Menu

donderdag 20 augustus 2020

Voor het leven – Kick Bras

 


 Subtitel: De spiritualiteit van Dietrich Bonhoeffer

 

In het laatste deel van de tv-serie “Dus ik volg” van Stine Jensen vertelt een psycholoog dat 75 procent van de mensheid bereid is rücksichtslos een leider te volgen. Slechts een kwart blijft zelfstandig nadenken (zie ook: “Zomergasten” met strafrechtadvocaat Inez Weski), wat hij onder andere betrekt op het nazisme. Ik vind dat een intrigerend gegeven. Wie zijn die gasten die zich door niets of niemand in de luren laten leggen (zie ook: “De eeuwig bron” van Ayn Rand)? Mijn mond viel open toen ik er ooit achter kwam dat zelfs christenen zich destijds massaal achter Hitler schaarden. Ook in ons land, waar sommige gelovigen vonden dat de overheden door God waren ingesteld, dus dat je je daaraan had te onderwerpen. Of als het er op aan kwam Joden verraadden met het vrome excuus dat je niet mocht liegen (zie: “Het meisje dat verdween” van Els Florijn). Dan heb je het grote plaatje van wat de Bijbel mensen voorhoudt toch wel heel erg gemist. Denk ik. Eén van de weinige Duitse theologen die zich vanaf het begin faliekant tegen het nazisme afzette, was Dietrich Bonhoeffer (1906-1945). Hij werkte mee aan een aanslag op Hitler, wat hij met de dood moest bekopen. Ik heb wel eens wat van Bonhoeffer geprobeerd te lezen, maar ik vind het moeilijke en elitaire literatuur. Hij kwam uit wat je gerust een aristocratisch milieu mag noemen. Bovendien drukte men zich toen heel anders uit dan nu. Ik was dan ook blij met het boek dat ik vond van Kick Bras, die ik kende van de prachtige kunstuitgave “Oog in oog”. Bras publiceert veel over spiritualiteit in het licht van de Joodse en christelijke traditie - wat mij betreft de meest boeiende kant van religie.

Lebemeister

Volgens Bras kun je Bonhoeffer beschouwen als een ‘Lebemeister’: iemand die je laat zien ‘hoe te leven’. Bonhoeffer legt uit hoe je verbinding kunt zoeken met ‘dat levensmysterie dat de traditie met God aanduidt’. De mensen zijn mondig geworden: “… Hoezeer de kerk en christelijke theologen zich ook tegen deze ontwikkeling verzet hebben, toch heeft zij voortgezet…”. Wij hebben geen religie meer nodig waarin God tevoorschijn komt als we tegen onze grenzen aan lopen. Als een ‘stoplap’. Of een ‘deux ex machina’: “… Met deze term verwijst Bonhoeffer naar een oude toneeltruc: als de handeling op het toneel in een impasse zat, kwam er ineens een bovenaards figuur het toneel op (een mechanische god) om in te grijpen. Zo moet God als bovennatuurlijke kracht ingrijpen als de religieuze mens het zelf niet meer weet of kan…”. God als sinterklaas dus, zie “Vurige tong” van Ann De Craemer. We komen met onze levensvragen rond dood, lijden en schuld ook wel klaar zonder God. God ligt niet meer in het verlengde van onze zelfgenoegzame denkbeelden en egocentrische verlangens. Volgens Bonhoeffer gaat het in het geloof dan ook niet zozeer om de zorg voor de kerk, maar om de zorg voor de hele wereld. Hij bedoelt daarmee dat geloof niet per definitie samenvalt met religie. Religie is enkel een vorm waarin een bepaald geloof wordt gegoten. Het is belangrijk het onderscheid te zien. De kerk heeft als instituut vaak gefunctioneerd als steunpunt van de machtigen. Was vooral gericht op zelfhandhaving. Te vaak verwees de bevoogdende kerk alleen naar het hiernamaals, waarmee ze het gepeupel zoet hield. Volgens Bonhoeffer gaat het geloof echter om het hier en nu. Hoe kunnen wij bevrijd worden van achterhaalde religieuze patronen en toch een authentieke spiritualiteit vasthouden?

 

Mondigheid betekent verantwoordelijkheid

‘Mondig’ zijn betekent ‘verantwoordelijk’ zijn. Voor ons zelf en onze naasten. Daarin heeft Bonhoeffer ons best nog wat te zeggen in deze coronatijd, bedacht ik. Toen het er 1939 naar uit zag dat de oorlog snel zou uitbreken, haalden zijn vrienden Bonhoeffer naar de V.S. om lezingen en colleges te geven. Hij kon niet met lede ogen aanzien hoe in Duitsland de hel losbarstte, en keerde terug naar zijn land. De werkelijkheid is het terrein waar wij God ontmoeten, aldus Bonhoeffer. Het kan niet zo zijn dat wij daarom in blind idealisme geen rekening meer houden met de werkelijkheid of vanuit een fanatieke ideologie de werkelijkheid geweld aandoen. Hij roept op in moeilijke tijden nuchter en eenvoudig te doen wat realistisch is. Onze verantwoordelijkheid moet de ander ook niet onmondig maken, maar zijn of haar verantwoordelijkheidsbesef juist versterken. Een autonoom iemand die verantwoordelijkheid op zich neemt, neemt ook schuld op zich. Wij zijn niet volmaakt. Het deed me direct denken aan wat Carola Schouten zei in “Zomergasten” naar aanleiding van een scene uit de film “The Two Popes”. Het is belangrijk te alle tijden naar je geweten te luisteren en niet in strijd daarmee te handelen. Je moet bereid zijn schuld op je te nemen als dat nodig is voor het heil van medemensen: “… Zo zal men bereid zijn om, als de vijand vraagt waar mijn vriend verborgen is, tegen hem te liegen…”. Het gebod om God en de naaste lief te hebben, is immers het eerste en grootste gebod. Verantwoordelijkheid gaat dus samen met vrijheid. “… Het grootste deel van de Evangelische Kerk had zich onderworpen aan de ideologie en praktijk van het nazisme. Ze hadden geen verantwoordelijkheid genomen voor de Joden en alle anderen die door de nazi’s werden vervolgd en met uitroeiing werden bedreigd…”. Volgens Bonhoeffer kenmerken de Duitsers zich door plichtsbetrachting, waardoor zij gemakkelijk gehoorzaam werden aan de nazi-cultuur. Maar “… Gehoorzaamheid zonder vrijheid is slavernij, vrijheid zonder gehoorzaamheid is willekeur…”.

 

Voor elke geboorte is er pijn

Bonhoeffer wijst het nazisme dat pleitte voor sterilisering en euthanasering van zieken en zwakken radicaal af. “… Zwakte is heilig, zegt hij, en daarom moeten we de zwakken dienen…”. Zie 2 Kor. 12:9 – kracht wordt zichtbaar in zwakheid. Niet dat hij het lijden verheerlijkt: “… Hij wil zijn hoorders aansporen om lijdende mensen te eerbiedigen, om zwakte en pijn niet te ontkennen of te verdringen…”. In het lijden volg je de weg die Jezus ging. Kom je dichter bij God dan ooit. De lijdende zit in een omvormingsproces. “… We worden omgevormd naar het beeld van Christus. Wat is dat voor beeld. Dat is, zeker, het beeld van de Verrezene, die in heerlijkheid leeft bij God. Maar het is en blijft toch ook het beeld van de gekruisigde…”. En even verder: “… God blijkt geen almachtige wensvervuller, maar zelf te lijden…”. En: “… God vervult niet al onze wensen maar al zijn beloften…” (die in de Bijbel staan). Het gaat er om in ons (nood-)lot God te vinden. Een gelovige wordt solidair met Hem. Het lijden verdient een benadering van diep respect en een pas op de plaats. Zie het You Too-liedje “Jahweh”: voor elke geboorte is er pijn. Voor Bonhoeffer was elk woord in de Bijbel ‘een liefdesbrief’. God heeft zich ten diepste laten kennen in de mens Jezus van Nazareth. Als “… liefde die er voor anderen wil zijn tot in lijden en dood toe en juist zo het kwaad overwint en leven schenkt. Dat betekent dat je over God niet moet speculeren, maar dat je moet zien hoe hij zich in de geschiedenis heeft gemanifesteerd, in Israël en met name in Jezus Christus…”. Voor Bonhoeffer staat Christus tussen God en hem, maar ook tussen hem en de wereld, tussen hem en de andere dingen en mensen. “… De wijze waarop Bonhoeffer hierover schrijft plaatst hem in een lange traditie waarin sprake is van ‘God in ons’, ‘Christus in ons’, de ‘heilige Geest’ in ons…”. Zie ook: “Het evangelie volgens Pilatus” waarin Eric-Emmanuell Schmitt een kind laat zeggen: “… Mama, diep in mezelf vind ik niet mezelf…”.

 

De kerk en de nazi’s

De heilsgeschiedenis gaat voor de profane geschiedenis. Er waren stromingen in de kerk die de nazibeweging zagen als een instrument in Gods hand om het vernederde Duitse volk te verheffen. Bonhoeffer gaat daar vierkant tegenin: “… De gemeenschap van hen die tot de kerk behoren wordt niet door bloed en dus ook niet door het ras, maar door de doop en de heilige Geest bepaald…”. Bonhoeffer benadrukt dat de Heilige Geest uitgaat van de Vader en de Zoon: “… Dat laatste is heel belangrijk, zegt hij, want anders kan men denken dat de Geest tot ons komt door de natuur en door de schepping en krijg je gemakkelijk een vergoddelijking van het natuurlijke leven. Hij zegt het er niet bij, maar we moeten dan denken aan de ‘Blut und Boden’ ideologie…”. Met ‘het Woord’ bedoelt Bonhoeffer het Oude en het Nieuwe Testament: “… Hij verzette zich tegen stromingen in de kerk die het Oude Testament als een Joodse erfenis beschouwden waarvan de kerk zich moest ontdoen. Bonhoeffer benadrukte steeds meer, dat we het Nieuwe Testament alleen vanuit het Oude Testament kunnen begrijpen en dat de kerk onopgeefbaar verbonden is met Gods volk Israël…”. De leiding van de Geest ontvang je door te mediteren over een gedeelte uit de Bijbel. Dat betekent ook dat we de Bijbel ‘geestelijk’ moeten verstaan. De Bijbel is niet alleen maar een dode tekst over lang vervlogen gebeurtenissen. De nauwe relatie met de Geest die uit de Bijbel spreekt was voor Bonhoeffer geen theoretische of dogmatische zaak, maar van eminent belang in het verzet tegen instemming van de kerk met het nazisme: “…  De kerk moest niet meegaan met de ideologie van de partij, en niet instemmen met het grote enthousiasme bij het volk voor het nieuwe regime, en niet in de militaire overwinningen in 1940 de voorzienigheid van God begroeten. Want in deze ontwikkelingen openbaarde zich niet de Geest van Christus, maar een duistere, demonische geest. Voor Dietrich was daarbij het springende punt dat het Joodse volk, Gods oogappel, waaruit Jezus is voortgekomen, door het nieuwe regime werd vervolgd en de meerderheid van de kerkleiders en predikanten met een Joodse achtergrond werden gediscrimineerd. Tegenover de geest van misleidende propaganda van de nazi’s en het zwijgen van veel kerkleiders over onrecht kende Bonhoeffer slechts één remedie: de kerk luistert alleen naar wat de Geest te zeggen heeft vanuit het Woord dat getuigt van de gekruisigde en verrezen Christus…”.

 

De trooster

Bonhoeffer heeft het heel duidelijk over Christus die door de Heilige Geest ín ons is: “… Daarin onderscheidt de mens zich van de overige schepselen, dat God zelf in hem is…”. En even verder: “… Belangrijk is het beeld dat God in de mens is, in de mens woont en werkt…”. Bras: “… De innerlijke aanwezigheid van Gods Geest in ons eigen diepste wezen werkt een intense omvorming uit…”. Er vindt een perspectiefwisseling, een ‘metanoia’, plaats van het eigen ego naar de Ander, de Heilige Geest, die pure liefde is. Het gaat niet om een innerlijke kracht, maar letterlijk om de persoonlijke God en Jezus Christus: “… we dragen hen als het hoogste heiligdom in ons…”. Hieruit volgt dat: “… Alle andere heren die wij in ons hart ruimte hebben gegeven, moeten wijken…”. Dat nu is de ultieme vrijheid. Bras vindt deze persoonlijke benadering van spiritualiteit zeer inspirerend voor onze tijd. Daar sluit ik mij volledig bij aan. “… We hebben het heel erg nodig, dat we opnieuw zicht krijgen op de inwerking van Gods Geest in ons hart, in onze geest, in onze persoonlijke existentie…”. Tot mijn stomme verwondering wordt er in de kerk amper gesproken over de Heilige Geest die echt ín ons woont. Toch is dat het grote geheim van de gelovige, waar Paulus het over heeft, volgens mij. Hij gebruikt geen vage beeldspraak. Waarom zou je überhaupt christen willen worden als dat voor je bestaan niets uitmaakt? Waarom zou je naar de kerk gaan als je dat niets oplevert (zover wil ik wel gaan)? Zie de leegloop van de kerk. Je bent toch geen malle pietje? Het punt is dat er een existentie, of hoe je het ook maar aan wil duiden, in je leven kan komen die bestaat uit  puur licht, pure liefde en pure vrede. Wie wil dat nu niet? “… God is levende presentie, actieve betrokkenheid, een Persoon die ons kent, verstaat, en leidt…”. Zie het verhaal van de pastor over de ramp in Beiroet. De Bijbel heeft het over een ‘trooster’ die je begeleidt in alles wat je tegenkomt of waar je voor komt te staan. Zie ook: “De trooster” van Esther Gerritsen. Vaak is men huiverig geweest hier verder in door te denken omdat het egocentrisme in de hand zou werken. Maar de ‘trooster’ is en blijft de Ander en heeft niets met je ego te maken. Sterker, door je te concentreren op de ‘trooster’ vergeet je eerder jezelf. Zie ook het bidden als ‘stil zijn voor God’. Welnu, de Heilige Geest is in iedere gelovige. Alle gelovigen samen worden in de Bijbel ‘het lichaam van Christus’ genoemd. Ik stel me zo voor dat wij allemaal een celletje van het lichaam van Christus zijn waar zijn DNA in zit. Daarom bestaat er een diepe verbondenheid tussen gelovigen onderling. Bonhoeffer schrijft dan ook: “… Broeders en zusters, laat u niet vergiftigen door de haat die volken, rassen en klassen uiteenscheurt. (…) Want de heilige Geest is vrede en zal ons vrede geven. Die in u is, is groter dan die in de wereld is. Laten we om die troost van Pinksteren bidden…”. De Heilige Geest zal ons altijd inspireren om een zegen voor anderen te zijn, is altijd gefocust op de wereld om ons heen. Omdat ieder mens een potentiële Godsdrager is, ook al weet hij dat misschien niet, volgt hieruit zijn individuele waardigheid. Het is leuk dat Bras hier en daar titels van andere boeken geeft om verder te lezen: “… Ik moet denken aan de imponerende manier waarop Miskotte in de oorlog zijn boekje “Bijbels ABC” uitgaf. Wie het Bijbels abc leert spellen komt op het spoor waarheen de Geest van Christus ons leidt…”.

 

Gebed en meditatie

Over het gebed: “… De betekenis van het gebed is bij Bonhoeffer vooral gelegen in de innerlijke transformatie die het bewerkt, en niet zozeer in de verandering van de omstandigheden buiten mij. Zo moeten we niet denken dat we het gebed kunnen hanteren als een magische afweer tegen allerlei onheil dat ons kan overkomen…”. En even verder: “… Bidden was voor hem ten diepste stil worden en in die stilte je overgeven aan de verborgen Aanwezige die fundamenteel te vertrouwen is…”. Bras: “… Bidden moet niet, er hoeft niets veroverd te worden en niets gevreesd. Bidden mag…”. Over het bidden voor een vijand: “… Wij doen dat plaatsvervangend voor hem, wat hij zelf niet doen kan…”. Een gemeente die voor iedereen bidt wordt vrij van mensenvrees en mensenverachting. Bonhoeffer was ook een groot pleitbezorger van christelijke meditatie oftewel het in stilte overdenken van Bijbelteksten: “… De stilte van de tempel is het teken van de heilige aanwezigheid van God in zijn Woord…”. Zie het Joodse ‘lernen’. Het maakt je volgens hem vrij, sterk en onafhankelijk. Bonhoeffer: “… Je kunt de Bijbel niet eenvoudig lezen zoals je andere boeken leest. Je moet bereid zijn, haar werkelijk vragen te stellen. Pas zo ontsluit zij zich… Want in de Bijbel spreekt God tot ons. En over God kun je nu eenmaal niet zo eenvoudig van jezelf uit nadenken, maar je moet tegenover Hem een vragende houding aannemen. Alleen als wij zoeken, antwoordt Hij ons… Zoals wij het woord van een mens die wij liefhebben, niet begrijpen als wij het eerst analyseren, maar zo’n woord eenvoudig door ons wordt aangenomen en dan een dag lang in ons doorwerkt, eenvoudig als woord van deze mens die wij liefhebben. En zoals dan diegene zich steeds meer ontsluit, die dit woord gezegd heeft, hoe meer wij dit woord ‘in ons hart bewaren’ als Maria, zo moeten wij met het woord van de Bijbel omgaan… Zo lees ik nu de Bijbel. Ik vraag aan elke passage: wat zegt God hier tot ons en ik bid God, dat Hij ons toont, wat Hij zeggen wil…”.

 

Monastieke gemeenschap

Bonhoeffer stichtte ook één van de eerste protestantse monastieke gemeenschappen in Europa: het broederhuis van het seminarie Finkenwalde: “… Interessant is, hoe Dietrich vervolgens een onderscheid maakt tussen psychische gemeenschap en geestelijke gemeenschap. Een psychische gemeenschap heeft haar basis in de psyche van de leden. Zij hebben hun droombeelden en idealen en proberen die te verwezenlijken, maar al gauw worden zij ontgoocheld over de anderen en ook over zichzelf. Met laat zich meenemen in heerlijke ervaringen en hooggestemde verwachtingen die als een roes over hen komen. Maar deze slaan al gauw om in teleurstelling en slechte ervaring. Het is goed als men door dergelijke teleurstellingen heen leert om de gemeenschap niet te bouwen op psychische stemmingen. Wie leeft vanuit een wensdroom wordt hoogmoedig en veeleisend. De ander wordt al snel beoordeeld en veroordeeld.‘Hij leeft in de kring van de broeders onbarmhartig en als een levend verwijt voor alle anderen’. Maar de christelijke gemeenschap is niet gebouwd op onze wensen en idealen. God heeft voor de gemeenschap allang de grond gelegd. Daarom treden wij er binnen niet met eisen, maar met dankbaarheid…”. Zie ook: “Voorwaarts” van Eva Meijer. Even verder: “… Niet zozeer een heiligingsideaal ligt aan de grondslag van de gemeenschap, zoals dat vaak het geval was in rooms-katholieke kloosters. Ook niet het droombeeld van een paradijselijke samenleving die vooruitgrijpt op het rijk van God, en die als utopie de leden van de gemeenschap gaande moet houden. Maar een heel realistische geloofsovertuiging: we zijn zondige, gebrekkige mensen en dat blijven we tot onze laatste snik, maar we zijn door Christus gerechtvaardigde zondaren, en door Hem aan elkaar gegeven. Vanuit deze geloofswerkelijkheid willen we nu met elkaar leven, fouten maken en elkaar dan steeds weer vergeven. De blik is dan niet voortdurend op onze prestaties gericht en dat is een hele bevrijding…”. Zie ook: “Moeilijk te geloven” en “De minnaar, de monnik en de rebel” van Suzanne van der Schot. Een geestelijke gemeenschap is gebaseerd op het werk van de Geest: “… Daar proberen mensen elkaar niet te onderwerpen of hen aan zich te binden en door machts- en invloedssferen van persoonlijke aard te manipuleren of door dweperige verlangens in elkaar op te gaan. In een geestelijke gemeenschap staat Christus altijd tussen mij en de ander in zodat ik de ander niet kan binden, dwingen of beheersen…”. Volgens mij laat een en ander weer zien hoe belangrijk het is om een helder zicht te hebben op het drie-enige mensbeeld lichaam-ziel-geest. Bonhoeffer pleit voor nuchterheid en het besef dat de ander eigendom is van Jezus Christus. De Geest woont ook in hem of haar. Dat moet de dragende grond van het samenleven zijn, en niet hooggestemde idealen of intense antipathieën dan wel sympathieën. Bras heeft het over de opleving van belangstelling voor monastieke spiritualiteit in onze tijd en wijst op de veelgelezen boeken van Anselm Grün, Wil Derkse en Thomas Quartier.

 

Tegenstellingen

Van huis uit was Bonhoeffer een goede musicus. In de gevangenis schrijft hij over een lied van Hugo Wolf: “… Vrij vertaald luidt de strofe: ‘Plotseling komen vreugde en leed en voor je het weet verlaten beide je en gaan aan de Heer vertellen hoe jij ze gedragen hebt.’ Daar ging het hem om: hoe je vreugde en leed droeg. Aan de omstandigheden kun je vaak niet veel veranderen, maar wel aan je eigen mentaliteit…”. Zie ook: “De keuze: leven in vrijheid” van Edith Eger. Bonhoeffer was tevens een dichter. Zijn poëzie gaat vaak over tegenstellingen, zoals geluk-ongeluk, christen-heiden, verleden-toekomst, leven-dood: “… Deze telkens terugkerende spanning tussen twee polen die uiteindelijk in een synthese worden opgeheven lijkt op de filosofische methode van Hegel, die de geschiedenis duidde als een proces van these en antithese die beide worden opgeheven in een synthese. En daarbij betekent ‘opgeheven’ niet dat de these en antithese worden uitgeschakeld, maar in een hogere eenheid worden verbonden zodat beide hun relatieve recht behouden en in een vruchtbare relatie tot elkaar komen te staan zodat er iets uitkomt waar men mee verder kan. Ook lijkt Bonhoeffers paradoxale visie op de in middeleeuwse mystieke geschriften voorkomende ‘concidentia oppositorum’ ofwel het samengaan van tegengestelden. In de mystiek gaat het dan uiteindelijk om de vereniging van de menselijke en de goddelijke geest. Dit samengaan betekent niet dat de mens en God helemaal in elkaar opgaan, maar dat er door inzicht en liefde een vereniging tussen beide groeit. Deze vereniging betekent dat de mens zijn aardse en vergankelijke leven niet achter zich hoeft te laten maar het juist ten volle kan leven in het licht van de eeuwigheid…”. Het doet me ook denken aan het yin en yang-principe uit de leer van Confucius (zie: “China & de barbaren” van Henk Schulte Nordholt). “… Heel persoonlijk spreekt deze spanning uit het aangrijpende gedicht ‘Wie ben ik’. In de ogen van anderen ben ik, schrijft Bonhoeffer, sterk en moedig. Maar zelf weet ik dat ik vaak bang ben, enorm verlang naar vrijheid, soms stervensmoe ben. Wie ben ik dan in werkelijkheid, de mens zoals anderen mij ervaren, of de mens zoals ik die zelf ervaar? Ook hier twee tegenpolen die er beide zijn en ook niet in een goedkope oplossing verdwijnen, maar ze worden in een ander perspectief gezet door de slotzin: ‘Wie ik ook ben, U kent mij. Ik ben van U, mijn God.’…”. Zie wederom Carola Schouten in “Zomergasten” (laatste gedeelte).

 

Wachten op God

Omdat Bonhoeffer na zijn kerkelijk examen nog te jong was om als predikant bevestigd te worden, vertrok hij naar New York voor een studiejaar. Door zijn contacten met de zwarte student Frank Fisher en zijn Abyssinian Baptist Church werd Bonhoeffer zich bewust van het kwaad dat racisme heet. Hierdoor was hij beter dan anderen voorbereid op de oppositie tegen het antisemitisme onder brede lagen van het Duitse volk. Hij heeft zich met hand en tand verzet tegen de theologische opvattingen die ‘volk’ en ‘ras’ beschouwden als scheppingsordeningen. Zie Paulus die in de Bijbel stelt dat er geen verschil is tussen Jood of Griek voor God. Met Martin Niemöller en Karl Barth ageerde hij hevig tegen een zuiver arische kerk. Tijdens de zogeheten ‘Bruine Synode’ aanvaardde  de ‘Deutsche Christen’ echter de ariërparagraaf. Daarop ontstond een oppositie die zich de 'Belijdende Kerk' noemde. Bonhoeffer heeft heel veel geschreven over rechtvaardigheid en integriteit. Hij benadrukte als geen ander het ‘Doe uw mond open voor de stommen’ uit Spreuken 31:8. Het kan zover komen dat men de overheid niet langer mag gehoorzamen omdat zij een handlanger van de duivel is geworden. In zijn “Ethik” schrijft hij: “… De verstoting van de Joden is verstoting van Christus…”. Met grenzeloze hoop wachtte Bonhoeffer op God. Geduldig, waakzaam en biddend. Wachten is het tegendeel van je zorgen maken, zei hij. In een brief, vijf dagen na de mislukte aanslag op Hitler: “… Ik heb Dostojewski’s ‘Aantekeningen uit het dodenhuis’ uit. Een wijs en goed boek. Ik herinner me dat hij schrijft – en het is bij hem zeker geen frase – dat geen mens zonder hoop kan leven en dat mensen die werkelijk alle hoop verloren hebben vaak wild en kwaadaardig worden…”.

 

Uitgave: Kok Boekencentrum – 2018, 224 blz., ISBN 978 904 352 951 8, € 17,99

Rechtstreeks bestellen: klik hier

 

Geen opmerkingen :

Een reactie posten