Menu

maandag 5 september 2011

Een boek per dag – Nina Sankovitch


Ondertitel: Een jaar vol inspiratie

Toen ik een tijdje geleden Pieter Steinz op de radio hoorde vertellen over een boek, geschreven door een vrouw die, om in het reine te komen met haar zelf, het besluit nam een jaar lang iedere dag een boek te lezen, en daar dan ook nog eens een verslag van op internet te zetten, dacht ik, yes, dát moet ik lezen: die doet hetzelfde als ik – al vind ik één boek per week al meer dan zat.


In mijn allereerste stukje op deze weblog (zie 28.11.2010) vroeg ik mij af of boeken kunnen ‘helen’. ‘Ik denk het wel’; schreef ik toen. Nu weet ik het zeker. Dit boek is een verpletterende getuige.
Lang, lang geleden dat ik zó-ó heb zitten janken om een boek: gelukkig was er niemand thuis. En dat niet alleen; ik rolde af en toe ook nog bijna uit mijn stoel van het lachen.

De wereld van Nina Sankovitch, Amerikaans juriste, evenals ik veertiger en moeder van vier zonen, - “Ik vond vier een ideaal getal, een even getal om groepjes te maken en te delen, en geen gedoe met twee tegen een. Ik had genoeg tijd voor vier kinderen, en voor ieder apart. Ik kon me hun namen herinneren wanneer ik boos was en schreeuwde (ik moet tot mijn schaamte bekennen dat ik eens, toen ik heel kwaad was, de namen van de katten heb geschreeuwd), en ik kon ze alle vier tegelijk in mijn armen nemen. Vier vond ik genoeg en ik bleef thuis om voor ze te zorgen, voor ieder apart en voor allemaal samen” - , stort in, als haar oudste zus, een briljante kunsthistorica, overlijdt aan galblaaskanker. Ze is drie maanden ziek geweest.

Vanaf die tijd heeft Nina het gevoel dat ze voor twee tegelijk moet leven:
“… Ik begon te racen op de dag dat Anne-Marie stierf, weg van de dood, weg van mijn vaders pijn en mijn moeders verdriet, weg van het verlies en de verwarring en de wanhoop. Ik was bang om dood te gaan, bang om mijn eigen leven te verliezen. Ik was bang voor wat de dood deed met de achtergebleven familie, de eenzaamheid en de hulpeloosheid. En de afschuwelijke twijfel: hadden we andere artsen moeten raadplegen, andere behandelwijzen moeten proberen, andere methoden?
Ik was bang een leven te leiden dat het leven niet waard was. Waarom verdiende ik het leven en was mijn zus gestorven? Ik was verantwoordelijk geworden voor twee levens, dat van mijn zus en dat van mezelf en shit, ik kon er maar beter iets van maken. Ik moest het onderste uit de kan halen en een vol leven leiden. Als mijn zus niet kon leven, moest ik dubbel zo hard leven. Ik voerde mijn tempo steeds verder op. Ik joeg mezelf voort door middel van actie en plannen en uitjes en activiteiten. Ik wilde mijn ouders weer laten lachen en mijn kinderen laten ophouden over de dood te denken. Ik wilde Jack (man) liefhebben en kilometers met Natasha (andere zus) wandelen. Ik moest alles compenseren wat iedereen om me heen verloor toen Anne-Marie stierf…”.

Na drie jaar topsnelheid beseft ze dat dat niet lukt. Dat ze het niet redt. Ze kan niet meer om haar verdriet heen: “… Mijn zesenveertigste verjaardag kwam eraan, en plotseling kon ik alleen nog maar denken aan het feit dat mijn zus op haar zesenveertigste was overleden. Ik had altijd gehoord dat je, wanneer je van middelbare leeftijd wordt, je af gaat vragen: is dit alles? Maar in mijn geval was het de vraag die gesteld werd door de dood van mijn zus drie jaar eerder, die steeds harder op de deur van mijn brein klopte…
Ik dacht aan wat we gedeeld hadden. Plezier. Woorden. Boeken. Boeken. Hoe meer ik dacht aan hoe ik moest ophouden met alle activiteit en weer een gezond, heel mens moest worden, hoe meer ik aan boeken dacht. Ik dacht aan ontsnappen. Niet aan rennen om te ontsnappen, maar aan lezen om te ontsnappen… Ik wilde mezelf onderdompelen in boeken en als heel mens weer aan de oppervlakte komen…”.

Een jaar lang een boek per dag lezen: is dat geobsedeerd en krankzinnig, of toegewijd en gedisciplineerd? Dat moet de lezer maar uitmaken…

Nina leest en schrijft en denkt en herinnert:
“… Anne-Marie was de schoonheid, Natasha was het brave meisje en ik was het dikkerdje, de grapjas…”. Ze vertelt hoe ze iedere dag naar het ziekenhuis ging: “… De broek die ik die dag aanhad, zat ruim. Ik had de afgelopen maand geregeld maaltijden overgeslagen en dronk s’avonds geen wijn meer. Ik hoefde maar één glas te drinken en dan huilde ik al… Onderweg ging ik naar een winkel om een riem voor mijn te wijde broek te kopen. Ik wilde iets opvallends, want dat was mijn taak zolang Anne-Marie in het ziekenhuis lag: haar aandacht trekken, haar aan het lachen maken of een spitse, scherpe opmerking aan haar ontlokken – bewijs dat ze nog steeds onder ons was... Ik droeg nieuwe en vreemde kledingcombinaties, steeds gekker dan die van de dag ervoor. Anne-Marie lachte wanneer ze me zag. Even vergat ze dat ze op sterven lag. Ik had er alles voor over om haar zo’n moment te geven. Dus koos ik een schokkend lelijke, feloranje riem met witte en roze strepen en reeg hem door mijn oude spijkerbroek…”.

Het hartverscheurende: "... Marvin sliep iedere nacht bij Anne-Marie op de kamer, dus was hij iedere dag moe. Het was niet makkelijk om te slapen met zijn armen om een vrouw die in een ziekenhuisbed aan allerlei slangetjes en zakjes lag...".
Nina's oma filosofie: "... Alle liefde is heilig...".

De humor. Over de aanschaf van een veels te grote kerstboom: “…’Je moet’ m optillen,’ brulde Jack. ‘Niet slepen, optillen!’… Niet begeleid door kerstliedjes maar door scheldwoorden waarvan we gezworen hadden die nooit in het bijzijn van de jongens te gebruiken, maar toch ieder jaar gebruikten wanneer we een kerstboom in huis haalden. Ik zette een blonde engel die dienst deed als piek op de boom (waar hadden we dat vreselijke ding in vredesnaam vandaan?) en we gingen in de houding staan om de boom overeind te zetten. Na nog meer duwen, trekken en schelden slaagden we erin hem in zijn bijna twee ton wegende ijzeren houder te zetten. De boom wankelde en liet lange strepen groen en bruin op de muren en het plafond achter. ‘Komt hij ergens tegenaan?’ vroeg Jack vanuit zijn positie bij de houder. ‘Nee, hoor,’ antwoordde ik. ‘Het ziet er goed uit hierboven.’…
We hadden onszelf weer overtroffen…”.

Haar genadeloze eerlijkheid: “… Anne-Marie vond me niet zo aardig toen we kinderen waren. En daar had ze goede redenen voor. Ik was een kreng… Anne-Marie heeft mijn ouders nooit verteld dat ik dingen van haar pikte en haar pestte. Ze was geen verklikker. Maar ik wel. Ik verklikte haar toen ik sigaretten in de badkamer had gevonden, en zei tegen mijn moeder dat ik me zorgen maakte om Anne-Maries gezondheid. Maar dat was het niet, toen niet. Ik wilde haar gewoon in moeilijkheden brengen. Ik wilde dat ze me aandacht gaf, dat ze aandacht schonk aan dat miezerige zusje van haar… Ik gebruikte de enige macht die ik had, de macht van het pesten en irriteren. Anne-Marie was groter, slimmer en veel mooier dan ik. Maar ik was irritanter, geen twijfel mogelijk…”.
En toch: “ … Ze mocht me dan niet aardig vinden, ze hield wel van me… Anne-Marie werd mijn grote voorbeeld, degene wier goedkeuring ik wilde – nog meer dan die van mijn ouders. Ik zette haar op een voetstuk en wat mij betreft is ze daar nooit meer afgekomen…”.
De dynamiek tussen zussen: “… Ik hield van ze, ook al zou ik misschien nooit vriendschap met ze hebben gesloten als ik ze in een café of op een feest was tegengekomen. Ik heb meer met mijn ouders gemeen dan ik vroeger wilde toegeven, maar met Anne-Marie had ik weinig anders gemeen dan onze liefde voor boeken en schoonheid in kunst. Natasha’s interesses lijken meer op de mijne, maar geen van ons drieën heeft ooit dezelfde soort vrienden of minnaars gehad. We konden het geen van drieën ooit eens worden over de ideale maaltijd, vakantie, het ideale huis of de politiek. Toen ik kinderen kreeg, waren we het ook oneens over namen, kapsels en de tijd dat een kind naar bed moest… Toch hielden we onvoorwaardelijk van elkaar. Als er iets aan de hand was, dan waren we er voor elkaar, en als er niets was, waren we er ook…”.
Echt meiden, dus, en ík kan het weten, want ik heb zelf drie zussen (en twee broers). Daar zal het wel door komen dat ik zo ondersteboven ben van dit boek.
Mijn ouders waren geen intellectuelen, zoals de ouders van Nina, maar ons huis, een ruime (kinder-)boerderij, lag net zo vol met boeken en kranten en tijdschriften als het huis van Nina. Wij keken ook geen televisie; wij lazen. Wij werden ook heel veel voorgelezen, en wij waren ook ongelooflijk slordig en raakten om de haverklap onze bibliotheekkaarten kwijt, zodat de strenge bibliothecaresse van het bibliotheekgebouwtje waar wij praktisch naast woonden, al bij voorbaat met haar ogen begon te rollen, als er weer een Alting (zo heet ik van mijn meisjesnaam) aan kwam zetten. Volgens mij kon dat gebouwtje zo’n beetje bestaan van al onze te-laat-boetes.
En allemaal zijn we stuk-voor-stuk fanatieke lezers geworden.

Nina Sankovitch leert door boeken achterom te kijken; en ik leer dat weer van haar. In al haar wijsheid vertelt ze wat haar boeken haar hebben geleerd over ‘omzien om vooruit te gaan’: “… Adrienne Rich in 'Stepping Backward': "... We leven centimeter voor centimeter en zien maar heel af en toe de volledige dimensie...". Door om te kijken, kan ik mijn huidige leven in zijn volledigheid zien, kan ik zien wat het me gekost heeft om op dit punt aan te komen en wat ik graag zou willen in het leven dat nog voor me ligt. Het grote geheel, het grote perspectief. Ik kan begrijpen wat belangrijk is door achterom te kijken om te zien wat ik me herinner…”. Giovanni Marinetti in 'Waarom ik in het eeuwige leven geloof': "... Het verleden is een trampoline die springen mogelijk maakt, niet een hangmat...".
In gedachten maak ik een diepe knieval voor Nina's taaie levensmoed:
“… Er is altijd een antwoord op wanhoop en dat is de belofte van schoonheid in de toekomst…”. Al gaat dat soms tegen de klippen op: ze kijkt uit naar momenten van schoonheid, omdat ze weet dat ze komen. Het bewijs is geleverd door de momenten die ze al heeft meegemaakt.

Wat haar en mij zelfs herhaaldelijk gebeurde: een hele morgen schrijven en dan per ongeluk op een verkeerde knop op de computer drukken, om daarna tot de conclusie te komen dat al je werk is gewist. En dan een half uur als een idioot tegen het lege scherm schelden en gewoon maar weer opnieuw beginnen: er zit niks anders op…
De horten en stoten waarmee recensies soms (vaak) worden geschreven:
“… Ik holde terug naar de computer en worstelde met de recensie. Terug naar Martin en de emmer (kotsend kind). Terug naar de computer om mijn recensie op de website te zetten. Terug naar...”.
En dan dat geobsedeerde lezen van haar; alleen al de hilarische beschrijving over hoe ze voorovergebogen gaat zitten als het over seks gaat in de hoop dat niemand over haar schouders meeleest…
Het schuldgevoel omdat ze vindt dat ze de kinderen te weinig aandacht geeft en haar Jack te weinig 'liefde betuigt'. “… Jullie krijgen allemaal meer zakgeld,’ beloofde ik. ‘Maar je vergeet altijd om het ons te geven,’ zei Michael terecht. ‘En jullie vergeten er altijd om te vragen,’ antwoordde ik terwijl ik me voornam om de jongens netjes iedere week hun zakgeld te geven…”. Terwijl de manier waarop ze na twintig jaar huwelijk over haar man schrijft zo ontroert, dat ze daarmee volgens mij ruimschoots alle momenten vergoedt waarop ze in slaap is gevallen terwijl ze vast van plan was er voor hem te zijn: als je het hebt over 'liefde betuigen'...
En hoe ze haar best doet om tijdens etentjes niet steeds het hoogste woord over haar boeken te voeren: “… het was al erg genoeg dat ik ‘I’m in love, I’m in love, I’m in love, I’m in love with a wonderful book’ zong.
En de boeken die vanzelf naar je toe komen, als mensen eenmaal weten dat je erover schrijft: “… De wereld was vol veellezers en ze hadden allemaal ‘dit-moet-je-lezen’ en ‘ik-vond-het-prachtig’- boeken voor me…”.
Oh ja, zo gaat dat allemaal.
En dan heb ik het nog helemaal niet gehad over alle prachtige boekcitaten waarmee dit verhaal is volgestouwd (zie voor enkele voorbeelden kolom hiernaast).
Nog veel meer ‘Nina Sankovitch’ is te vinden op haar website:
http://www.readallday.org

Doe als ik: stuur iedereen het huis uit, zoek een diepe stoel, zet een koptelefoon met Eleanor McEvay’s CD “Yola” op, zo hard mogelijk, en laat je louteren door dit prachtige boek… dát is ‘schoonheid’.

Uitgave: Artemis & Co - 2011

1 opmerking :

  1. Wat leuk om jouw blog te lezen! Ik ben dus niet de enige fan van Nina en haar project... Op mijn blog heb ik heel wat berichten over Nina en haar boek geschreven. Ik heb zelfs zo'n 20 dagen haar project heel dunnetjes nagedaan.

    Groetjes en succes met je blog, ik lees je graag.

    BeantwoordenVerwijderen