bovenklasse die elkaar in het zadel hield (zie bijvoorbeeld ook mijn blog over “Augustus” van John Williams). Prachtig beschrijft ze hoe men een brief voorlas in Paulus’ tijd: hardop, inclusief gebaren, gezichtsuitdrukkingen en visuele hulpmiddelen. Het was een soort toneeluitvoering. Daarom waren de heftige uitdrukkingen van Paulus, zoals “… Galaten, u hebt uw verstand verloren? Wie heeft u in uw ban gekregen? Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt?...”, niets opziendbarends.

Broederschap
Volgens Armstrong was de ‘verlossing’ waar Paulus op doelde vooral een verlossing van discriminatie en onrecht in de bestaande maatschappij, en sloeg het niet zozeer op het geloof in Jezus Christus, waarmee de term in onze tijd doorgaands wordt verbonden. Rechtvaardigheid had te maken met solidariteit met de armen, de wezen en de vreemdelingen. Christus aanhangen was voor Paulus geen persoonlijke zoektocht, maar een experiment in samenleven: de gemeente. Liefde was niet alleen een warm hart maar moest handen en voeten krijgen in het omzien naar elkaar. Alleen door jezelf te ‘ontledigen’, door niets te zijn, kun je waarlijk liefhebben. Het geloof was geen vage zoektocht naar extase of uitzonderlijke geestestoestanden, maar geworteld in historische gebeurtenissen, in Jezus’ vreselijke dood en fysieke opstanding. Door Jezus te verheffen tot een plaats aan zijn rechterzijde had God zich aan de verdrukten verbonden. Het kruis laat zien dat het goddelijke zich niet in kracht maar in zwakheid manifesteert (de latijnse naam 'Paulus' betekent trouwens 'klein' of 'gering').
Armstrong wijst op de tegenstrijdigheid in de passages over vrouwen in Paulus brieven. Als hij zegt dat de vrouwen hun hoofd moeten bedekken als er in de samenkomst wordt gebeden en geprofeteerd, wijst dat er tegelijk op dat hij geen moeite had met vrouwen die in het openbaar spraken. Armstrong vertelt dat de Korintiërs hun gelijkheidsideaal zover doorvoerden dat mannen hun haar lieten groeien en vrouwen het haar los hadden in plaats van in een knot of onder een hoofdbedekking, zoals een eerbare vrouw betaamde. Iedereen liep met lange golvende lokken rond waardoor mannen en vrouwen niet meer van elkaar waren te onderscheiden: dat hoefde nu ook weer niet. God had de mens als man en vrouw geschapen. Bovendien liepen er vrouwen met stoïcijnse filosofen op, die hun haar kort knipten en mannenkleren aantrokken, om niet lastig gevallen te worden:
“… Paulus heeft misschien geopperd dat de man niet de menselijke maatstaf was en vrouwen zich tijdens het gebed en de verkondiging niet als een man moesten voordoen…”.
Ze legt uit hoe Paulus door middel van collectes heeft geprobeerd de verspreide gemeentes in een wederkerige broederschap bijeen te houden.
Volgens Armstrong weet niemand met zekerheid te zeggen hoe Paulus aan zijn einde is gekomen: “… Dat er zoveel verschillende verhalen rondzingen omtrent zijn dood geeft aan dat hij na zijn gevangenneming in rook is opgegaan, dat men zich, net als bij Jezus, ‘terloops gewelddadig’ van hem heeft ontdaan. Hij kan op allerlei manieren een onduidelijke, ellendige, onterende dood zijn gestorven in een Romeinse gevangenis…”.
In het laatste hoofdstuk beschrijft ze hoe de Jezusbeweging langzaam van het jodendom afdreef, waardoor wat we nu het christendom noemen een voornamelijk niet-joodse godsdienst werd: “… Paulus sterk politieke visie is naar een ander domein en een andere tijdsdimensie overgebracht…”. Christus werd overwinnaar van bovenaardse in plaats van aardse machten, en het utopische egalitarisme van Paulus werd vervangen door een tamelijk hiërarchische kerkvisie. Volgens Armstrong kon dat ook niet anders: Jezus kwam niet terug, zoals Paulus had voorspeld. De radicale Paulus moest worden getemd wilde zijn beweging overleven in de Grieks-Romeinse samenleving met zijn draconische wetten. Volgens Armstrong werd Paulus van een aardse grensverlegger een spirituele hemelbestormer.
Wat ik daarvan denk?
Misschien is het niet of-of. Misschien is het wel en-en.

Uitgave: Hollands Diep – 2015, vertaling Sjaak de Jong, 196 blz., ISBN 978 904 882 592 9, € 19.99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten