Menu

zaterdag 28 juni 2025

Prachtige wereld, waar ben je – Sally Rooney

 


De Ierse schrijfster Sally Rooney (1991) is misschien wel dé stem van de huidige generatie millennials. Een recensent noemde haar zelfs 'de Salinger voor Snapchatters'. Ik kwam haar tegen in een essay van Marianne Thieme in De Groene Amsterdammer (26.04.23), waarin ze schrijft dat Sally Rooney voorsorteert op een terugkeer naar de kerk maar daar toch voor terugdeinst. Een fenomeen dat mij nogal bezighoudt. Er lijkt iets opmerkelijks aan de hand. Toen ik in 2010 met mijn blog begon, werd het als een voldongen feit gezien dat het in Nederland en het Westen gedaan was met het christendom. De kerken stroomden leeg. Maar is dat nog wel zo? Inmiddels lijkt het tegenovergestelde aan de hand. Nieuw onderzoek laat zien dat de interesse in geloof en kerk onder jongeren toeneemt. Is er sprake van een religieuze revival? Zie ook de jonge schrijvers in ons land. Lieke Marsman in “Op een andere planeet kunnen ze me redden”. Bregje Hofstede die in de Volkskrant (28.05.25) zonder meer stelt dat een puur materialistische kijk op de wereld haar ‘honger naar een god’ in haar leven nooit kan stillen. Wel wil ze ‘een andere god dan vroeger’. Eentje die ‘de misogyne drek en andere smetten van zich afschrobt, en zichzelf opnieuw uitvindt’.  Dat kan geregeld worden: zie de jonge Deense predikant Josephine Drej Mikuta in de serie “Pastor in search of Paradise”. Toen ik begon als blogger zag de goegemeente gelovigen nog als ‘een beetje dom’ – op zijn zachtst uitgedrukt. Inmiddels spreekt de man met het hoogste IQ ter wereld (een score van maar liefst 276), YoungHoon Kim, openlijk over zijn geloof in Jezus Christus. Hij relateert zijn bekering aan de kwamtumfysica die aantoont dat informatie nooit verdwijnt: “… Ik denk dat ons bewustzijn doorgaat na de dood. Het is niet alleen hersenactiviteit, het is iets diepers…”. Is een en ander vooral een reactie op de gigantische teleurstelling inzake de loze belofte van een ‘prachtige, nieuwe wereld’, die zou komen als dat vermaledijde geloof maar was overwonnen en uitgewist? Is de wereld er écht beter op geworden? Of zijn we veeleer verder van huis geraakt. Stikken we onderhand niet in het moeras van leegte en betekenisloosheid? Mensen zijn altijd en overal spiritueel geweest. Hebben we misschien iets in onszelf gedood?

 

Emancipatie en autonomie

In biografische romans, zoals Franca Treurs “Dorsvloer vol confetti” (2009), Peter ter Velde’s “De vader en de zoon” (2011), Margriet van der Lindens “De liefde niet” (2015) en Lale Güls “Ik ga Leven” (2021) wordt het loslaten van een religieuze context en opvoeding nog verteld als een ‘bevrijdingsproces’, als een verhaal van emancipatie en autonomie, schrijft Jan Martijn Abrahamse in “Verlangen naar het heilige. Herontdekken wat we verloren hebben”. Maar ons teruggeworpen zijn op onszelf blijkt niet mee te vallen. Paul Kingsnorth in het artikel ‘Oosterse orthodoxie als levensbron’ (Wapenveld 73): “… Het moderne leven is snel, vies en beschadigend. Er zijn recordniveaus van depressie onder tieners. Onze westerse levensstijl is destructief en geestelijk niet duurzaam…”. Zie Jonathan Haidt. “… Door onze god-loosheid ontstonden de grootste tirannieën en de klimaatcrisis…”. In “Prachtige wereld, waar ben je” lijkt het seculiere bestaan niet langer de inspanning van het leven waard. Economische groei en individuele vrijheid blijken een wassen neus, met existentiële verwarring en richtingloosheid als gevolg. De onttoverde wereld is vooral een ‘dooie boel’: ondraaglijk plat en vermoeiend.

 

Lege pastorie

Het verhaal. Een succesvolle schrijfster met mentale problemen, Alice, heeft in een hotelbar een ijzige Tinderdate met een loser uit de buurt: Felix. Na een opname in een psychiatrische kliniek is ze net verhuisd van Dublin naar het Ierse platteland, waar ze in een grote, leegstaande, onverkoopbare pastorie is getrokken, op zoek naar een eenvoudiger, rustiger en authentieker leven. Ze mag er tijdelijk voor niks wonen. Thieme: “… Het is een reis die exact het omgekeerde is van de reis die die andere beroemde vrouwelijke Ierse romanschrijver, Edna O’Brien, in 1960 optekende in haar roman 'De buitenmeisjes'. Voor O’Brien kon emancipatie, moderniteit en (seksuele) bevrijding alleen in de stad worden gevonden. Rooney ontvlucht de stad juist. Rijk aan betekenis is ook de plek waar de zoektocht naar de prachtige wereld zich afspeelt: de lege pastorie staat voor het verdwijnende katholicisme en voor de noodzaak om het gat in de ziel die het heeft achtergelaten opnieuw te vullen…”.

 

Lange mails

Alice schrijft ‘om zich aan het leven vast te klampen’ lange mails naar haar vriendin Eileen, die voor een uitgever in Dublin werkt. Zo kan ze toch iets van haar ‘waardeloze bestaan’ vastleggen. Tijdens hun studie letterkunde waren ze kamergenoten. Een jongen die vroeger op de boerderij van de ouders van Eileen een zakcentje kwam bijverdienen, wipte ook nogal eens aan: de excentrieke want diepgelovige filosofie- en rechtenstudent Simon: “… Volgens mij had ik toen net ‘Anna Karenina’ gelezen en wilde ik op een boerderij werken omdat ik net zoals Levin wilde zijn. Hij krijgt allerlei diepe inzichten terwijl hij met een sikkel het gras snijdt of zoiets, waardoor hij in God gaat geloven…”. Over Simon, waar Eileen als tiener straalverliefd op was: “… Hij zei dat ze in een zwijnenstal leefden. Soms deed hij zelfs de afwas…”. Alice, met haar scherpe en ongenuanceerde grote bek had zijn geloofsovertuiging pontificaal ‘kwaadaardig’ genoemd. Dat leek hem bovenmate te amuseren: “… Sinds die avond zocht hij hen regelmatig op om met zijn rug tegen de radiator geleund met Alice over God te discussiëren…”.

 

Hechtingsproblematiek

Zelfs de treurige seks in de wereld van de inmiddels onafhankelijke dertigers stelt niets voor, omdat er geen greintje wederzijdse verantwoordelijkheid, laat staan iets als werkelijke liefde bij komt kijken. Eileen heeft zich laten ontmaagden door een vreemde voor wie ze niet eens haar kleren uit hoefde te trekken. Alles is toch maar een ontluisterende kwestie van chemische reacties. Zelfs de vrome Simon is een mooie playboy die de ene na de andere jongedame verslijt: “… Wat zij Augustinus ook weer? Heer, maak mij kuis, maar nu nog niet…”. Soms wonen ze een tijdje met iemand samen. Af en toe delen Eileen en Simon het bed om elkaar na een zoveelste teleurstelling te troosten.

 

Maatschappelijke ineenstorting

Eileen schrijft in een mail dat ons huidige idee van de werkelijkheid is gebaseerd op een “… reeks van rampzalige historische gebeurtenissen…”. Volg het nieuws. Lees de krant. Struikelen we niet van de ene ellende in de andere? Tussen 1225 en 1150 voor Christus, in een tijdbestek van vijfenzeventig jaar, schijnt de beschaving ook al een keer te zijn ingestort: “… De grote steden van het oostelijke Middellandse Zeegebied werden vernietigd of verlaten. Het alfabetisme stierf nagenoeg uit en complete schrijfsystemen gingen verloren. Niemand weet overigens precies wat hier de oorzaak van was. Op Wikipedia werd de theorie van de ‘algehele maatschappelijke ineenstorting’ genoemd, waarbij centralisatie, specialisatie, complexiteit en topzware politieke structuren ertoe leidden dat de samenlevingen in de bronstijd bij uitstek vatbaar werden voor teloorgang en verval. Een andere theorie draagt simpelweg de titel: Klimaatverandering. Dat werpt een vrij dreigend licht op onze huidige samenleving, vind je ook niet?...”.  Waar heeft de kolossale snelheid en verspilling en goddeloosheid van de twintigste eeuw ons gebracht? Ook zoiets: moet je met het oog op de naderende beschaving wel aan kinderen beginnen? “… En weet je, Alice, ik voel me wel degelijk een mislukkeling, mijn leven stelt in wezen niets voor en het boeit haast niemand wat erin gebeurt. Het valt me moeilijk om de zin ervan in te blijven zien, wanneer de dingen die ik belangrijk vind in het leven niets te betekenen blijken te hebben en de mensen van wie ik dacht dat ze van me hielden dat niet blijken te doen…”.

 

Beroemd

Bij de uitgang van een supermarkt komt Alice haar teleurstellende date weer tegen. Hij vraagt of ze al mensen heeft leren kennen. Nog niemand, antwoordt Alice. “… Ai, zei hij. Wat moeten we nu met jou? Straks word je nog gek in je eentje. O, dat ben ik al, zei ze…”. Genereus nodigt hij haar uit voor een feestje bij hem thuis. Felix blijkt wegens geldgebrek, net als Eileen, met een stel anderen samen te wonen. Tijdens een depressie werd hij ontslagen en probeert sindsdien rond te komen van een bullshitbaan. Alice vraagt hem mee te gaan naar Rome voor een boekpromotie: ze heeft toch geld zat. Ze haat zichzelf en ze haat haar beroemdheid, waardoor haar “… eigenaardigheden en manier van leven tot in de gruwelijkste details worden uitgeplozen…”, ter bevrediging van haar voyeuristische lezers. “… Mensen die opzettelijk beroemd worden – ik bedoel mensen die even van de roem hebben geproefd en er dan steeds meer van willen – zijn psychisch ernstig ziek, dat geloof ik echt. Uit het feit dat we in onze cultuur overal aan zulke mensen worden blootgesteld alsof ze niet alleen normaal zijn, maar ook aantrekkelijk en benijdenswaardig, blijkt wel hoe verminkend onze sociale ziekte is. Er zit een steekje los aan die mensen en als we hen als voorbeeld nemen raakt er ook bij ons een steekje los…”. Misschien hebben mensen gewoon behoefte aan ‘heiligen’: “… Ik vraag me af of die beroemdhedencultuur zich heeft uitgezaaid naar de leegte die de godsdienst heeft achtergelaten. Als een gezwel op de plek waar vroeger het sacrale zat…”. Even verder: “… Wat ik ook kan, wat voor onbeduidend talent ik ook mag hebben, iedereen verwacht dat ik het verkoop – letterlijk, bedoel ik, voor geld, totdat ik een heleboel geld en geen talent meer overheb. En dan is het klaar, dan is het met mij afgelopen en gaat de volgende opvallende vijfentwintigjarige de totale geestelijke ondergang tegemoet. Als ik onderweg één oprecht mens ben tegengekomen, dan heeft die zich zo goed verstopt in de krioelende massa bloeddorstige ego’s dat ik hem of haar niet heb herkend…”. Eileen en Simon kijken tegenwoordig ook al naar haar met een medelijden alsof ze “… een halfdood beest in de berm…” is “… dat je alleen nog een plezier kunt doen door het uit zijn lijden te verlossen…”. Jaja.

 

De laatste verlichte kamer

Volgens Eileen bestaat het huidige maatschappelijke discours vooral uit het definiëren tot welke slachtoffergroep iemand behoort (arme mensen, vrouwen, mensen van kleur) die elk zijn eigen onderdrukkersgroep heeft (rijke mensen, mannen, witte mensen): “… Maar in dat kader zijn relaties tussen slachtoffer en onderdrukker niet zozeer historisch als wel theologisch, in die zin dat de slachtoffers bovennatuurlijk goed zijn en de onderdrukkers per definitie slecht…”. Maar iedereen de juiste morele waarde toekennen en gaan zitten wachten tot een ander met de oplossing komt, zal precies niks veranderen aan de humanitaire ramp die zich voor ieders ogen voltrekt. Eileen zegt tegen Alice dat ze best haar leven zou willen geven voor een ‘heerlijke, nieuwe wereld’, maar ze kan geen ‘stervenswaardige ideeën’ op internet vinden. De lelijkheid van de wereld snijdt door hun ziel: “… De hedendaagse roman is (een enkele uitzondering daargelaten) volstrekt irrelevant, de mainstream filmindustrie produceert uitsluitend familievriendelijke gruwelporno, gesponsord door autofabrikanten en het Amerikaanse ministerie van Defensie, en de wereld van de beeldende kunst is in de eerste plaats een handelsmarkt voor de superrijken…”. Eileen is tot een nieuw inzicht gekomen: “… Mijn theorie is dat de mens zijn gevoel voor schoonheid is kwijtgeraakt in 1976 toen plastic het meest gebruikte materiaal in ons leven werd. Je ziet hoe de verandering zich voltrekt als je naar straatfotografie van voor en na 1976 kijkt. Ik weet dat er goede redenen zijn om sceptisch te zijn ten opzichte van esthetisch nostalgisme, maar het blijft een feit dat mensen vóór de jaren zeventig duurzame kleding van wol en katoen droegen, dat hun eten in papier werd verpakt en hun drinken in glazen flessen zat, en dat hun huis vol stond met zware houten meubels. Nu zijn de meeste voorwerpen in onze omgeving van plastic, de lelijkste stof op aarde, een materiaal dat als het wordt geverfd de kleur niet absorbeert, maar juist uitstraalt, op een unieke, weergaloos lelijke manier…”. Zie de heersende schoonheidsidealen: zelfs de mensen lijken van plastic! Alice denkt eerder dat de mens het instinct voor schoonheid is kwijtgeraakt toen de Muur viel: “… Ik zie de twintigste eeuw als één lange vraag waarop we uiteindelijk het verkeerde antwoord hebben gegeven…”. Staan wij in ‘de laatste verlichte kamer’ voor overal het licht uitgaat?

 

Mee naar de mis

Wanneer Eileen na een verjaardagsfeestje in een pub, midden in de nacht bij Simon aanbelt om bij hem te slapen, gaat ze de volgende ochtend met hem mee naar de mis. Ze kijkt toe hoe hij tussen merendeels bejaarden de communie ontvangt, knielt en een kruis slaat alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Ze vindt het bijna eng. “… Zou het kunnen dat ik tijdens de mis de oprechtheid van Simons geloof ben gaan bewonderen? Maar hoe is het mogelijk dat ik iemand bewonder omdat hij iets gelooft wat ik niet geloof en niet wil geloven, sterker nog, waarvan ik denk dat het aantoonbaar onjuist en absurd is?...”.  Ze voelt zich meer opgelaten over zijn serieuze ernst dan hij: “… Bewonder ik dan alleen het ritueel? Bewonder ik zijn vermogen om neutraal en kritiekloos overgeleverde wijsheden te aanvaarden? Of geloof ik stiekem toch dat Jezus een geval apart is en dat het weliswaar niet helemaal redelijk, maar op de een of andere manier toch acceptabel is om hem als God te vereren?...”.

 

Vergeef ons onze schulden

Alice vertelt Felix dat Simon gelovig is. Felix vraagt of hij soms ‘van het padje is’.  Alice en Felix hebben dan misschien niets met religie, toch voeren ze een diepgaand ‘het ergste wat ik ooit heb gedaan’-gesprek en breken zich vol schuldbesef het hoofd over hun ‘zonden’. Felix is zelfs bang dat hij een psychopaat is.  “… Misschien vergis ik me, maar ik geloof dat de hoeveelheid mensen die echt erge dingen heeft gedaan niet gering is…”, schrijft Alice later naar Eileen, “… stel dat er niet zomaar een paar slechte mensen rondlopen die wachten tot hun misdaden worden onthuld? Stel dat het voor iedereen geldt?...”.  Gek genoeg is dat precies wat de Bijbel leert. Eileen vertelt dat het in de kerk ging over het ‘uitzinnige’ en zelfs ‘vaag erotische’ verhaal van de zondares die de voeten van Jezus, die ze nat had gemaakt met haar tranen, afdroogde met haar haren. “… Die vrouw in dat verhaal heeft maar één kenmerkende eigenschap: het feit dat ze een zondig leven heeft geleid. Wie weet wat ze had gedaan? Misschien was ze gewoon een sociale paria, een gemarginaliseerde onschuldige. Maar het is ook mogelijk dat ze echt iets ergs had gedaan, dingen die jij en ik heel verkeerd zouden vinden. Dat is toch mogelijk? Misschien had ze haar man wel vermoord of haar kinderen mishandeld of zoiets…”. Even verder: “… Jezus, raadselachtig als altijd, zei gewoon dat al haar vele zonden haar vergeven waren omdat ze zoveel van hem hield. Zou het zo makkelijk zijn? Hoef je alleen maar te huilen en neer te knielen en vergeeft God je dan alles? Maar misschien is het helemaal niet zo makkelijk – misschien is oprecht huilen en door het stof gaan wel het moeilijkste wat een mens kan leren. Ik weet zeker dat ik het niet zou kunnen. Ik voel die weerstand, die kleine harde kern in me, waardoor ik me niet voor God ter aarde zou kunnen werpen, vrees ik, zelfs al zou ik in hem geloven…”.  Ik weet precies wat Alice bedoelt: ik zag mijn  ziel vroeger ook als een gouden bal met een harde schil er omheen. Een soort ronde walnoot. Hoe kom je daar binnen? Misschien kun je dat niet zelf. Misschien heb je God daarbij nodig. Het verhaal over het scheuren van het voorhangsel toen Jezus stierf, staat niet voor niets in de Bijbel.

 

Het goddelijke is dichtbij

Prachtig schrijft Eileen over hoe ze tijdens een taxirit bijna betoverd wordt door een andere, mystieke dimensie, die dwars door de werkelijkheid heenloopt: “… Het was een uitzonderlijk warme en zachte avond, de straten waren stil en donker en de kantoorgebouwen aan de rivieroever waren vanbinnen helemaal verlicht en leeg, en onder alles, onder de oppervlakte van alles, begon ik het allemaal weer te voelen, de nabijheid, de mogelijkheid van schoonheid, als een licht dat zachtjes van achter de zichtbare wereld schijnt en alles een bijzondere glans verleent. Zodra ik me van dat gevoel bewust werd, probeerde ik er in mijn gedachten naartoe te gaan, het te pakken te krijgen, maar het leek alleen maar te verflauwen of terug te wijken of weg te glippen…”.  Als ik in God zou geloven zou ik Hem niet op mijn knieën om vergiffenis vragen, schrijft ze, maar ik  “… zou hem alleen elke dag willen bedanken. Voor alles…”. Wanneer Eileen en Alice elkaar na een lange afwezigheid op een station omhelzen en in de ogen kijken: “… keken ze een ogenblik lang in iets diepers, iets wat onder de oppervlakte van het leven verborgen lag, niet onwerkelijk, maar een verholen werkelijkheid: de aanwezigheid, altijd en overal, van een prachtige wereld?...” (zie Dallas Willard).

 

Leren leven met verschil

Alleen zijn is ook niet alles: “… Vroeger waren mensen van onze leeftijd getrouwd en hadden ze kinderen en liefdesaffaires, maar nu is iedereen op zijn dertigste nog single en deelt een huis met huisgenoten die ze nooit zien…”. Natuurlijk was het traditionele huwelijk met zijn dwingende heteroseksuele monogamie  ook niet het ultieme toppunt van vreugde en voorkom je een hoop problemen als je alleen leeft, maar tegelijk blijft er volgens Alice vrijwel niets over van wat het leven de moeite waard maakt: “… we hebben dan wel de muren gesloopt die ons gevangen hielden, maar wisten we wel waarmee we ze wilden vervangen?...”. Het huwelijk was anders wel een manier om het leven door te komen: “… En wat hebben we nu? In plaats daarvan? Niets. En we haten mensen zoveel meer als ze fouten maken dan we van hen houden als ze iets goeds doen, dus de makkelijkste manier om te leven is dan maar niets te doen, niets zeggen en van niemand houden…”. Misschien wordt het tijd dat we weer leren leven met verschil (zie hoe Gerdi Verbeet afgelopen zaterdag werd uitgejoeld door een onfatsoenlijke, onvolwassen meute tijdens het GL/PvdA-congres)? Tijdens haar opname in een psychiatrische instelling heeft Alice de Bijbel gelezen: “… Jezus leert ons dat we niet moeten oordelen…”. Even verder: “… ik ben gefascineerd en ontroerd door de ‘persoonlijkheid’ van Jezus…”. Ook al ziet ze Hem enkel als een zeer bijzonder boekpersonage. Over God: “… Misschien bestaat er slechts één intelligentie waaraan iedereen op de wereld deel heeft en waarop ieder mens vanuit zijn eigen afzonderlijke lichaam de blik richt, als in een theater, waar iedereen weliswaar zijn eigen zitplaats heeft, maar waar slechts één podium is…”.

 

Filosofisch niemandsland

Eileen denkt dat Alice zich zo vereenzelvigt met Jezus omdat Hij zich ook beschouwde als een aanzegger van de Apocalypse: “… Ik heb de afgelopen paar dagen voortdurend over het laatste deel van je e-mail lopen denken; of, zoals jij zegt ‘dat het falen universeel is’…”. Trouwens, “…  is de dood niet gewoon de eenpersoonsapocalyps...”? Alice: “… In de katholieke leer -  voor zover ik begrijp – zijn schoonheid, waarheid en goedheid wezenskenmerken die één zijn met God. God is min of meer letterlijk zelfs schoonheid (en ook waarheid, ik meen dat Keats dat bedoelde, al weet ik het niet zeker)…”. Misschien resoneren deze eigenschappen in mensen omdat we God willen begrijpen. Misschien verklaart het zelfs onze emotionele betrokkenheid bij grote romans: “… in zijn leven en sterven heeft Jezus de noodzaak van belangeloze naastenliefde laten zien. Dus als we van fictieve personages houden terwijl we weten dat ze onze liefde nooit kunnen beantwoorden, brengen we dan niet in het klein de belangeloze liefde in de praktijk waartoe Jezus ons oproept?...”. Even verder: “… Waarschijnlijk bedoel ik daarmee dat je leven één groot feest kan worden als je je de christelijke manier van denken eigen maakt…”. Er valt eigenlijk niet te leven met het idee dat er geen morele wet is waaraan het heelal zijn structuur ontleent, geen “… dingen goed zijn en andere slecht…”. Ze kan niet geloven dat goed en kwaad een kwestie van smaak of voorkeur zijn. Ze kan ook niet geloven in God. Ze verkeert in een ‘filosofisch niemandsland’. “… De voldoening van het besef dat ik God dien door het goede te doen ligt buiten mijn bereik en toch heb ik een diepe afkeer van het idee dat ik het slechte doe…”. Alice over haar ‘heilige onrust’ (en daar herken ik mij volkomen in): “… Ik heb behoefte aan een kern in mijn leven, een plek waar mijn gedachten tot rust komen. Ik weet trouwens wel dat de meeste mensen die behoefte niet kennen en ikzelf zou veel gezonder zijn als ik die ook niet had. Felix heeft geen behoefte om zijn leven rond een kernprincipe te rangschikken en jij waarschijnlijk ook niet. Simon wel, maar die heeft God. Als je dan toch een kern in je leven nodig hebt, dan lijkt God me wel een goede optie…”.

 

Huisje-boompje-beestje

Na een heleboel gedraai, geruzie en gedoe geven Eileen en Simon eindelijk toe nog steeds stapelgek op elkaar te zijn en eindigen zoals op den duur zowat iedereen: getrouwd en zwanger. Ook Alice en Felix kiezen voor elkaar. De ‘mythe van de reis van de held’ is ‘het verhaal van de verloren zoon’, constateer ik hierbij.

 

Uitgave: Ambo|Anthos - 2023, vertaling Gerda Baardman, 336 blz., ISBN 978 902 636 516 4, 15,99

Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten