Menu

zondag 24 november 2024

Kabbala als levenskunst – Marcus van Loopik


Subtitel: Op zoek naar eenheid en heling

 

Met ongelooflijke fascinatie heb ik vorige week de filosofische duiding van de film “The Substance” (2024) door Ad Verbrugge, Jelle van Baardewijk en Marlies Dekkers bekeken. Het gaat over de extreme focus op uiterlijk, waardoor lichamelijke veroudering als een vloek wordt ervaren en met name vrouwen alles uit de kast halen om hun onvermijdelijke aftakeling tegen te gaan: van botox behandelingen tot klinische ingrepen. Zie de barbiepopachtige wezens die onze narcistische beeldcultuur ophoest. Het resultaat van een beangstigende innerlijke leegte en zelfvervreemding - in de film gesymboliseerd door witte koude kille badkamers - waardoor mensen langzaam maar zeker veranderen in eendimensionale zielloze zombies. Ad Verbrugge duidt de huidige lichaamscultuur, gestimuleerd door Instagram, TikTok en juicekanalen, als  iets bijna satanisch. Dat ben ik met hem eens. Het maakt meisjes en jonge vrouwen niet alleen onzeker maar letterlijk ziek en depressief. Het moet te denken geven dat geslachtsveranderende operaties vooral worden aangevraagd door jonge meiden en niet meer, zoals vroeger, door mannen van middelbare leeftijd. Wij hebben ‘verticaliteit’ nodig, zegt Marlies Dekkers. Verdieping. Verinnerlijking. Niet álles draait om ‘de begeerte van het oog’ (Gen. 3:6). Joodse mystici hebben daar prachtige dingen over gezegd. Wanneer lichaam en ziel in disbalans raken, gaat het mis met de mens en de wereld, weten zij. In “Kabbala als levenskunst” beschrijft Marcus van Loopik (1950, judaïcus, grafisch kunstenaar) de manier waarop in de Joodse traditie tegen de mens wordt aangekeken. Er is een heleboel humbug in omloop over de kabbala - zie mijn blog inzake “Joodse mystiek. Een inleiding” van Sjef Laenen - maar er bestaat ook zeker een serieuze versie die Joodse geleerden al eeuwen bestuderen. Joodse mystiek is wel aangeduid als ‘innerlijke wijsheid’ (chochma penimiet). Ik was verrast door de psychologische inzichten die ik tegenkwam en waar wij denk ik heel veel van kunnen leren. Ook als we niets hebben met het Jodendom.  Kenmerkend voor Joodse wijsheid is vooral het zoeken naar ‘de gulden middenweg’.

 

Innerlijke stem

Van Loopik: “… Te midden van een wereld vol geluid, geweld, overproductie, consumentisme en genotzucht blijft diep in ons binnenste een fijnbesnaarde stem hoorbaar. Die innerlijke stem wil ons leiden naar de bron, de oorsprong van alle bestaan. Spiritualiteit is een niet te stillen innerlijke onrust die de mens blijft aansporen om op zoek te gaan naar zingeving. We blijven maar vorsen en verlangen, omdat we in de buitenkant van de dingen nooit volledige bevrediging zullen vinden…”. Voordat de geest gaat werken moet het eigen ego terugtreden en een stap opzijzetten: zo maken we ruimte voor ‘het andere’ (zie Johannes 3 vers 30: “… Hij moet wassen, maar ik minder worden…”). Als ik íets in de loop der tijd heb geleerd, is het wel dat ons ego heel wat anders is dan ons ware zelf, onze geest, onze ziel of wat voor woord je dan ook wil gebruiken voor de diepste kern in ons. Dat ervaar je wanneer je leert zwijgen. Jezelf leeg maakt. Stil wordt. En dan: luistert naar wat er in je opwelt. Want: “… Diep van binnen is de mens verbonden met het grote geheel van en met het onzegbare dat de individualiteit overstijgt. …”. Omdat we het over iets volslagen ongrijpbaars hebben, begint Van Loopik een chassidisch sprookje te vertellen van rabbi Nachman van Bratslav (1772-1810) over de metaforische reis van de ziel. Want ons leven is een leerproces en ontdekkingstocht tegelijk.

 

De zoekgeraakte prinses

Er was eens een koning die zes zonen bezat en één dochter, waar hij stapelgek op was. Op een dag ontstaat er onenigheid tussen papa en zijn prinsesje. De ruzie loopt zo hoog op (dat heb je wel eens met lievelingen), dat de koning gromt: ‘Mag de niet-goede je grijpen’. En wat denk je? De volgende dag is ze verdwenen. De koning maakt zich vreselijk ongerust. De ‘tweede-in-rang-na-de-koning’ wordt voorzien van een knecht, een paard en reisgeld en gaat naar haar op zoek. Hij doorkruist woestijnen, velden en bossen. Bij toeval ontdekt hij een pad in de wildernis naar een prachtig kasteel dat bewaakt wordt door soldaten. De ‘tweede-in-rang’ laat zijn paard achter en loopt naar de slotpoort. Hij wordt ongehinderd doorgelaten en belandt in de ontvangstkamer, waar een vreemde koning op zijn troon zit, omringt door muzikanten. Niemand let op hem. Hij vlijt zich in een hoek. Op een gegeven moment beveelt de koning zijn dienaren de koningin te halen. Als ze binnenkomt, ziet de ‘tweede-in-rang’ dat het de prinses is. Wanneer ze haar blik over de zaal laat gaan, herkent ze hem ook. Zo gauw ze kan, loopt ze naar hem toe en vertelt dat ze gevangen zit. Hij vraagt hoe hij haar kan bevrijden. Ze zegt dat hij een plek moet zoeken waar hij geacht wordt zich over te geven aan verlangen naar haar. Een jaar lang. Elk moment moet hij doorbrengen met hopen en bidden. Op de laatste dag van het jaar is het noodzakelijk dat hij vast en waakt. Dit is de enige manier om haar terug te krijgen. Zo geschiedt. Maar op de laatste dag ziet de ‘tweede-in-rang’ een boom waar heerlijke appels aan groeien. Hij kan de verleiding niet weerstaan, eet er van eentje, en valt prompt in slaap. Heel lang. Als hij eindelijk ontwaakt, keert hij terug naar de bijzonder verdrietige prinses, die hem een nieuwe kans geeft. Wederom stuurt ze hem voor een jaar weg, maar nu geeft ze hem het gebod mee geen wijn te drinken. Hij mag niet nog eens in slaap vallen. Daar draait het om: dat hij niet slaapt. Op de laatste dag komt hij echter langs een bron die geen water maar rode wijn bevat. En hij drinkt. Onmiddellijk valt hij weer in slaap. Voor zeventig jaar maar liefst. Soldaten passeren, de prinses komt voorbij in haar koets, huilt alles aan elkaar, krijgt hem niet wakker, laat haar hoofddoek bij hem achter waarop ze met haar tranen een boodschap schrijft, verdwijnt weer, en als hij eindelijk ontwaakt, leest hij dat ze een nieuwe stek heeft op een berg van goud in een kasteel met parels. Opnieuw gaat de ‘tweede-in-rang’ op zoek. In de wildernis ontmoet hij een verbaasde reus met een gigantische boom op zijn rug die hem vertelt dat er niet zoiets als een gouden berg met een paarlen kasteel bestaat, maar dat hij het voor de zekerheid aan de dieren zal vragen waarover hij is aangesteld. De dieren verzekeren de ‘tweede-in-rang’ ook dat hem nonsens is verteld. De reus adviseert hem het anders nog een keertje bij zijn broer na te vragen, die aangesteld is over de vogels. Maar de vogels weten eveneens van niks. De tweede reus stuurt hem naar de derde, die over de winden gaat. De winden kennen de plek ook niet. Terwijl ze aan het praten zijn, arriveert er nog een wind, die buiten adem vertelt dat hij last heeft gehad van oponthoud, omdat hij een prinses naar een berg van goud en een kasteel van parels moest dragen. Wel, heb je ooit! De reus geeft de ‘tweede-in-rang’ een pot met geld en de wind blaast hem met stormkracht tien naar de stad op de gouden berg met zijn kasteel. Via het geld uit de pot koopt hij de wachters om en huurt een onderkomen. De ‘tweede-in-rang’ zal veel wijsheid en intelligentie nodig hebben om de prinses te bevrijden. Dat is een ding wat zeker is. Einde verhaal.

 

Uitleg

Het multi-interpretabele sprookje is in feite het verhaal van de mensheid en van jou persoonlijk. De koning staat voor God de Vader. Zijn zes zonen voor de zes scheppingsdagen. Zijn dochter voor zowel de Sjabbat als de Sjechina: Gods verborgen aanwezigheid in de wereld. Rabbi Mosjè Chajjim vergelijkt de menselijke ziel met een fijnbesnaarde prinses die we als een goddelijke vonk een leven lang in ons binnenste meedragen: “… Ze verblijft verstopt onder de opperhuid van het dagelijks leven, hoe bedroevend en afzichtelijk het bestaan soms ook is…”. De verdwijning van de prinses duidt op de ‘godsverduistering’, die de Joodse denker en literator Martin Buber omschreef met het woord ‘Gottesfinsternis’. De titel ‘tweede-in-rang’ lijkt te zijn gebaseerd op Jozef, de ‘tweede-in-rang’ onder de farao (Gen. 41) of misschien Mordechai (Est.10:3). Het gaat om een ‘rechtvaardige bij uitstek’, een ‘tsaddiek’, en staat ook voor jou zelf, want of je je dat nu beseft of niet, jij bent geschapen naar ‘het beeld en de gelijkenis’ van God. Ja, jij bent ‘bijna goddelijk’ gemaakt. Slaap staat voor ‘spirituele bewusteloosheid’. De eerste keer valt de ‘tweede-in-rang’ in slaap na het eten van een appel, wat doet denken aan de zondeval van Adam en Eva in het paradijs. Daarna valt hij nog een keer in slaap na het drinken van wijn, wat doet denken aan de dronkenschap van Noach. De prinses zoekt zélf de tsaddiek op, maar krijgt hem niet wakker. Daarna schrijft ze een boodschap voor hem: de Tora. Vervolgens onderneemt de tsaddiek een innerlijke reis waarin hij eerst de heerser over de dieren tegenkomt: en wel in het rijk of dimensie van de dierlijke dan wel fysieke impulsen. Zie Karen Armstrong die het heeft over de vier v’s: vechten, vluchten, (v)reten, voortplanten. De reus kan hem niet helpen en stuurt hem ‘hogerop’. Zijn broer is aangesteld over het rijk van de vogels: de dimensie van het gevoel en de moraal. De geschiedenis herhaalt zich. De mens zal nóg hoger moeten schouwen. De derde reus regeert de winden van de ongrijpbare gedachten, van zingeving en meditatie: het domein van de geest. Dan is daar die ene wind die de ‘tweede-in-rang’naar de gouden berg stuurt (de berg Sion?) met het paarlen kasteel (de tempel?). Is de pot met geld een zinnebeeld van de Tora? Alleen met behulp van Tora-kennis stijgen we immers boven onszelf uit. Het verhaal heeft een open einde. Het is nog niet af. De Messias is nog niet terug gekomen. Volledige verlossing blijft een droom. Wij weten nog niet wie we zijn zullen.

 

Imitatio Dei

Christenen kennen het idee van de ‘imitatio Dei’, de navolging van Christus. Tot mijn verrassing hebben de kabbalisten ook een geestelijke voorstelling van een menselijk archetype: ‘Adam Kadmon’ oftewel de ‘Hemelse Mens’, een allesomvattend oermodel waarvan iedereen een replica in het klein is en aan wie ze zich spiegelen (in de Indische Vedanta heet de ‘eeuwige mens’ Purusha). Evenals in het verhaal van rabbi Nachman wordt de structuur van de Hemelse Mens ingedeeld in vier dimensies die corresponderen met de aspecten van onze persoonlijkheid. Zie het plaatje hieronder. De eerste en hoogste innerlijke dimensie, die van het hoofd (en reus drie), representeert de wereld van de geest, de intuïtie, de creativiteit, de ongrijpbare gedachten. De tweede innerlijke dimensie, die van de romp: het hart, de armen en handen (en reus twee), representeert de wereld van het gevoel en de moraal. De derde innerlijke dimensie, die van de benen, het onderlichaam en het geslachtsdeel (en reus één), representeert de wereld van de dierlijke, lijfelijke impulsen. De vierde uiterlijke dimensie, die van de voeten, speelt zich niet meer in de psyche af maar in de werkelijkheid van het concrete handelen en behelst de ‘wereld van de daad’ .

 



De tien sefirots

Daarmee zijn we er nog niet. In dit mensbeeld figureren tien goddelijke eigenschappen, krachten of potenties, ‘sefirots’ genaamd. Je zou ze ook kunnen voorstellen als op drie zuilen gelegen. Drie aan de linkerkant. Drie aan de rechterkant. En nog vier in het midden, langs de wervelkolom, die functioneert als een soort ‘gulden middenweg’. Wanneer de psychische krachten aan de linkerkant en aan de rechterkant in evenwicht zijn, is de mens in balans, in harmonie met alles in en om hem heen.

 

De dimensie van de geest

Over de betekenis van de ‘sefirots’. In de dimensie van de geest (het terrein van de laatste reus) bevinden zich de rivaliserende krachten ‘Inzicht’ (Bina) en ‘Wijsheid’ (Chochma) met daartussen en boven ‘Kroon’ (Kètèr). Dit is de plek waar de mens zich de vraag stelt waarom en waartoe hij bestaat. Dat zullen dieren nooit doen. Hier draait het om zingeving, waarzonder de mens niet floreert. De Kroon bevindt zich boven het hoofd van de mensenfiguur. Het staat dan ook voor een vorm van bewustzijn dat ons persoonlijke ego en ons zelfbesef ontstijgt. De Kroon symboliseert eerder een mystiek vermoeden dan een benoembaar weten. De focus ligt vooral op de leegte, op de holte bínnen de kroon. ‘Wijsheid’, rechts daaronder, duidt op intuïtief en creatief bewustzijn. Wijsheid genereert een soort speelsheid van geest die nog niet geboeid is door de knellende banden van het logisch redeneren. Wijsheid heeft te maken met spontaniteit en vernieuwing. Met schuchtere speculatie en verwondering. Met de plotselinge ‘flits van weten’. ‘Inzicht’, links daar tegenover, draait wél om het rationeel en logisch redeneren. Om wetten en concepten. Te veel invloed van ‘Inzicht’ leidt tot gevoelloos rationalisme. Te veel invloed van ‘Wijsheid’ leidt tot luchtfietserij. De ‘homo ludens’ in ons sterft in een fundamentalistische samenleving waarbinnen mentale verstarring optreedt. Evenals moderne neurowetenschappers situeerden de middeleeuwse kabbalisten creatief denken al in de rechterhelft en conceptueel denken in de linkerhelft van het hoofd. 

 

De dimensie van gevoel en moraal

In de daaronder gelegen dimensie van de gevoelens en intenties (het terrein van de middelste reus) bevinden zich de tegengestelde krachten ‘Recht’ (Dien) en ‘Empathie’ (Chèsèd) met daaronder de bemiddelende potentie ‘Schoonheid’ (Tif’èrèt). Genade en recht strijden vaak om voorrang. Recht staat voor orde en handhaving. Voert van de ander weg. Sommige mystici duiden deze sefira ook wel als ‘Macht’ (Gevoera). Te veel invloed van ‘Recht’ kan resulteren in een gevoelloze, egocentrische levenshouding. Daartegenover staat de sefira ‘Empathie’. Ze vertegenwoordigt het vermogen tot compassie. Representeert vergevingsgezindheid en generositeit. Staat voor een tegemoetkomende houding die leefruimte laat voor de ander. Voor soepel omgaan met regels. ‘Recht’ vraagt om zachtheid. Sommige mystici duiden deze ‘Empathie’ dan ook als ‘Grootmoedigheid’ (Gedola). De bemiddelende eigenschap ‘Schoonheid’, ook wel aangeduid als ‘Barmhartigheid’ (Rachamiem) brengt de gevoelens van empathie en de schreeuw om ‘law and order’ in balans. In evenwicht. Het gaat om de moraal van het verhaal. ‘Schoonheid’ verzacht het ‘Recht’, want recht kan het grootste onrecht blijken. De Joodse wijzen hebben altijd benadrukt dat je eerst in de schoenen van de ander moet staan voor je over hem kunt oordelen. Zie Jezus die in de schoenen van ons is gaan staan. ‘Schoonheid’ brengt de ander naderbij maar handhaaft ook een zekere afstand. Altijd moet er weer een delicaat evenwicht worden gevonden tussen individualisme en collectivisme. Tussen intimiteit en distantie.

 

Machtsmisbruik

Onbeteugelde ‘Empathie’ kan onnadenkend voorbij gaan aan de eis van recht en rechtshandhaving. Daar moet wel bij worden aangetekend dat een samenleving zelden overspoeld wordt door een ondraaglijke hoeveelheid liefde. Teveel empathie kan leiden tot identiteitsverlies: zie de ‘verzuipende liefde’. Of tot naïeve politieke correctheid en adoratie van een sterke persoonlijkheid: zie wat de Führer heeft teweeggebracht. De sadist, de narcist en de dictator trekken het ‘Recht’ op een disproportionele wijze naar zich toe: “… Zij leggen hun eigen identiteit als het ware over die ander heen, op dat ze het bedreigende gat dat hen verwijdert van de ander kunnen overbruggen...”. Hieronder gaat een existentiële angst voor afscheiding schuil. Narcistische dictators laten in hun pathologische zelfvoldaanheid geen ruimte voor de eigen identiteit van de ander. Ze behandelen hun medemens als een object. In extreem orthodoxe kringen, waar ik nogal eens mee te maken heb, kan normaal levensgenot en vreugde over het aardse bestaan min of meer tot taboe worden verklaard en leiden tot een zeer beangstigend godsbeeld (zie mijn blog over “Het schuurtje” van Marjan Kole): “… Dit doet men vanuit een disproportionele invloed van Majesteit, en vanuit een dominante invloed van Recht. Scheefgegroeide en geperverteerde dominantie van de linkerzijde kan in het uiterste geval uitmonden in een samenleving waarin gewelddadigheid en fanatiek dogmatisme overheersen, waarin men liever de dood viert dan het leven…” (zie bijvoorbeeld “Lolita lezen in Teheran” van Azar Nafisi).  Even verder: “… Wie bang is voor anderen, zal de afstand willen minimaliseren en zich extra toegeeflijk opstellen, veel meer dan goed is voor zichzelf en uiteindelijk ook voor anderen. Niet zelden passen mensen zichzelf uit conformisme aan bij de keuzes van medemensen. Ze nemen de waarden en voorkeuren van de massa klakkeloos over…”. Geen gedoe.

 

De Eeuwige is Eén

Het ‘Sjemagebed’ is de Joodse ‘geloofsbelijdenis bij uitstek’: “… Hoor Israël, de Eeuwige, onze God, de Eeuwige is Eén…” (Deut. 6:4). God is zowel Rechter als Barmhartige. Het ‘Sjema’ benadrukt het samengaan van recht en compassie in God. Het gaat om een liefde die grenzen durft te stellen. Om mededogen die verplichtingen meebrengt. Om geven en nemen. “… Dit zijn actuele gedachten, zoals rond het migrantenvraagstuk…”. De sefirots kunnen onderling allerlei verbintenissen met elkaar aangaan. Zie het aannemen van een slachtofferrol in de politiek om de tegenstander te verzwakken: “… In dat geval gaat er als het ware een flinke portie berekening (Inzicht) en machtsstreven (Recht) schuil achter een ogenschijnlijk kwetsbare houding van zelfbeklag (Empathie)…”. Van Loopik maakt verschil tussen gevoel en emotie. Gevoelens houden langer aan dan kortstondige emoties. Zie het verschil tussen woede (emotie) en haat (gevoel) of tussen schrik (emotie) en angst (gevoel). Ook neemt hij afstand van simplistische verklaringsmodellen rond schuld en straf. Het Jodendom weet van een kosmische ramp die wordt aangeduid als ‘het breken der vaten’. Het christendom kent het concept van de ‘gevallen schepping’. De kosmos verkeert in een (nog) onverloste staat. Mensen worden dan ook opgeroepen zich in te zetten voor ‘tikkoen’, heling van de wereld. Het Bijbelse hoofdgebod ‘Je zult je naaste liefhebben als jezelf’, slaat volgens rabbi Nachman van Bratslav ook op de duistere neigingen in je zelf. Je donkere kant moet je niet uit het bewustzijn wegdrukken en als gevangene in de donkere krochten van het onderbewuste opsluiten, waaruit hij onherroepelijk een keertje zal uitbreken. Het gaat om vrede sluiten met je schaduw. Joodse mystici geloven in sublimatie en transformatie van het slechte in jou. Van ombuigen van energie in de goede richting. 

 

De dimensie van het driftleven

De derde dimensie, die van de dierlijke en lijfelijke impulsen (het terrein van de eerste reus) wordt beheerst door de polariserende krachten ‘Overwinning’ (Nètsach) en ‘Majesteit’ (Hod) met de sefirot ‘Fundament’ (Jesod) als neutraliserende middenpositie. Deze dimensie associëren sommige psychologen ook wel met de ‘Wille zur Macht’ van Nietzsche. Hier houden de instincten huis, de vier v’s. ‘Overwinning’ wordt gekarakteriseerd door de ambitie de grootste of de sterkste te zijn, de wil tot overleven en lust. De destructieve eenzijdigheid van ‘Overwinning’ is  verantwoordelijk voor moordende prestatie- en concurrentiedrang, gevoelloze winstmaximalisatie, gemis aan aandacht voor de medemens en de natuur, ontbreken van spirituele reflectie, doorgeslagen materialisme en tomeloos consumentisme, oftewel ongeremd egoïsme. Onze dierlijke drijfveren hebben we zeker nodig om te overleven, maar als ze niet getemperd worden door de sefirot ‘Majesteit’ zou ons menselijk gedrag licht ontsporen. Seksualiteit zonder moraal, liefde en recht, ontaardt. Psychiater Viktor Frankl stelt dat hoe meer de aandacht wordt afgewend van de partner en gericht wordt op de seksuele daad zelf, hoe ‘gehandicapter’ de seks is. Onbetamelijk gedrag werkt negatief door op de psychische en lichamelijke toestand. ‘Majesteit’ zorgt voor de noodzakelijke rem op onze natuurlijke aandriften. Manifesteert deze kracht inzake discretie, waardigheid en beheersing zich te sterk, dan heeft dat weer frigiditeit en passiviteit tot gevolg. Deze potenties worden geneutraliseerd door de middenpositie die de sefiro ‘Fundament’ inneemt, gelinkt aan de maan die haar licht van de zon ontvangt. Immers: “… In Uw licht zien wij het licht…” (Psalm 36:10). ‘Fundament’ staat voor een uitgebalanceerde levenshouding. Zie verder hoe de vier sefirots ‘Empathie’, ‘Recht’, ‘Overwinning’ en ‘Majesteit’ binnen de totale structuur van de Hemelse Mens worden bijeengehouden door ‘Schoonheid’, de midden in het lichaam gesitueerde ‘Plexis Solaris’, de ‘zonnevlechtchakra’ in de oosterse yogaleer, beeld van het ‘ware zelf’. ‘Schoonheid’ zou het middelpunt, de ‘navel’, van al ons doen en laten moeten zijn.

 

De stoffelijke wereld: grond onder onze voeten

De onderste en vierde dimensie van ‘Koninkrijk’ (Malchoet) komt overeen met de grond waarop onze voeten staan: de alledaagse wereld van stof en concrete daden. In ons gedrag is het eindresultaat zichtbaar van het spirituele proces dat in de holte van de Kroon begint. Vanuit de aardse wereld stroomt de goddelijke energie weer opwaarts naar haar onherkenbare bron: ‘the circle of light’. De gebrokenheid van de schepping duidt op uit balans of geblokkeerd geraakte sefirots.  “… Door de disharmonie in de schepping en binnen het persoonlijke leven hebben we onderweg ons ware zelf, onze bestemming verloren. De bewuste verbinding met God en met wat ons kleine ego overstijgt lijkt buiten bereik. Dit verlies, dit gevoel van verlorenheid en zelfvervreemding vertolken de mystici met het metaforische beeld van de ballingschap van de Sjechina…”. We leven ver van onze oerbron. ‘Tikkoen’, herstel, heling en vervolmaking zijn mogelijk, via omkering en bekering. Van Loopik benadrukt dat in de praktijk de psychische dimensies natuurlijk altijd door elkaar heen lopen. De stoffelijke wereld is belangrijk: “… Indien er geen meel is, is er ook geen Tora…”. Zonder eten is het moeilijk Tora te studeren. Al kunnen we in de netten van de stoffelijke wereld verstrikt raken (hebzucht, materialisme, genotzucht, streberigheid), toch moet de mens dáár zijn bestemming als schepsel waarmaken. Juist het aardse leven verschaft de gelegenheid om het leven te heiligen. Achter de complexe verscheidenheid van het aardse bestaan gaat Gods ondoorgrondelijke eenheid schuil.  

 

‘Gespleten’ mensen

Volgens Van Loopik is de stille tragedie van onze cultuur het idee dat iemand alleen tot een goed mens gemaakt kan worden door educatie: “… Op zijn best sprak de Westerse beschaving tot de geest en bereikte nooit het lichaam…”. Ondanks eeuwen van moreel onderricht is de westerse mens nooit in staat geweest de immoraliteit in het dagelijks bestaan te overwinnen. Zie het oprijzen van moorddadige regimes in het hart van de meest filosofisch ontwikkelde civilisatie. Zie het misbruik in de kerk. Dit is gedrag van ‘gespleten’ mensen. Het gaat om binnen én buiten. Om ziel én lichaam. Om 'eenheid in verscheidenheid': “… Iedereen probeert noodgedwongen zijn verloren balans terug te vinden in het leven. Het kwaad zit vooral in disharmonie, polarisatie en eenzijdigheid…”. Zie de intro. Rituelen, (zegen)spreuken en leefregels zijn volgens het Jodendom naast verhalen onontbeerlijk om de fysieke natuur – met alle neigingen en tekortkomingen die daarbij horen – te trainen: “… De westerse mens die meent dat een stelsel van regels, rituelen en zelftraining onnodig is voor de handhaving van een goed functionerende en humane samenleving, is naïef. Elke cultuur en elke gemeenschap behoeft een narratieve basis. Er is behoefte aan verhalen die we met elkaar delen, die daarmee verbindend werken en die een ethisch verantwoorde grondhouding stimuleren…”. Zie de sefirot ‘Fundament’. Zie de gelijkenis die Jezus vertelde over het huis op de rots.

 

De heilige vonk

De zin van het bestaan is gelegen in wat we kunnen betekenen voor anderen: “… Een houding van respect tegenover de medemens als beeld van God vereist empathie, maar ook vertrouwen in de kracht van de heilige vonk die in al wat bestaat aanwezig is…”. Volgens de Joodse mystici is het onze taak de goddelijke vonken op te rakelen. Zie het ‘brandende braambos’ van Mozes. Zie het ‘licht’ in de schilderijen van Rembrandt en Van Gogh. Als we het toch over verhalen hebben: onlangs las ik “Askruis” een roman van Antoine Sénanque over de middeleeuwse theoloog en filosoof Meester Eckhart. Op een gegeven moment vertelt deze zijn metgezel: “… Er is een verhaal, Guillame, dat je misschien helpt mijn onderricht te begrijpen. De oude Grieken vertelden het elkaar. Hun mythologie staat bol van de fantasieën en buitenissigheden, maar bevat subtiele lessen. Zoals die van Dionysos. Dat was een god en geliefde zoon van Zeus. Al vanaf zijn komst op de wereld werd hij door alle vijanden van de hemel benijd. De Titanen, brute, oeroude krachten, die belust waren op de macht, joegen op hem. Het kind vluchtte en verschool zich, maar wist niet aan ze te ontkomen. Uiteindelijk verslonden de Titanen hem tijdens een afgrijselijk festijn. Ze verteerden allemaal het heilige vlees, dat hun monsterlijk lichaam deed oplichten. Toen Zeus dit ontdekte, doodde hij de moordenaars met zijn bliksem. En uit de as ontstonden wij, de mensen die we zijn, voortgekomen uit de materie van de Titanen, vermengd met de overblijfselen van een god. Zie je, Guillaume, de Grieken wisten al dat er in het menselijk hart een goddelijk vonkje schuilt. En dat is wat ik preek, dat kleine vonkje. Soms noem ik het de vonk, soms de vesting van de ziel, soms het intellect. Het is het deeltje dat God in ons heeft achtergelaten zodat we kunnen terugkeren in Hem. Als je mijn preken niet begrijpt, denk dan aan het festijn van de Titanen en vergeet niet de god die in je huist…”.

 

Uitgave: Skandalon - 2018, 320 blz., ISBN 978 949 218 364 4, € 29,95

Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten