Ik was verrast toen ik in het Nederlands Dagblad van 31 oktober 2013 een kort interview tegenkwam met kinderboekenschrijfster Mireille Geus (Amsterdam 1964) in verband met haar nieuwe - en als ik het goed geteld heb 21ste – boek: “De andere weg”. Het verhaal, dat zich afspeelt in 1573, gaat over een twaalfjarig meisje, Nelleken, die met haar drie broertjes moet zien te overleven als haar moeder vanwege haar geloof in de gevangenis belandt, en uiteindelijk zelfs omkomt op de brandstapel. Het bijzondere is dat Geus zelf geen godsdienstige achtergrond heeft. Toch schreef ze een ‘christelijk’ boek. Ik was benieuwd hoe ze dat aanpakte.
Sterven voor je geloof
Mireille Geus die o.a. teksten schreef voor Sesamstraat en Kindernet won met “Big” de Gouden Griffel 2006. Ze kreeg ook nog een ‘Vlag en Wimpel’ voor “Virenzo en ik” (2004) en “Naar Wolf” (2008). Ze studeerde Nederlands en volgde de Schrijversvakschool ’t Colofon. Ondertussen heeft ze een eigen praktijk als schrijfcoach. Van haar hand is het onlangs uitgegeven boekje: “Zo schrijf je een kinderboek”. Meer over haar is te vinden op haar leuke website, zie hier.
Geus schreef “De andere weg” vanwege een vraag van de doopsgezinde gemeente in Amsterdam aan uitgeverij Gottmer of er geen boek kon komen dat was gebaseerd op het martelaarsverleden van hun kerk. Ze sprak met deskundigen en bestudeerde de Bijbel en “De Martelaarsspiegel”; een oud boek vol martelaren uit de doopsgezinde geschiedenis. Daarin kwam ze het gruwelijke verhaal tegen van Maeyken Wens, die met een tongschroef om – zodat ze niet kon praten – werd verbrand in Antwerpen. Ze mocht de ontroerende afscheidsbrief die Maeyken aan haar vijftienjarige zoon schreef, en altijd bewaard is gebleven, zien en vasthouden (Geus: “… Schrijfster zijn is behoorlijk cool!...”). Dit inspireerde haar om “De andere weg” te schrijven: “… Niet alles wat echt is gebeurd, levert een spannend boek op en ik wilde vooral een goed verhaal schrijven en niet de geschiedenis zo goed mogelijk navertellen. En ik wilde nog iets anders, namelijk dat dit verzonnen verhaal zou kunnen gaan over ál die mensen die vroeger stierven voor hun geloof. Want rond 1573 stierf niet alleen Maeyken Wens, omdat ze geloofde wat ze geloofde, maar vele anderen ook. En velen zongen terwijl ze stierven, overtuigd van hun geloof. Ook vandaag de dag sterven er nog mensen om wat ze geloven. Het is dus een onderwerp van alle tijden en van alle mensen. En ieder mens is anders. Ieder verhaal dus ook…”.
Benepenheid
Zo gewoon is het niet om in Nederland op een sympathieke manier over geloof te schrijven. Vandaag wordt aan Joost Zwagerman in het Nederlands Dagblad het volgende voorgelegd: “… U beschrijft in een essay in ‘Americana’ nog een opmerkelijk verschil tussen de VS en Nederland. De (ongelovige) Amerikaan vindt God in de kunst normaal, de Nederlandse kunstenaar moet zich ervoor verantwoorden als hij God ter sprake brengt…”. Waarop Zwagerman antwoordt: “… De katholieke kunstenaar Marc Mulders wordt om zijn geloof in de verdediging gedrongen, net als bij de schrijvers Willem Jan Otten en Désanne van Brederode vaak het geval is. Ik vind het moedig van ze dat ze God ter sprake brengen, want ze weten hoe het religieuze klimaat in Nederland is. Recensenten die iets van Otten bespreken, melden bijna altijd dat hij rooms-katholiek is. Alsof hij een horrelvoet heeft. Die benepenheid is er in de Verenigde Staten niet. Voor de Amerikaan bijten geloof en kunst elkaar helemaal niet. Er zijn genoeg grensverleggende, zelfs subversieve kunstenaars (geweest) in de VS die tegelijk diepgelovig waren. Iemand als Andy Warhol bijvoorbeeld ging elke dag (!) naar de kerk. De personages van Herman Melville, Saul Bellow, John Updike en Flannery O’Connor worstelen met God. Toch zeiden critici niet: ‘Mooi boek, maar jammer dat Updike naar de kerk gaat.’ Ik zie in dit afserveren van gelovige kunstenaars nog geen verandering in Nederland. De veelkantigheid van multireligieus Nederland vertaalt zich nog niet naar de literatuur en beeldende kunst…”. En een eindje verder: “… Ik heb de kerk in mijn pubertijd vaarwel gezegd, maar ik voel geen rancune zoals Maarten ’t Hart. Ik zal nooit triomfantelijk doen over het feit dat ik niet in God geloof, ik ben geen omgekeerde zendeling die wil dat zo veel mogelijk mensen ook niet meer in God geloven. Mijn kinderen neem ik twee keer per jaar mee naar de kerk om te laten zien dat er ook mensen zijn die in God geloven. Dat zie ik als mijn plicht. Mijn ouders gaven mij een vrij religieuze opvoeding. Er was geen sprake van dwingelandij. Ik ben niet boos op een autoritair instituut. Ik vind het eerder spijtig niet in God te geloven. Ken je die ene uitspraak? ‘Toen God aan ons moest toegeven dat hij niet bestaat, stelde Hij ons teleur en stemde Hij ons bedroefd.’ Daar zie ik wel wat in…”.
Mireille Geus: “… Ik vond het fijn de Bijbelverhalen te lezen, omdat ik merkte dat ik een gemis had om bepaalde kunstuitingen te begrijpen. Sommige verhalen zijn best wel wreed en pittig. Maar het is goed om je op een moment in je leven bezig te houden met het geloof en de Bijbel…”.
Ik ben zelf wat optimistischer dan Zwagerman: neem dit boek van Mireille Geus, maar ook bijvoorbeeld “Het smalle pad van de liefde” van Vonne van der Meer en het buitengewoon boeiende interview dat Wim Brands met haar had in VPRO boeken van zondag 15 september 2013 (zie hier). Misschien zijn we onze bekrompenheid wel een beetje aan het verliezen. Misschien zijn christenen onderhand zo exentriek dat ze vanzelf weer interessant worden.
Alsof alle gedachten op reis zijn gegaan
Mireille Geus is er een kei in een zwaar verhaal luchtigjes te vertellen. De moeder van Nelleken neemt haar nieuwe geloof bloedserieus; ondertussen zijn haar broertjes af en toe strontvervelend en lachen ze zich gek om de scheten die ze laten.
Nelleken is gewend aan de katholieke gemeenschap waarin ze opgroeit. Als haar moeder zegt niet meer te geloven in alles wat de pastoor zegt, gaat Nelleken daar niet in mee (de doopsgezinden zijn vanwege hun afwijkende standpunten trouwens niet alleen door de rooms-katholieken genadeloos vervolgd, maar ook door de protestanten). Ze begrijpt niet dat haar moeder hun leven zo in de waagschaal stelt. Ze heeft ook al geen vader meer. Die is overleden aan een ziekte.
Als haar moeder op een dag is verdwenen worden de buurman en buurvrouw wel heel erg aardig voor haar en de broertjes: “… Nelleken zit als versteend aan tafel. ‘Ik weet het niet,’ zegt buurvrouw. ‘De schout kwam en nam haar zonder pardon mee.’ ‘Dat kan niet,’ zegt Nelleken. Het is heel stil in haar hoofd, alsof alle gedachten op reis zijn gegaan…”. Ze krijgen meer te eten dan toen hun moeder nog voor hen zorgde. Door het een en ander bij elkaar op te tellen komt Nelleken er achter dat juist zij haar moeder hebben verraden. Als ze hen dat voor de voeten werpt, blijkt dat de buren oprecht bezorgd waren over het geestelijk leven van haar moeder en dachten dat als ze opgepakt werd ze dat rare geloof wel zou afzweren. Het was nooit hun bedoeling om haar moeder de dood in te jagen.
Haar moeder blijft bij haar overtuiging. Zelfs als ze de kans krijgt te vluchten omdat Nelleken zorgt dat de bewaker haar moeder zo dronken als een tor op haar laatste wandeling buiten de gevangenis begeleidt, kiest ze willens en wetens voor de dood. Ze laat een paar brieven achter waarin ze aan haar kinderen tracht uit te leggen wat haar geloof voor haar betekent.
Mireille Geus heeft een aangrijpend verhaal geschreven waarin het belang van gewetensvrijheid diep invoelbaar wordt gemaakt. Juist doordat vanuit het perspectief van Nelleken is geschreven, die onbevangen het geloofsgebeuren om haar heen waarneemt, zonder er een standpunt over in te nemen, denk ik dat dit boek buitengewoon geschikt is om te bespreken en ter discussie te stellen in lessen over levensbeschouwing op lagere en middelbare scholen.
Uitgave: Gottmer - 2013, 176 blz., ISBN 978 902 575 138 8, €13,95
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten