Willem Ouweneel (1944) houdt zich als theoloog/filosoof niet alleen bezig met het Jodendom (zie mijn vorige blog), maar ook met de islam. Dat vind ik wel een verdienste, want ik ken maar heel weinig hedendaagse auteurs die een christelijke blik op deze bijzonder actuele wereldgodsdienst werpen. En dat terwijl er zoveel moslims rondom ons zijn (1,8 miljard welteverstaan). Ouweneel is verrassend positief over de ‘gewone’ Islam. Net zoals Kinneging in “De onzichtbare Maat” schrijft dat veel islamitische denkbeelden overeenkomen met die van het traditionele christendom, schrijft Ouweneel dat de echt vrome moslim, die uit de Koran leeft, Jezus (Isa)veel hoger inschat dan de gemiddelde orthodoxe Jood en menig vrijzinnig christen. Aan het eind van het boek speculeert Ouweneel over wat een en ander allemaal zou kunnen betekenen voor de toekomst: echt een verhaal voor rond de jaarwisseling dus. Rabbijnen gaan met profetieën over de ‘laatste dagen’ uiterst behoedzaam om, vanwege het verbod op waarzeggerij (Deut. 18:9-13). Ouweneel, die uit de evangelische gelederen stamt, heeft daar aanzienlijk minder moeite mee. Hij redeneert er lustig op los, maar is in de loop van de tijd wel van menig inzicht veranderd. Het christendom is een apocalyptische religie, dus van mij mag hij. Zelf ben ik een PKN’er, waar men zich, bang de vingers te branden, meestal op de vlakte houdt inzake eindtijdfantasieën. ‘Wij kijken in een beslagen spiegel’, zoals Kinneging zegt. Misschien heeft Ouweneel gelijk, misschien niet.
Kinderen van één vader
De drie ‘Abrahamitische’ (of Semitische) religies, Jodendom, Christendom en Islam, zijn diep met elkaar verbonden. “… Jezus Christus is een verre nazaat van Abrahams zoon Izaäk, en wel van diens zoon Jakob, stamvader van alle Israëlieten (zie de geslachtsregisters in Matt. 1:1-16 en Luk. 3:23-38). Mohammed wordt verondersteld een verre nazaat van Abrahams zoon Ismaël te zijn. Als je maar ver genoeg teruggaat, zouden Jezus en Mohammed dus ‘broeders’ zijn: beiden (verre) ‘zonen’ van vader Abraham…”. Misschien bijten ze elkaar daarom wel zo hard (zie mijn vorige blog). “… Wie de situatie van de moderne staat Israël wil begrijpen, moet de omliggende landen van die staat begrijpen. Wie die omliggende landen wil begrijpen, moet de islam begrijpen. Wie de islam wil begrijpen, moet haar Arabische wortels begrijpen. Wie die Arabische wortels wil begrijpen, moet Ismaël begrijpen…”. En wie Ismaël wil begrijpen, moet zich tot de Bijbel wenden, aldus Ouweneel. Je kunt de islam geen ‘afgodische’ godsdienst noemen, “… zoals sommige christenen helaas toch nog steeds doen; sommigen maken het nog veel bonter door de dwaze bewering dat Allah een ‘demon’ zou zijn…”. Ouweneel noemt dat ‘goedkoop onbegrip’ en ‘een soort primitief vijandsbeeld’.
Koningsdochter
Het Arabische woord ‘islam’ betekent ‘onderwerping (aan God)’. In die zin zijn elke godvrezende Jood en christen ‘moslim’: zij geloven immers in de ene ware God van Abraham. Moslims vinden het dan ook doodnormaal om Adam, Noach, Abraham, Mozes en Jezus ‘moslims’ te noemen. De islam gaat volgens de boodschap van de profeet Mohammed terug op Ismaël, die in het Bijbelboek Genesis qua geestelijk belang als zoon van Abraham in veel opzichten niet onderdoet voor Izaäk, al denken veel christenen van wel. Immers: Ismaël was ‘slechts’ de zoon van een slavin, de Egyptische Hagar, dus niet op één lijn te stellen met Sara, de vrije vrouw van Abraham (zie Paulus in Galaten 4:22-31). Hagar was echter niet zomaar een ‘bijvrouw’ (concubine) van Abraham. In Genesis 16:3 wordt zij uitdrukkelijk als de nieuwe ‘vrouw’, dan wel ‘echtgenote’ van Abraham beschreven. Genesis maakt onderscheid tussen ‘vrouwen’ en ‘bijvrouwen’. De vermaarde tiende-eeuwse Rabbi Sjimon bar Jochai vertelt zelfs dat Hagar een dochter was van de toenmalige Egyptische Farao. Mocht Hagar inderdaad een koningsdochter zijn, dan was zij van huis uit voornamer dan Sara. De laatste was ‘slechts’ de dochter van een gewone herdersvorst (Gen. 20:12). In Gen. 21:12 zegt Jahweh tegen Abraham: ‘Bij alles wat Sara je zegt, luister naar haar stem’. Als ze zelf (in eerste instantie) geen kinderen kan krijgen, neemt Abraham op haar advies Hagar tot vrouw, en zo wordt Ismaël geboren.
Gods gunsteling
“… Het kan niet worden ontkend dat Ismaël in het boek Genesis een bijzondere plaats inneemt, zelfs zo bijzonder dat die vergelijkbaar is met die van de aartsvaders Abraham, Izaäk, Jakob en Jozef…”. Ten eerste krijgt Ismaël (‘God hoort’) zijn naam van God zelf, wat vrij uitzonderlijk is. Ten tweede belooft God dat Hij Ismaël tot een groot volk zal maken. Zie Gen. 17:20 waaruit blijkt dat Ismaël, evenals Jakob, zal uitgroeien tot een gemeenschap van twaalf stammen. Ten derde wordt verteld hoe oud hij was toen hij stierf, wat ook vrij zeldzaam is (hij werd trouwens 137). Ten vierde behoort Ismaël tot de weinige personen in de Pentateuch waarvan wordt gezegd dat zij ‘de geest gaven’ en ‘werden vergaderd tot hun voorgeslacht’. Ten vijfde valt hij in Genesis een heel bijzondere omschrijving ten deel: ‘God was met de jongen’, waarmee hij zich als ‘gunsteling van God’ in illuster gezelschap bevindt. Van Jozef, Pinehas, Samuël, David, Salomo, Hizkia, Johannes de Doper en Jezus zelf wordt hetzelfde gezegd. Deze gegevens betekenen dat hij tot één van de hoofdpersonen van de Thora moet worden gerekend. “… Alles bij elkaar mogen we concluderen dat Ismaël, de stamvader van de échte Arabieren (dus de aloude bewoners van het Arabische schiereiland, en dus ook Mohammed), in het boek Genesis een veel voornamere figuur is dan veel Joden en christenen lijken te willen erkennen. En ook in de wereldgeschiedenis heeft de islam tijdens de middeleeuwen een veel grotere rol gespeeld dan veel christenen zich vandaag bewust lijken te zijn…”. Het scheelde maar een haartje of de islamitische Arabieren hadden in de achtste eeuw over het grootste deel van Europa gezegevierd. In de Slag bij Poitiers (732) behaalde de Frankische hofmeier Karel Martel met zijn christelijke leger evenwel de overwinning op emir Abd al-Rahmān ibn ‘Abd Allāh al-Ghāfiqī en diens islamitische leger (waarbij de emir ook zelf omkwam). “… Uit de liederen die de grote hervormer, Maarten Luther (1483-1546), in de zestiende eeuw dichtte, blijkt dat voor de nieuwbakken protestanten niet alleen de ‘Paus’, maar ook de ‘Turk’ nog steeds een grote bedreiging vormde…”.
Patstelling
Ouweneel: “… In Genesis zijn duidelijke parallellen te vinden tussen Ismaël, de oudste zoon van Abraham, en Ezau, de oudste zoon van Izaäk. Beiden moesten hun jongere broer naast zich dulden - Izaäk respectievelijk Jakob – die uiteindelijk uitverkoren bleek als de verbondspartner van God. Ismaël en Ezau werden wel door God gezegend, maar grepen er wat de eigenlijke verbondszegen betreft toch naast. Dat betekende onder andere dat het Beloofde Land niet voor hen was, maar voor de jongere broer. Zij zouden naderhand zoveel veroveringen kunnen plegen als zij wilden, maar Ismaël en zijn nazaten zouden dat Land nooit ‘blijvend’ in bezit hebben. Dit zou een van de grootste spanningen tussen Joden en moslims worden, tot op de dag van vandaag…”. De Joden zien zichzelf als de door God aangewezen erfgenaam van het land Israël. Volgens de moslimwereld is het land Israël echter van hen omdat het door Allah’s wilsbeschikking, voor altijd en eeuwig, tot de ‘dar al-islam’ behoort.
Geweldenaars en softies
Bij de vierentwintig mannen die volgens de islam de voorlopers van Mohammed waren, behoorde gek genoeg ook de Bijbelse Job. Ismaël werd een boogschutter. Ezau, een ‘man van het veld’, jager. Mannen die leefden van het zwaard. Bloedvergieters. Hun broers daarentegen, Izaäk en Jakob, waren herders. Net als Abel, Abraham, Jozef en Jakob. “… De nadruk lag bij Ismaël en Ezau en hun nazaten op het bloedig verslaan van vijanden (en wel vooral Israël!); de nadruk lag bij Izaäk en Jakob en hun nazaten op het hoeden van Gods volk. Uiteindelijk typeert dat ook het verschil tussen Jezus en Mohammed: Jezus is de Goede Herder, die zijn leven geeft voor zijn schapen, Mohammed heeft vele malen fysiek gestreden en velen gedood, vooral om zijn eigen leven te redden…”. Jezus was een softie, Mohammed een vent. Christenen zouden zeggen: de nieuwe wereld wordt gewonnen met liefde, niet met geweld.
Jihad
Ouweneel gelooft dat ieder volk een onzichtbare ‘engelvorst’ heeft in de hogere wereld: zie mijn vorige blog. In het algemeen waren dit volgens hem de machten die door de desbetreffende volken in het verleden als ‘goden’ werden vereerd. Daarom wordt God in de Bijbel dan ook de ‘God der goden’ genoemd. Zie Paulus: “… Onze strijd is niet tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldheersers van deze duisternis, tegen de geestelijke machten van de boosheid in de hemelse gewesten…” (Ef. 6:12). Ouweneel: “… Je kunt je nauwelijks een zware geestelijke strijd ín mensen en tússen mensen voorstellen zonder dat zich tegelijkertijd een parallelle strijd in de ‘hemelse gewesten’ afspeelt…” (Ef. 2:2). De strijd tussen de wereldmachten is tegelijk een strijd tussen de onzichtbare engelvorsten áchter deze machten. Zo boven, zo beneden. Zie bijvoorbeeld het verhaal over ‘Jacobus de Morendoder’. Zie hoe de heuvels bedekt bleken te zijn met vurige paarden en wagens om Israël te beschermen in de strijd tegen de Arameeërs in 2 Kon. 6:17. Zie de beroemde Slag bij Badr (624) waar Dzjibril (Gabriël) Mohammed volgens de moslims te hulp kwam met duizenden engelen. Deze strijd is wat moslims de ‘jihad’ noemen. Het gaat om zowel een militaire, als een geestelijke strijd.
Het uitverkoren volk
In elke Bijbelse generatie zet God steeds met één persoon zijn verbond voort. Dat is een zaak van Gods soevereine verkiezing, waarvan die van Abraham wel de meest dramatische is. God verlost Abraham uit de wereld van de vele vreemde machten der duisternis wanneer hij zich bekeert tot de ene, levende en waarachtige God. In Genesis 17 vernieuwt God zijn verbond met Abraham en alle mannen binnen zijn huishouden, waarin ook Ismaël is besloten, door middel van de besnijdenis. Maar met Izaāk zet Hij zijn verbond voort. Er is iets voorgevallen tussen Ismaël en zijn halfbroertje Izaäk. Waarschijnlijk uit jaloezie, omdat Ismaël veertien jaar de erfgenaam van Abraham is geweest en nu aan een geduchte ‘concurrent’ in de familie de voorrang moet geven. Voor Sara is het wangedrag van Ismaël onverdraaglijk. Op gezag van Sara stuurt Abraham Ismaël met zijn moeder de woestijn in, waar hij bijna omkomt van de dorst. Ook Izaäk wordt op het nippertje gered, als Abraham hem wil offeren aan de Heer. Toch hebben zij een uiteindelijk eendrachtig hun vader Abraham begraven (Gen. 25:9). Uiteindelijk is Gods liefde voor Israël (Deut. 7:7-8, vgl. 10;15) niet eenkennig: door middel van Israël zal Hij alle volken van de aardbodem zegenen (Gen. 12:3).
Fatima
In een opmerkelijk midrasjisch-rabbijns werk, de ‘Pirké de Rabbi Eliëzer’, vermoedelijk stammend uit de achtste eeuw, wordt verteld dat Abraham twee keer een reis naar Ismaël heeft ondernomen, omdat hij zijn zoon niet kon vergeten. Beide keren trof hij Ismaël niet thuis. Beide keren heeft zijn vrouw Ismaël verteld dat er ‘een zekere oude man uit Kanaän’ naar hem op zoek was. Met andere woorden: God houdt van Ismaël. Dezelfde rabbijnse bron vertelt dat de vrouw van Ismaël, Fatima heette, evenals de jongste dochter van Mohammeds eerste vrouw, die vaak met Maria wordt vergeleken. Zij is de voormoeder geworden van alle nog levende nazaten van Mohammed. Het Portugese stadje waar de maagd Maria in 1917 zes keer zou zijn verschenen heette ook Fátima.
De Hadith
Mohammed, de belangrijkste profeet binnen de islam, heeft zijn volgelingen het heilige boek de Koran nagelaten. Er zijn nog 24 profeten, die allemaal in de Bijbel voorkomen, waaronder Noach, Abraham, Ismaël, Izaäk, Jacob, Job, Jona, Aäron, Salamo, David, Elisa en Jezus. In de praktijk doet de Hadith, het geheel van de gezaghebbende islamitische overleveringen niet veel voor de Koran onder. De verschillende stromingen binnen de islam hebben allemaal hun eigen Hadith-verzameling. Bij tegenstrijdigheden tussen de Hadith en de Koran, krijgt de ‘onfeilbaar’ geachte Koran natuurlijk het laatste woord. Ook tussen soennitische en sjiitische Hadith-verzamelingen zijn de verschillen groot. De gezaghebbendste zijn ‘Sahih Boechari’ (de Hadith samengesteld door de islamgeleerde Al-Boechari, † 870) en de ‘Sahih Moeslim’ (de Hadith samengesteld door de islamgeleerde Moeslim ibn Hadzjadzj, † 875). Er zijn ook ‘koranisten’ die de Hadith verwerpen: zie het Karaïtische Jodendom dat alleen de Tenach accepteert en het orthodoxe protestantisme dat alleen de Bijbel goedkeurt en de zogeheten rooms-katholieke ‘traditie’ afwijst.
De binding van Izaäk
Volgens de islamitische overlevering werd Ismaël door Allah als ‘boodschapper van God’ naar de Hidjaz op het Arabische schiereiland gezonden, wat klopt met de Bijbel. De grootste stad in dit gebied is Jeddah, de belangrijksten zijn de ‘heilige’ steden Mekka en Medinah. In de Koran wordt vermeld dat Abraham zijn zoon moet offeren. Volgens de Hadith gaat het echter om Ismaël, die zelfs de naam ‘Zebihatoellah’ (‘Gods slachtoffer’) kreeg, en niet om Izaäk. Joden vieren dit offer op de tweede dag van ‘Rosj haSjanah’, joods Nieuwjaar, en noemen het verhaal de ‘Aqédah’ (‘binding’) van Izaäk. Moslims herdenken het offer tijdens hun vierdaagse Offerfeest (Eid ad-Adha), ongeveer zeventien dagen na de Ramadan. Zo mogelijk offert elke moslimfamilie een schaap om God te eren (in de islam hebben offers geen verzoenende betekenis). Zie de Joden die Pèsach vieren om de bevrijding uit Egypte te herdenken en christenen die Pasen vieren vanwege de opstanding van Christus. In beide feesten staat evenwel het Paaslam centraal. De rabbijnse traditie vermeldt dat Ismaël met zijn neus bovenop het gebeuren rond het offer van Izaäk stond. Evenals de knecht Eliëzer met wie hij ruziede over wie de ware erfgenaam van Abraham zou zijn. De bron die God aan Hagar wees toen Ismaël bijna omkwam van dorst in de woestijn zou de bekende waterbron in Berseba zijn. Volgens de islamitische traditie ging het echter om een bron vlakbij de Kaäba, die ‘Zamzan’ wordt genoemd, duizend kilometer verderop. Toen Ismaël zijn laatste adem uitblies, riep hij Izaäk bij zich, volgens de Hadith. Bij die gelegenheid zou hij zijn dochter uitgehuwelijkt hebben aan Izaäks zoon Ezau. Dit komt overeen met Genesis 36:3.
De Kaäba
“… De Kaäba is een zwart stenen gebouw in Mekka, dat in zijn oervorm – het is meermalen herbouwd – veel ouder is dan de islam. ‘Kaäba’ betekent letterlijk ‘kubus’, zo geheten vanwege de vorm. Het was een heiligdom voor de toen nog polytheïstische Bedoeïenen, die er afgodsbeelden en schilderingen van afgoden bewaarden, met name de afgodisch vereerde Zwarte Steen (de Hadzar oel-Aswad; mogelijk een meteoriet). Maar opmerkelijk genoeg moeten er volgens sommige bronnen ook schilderingen van engelen, van Abraham (Arabisch: Ibrahim), en zelfs Jezus (Arabisch: Isa) en zijn moeder Maria (Arabisch: Maryam), aanwezig zijn geweest. Die benadering van de kubusvorm (10 x 12 x 15 meter) is wel interessant, omdat het Allerheiligste in de tabernakel en vervolgens in de tempel van Salomo ook de vorm van een kubus had (5 x 5 x 5 el resp. 19 x 10 x 10 el)…”. Na zijn verovering van Mekka in 629/630 zou Mohammed de afgoden in de Kaäba weggeruimd hebben. In de latere islamitische mythevorming werd Adam aangemerkt als de oorspronkelijke bouwer van de Kaäba. Tijdens de zondvloed werd het bouwwerk verwoest, waarna het herbouwd zou zijn door Abraham en Ismaël. Er is een islamitische mythe volgens welke de Kaäba al vóór de schepping van de mens een plaats van eredienst was voor de engelen. Een christelijke Nestoriaanse kroniek vermeldt dat Abraham de Kaäba bouwde voor de dienst aan God en het brengen van slachtoffers.
Allah
Strikt genomen is ‘Allah’ geen naam, maar betekent het gewoon wat de Joden ‘Elohim’ en de Nederlands- en Engelstaligen ‘God’ noemen. In het Grieks ‘theos’ en het Latijn ‘deus’. JHWH, lees ‘Jahweh’, is de ‘naam’ van God. De Hadith spreekt wel van de negenennegentig namen van Allah (een oneven getal omdat God één is), maar dan gaat het eerder om zijn ‘attributen’. Soms hanteren christenen in moslimlanden dan ook het woord ‘Allah’ voor ‘God’. Om zich evenwel te onderscheiden van moslims gebruiken Indonesische christenen vaak het woord ‘Toehan’ en Arabische christenen het woord ‘Rabb’, wat allebei ‘Heer’ betekent. Uiteindelijk is er maar één God, al verschillen de ‘godsbeelden’ enorm. Wanneer er in de Bijbel over ‘goden’ wordt gesproken, gaat het om engelenmachten die van God zijn afgeweken, zoals de Koran het ook vaak heeft over ‘afgoden’: ‘aliha’. Daarom zeggen moslims: ‘Allahoe akbar’ – ‘God is de grootste’. Fanatieke moslims roepen dat zelfs naar Joden, wat eigenlijk in strijd is met het eigen getuigenis van de Koran. ‘God is liefde’, zegt de Bijbel, wat een veelzeggend verschil zou zijn tussen christendom en islam, volgens sommige Bijbeluitleggers. Dat is kul. De zevenenveertigste naam van Allah is Al-Wadoed, ‘de (meest) liefhebbende’ (of ‘Geliefde’). ‘Aan hen die geloven en rechtvaardige daden doen, zal de Allerbarmhartigste liefde geven’ (19:96), aldus de Koran, en ‘Hij is de vergevende, de Liefhebbende’ (85:14). Naam 1 luidt: Ar-Ra(c)hmān (de Allerbarmhartigste). Naam 14 luidt: Al-Ghafār (Al- en Dikwijls-Vergevende). Naam 42 luidt: Al-Karim (de Edelmoedigste). Naam 79 luidt: Al-Barr (de Bron van alle Goedheid). Naam 80 luidt: At-Tawwāb (de Altijd-Vergevende). Naam 82 luidt: Al-‘Afoeww (de Vergever). Naam 83 luidt: Ar-Ra’oef (de Vriendelijkste). Naam 92 luidt: An-Nāfi (de Weldoener). De namen die dan weer totaal niet stroken met de Bijbelse God zijn naam 10: Al-Moetakabbir (de Hoogmoedige/Arrogante) en naam 25: Al-Moezill of Al-Moedhill (de Onterende/Vernederende).
Mohammed
Mohammed werd rond 570 in Mekka geboren. Zijn vader stierf rond zijn geboorte, zijn moeder toen hij zes was, waarna hij opgevoed werd door zijn grootvader en een oom. Rond zijn twintigste trad hij in dienst van een zestien jaar oudere, rijke, aristocratische weduwe en zakenvrouw: Chadidzja. Via zijn karavaanreizen kwam hij in contact met Joden en christenen, waaraan hij volgens veel historici zijn (vaak falende) kennis van de Bijbel te danken had. Hij staat bekend als analfabeet. Chadidzja vroeg hem ten huwelijk en schonk hem twee zonen en vier dochters, die allemaal jong stierven, behalve Fatima. Ze trouwde met zijn neef Ali. Chadidzja overleed rond haar 65ste. Mohammed was toen een jaar of 49. Tijdens zijn huwelijk zonderde Mohammed zich regelmatig af in de grot Hira, die zich in de berg Dzjabal al-Noer (‘Berg van het licht’) bevond. Hij bracht er hele nachten door in gebed. Toen hij 40 was werd hij bezocht door een bovennatuurlijke verschijning en ontving hij zijn eerste openbaring van Allah. Een christelijke neef van Chadidzja duidde de verschijning als de Bijbelse engel Gabriël. Ouweneel, die in Mohammed zeker geen bedrieger ziet, interpreteert de engel eerder als de ‘engelvorst’ van Ismaël (zie mijn vorige blog over de ‘schutsengel’ van Ezau). Dat werpt een spannend licht op de geschiedenis van de islam. In 613 begon Mohammed zijn boodschap te verkondigen dat er maar één God was. De weinigen die dat nieuwe geloof aanvaardden werden alras vervolgd door de polytheïsten (moesjrikoen) in Mekka. Hij stuurde een aantal volgelingen naar Abessinië (Ethiopië) en week zelf uit naar Medina. Deze gebeurtenis markeert het begin van de Hidzjri (‘migratie’)-kalender. Hij kreeg steeds meer volgelingen. Hij verenigde de Arabische stammen onder wat de Constitutie van Medina ging heten en werd zo de leider van de multireligieuze staat. In 629 wist hij met een leger van zo’n tienduizend moslims Mekka te veroveren. Twaalf jaar later, in 632, later werd hij ziek en stierf (volgens de Hadith doordat een Joodse vrouw hem vergiftigd had). Tegen die tijd was het ongelooflijke gebeurd: de meeste bewoners van het Arabische schiereiland hadden zich bekeerd tot de islam.
Godsdienstoorlogen
Pas rond 650 werd de tekst van de Koran officieel gecanoniseerd. Rond 767 ontstond de eerste enigszins complete biografie van Mohammed. Joden aanvaarden Mohammed en de Koran niet omdat ze de belofte van het Heilige Land en de komst van de Messias en het Messiaanse Rijk missen. Christenen aanvaarden Mohammed en de Koran niet omdat ze Jezus, de gestorven, opgestane en verheerlijkte Zoon van God, Verlosser en Heer, in deze geloofsbelijdenis missen. Na zijn dood werd Mohammed opgevolgd door kaliefen (bestuurders van de ‘Oemmah’, de moslimgemeenschap). Er ontstond al direct meningsverschil over de eerste kalief. Zij die later de ‘sjiieten’ gingen heten, zochten een opvolger binnen de familie: Ali ibn Aboe Talib. Zij die later de ‘soennieten’ gingen heten zochten een trouwe bekeerling: Aboe Bakr. De laatste begon al spoedig met massale veroveringen en dus gedwongen massabekeringen. Dit was geheel in strijd met de geest van Jezus, al deden christenen vaak precies hetzelfde. Zie Karel de Grote die in 776 de Saksen dwong zich massaal te laten dopen. Of Vladimir ‘de Heilige’ die in 988 hetzelfde met de inwoners van Kiev deed.
Anti-Joods
Het was een teleurstelling voor Mohammed dat de meerderheid van de Joden (de meeste inwoners van Medina waren Joods) hem niet als profeet aanvaardden, terwijl dit toch eigenlijk nogal voor de hand lag. Mohammed was een niet-Jood. Joden herkenden zich niet in de typisch Arabische stijl van de Koran. Mettertijd begon Mohammed zich steeds vijandiger tegenover de Joden te gedragen. Hij veranderde de gebedsrichting naar Mekka in plaats van Jeruzalem, verving de Joodse vastendagen door de Ramadan, verving de drie Joodse jaarlijkse bedevaarten naar Jeruzalem door de ‘hadzj’, de eenmalige bedevaart naar Mekka, verving de sabbat door de vrijdag, enzovoort. Hij zag er niet tegenop de complete mannelijke bevolking (tussen de 600 en 900 personen) van een Joodse stam op te stellen in loopgraven om ze stuk voor stuk te onthoofden. Hun vrouwen en kinderen werden tot slaaf gemaakt. Maarten Luther maakte ook een dergelijke draai. Zie de twee publicaties waarin hij allerlei vloeken over de Joden uitsprak. Sommige christenen zagen in Mohammed de Antichrist. Mohammed loochende immers dat Christus de Zoon van God was. Zie ook de waarschuwing van Jezus tegen valse christussen en profeten (Matt. 24:11, 24). En de apostel Johannes in 1 Joh. 4:1-3. De islamisten beweren echter dat Jezus zelf de komst van ‘een andere Voorspraak’ heeft aangekondigd. Voor christenen is dat de Heilige Geest. Moslimgeleerden claimen hem als Mohammed. Meer voorbeelden van de rijke islamitische fantasie: Mohammed zou de steen zijn die de bouwlieden verworpen hebben (Matt. 21:42) of het mosterdzaadje dat tot een grote boom uitgroeide (Matt. 13:31-32).
Isa
Een (orthodoxe) Jood heeft meer met een moslim omdat hij vindt dat een christen eigenlijk geen monotheïst is (zie de Heilige Drie-eenheid). Een christen heeft meer met een Jood omdat de Tenach (Oude Testament) ook voor hem een betrouwbaar, goddelijk geïnspireerd boek is. Een (orthodoxe) Jood verwerpt het Nieuwe Testament, terwijl de moslim ontzag heeft voor Jezus en zijn Indzjil (‘Evangelie’). De naam van Mohammed komt slechts viermaal in de Koran voor, de naam van Isa (Jezus) maar liefst vijfentwintig keer. Jezus is in de Koran een bijzondere profeet. Moslims geloven in Zijn maagdelijke geboorte. Jezus wordt als onberispelijk kind door het Woord van God aan Maria gegeven (zelfs Mohammed is niet zondeloos, want hij moet om ‘vergeving’ vragen). Jezus is van ‘boven’, alle andere mensen zijn van ‘beneden’. De Koran noemt hem ‘ibn Maryam’ (‘Zoon van Maria’). Er wordt geen enkele vrouw bij name in de Koran genoemd. De hare zelfs drieëntwintig keer. Ik heb het altijd ongelooflijk gevonden dat moslims christen worden omdat ze van Jezus dromen, maar hierdoor wordt dat een stuk begrijpelijker.
Messias
Voor de Joden is Mozes (Mosje) de belangrijkste profeet geweest: God sprak rechtstreeks met hem als met een vriend (Ex. 33:11). Zelfs Mohammed ontving alleen boodschappen van God via de engel Dzjibril (Gabriël). Tot Jezus sprak God volgens de Bijbel echter zo eigen als een Vader spreekt met zijn zoon. Jezus wordt in de Koran wel ‘Messias’ en ‘Gezalfde’ genoemd, maar dat heeft niet de Bijbelse status van ‘Zoon van God’ (Matt. 16:16, Joh. 1:49, Joh. 11:27, Matt. 26:63, Luk. 4:41)). Jezus’ goddelijkheid wordt ontkend: “… God is slechts de ene God. Het staat ver af van zijn heiligheid dat Hij een zoon zou hebben…”. Jezus wordt wel weer het ‘Woord van God’ genoemd. Ook is Hij de ‘Geest van God’. De moslimgeleerde Mustafa Khattab waarschuwt de Joden dan ook niet te ontkennen dat Jezus de Messias is, en de christenen niet te beweren dat Jezus God is. God noemt Israël in de Tenach zijn ‘eerstgeboren zoon’ (Ex. 4:22,23, Hos. 11:1). Vandaar dat Ouweneel Jezus wel het ‘ware Zelf’ van Israël noemt. De Drie-eenheid is dan ook een moeilijk leerstuk, zelfs voor christenen. Vader, Zoon en Geest zijn één God. De christenen zeggen dat je de Tenach pas goed kunt begrijpen als je door de bril van het Nieuwe Testament leest. De moslims zeggen dat je de openbaring van Jezus Christus pas echt goed kunt begrijpen in het licht van de Koran. Zowel Joden, als moslims, als vrijzinnige christenen kennen Jezus niet als de verzoener van zonden (zie ook het eindfragment van mijn blog over “De onzichtbare Maat” van Andreas Kinneging).
Valse profeten
Moslims geloven níet dat Jezus is gestorven aan een kruis en vervolgens is opgewekt, wél in Zijn hemelvaart en wederkomst, om rond de Dag des Gerichts de ‘valse Messias’ te verslaan en recht en gerechtigheid op aarde te herstellen. De Koran noemt de strijd tegen Jadzjoedzj en Madjzoedzj die overeenkomt met het Bijbelse Gog en Magog. Na zijn wederkomst zal Jezus na 40 dan wel 45 jaar opnieuw sterven om begraven te worden naast Mohammed in de Groene Moskee. Jodendom, christendom en islam kennen alle drie hun ‘valse profeten’. Voor het jodendom, zie Sjimon bar Kochba, Sjabtai Tsvi, Menachem Mendel Schneerson en natuurlijk Jezus. Voor de christenen, zie Lou de Palingboer, Sun Myung Moon en Jim Jones. Voor de islam, zie al-Masīh al-Dadzjāl, de Mahdi.
Luchtpaarden
Jezus heeft nooit enige fysieke strijd geleverd en heeft geen mens op aarde gedood. Mohammed heeft vele malen fysiek gestreden en velen gedood. Jezus sprak met respect over vrouwen, maar was niet getrouwd. Mohammed sprak met disrespect over vrouwen, was er met elf getrouwd en had daarnaast vele concubines. De Koran adviseert zelf dat wanneer je meer over Jezus wilt weten je het Nieuwe Testament moet raadplegen. In Openbaring 19:11 lijkt het over de uit de hemel neerdalende Jezus op een (symbolisch) wit paard te gaan wat sterk doet denken aan Mohammeds zogeheten ‘Nachtreis-mythe’. Zie ook de steen waarop Jezus een voetafdruk achterliet toen Hij ten hemel voer, in de Hemelvaartskapel op de Olijfberg, en de voetafdruk die Mohammed achterliet in de Rotskoepel op de Tempelberg, toen hij zijn Nachtreis naar de hemel maakte. Het idee van het rijden op een paard door de lucht is ook te vinden in Openbaring 6 en in volksverhalen rond de ‘derwisjen’. Zie in verband hiermee Exodus 15:1 waarin het gaat over de engelvorst van Egypte die in de zee wordt geworpen. Zie ook de legende over de Heilige George op zijn witte paard die de christelijke koning Peter 1 te hulp kwam tijdens de Slag bij Alcoraz (1096) en de Heilige Todor die de Grieken te hulp kwam tegen de Russen (970). En wat te denken over Sinterklaas die op zijn schimmel over de daken rijdt? Of de Germaanse god Wodan die op zijn achtbenige paard Sleipnir door de lucht rijdt?
Over zonde
Zegen is binnen de drie godsdiensten altijd een zaak van Gods soevereine genade; “… van de mens is vereist: (a) inachtneming van Gods geboden en (b) berouw na het overtreden van die geboden, gevolgd door Gods vergeving en herstel. Volgens Joden en christenen kan dit alleen op basis van het zoenoffer; volgens de islam is het offer niet nodig, en is de idee van het offer zelfs verwerpelijk…”. Joden en christenen vinden vaak dat moslims lichtvaardig over zonde denken, onder andere door zonden toe te staan die bij hen streng verboden zijn, “… zoals moorden in de naam van God, of glashard liegen om bepaalde belangen te dienen, of het aangaan van bepaalde verwerpelijke seksuele relaties. Zo zouden concubines sinds het Nieuwe Testament niet meer acceptabel mogen zijn, en ‘harems’, zoals gebruikelijk aan islamitische hoven, al helemaal niet. Maar nog steeds is het in de islam geoorloofd dat een man maximaal vier echtgenotes heeft (voor zover de landelijke regering dit althans toestaat)…”.
Het Heilige Land
Noch de christenen, nog de moslims kennen een ‘heilig land’ dat speciaal voor hen als woonplaats is bestemd, zoals de Joden. Voor de moslims hoort Israël sinds de zevende eeuw voor eeuwig tot de ‘dar al-islām’, het ‘gebied van de islam’. De christelijke vervangingstheologen vatten het ‘Heilige Land’ geestelijk op. Zo goed als het land Israël nergens expliciet in de Koran genoemd wordt, zo komt ook de stad Jeruzalem (Al Qoeds) er niet in voor. Moslimgeleerden menen evenwel dat de term ‘Uiterste Moskee’ op de moskee op de Tempelberg slaat. Jeruzalem is al meer dan 1300 jaar de geestelijke hoofdstad van het islamitische Palestina vanwege de Rotskoepel en de Al-Aqsa-moskee. Een ‘tweestatenoplossing’ voor de Israëli’s en Palestijnen, waarbij Jeruzalem onder internationaal bestuur komt, leek in 1947 nog denkbaar, maar is intussen voor beide partijen allang volstrekt onaanvaardbaar geworden, aldus Ouweneel. Zowel moslims als vervangingstheologen ‘vervloeken’ degenen die zich niet tot hun godsdienst bekeert. Ouweneel staat daar anders in. Zie Romeinen 2:5-11 en Hand. 10:34-35. Iedereen die, naar het inzicht dat hij heeft, God op welke wijze dan ook van harte dient, zal volgens hem door Jezus gered worden. Dus ook de serieuze moslim.
Het kruidvat in het Midden-Oosten
Ouweneel behandelt de Palestijnse verzetsbeweging Hamas, die het als een Godgegeven opdracht ziet Israël te vernietigen. Een haat die waarschijnlijk verklaard wordt uit de stichting van de staat Israël te midden van de ‘dar al-islām’. Artikel 32 van haar Handvest spreekt ook een vloek uit over elke moslim die deserteert in de strijd tegen Israël. Vreemd is artikel 28 waarin wordt gezegd dat nooit mag worden vergeten dat de Joden na de verovering van de Heilige Stad in 1967 zouden hebben verkondigd dat ‘Mohammed dood is en zijn afstammelingen allen vrouwen zijn’. Hezbollah (‘Partij van God’) is een sjiitisch-islamitische verzetsbeweging in Libanon. Zij vormen een kleine minderheid binnen de islam. Met name de Iraanse ayatolla’s zijn sjiitisch. Zij koppelen de staat Israël aan de Verenigde Staten, die ze beiden willen bestrijden. Volgens hen is de staat Israël gebouwd op land dat van de moslims ‘gestolen’ is. In werkelijkheid is verreweg het meeste land dat in 1948 tot de staat Israël vaak voor woekerprijzen van de eigenaren, voornamelijk moslims en christen-Arabieren, overgenomen: “… Vooral de Turkse grootgrondbezitters, de effendi’s, verkochten het uitgemergelde, woeste land maar al te graag aan joodse pioniers – en zagen later, vaak tot hun ontsteltenis, wat deze pioniers van het land hadden weten te maken…”. Over de ‘Naqba’, de veronderstelde gewelddadige ‘verdrijving’ van honderdduizenden Palestijnen uit wat de staat Israël zou worden: “… In werkelijkheid gingen de meesten van hen uit zichzelf weg, óf op aandrang van de omliggende Arabische staten (met de valse belofte dat zij spoedig weer naar hun woonplaatsen zouden kunnen terugkeren)…”. Ayatollah Khomeini die van Iran een religieus-fundamentalistische staat maakte, wond er geen doekjes om: “… Wij moeten allen opstaan, Israël vernietigen en het vervangen door het heldhaftige Palestijnse volk…”. Het idee van een ‘Palestijns volk’ is pas iets uit de twintigste eeuw. Voor 1948 heetten alle inwoners van Palestina, dus ook de Joden, ‘Palestijnen’. Arabieren hebben nooit een afzonderlijke etnische entiteit gevormd in Palestina, ze hoorden gewoon bij de Arabieren in Jordanië, Libanon en Syrië. Veel van deze Palestijnse Arabieren kwamen juist naar het land vanwege de economische kansen die de zionisten hen in het vooruitzicht stelden. Ayatollah Khameini verkondigde tien jaar geleden dat Israël over vijfentwintig jaar niet meer zal bestaan. Sommige christenen denken dat het Bijbelse ‘Gog en Magog’ te maken heeft met een bondgenootschap tussen Iran en Rusland. Vladimir Putin is heden ten dage inderdaad vriendjes met Iran: “… Opmerkelijk is dat de Slavische naam ‘Vladimir’ precies hetzelfde betekent als de Keltische naam Donald (de voornaam van Trump), namelijk: ‘wereldheerser’. Vladimir I de Heilige (†1015) was de eerste christenkoning van de Russen en Donald I (†862) was de eerste christenkoning van de Schotten…”.
De Rotskoepel
Geen enkele stad verdiende het meer om uit handen van de moslims bevrijd te worden dan Jeruzalem, de ‘navel van de wereld’ – zo meenden de eerste kruisvaarders (die, onderweg naar het Heilige Land, vaak ook nog zoveel mogelijk Joden om het leven brachten). Het Tempelplein, met in het midden de schitterende gouden Rotskoepel (gebouwd door kalief Abd al-Malik tussen 688 en 692), kun je gerust de meest betwiste vierkante kilometer in de hele wereldgeschiedenis noemen. Het is gebouwd op de Tempelberg, ongeveer op de plek waar vroeger de twee joodse tempels hebben gestaan. De religieuze betekenis is enorm. Hier zou God de eerste mensen, Adam en Eva, hebben geschapen. Hier zou Abraham zijn zoon hebben willen offeren. Hier was de dorsvloer van Arauna waar koning David de pestepidemie door de Engel van JHWH tot stand bracht. Hier werd de tempel van Salomo gebouwd waar de ‘Sjechina’ woonde. Hier verbaasde de twaalfjarige Jezus de Joodse schriftgeleerden en reinigde hij de tempel. Hier maakte Mohammed zijn nachtelijke reis naar de hemel. Hier zal eens de nieuwe tempel verrijzen (Ezech. 40-44). Is de Rotskoepel vanwege zijn achtkantige Byzantijnse bouw een ‘imitatie-kerk’? “… Volgens sommigen is de achtkantige vorm van heidense oorsprong de Babyloniërs beeldden de godin Isjtar, de morgenster, af als een ster met acht punten, en de Egyptenaren deden hetzelfde met de godin Isis. Isjtar en Isis werden later gekerstend tot de Madonna. Misschien hangt het getal acht samen met de acht stadia van Venus (=Isjtar) gedurende het zonnejaar…”.
De ‘gruwel der verwoesting’
In het boek Daniël en in het evangelie van Mattheüs en Markus komt de uitdrukking ‘gruwel der verwoesting’ voor, wat altijd met afgoderij te maken heeft. In het boek over de Makkabeeën gaat het over een ‘gruwel’ die Antiochus IV Epiphanes in 168 v. Chr. in de tempel te Jeruzalem heeft geplaatst: een beeld van de Griekse oppergod Zeus. Lange tijd kon hierdoor de Joodse offerdienst niet plaatsvinden, totdat Judas de Makkabeeër de tempel vier jaar later terugveroverde, wat nog steeds gevierd wordt tijdens het Joodse Chanoekafeest. Jezus heeft het echter over een toekomstige ‘gruwel der verwoesting’ op ‘de heilige plaats’. Zou daarmee de Rotskoepel kunnen zijn bedoeld, waarin immers driemaal ontkend (geschilderde wandteksten) wordt dat Jezus de Zoon van God is? De getallen die in Daniël 12:11-12 ‘dagen’ worden genoemd, kunnen Bijbels gezien ook ‘jaren’ betekenen. Het is dan wel heel frappant dat als we tellen vanaf 688 waarin met de bouw van de Rotskoepel werd begonnen, na 1260 jaar, de staat Israël werd opgericht (1948) en na 1290 jaar het Zuid-Libanonconflict ontstond waarop een begin werd gemaakt met de historische Camp-David-akkoorden (1978). Na 1335 jaar vond de ramp van 7 oktober plaats (2023). Met de ‘grote verdrukking’ zou de hele periode tussen 688 en 1948 kunnen zijn bedoeld, waarvan het dieptepunt wel de Sjoah of Holocaust was. Een massaslachting die begon met de Endlösing in 1942 en eindigde met de bevrijding van het laatste vernietigingskamp in 1945, een periode van drie en een half jaar. Na de oorlog stuurden de Engelsen de grootmoefti van Jeruzalem, een Jodenhater bij uitstek en persoonlijke vriend van Hitler, weg. Ouweneel kan zich geen periode van ‘grote verdrukking’ voorstellen die vreselijker is dan de Holocaust. Verder zou de ‘kleine hoorn’ in Daniël 7:8 heel goed over de opkomst van de islam kunnen gaan, volgens Ouweneel en sommige rabbijnen.
Herleving van het Romeinse Rijk
Verder legt Ouweneel de vier beesten uit Daniël 7 uit zoals gangbaar in evangelische kringen. Het eerste beest verwijst naar het Babylonische rijk (zie Nebukadnezar). Het tweede beest verwijst naar het Medo-Perzische rijk (zie de koningen Kores, Darius en Artasastha). Het derde beest verwijst naar het Grieks-Macedonische rijk (zie Alexander de Grote). Het vierde beest verwijst naar het Romeinse Rijk waarin het Islamitische Rijk het een tijd voor het zeggen heeft gehad, tot er in 1922 een eind kwam aan het sultanaat, en daarmee aan heel de geschiedenis van de islamitische wereldrijken. Het ‘beest uit de zee’ in Openbaring 13 stelt Ouweneel gelijk aan het ‘vierde beest’ in Openbaring 13, dat geneest van een dodelijke wond. Er is dus een opvallende ‘onderbreking’ geweest in de geschiedenis van het vierde beest. Zie ook Openb. 17. Het vierde beest met zijn zeven koppen kan binnen Johannes’ perspectief niets anders betekenen dan de zeven heuvels waarop de stad Rome is gebouwd. Sinds 1922 lijkt het Romeinse Rijk weer te herleven, ten koste van de islamitische wereld. “… Als we de NAVO en de EU twee gestalten van het herlevende ‘Romeinse Rijk’ mogen noemen, laten we maar in het midden of het centrum daarvan in Europa ligt of veeleer in Washington, dat overigens door velen als het ‘Nieuwe Rome’ wordt beschouwd…”. Ouweneel maakt een opmerking over de geweldige belangstelling van Donald Trump, Elon Musk en Mark Zuckenberg voor het oude Romeinse Rijk: “… Dit is allemaal nog opmerkelijker geworden doordat de nieuwe bisschop van ‘Rome’ een… ‘Amerikaan i’s: Robert F. Prevost, de nieuwe paus Leo XIV…”. Voor zijn boek is vooral van belang dat de wereldmacht vandaag niet-islamitisch is. “… Naast de NAVO en de EU moeten we dan ook aan Rusland en vooral China denken…”. Zullen de drie geestelijke ‘nakomelingen’ van Abraham, Joden, christenen en moslims, elkaar ooit nog eens vinden? Volgens Ouweneel en de profetieën in de Bijbel wel: als de Messias terugkomt met de wolken van de hemel. Zie hoe veelbelovend God spreekt over het lot van Moab en Ammon (Jordanië) in Jeremia 48:47 en Jeremia 49:6 en Assur (Syrië) en Egypte in Jesaja 19:3-25.
Uitgave: Gideon – 2025, 304 blz., ISBN 978 905 999 305 1, € 22, 50
Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier


Geen opmerkingen :
Een reactie posten