Menu

vrijdag 2 juni 2023

Heimwee. Een leven lang verlangen naar huis – André F. Troost

 


“Heimwee” is een overrompelend eerlijke roman over een gelovige weduwnaar die zich door de gesprekken met zijn atheïstische vriend geconfronteerd ziet met de vraag: wat weten wij nu helemaal?! Dichter en denker André Troost (1948, Den Haag) is inmiddels 50 jaar predikant. Zijn verhaal is ‘autofictie’, zegt Troost: een mix van fictie en autobiografie. ‘De hoofdpersoon ben ik in wezen zelf, zijn twijfels en verwarring de mijne’. Eerder besprak ik van Troost: “Morgen zal het Pasen zijn”.

 

Wachten op God

Na het overlijden van zijn vrouw Amanda en het krijgen van de diagnose parkinson vraagt Bram Andermans zijn oude vriend Leonard om hem met zijn camper rond te rijden in Den Haag en ommelanden. Hij wil de plekken uit zijn jeugd graag nog eens zien. Bram is niet bepaald de vrolijkste. Hij vertelt hoe hij geen orde kon houden als docent en uiteindelijk op ‘Veldwijk’ belandde, een ggz-instelling in zijn woonplaats Ermelo: “… Dat intens trieste gevoel een eenling te zijn, dat raak ik nooit helemaal kwijt. Het is er niet uit te slaan, door geen honderd psychiaters. Ik heb het tijdens gesprekken op ‘Veldwijk’ weleens gedacht. Nu gaat het lukken, dacht ik dan. Maar een paar dagen later was ik het alweer kwijt: dat gevoel dat ik oké was, dat ik er zijn mocht. Gewoon, zoals ik ben. Nooit is het helemaal verdwenen. Nooit. Het is wel verbeterd, dat zal ik niet ontkennen. Je leert er een beetje mee leven, maar meer ook niet. Het blijft je achtervolgen: het gevoel dat je niet meetelt, dat ze je eigenlijk niet kunnen gebruiken…”. Hij werd op school genadeloos gepest (wat dát met je doet!) vanwege zijn klompvoet. Op het lyceum trok een andere rare knakker zich zijn lot aan: Leonard. “… De grootste gekken lopen buiten de hekken…”. Leonard was bezeten van muziek en verloor al heel jong zijn gereformeerde geloof. Bram niet. Bram wacht zijn hele leven al op God. Zoals hij wachtte op een studiebeurs, wachtte op een baan, wachtte op een hulptraject, wachtte op licht aan de horizon tijdens maandenlange therapeutische gesprekken, wachtte op een kamer, wachtte op een date, wachtte op een vrouw en wachtte op een klik met de een of andere kerk. “… Eigenlijk heb ik mijn hele leven lang op God gewacht. ‘Wie Hem zoekt, zal Hem vinden’, zei mijn oma altijd. Maar ik kan je vertellen dat je kunt zoeken tot je een ons weegt. God vind je nooit. Telkens als je denkt: ‘Nu heb ik Hem’, ontglipt Hij je weer. Het gekke is, dat je elke keer toch weer opnieuw begint…”.

 

Een lachertje

Neem je de Bijbel letterlijk of neem je hem serieus, schrijft theoloog/psychotherapeut Eugen Drewermann ergens. Leonard kent de Bijbel beter als menig christen, maar ziet zoveel tegenstrijdigheden dat hij er onmogelijk in kan geloven. Neem nu Johannes die glashard beweert dat niemand God gezien heeft, terwijl Henoch met God wandelde, Abram bezoek kreeg van God en brood voor Hem bakte en Jakob met Hem worstelde bij Pniël en zelfs getuigde dat hij God zag ‘van aangezicht tot aangezicht’. Vrij snel komt het thema aan de orde waar Troost ook in “Morgen zal het Pasen zijn” ongemeen mee worstelt (hij verloor een vijfjarig dochtertje): het probleem van het lijden. “… Epicurus schreef al eeuwen geleden het volgende: ‘Ofwel God wil het kwaad uitschakelen, maar kan het niet, of Hij kan het wel maar Hij wil het niet, of Hij kan noch wil het, of Hij kan en wil het. Als Hij het wil, maar niet kan, is Hij zwak – en dan kan Hij geen God genoemd worden. Als Hij het kan, maar het niet wil, is Hij kwaadaardig, en dat wijst niet op een goddelijke natuur. Als Hij noch wil noch kan, is Hij zowel zwak als kwaadaardig, en geen god. Als Hij wel wil en ook kan, wat toch de enige optie is om Hem God te kunnen noemen, hoe is het dan mogelijk dat het kwaad bestaat? Waarom schakelt Hij het niet uit?...”. Bram vertelt dat hij er alle dominees die Ermelo rijk is naar gevraagd heeft: jonge, oude, licht en zwaar. De meesten kwamen dan met Jezus die gezonden zou zijn om de wereld te redden: “… Maar daar hebben veel patiënten op ‘Veldwijk’ nooit iets van gemerkt. En al die Joden die in de oorlog vanuit Amsterdam met de trein dwars door Ermelo naar Westerbork werden vervoerd, ook niet. In Auschwitz dan misschien? In de gaskamers van Birkenau? Jezus de Verlosser? Een lachertje…”.

 

De moed om (niet) te schuilen

Tijdens de rit: “… Ik draai mijn hoofd om. Door het andere raampje van de camper zie ik de Broeksloot. Hier zat ik te vissen, in mijn jonge jaren. Met weinig woorden is heel mijn leven samen te vatten: vissen en nog eens vissen – maar niets vangen…”. Bram die psychiater Carl Gustav Jung citeert: “… Ongeveer een derde van mijn patiënten lijdt niet aan een klinisch omschrijfbare neurose, maar aan de zinloosheid en de leegte van hun bestaan. Dit zou beschouwd kunnen worden als de algemene neurose van onze tijd…”. Volgens psychiater Esther van Fenema is dit inmiddels het probleem van  de hele samenleving (zie mijn blog over “Het verlaten individu”). Bram: “… En ik maar kruipen, dwars door de hel van zo’n halve of hele depressie, en schreeuwen naar de hemel: God, waar is nu die almacht van U?...”. Freud noemde religie een kinderlijke neurose. De dichter Anton Ent had het over het lef om níet te schuilen. Maar heb je om wél te schuilen niet net zoveel moed nodig? De herinnering aan zijn vrouw die ooit zei: “… De Bijbel is geen wetenschappelijk geschiedenisboek, Bram. Geen verzameling historische feiten. De Bijbel is een bundel getuigenissen, van mensen die in het noodweer van alledag graag een dak boven hun hoofd hadden…”. Waarom blijven zelfs atheïsten zo ‘calvinistisch’? “… Wat is er eigenlijk mis met de hartverwarmende omarming van verhalen die al vele generaties hebben gesteund in zwarte dagen? Laat de teksten waar je niets mee kunt, gerust liggen, als botjes op de rand van je bord. Je gaat jezelf toch niet verhongeren omdat de botjes niet te eten zijn? Van elke vis die ik oppeuzel laat ik de graatjes liggen…”. Over de historisch-kritische theologie: “…moet ik nu echt van elke vis precies weten hoe die heet, waar die vandaan kwam en noem nog maar wat interessante wetenswaardigheden op. Nee toch?...”.

 

Aliens en ufo’s

Bram is een ‘zoeker’. Dankzij de erfenis van een suikeroom kon hij in New Orleans ooit het carnaval meemaken: ‘Mardi Gras’. Na van dat losbandige avontuur een flinke kater over te hebben gehouden, besloot hij de pure vroomheid van de ‘Amish People’ te gaan bestuderen. In Jeruzalem verdiepte hij zich in het chassidisme en de islam. In Poona sloot hij zich aan bij de Bhagwanbeweging. En in Brooklyn – New York ontdekte hij de ‘Chabad’ of de ‘Loebawitsjer Beweging’ van rabbi Menachem Mendel Schneerson. Aan het eind van diens leven begonnen zijn volgelingen te geloven dat hij de Messias was. Leonard vindt de Bijbel dan wel je reinste flauwekul, hij gelooft wel degelijk ergens in, namelijk in aliens en ufo’s. De Bijbel heeft er ook over: lees Genesis 6. Het geloof hebben we niet zelf verzonnen, volgens hem, het is iets buitenaards. Misschien was de ster van Betlehem wel een vliegende schotel. Hij blijkt zijn inspiratie bij de fantast Erich van Däniken vandaan te halen, wiens keispannende boeken ik vroeger ook wel heb gelezen.

 

Het eeuwige licht, zon der gerechtigheid

Het verhaal van Jezus’ geboorte leunt zwaar op de verering van Mithras, aldus Leonard. Mithras werd ook vereerd als verlosser, geboren in de nacht van 24 op 25 december (de zonnegod Horus idem dito) uit een maagd en ‘zoon van God’ genoemd. Hij stond met Pasen op uit de dood, voer ten hemel en zou terugkeren om de levenden en doden te berechten. Heidense priesters heiligden brood en wijn ter ere van hem en wie zijn bloed niet dronk, kon geen verlossing krijgen. Maar het kan natuurlijk ook andersom zijn: dat de Mithrascultus beïnvloed werd door het christendom. Henk Vreekamp beschrijft in “Het jaar van Vivaldi” hoe keizer Constantijn diens zonnecultus kerstende naar het geloof in Jezus: het eeuwige licht, de zon der gerechtigheid. Jezus lijkt inderdaad heel veel op de ‘Deus Sol Invictus’, de van oorsprong Iraanse godheid, die in de Romeinse tempels werd aangeroepen. Vreekamp:  “… De vraag kan terecht gesteld worden of Mithras als ‘Beschermer van het Rijk’ niet alle goden verdrongen zou hebben als Constantijn niet definitief de zijde van het christendom had gekozen…”. Leonard vertelt dat het feit dat bisschoppen mijters dragen er iets mee te maken heeft. De ‘mitra’ was de traditionele hoofdbedekking van Mithras. Anderen beweren echter dat de mijter de kop van een vis voorstelt, met opengesperde bek – naar het oeroude logo van christenen: Ichthus, de Vis. Daar heb ik ook van alles over gelezen in een merkwaardig boek: “De twee Babylons” van de Schotse predikant Alexander Hislop (1807 – 1865). Volgens Hislop was de Rooms Katholieke Kerk een mysteriecultus van heidense afkomst.

 

Doe het dan

Bram denkt dat predikanten het nooit over Mithras hebben in hun mooie kerstpreken om niet tegen heilige huisjes te schoppen - terwijl het hun betoog toch zoveel spannender zou maken. Zijn ze bang dat de kerkgangers weglopen omdat ze zich bedrogen zullen voelen? “… Je moet toegeven: dat gebeurt aan de lopende band tegenwoordig. Maar mensen verlaten net zo goed de kerk omdat dominees op hun kansels alleen nog maar clichés produceren. Het is of de waan van de dag, commentaar bij de laatste politieke nieuwtjes, of het herkauwen van vrome zaken waarvan we al van jongs af aan op de hoogte zijn…”. Mild ironisch vertelt hij over zijn opvoeding in gereformeerde-bond-stijl: de reformatorische traditie binnen de oorspronkelijk Hervormde kerk. Ze zongen alleen psalmen in de kerk want gezangen stonden niet in de Bijbel, die waren door mensen bedacht: “… Intussen had men geen enkel probleem met het feit dat één ellenlange preek veel meer menselijke woorden bevatte dan alle gezangen die we niet mochten zingen bij elkaar…”. Hij heeft het over de verwarring onder gelovigen en blijft maar tobben over de vraag wat je je bij de ‘regering Gods’ moet voorstellen, als je naar alle verschrikkelijke dingen in de wereld kijkt die Hij zomaar door de vingers ziet. “… De Griekse filosoof Celsus zei in de tweede eeuw na Christus over de christenen: ‘Ze zijn als kikkers die rond een moeras een samenspraak houden, al redetwistend wie van hen de grootste zondaar is.’ Dat laatste doen we naar mijn inschatting nauwelijks meer. Het gekwaak gaat nu vooral over de vraag welke dieren búiten het moeras de grootste zondaars zijn. En over de vraag of God zelf niet de allergrootste zondaar is…”. Maar als wij in de ‘baarmoeder’ van God leven (bij diverse wijsheidsleraren en in diverse culturen vind je deze gedachte terug schrijft Bart Gijsbertsen in “Een heidense uitdaging”)  leven wij misschien wel in een totaal andere dimensie dan die waarin God leeft: “… Misschien zendt Hij uit op een golflente die voor ons maar heel sporadisch te horen is. Misschien zijn ons gezicht en gehoor en verstand wel zo beperkt dat wij geen flauwe notitie hebben van onze Schepper…”. Over een jongen tegen zijn rabbi: “… ‘U zegt dat God volmaakt is. Waarom is zijn wereld dan niet volmaakt?’ ‘Zou jij het beter doen?’, vroeg de rabbi. ‘Ik denk het wel’, zei de leerling. ‘Doe het dan’, zei de rabbi…”.

 

Raadsels

Een grote plaats wordt ingeruimd voor de vele verhalen die niet alleen in de Bijbel maar ook in andere culturen voorkomen: “… Het scheppingsverhaal komt opvallend overeen met een veel oudere variant in de Babylonische mythe ‘Enuma Elish’. En het zondvloedverhaal komt onder meer overeen met het ‘Gilgamesj-epos’, waarin zelfs een eropuit gestuurde vogel voorkomt…”. Sommige ex-gelovigen voelen zich daardoor ‘verraden’; ik heb een en ander juist altijd opgevat als bewijs van de ‘universele waarheid’ (‘zie je nou wel: hullie zeggen het ook...’). Wie weet hoe lang mondelinge verhalen al de ronde deden voor ze op schrift werden gesteld? Zoveel zegt dat toch niet? Hoeveel van wat er allemaal is gebeurd, komt er niet in verbasterde vorm terug in allerlei mythes en legendes? Hoe vaak hebben we wel de klok horen luiden maar weten we niet waar de klepel hangt? Ik heb daar geen moeite mee. Bram: “… Zeker, er bestaan in allerlei religies mooie verhalen over. Maar zijn dat verslagen van keiharde feiten of poëtische blijken van verwondering? Ik houd het op het laatste…”. Uiteindelijk is geloof een groot mysterie. Ons bestaan een raadsel. Niemand weet hoe het werkelijk zit. En dat is maar goed ook – anders waren we er allang op uitgekeken. Bram gelooft vanwege al het aardse leed niet dat God ‘almachtig’ is, maar hooguit ‘almachtig-in-wording’. We zijn nog op weg. Richting een volmaakte wereld: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De strijd is nog gaande. De boom van het koninkrijk van God heeft eeuwen en eeuwen nodig om zo groot te groeien dat niemand er meer omheen kan: “… En tot die dag aanbreekt, is het onze taak die boom eerbiedig te bewaken…”. Volgens Bram is spiritualiteit “… heimwee naar een diep verborgen of zelfs verloren beleving van eenheid. Een oerverlangen naar wat ooit perfect moet zijn geweest…”. Daarom zijn spiritualiteit en seksualiteit twee kanten van dezelfde medaille.

 

Paulus

De leer van Paulus lijkt verder te gaan en in onderdelen anders te zijn dan de leer van Jezus. Werd hij beïnvloed door de populaire, religieuze stromingen die zich afspeelden tijdens zijn jeugd in Tarsus (aan de huidige zuidkust van Turkije)? Pikken we allemaal niet iets van de tijdgeest waarin we leven mee? In zijn geboortestad vond elk jaar een processie van de vereerders van de halfgod Heracles plaats, de zoon van Zeus, die naar de onderwereld ging om mensenzielen van de dood te redden. Bovendien was de hele cultuur in zijn dagen doordrenkt van de verering van Isis: “… van heel wat religies in het Midden-Oosten kun je zeggen dat ze vrij koel en afstandelijk waren. Maar de godin Isis had juist een warme uitstraling…”. Zie de link met Maria. Zie verder ook Mozes, die onderricht was in de ‘wijsheid der Egyptenaren’. Wat is de impact van dit denken op het Jodendom? Jodendom en islam verzetten zich tegen het christendom omdat het lijkt of er drie goden worden vereerd. Een tragisch misverstand? Bram vertelt hoe de letterlijke vertaling van het evangelie van Johannes uit het Grieks begint met: “… Het Woord was bij God en het Woord was een God…”. Volgens Bram is Jezus één met God – zoals een man en vrouw één kunnen zijn: “… Maar een man wordt nooit een vrouw en een vrouw wordt nooit een man. Jezus wist dat zijn Vader méér was dan Hijzelf. Jezus kende zijn plaats…”. Over Spinoza die achter de Nieuw Kerk begraven ligt: “… Spinoza vergat dat de natuur maar de aardse buitenkant van de hemelse werkelijkheid is. Een werkelijkheid die wij niet met menselijke ogen kunnen aanschouwen…”.

 

Vredevorst

Een rabbijn, die ze tegenkomen bij een tot moskee omgebouwde synagoge, is er heilig van overtuigd dat de christenen het mis hebben als ze Jesaja 53 beschouwen als een profetie die de dood van de Messias aankondigt. Volgens hem gaat het uitsluitend over het volk Israël (zie ook mijn blogs over “Als U de zoon van God bent” van Julia Blum en “Een heidense uitdaging” van Bart Gijsbertsen). De Zoon van David zal verschijnen als een triomferende vorst: “… Feitelijk is Jesaja 53 het vervolg van hoofdstuk 52. Dat hoofdstuk beschrijft de ballingschap en de verlossing van het volk Israël als de Knecht des Heren. Jesaja zegt wel elf keer, in diverse hoofdstukken voorafgaande aan Jesaja 53, dat Israël Jakob is, de dienaar van God. Zie bijvoorbeeld Jesaja 41: ‘Israël, mijn dienaar.’ Ook Jesaja 42 spreekt over de Knecht des Heren. ‘Doven, luister! Blinden, open je ogen en zie! Is er iemand zo blind als mijn dienaar, zo doof als de bode die ik zend? Is er iemand zo blind als dit gestrafte volk, blind als de dienaar van de HEER?’ Is dit niet een volstrekt vreemde beeldspraak als die over Jezus zou moeten gaan? Was Jezus doof en blind?...”. Maar goed, Jezus was wel ‘een van onze jongens’, aldus de rabbi. Aan het eind van het boek vertelt Troost dat hij door de jaren heen meer begrip en waardering heeft gekregen voor het Joodse denken (iets wat ik tegenwoordig verrassend genoeg en tot mijn grote vreugde overal bespeur bij christenen die werk maken van hun geloof). Waarom blijft Jezus dan nog steeds zo belangrijk voor hem? “… Het antwoord kan kort zijn: omdat de wereldvrede er mede van afhankelijk is…”.

 

Uitgave: Anderszins – 2022, 280 blz., ISBN 9789492994325, 22,50

Rechtstreeks bestellen bij bol.com: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten