Ondertitel: Wat ze voelen, hoe ze communiceren – ontdekkingen uit een onbekende wereld
In mijn vorige blog heb ik het gehad over vogelvrouw Len Howard die antropoformisme werd verweten. Ze zou dieren menselijke eigenschappen toedichten. Boswachter Peter Wohlleben (1964, studeerde bosbouw, werkte meer dan 20 jaar bij bosbeheer in het Rijnland, nam ontslag om zijn ideeën over ecologie in de praktijk te brengen als houtvester van een gebied van 1200 hectare in de Eifel) biedt de overtreffende trap. Hij schreef een fascinerend boek over het sociale gedrag van bomen: “… Als je weet dat bomen pijn kunnen lijden, een geheugen hebben en dat bomenouders met hun kinderen samenleven, dan kun je ze niet meer zo gemakkelijk omhakken en met grote machines tussen ze door graven…”.
Samen sterk
Mijn mond viel open van het verhaal van Wohlleben. Zoiets had ik nog nooit gelezen. Wist je dat oeroude boomstronken zonder bladeren, en dus zonder fotosynthese, soms eeuwenlang in leven worden gehouden door ondersteunende buurbomen? Suikers krijgen toegesluisd via andermans wortelstelsel? Wie veel heeft geeft aan arme sloebers. Burenhulp in nood is heel normaal in natuurlijke bossen. Samen sta je sterker. Ben je minder overgeleverd aan weer en wind. Door middel van een sluitend kronendak kun je samen extreme warmte en kou matigen, veel water opslaan en heel vochtige lucht veroorzaken. Met elkaar kun je er voor zorgen dat de zomerhitte niet tot de bosgrond doordringt en voorkom je uitdroging. Immers: dan zouden ze allemaal lijden. Iedere boom is waardevol voor de gemeenschap. Daarom wordt elke zieke boom net zolang geholpen tot het weer beter met hem of haar gaat. Sommige bomen worden langer ondersteund dan anderen. Het lijkt erop dat er een soort ‘klasse-bewustzijn’ bestaat. Of misschien beter: het lijkt erop dat de mate van genegenheid, van binding, bepalend is voor de hulpvaardigheid van bomenvrienden. Doorsneebomen zullen met hun takken nooit in elkaars vaarwater zitten. Sommige bomen zijn ondergronds zo innig met elkaar verbonden dat ze samen dood gaan. Daarbij gaat het trouwens wel altijd om de 'eigen soort': bomen doen niet aan politieke correctheid. Bij aangeplante bossen is de saamhorigheid een stuk minder en gedragen de bomen zich als het ware als straat- dan wel weeskinderen. Daar krijg je toch tranen van in je ogen?
Wood-wide-web
Bomen kletsen de oren van elkaars kop. Via geurstoffen. Door giraffen aangevreten acacia’s maken bijvoorbeeld niet alleen hun bladeren giftig maar wasemen ook een gas uit waarmee ze hun soortgenoten waarschuwen. Die zetten op hun beurt eveneens snel gifstoffen in. Giraffen weten dat en gaan vervolgens tegen de wind in of een eind verderop eten. Net als mensen zenden bomen elektrische signalen uit als ze gewond raken. Alleen gaat het allemaal stukken trager – niet binnen een paar milliseconden, maar met slechts één centimeter per minuut. Om de maaltijd van een parasiet te verpesten duurt het een uur voordat er inwendige afweerstoffen zijn gemobiliseerd. Als ‘één lid lijdt, lijden alle leden’. Hebben de wortels problemen dan zullen de bladeren specifieke geuren afscheiden om de vijand af te weren. Bomen kunnen zelfs verschillende soorten speeksel herkennen. Soms wordt er door lokstoffen gerichte hulp ingeroepen: bijvoorbeeld van kleine wespen die eitjes in rupsen leggen waardoor ze van binnen worden opgevreten. Dieren registreren de chemische noodkreet van bomen en komen op de voor hen smakelijke hapjes af. Bomen verkondigen hun boodschap niet alleen via de lucht maar vooral ook via het wortelstelsel. En dat zowel chemisch als elektrisch. Daarbij schakelen ze schimmeldraden in, een systeem dat vergelijkbaar is met internet. Deskundigen hebben het dan ook over een gigantisch ‘wood-wibe-web’ dat door onze bossen loopt. Insecten zoeken bij voorkeur naar kwetsbare bomen die zwijgzaam zijn. Naar zonderlingen. Het gekke is, ook gecultiveerde planten communiceren vrijwel niet. Ze zijn als het ware doof en stom. Daarom wordt er in de landbouw ook zoveel gif gespoten. Recent is met meetapparatuur ontdekt dat graan een zacht knakkend geluid laat horen bij 220 hertz en dat de wortels van andere zaailingen daarop reageren door de punten van hun wortels die kant op te richten. Als bomen erge dorst hebben beginnen ze op het niveau van ultrasone golven te schreeuwen. Het lijkt erop dat planten en bomen daadwerkelijk kunnen praten en luisteren, en het lijkt erop dat mensen daar gevoelig voor zijn. Wandelaars in oude loofbosreservaten melden vaak dat ‘hun hart er open gaat’. Wandelen ze in kunstmatige bossen dan voelen ze niets. Onderzoek heeft aangetoond dat de bloeddruk stijgt van mensen die in verkeerde grond geplante naaldbossen lopen, terwijl die van bezoekers in natuurlijke eikenbossen juist daalt.
Brein
Bomen plannen het krijgen van kinderen. Eiken en beuken produceren om de paar jaar heel veel eikels en noten, zodat de herten en wilde zwijnen niet weten wanneer er veel te bikken valt, en bovendien is er dan zo’n overvloed dat ze het niet op krijgen. Op die manier wordt de dierenpopulatie tevens binnen de perken gehouden. Elke boom brengt uiteindelijk maar één kind groot. De rest wordt allemaal opgevreten of vergaat door bacteriën of schimmels tot humus. De bomenkinderen hebben strenge moeders. Ze laten zoveel licht door dat ze net overleven. Maar ze krijgen lang de borst: voeding uit de wortels van mama. Een langzame groei bevordert weerbaarheid en een lang leven. Bij het ouder worden vermindert de bladgroei hoog in de kruin van bomen, net zoals het haar op het hoofd van mensen. De bast van bomen rimpelt zoals onze huid. Hoe hoger het mos vergeleken bij soortgenoten in de vouwen groeit, hoe ouder de boom. Een prachtig hoofdstuk gaat over dat wij nog steeds niet goed weten hoe water door bomen naar de kruin wordt gezogen (een volwassen beuk kan per dag 500 liter water door zijn takken en bladeren jagen). Bomen zijn gevoelig voor moeite en verdriet. Bomen worden bijvoorbeeld heel zuinig met de waterverdeling als ze eenmaal een periode van droogte hebben meegemaakt. Omdat bomen kunnen leren en dus ervaringen opslaan moeten ze zoiets opwindends als een brein hebben. In de wortelpunten van bomen lijken zich hersenachtige structuren te bevinden. Onderzoekers hebben elektrische signalen gemeten die tot gedragsverandering leiden: wortels zoeken tastend hun weg in de aarde. Wohlleben legt uit dat bomen veel minder met grote bosdieren hebben dan met al de nietige wezentjes onder hun voeten:
“… In een handjevol bosaarde zitten meer levende wezens dan er mensen op aarde zijn. Een theelepel vol bevat alleen al een kilometer zwamdraden…”.
Eten en gegeten worden
Evenals Len Howard in mijn vorige blog, tipt Wohlleben hoe je aan de hand van bosdieren het weer kunt voorspellen: de roestrode vink met zijn grijze kopje zingt bijvoorbeeld normaal gesproken wel tien keer per minuut ‘tsitsitsitsitsitsitsitsit-tjoe-ie-ò’, maar als het gaat regenen laat hij een hard ‘Retttsj’ horen. Hij vertelt over de functie van bossen als CO2-stofzuiger, als airco en als waterpomp. Bomen geven water door tot diep in de binnenlanden. In de natuur geldt zeker het recht van de sterkste, maar daar geven en nemen het meest lucratief is, bestaat er uiteindelijk toch een vorm van evenwicht. Eten en gegeten worden. Het bos lijkt meer op een kluis dan een warenhuis. Alle lekkere hapjes zijn zodanig verpakt dat de gasten van alles moeten verzinnen om er toegang tot te krijgen (zie bijvoorbeeld het voedzame cambium tussen boombast en boomhout). Bomen doen aan sociale woningbouw. Neem de vleermuizen. Neem de specht. De laatste timmert maar een klein holletje en laat het werk verder over aan schimmels. Als het hol zo groot wordt dat de jonge vogeltjes er niet meer uit kunnen klimmen gaat de woning vervolgens over naar een boomklever of uil. Een onderzoeker bespoot een paar jaar geleden de met zijn 600 jaar oudste en 52 meter hoogte en twee meter doorsnee meest imposante boom van het Nationale Park Beierse Woud met een insecticide. Hij wilde weten wat er allemaal in zijn kruin leefde. Er kwamen 2041 spinnen en insecten dood naar beneden vallen, die in 257 soorten konden worden onderverdeeld.
Waardigheid van de schepping
De moderne loofbomen die zo’n 100 miljoen jaar geleden ontstonden houden een winterslaap, in tegenstelling tot de naaldbomen die zich al 170 miljoen jaar op onze planeet bevinden. Naaldbomen bedekken zich met een dikke waslaag waardoor het inwendige vocht niet verdampt en slaan antivries op om de winter door te komen. Loofbomen laten hun zonnepanelen, de bladeren, verkleuren en afvallen, wat je zou kunnen bestempelen als wc-bezoek. Alle nuttige stoffen worden in de bomen teruggetrokken terwijl ze zich van hun afvalstoffen ontlasten. Als het gaat vriezen is er geen water meer dat door de stam kan stromen. Zonder bladeren heeft de boom veel minder last van storm, het gewicht van sneeuw, bevroren water of drassige grond waarin hij of zij zich niet vast kan klampen. Dat loofbomen hun slaap nodig hebben bewijst het feit dat eiken of beuken binnenshuis niet gedijen. Kunnen bomen tellen? Afhankelijk van het aantal warme dagen gaan ze uitbotten. Ze weten wanneer de temperatuur naar beneden of omhoog gaat. Ze registreren de daglengte. Prachtig vertelt Wohlleben over het karakter van bomen: je hebt duidelijk dappere en voorzichtige individuen. Hij pleit voor de terugkeer van het oerbos, en is daar hoopvol over gestemd: “… Als we weten wat planten allemaal kunnen en we erkend hebben dat ze een gevoelsleven en bepaalde behoeften hebben, dan moet ook onze omgang met planten stap voor stap veranderen…”. Zie het zogenaamde ‘plenterbos’ waarbij alle leeftijden en maten van bomen zijn gemengd, zodat boomkinderen onder hun moeder opgroeien: “… Soms wordt voorzichtig hier en daar een stam geoogst, die door paarden naar de dichtstbijzijnde weg wordt gesleept. En om ook oude bomen aan hun trekken te laten komen, wordt 5 tot 10 procent van het gebied onder bescherming geplaatst. Hout uit zulke bossen waarin bomen kunnen leven passend bij hun natuurlijke behoeften kan zonder bezwaren gebuikt worden…”. We kunnen wel hevig verontwaardigd zijn over de houtkap in tropische wouden, maar in Midden-Europa wordt ook nog steeds voor 95 procent met zware machines op bosplantages met monoculturen gewerkt. Als voorbeeld stelt Wohlleben Zwitserland waar in de grondwet is vastgelegd dat “… in de omgang met dieren, planten en andere organismen rekening gehouden moet worden met de waardigheid van de schepping…”. Wohlleben bedankt zijn lezers, want “… alleen wie de bomen kent, kan ze beschermen…”.
Verder lezen: zie NRC 09.04.2016
Uitgave: Lev. – 2016, vertaling Bonella van Beusekom, 222 blz., ISBN 978 940 050 732 6, € 19,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten