Menu

dinsdag 1 april 2014

Ervaring niet vereist – Léonie Holtes


Subtitel: Nagelaten document. Een jonge psycholoog over haar werk in een tbs-kliniek

In 2010 maakte uitgeverij Podium reclame voor een te verschijnen boek van een kritische psychologe over haar ervaringen in een tbs-kliniek. Joris Luyendijk in de voorpromotie: “… Wie wil snappen hoe ons land écht in elkaar zit, leest dit boek…”.
Daar ben ik het volkomen mee eens. Alleen kregen de lezers destijds de kans niet, want de schrijfster trok haar manuscript in. Wat was het geval? Léonie Holtes begon zélf aan psychotische depressies te lijden. Ze vond haar verhaal niet goed genoeg. Verbeteren mislukte. Ze was niet in staat interviews te geven of op te treden in talkshows (journalisten zaten op het puntje van hun stoel - hoe vaak breekt iemand de potdichte luiken van de tbs-wereld open?!). Podium kreeg alvast waarschuwingsbrieven van een advocatenkantoor over vermeende privacyschendingen. Zo gevoelig lag het dus.
Het meest aangrijpende aan dit hele verhaal is dat Léonie Holtes voor de tweede keer in een psychiatrische kliniek terecht kwam; maar nu aan de verkeerde kant van de lijn. Niet als behandelaar, maar als cliënt. In 2011 maakte ze een eind aan haar leven. Ze was dertig jaar. Vorig jaar gaven haar ouders alsnog toestemming “Ervaring niet vereist” te publiceren.
Léonie’s laatste dagboeknotitie (08.05.11): “… Ik ben nog verknipter dan mijn ex-patiënten… Maar ik heb wel een goed verhaal…”.


Alles mee
Léonie Holtes was een meisje dat álles mee leek te hebben. Zo intelligent dat ze naast haar studie psychologie aan de UvA ook nog Frans studeerde in Parijs. Zo mooi dat ze bijverdiende als model: ze verscheen op bushokjesposters en in allerlei bladen – tot in Frankrijk toe. Na het behalen van haar vwo-diploma reisde ze een jaar lang over de wereld. Ze deed vrijwilligerswerk in Afrika. En toch ging het helemaal mis.
Tijdens haar studie volgde ze een cursus forensische psychologie omdat ze dat ‘wel spannend’ vond. Vanwege gebrek aan stageplekken belandde ze min of meer toevallig in een tbs-kliniek. Zonder enige praktijkervaring, zelfs zonder ook maar ooit een psychiatrische patiënt gezien te hebben – laat staan een psychiatrische crimineel. Ze bleef er anderhalf jaar hangen. Toen kon ze de verantwoording voor wat ze deed niet langer aan: “… Het móést een keer fout gaan en dat gebeurde drie maanden na mijn vertrek…” (een tbs’er met verlof pleegde een gewelddadige overval en verkrachtte een studente, waarna er een parlementair onderzoek naar misstanden in het tbs-stelsel op gang kwam).
Léonie Holtes begon ondertussen aan een studie journalistiek en probeerde in nieuwsberichten en achtergrondverhalen te verwoorden wat ze als psycholoog had meegemaakt, maar “… mijn artikelen ráákten niet eens aan de waarheid…”, en zo groeiden haar - naar eigen idee ondermaatse - reportages uit tot een heftig boek, waaraan de perfectionistische Holtes tot het laatst toe bleef schaven en schrappen.

Onvoorbereid

In “Ervaring niet vereist” vertelt Holtes hoe ze totaal onvoorbereid, want vers uit de schoolbanken, wordt geconfronteerd met moordenaars, verkrachters, pedofielen en pyromanen: men zit niet voor niets in tbs.
In het begin valt het niet mee om delinquenten van personeel te onderscheiden. Ze ziet een psychotische bewoner aan voor een sociotherapeut: “… De rest van de dag was ik in verwarring. Alsof van een stel potten pindakaas de etiketten waren getrokken en ik met alleen het blote oog moest inschatten of het eigen huismerk was of Calvé…”.
Al na twee maanden krijgt ze haar eerste opdracht: een seksuele anamnese. “… Tien gesprekken met een verkrachter over zijn seksuele ontwikkeling en het delict. Alleen wij tweeën in een kale gespreksruimte, een dorre plant op een bijzettafeltje en een alarmknop aan de wand. Voor het geval dat…”. Met een hoofd als een biet worstelt ze zich door de gelukkig standaard vragenlijsten. Gaandeweg merkt ze dat de situatie voor de patiënt net zo gênant is als voor haar, en dat de meesten blozen wel charmant vinden. Haar angst en afschuw verdwijnen. Alles went: “… Gesprekken tijdens de lunch gingen moeiteloos over van een opengereten slachtoffer op de heg die dit weekend nog geknipt moest worden. De boterham leek iedereen prima te smaken…”.
De anamneses zijn ook niet het moeilijks; de interpretatie van de testresultaten des te meer: “… De vragen waren makkelijk uit het boekje op te lezen en opdrachten geven – ‘Wil je achtereenvolgens een boom, droomboom en fantasieboom tekenen?’ – kon ik best. Ik begreep alleen niet wat ik van dit alles moest vínden…”.

Wie weet zegt handlezen wel meer

Een tbs-kliniek draait om problemen en oplossingen. Om ‘delictanalyses’ waaruit het verleden wordt verklaard en ‘risicotaxaties’ om de toekomst te voorspellen. En dat is het punt. Volgens Holtes komen die voorspellingen voornamelijk neer op ‘fingerspitzengefühl’. Zelfs de meest doorgewinterde collega geeft op een gegeven moment toe dat er geen theoretisch kader is om op terug te vallen: “… Wie weet zegt handlezen wel meer…”. Iedereen doet maar wat. En dat is eng. De delinquenten zijn met huid en haar overgeleverd aan de macht van hun behandelaars – dat weten ze maar al te goed. Wie zegt dat ze eerlijk reageren? Kopiëren ze gewenst gedrag? Worden ze niet gedwongen een rol te spelen? Hoe schat je met zekerheid iemands belevingswereld in?
De samenleving is eveneens overgeleverd aan de beslissingen van al dan niet capabele psychologen: komt er een tbs’er los te lopen die weer slachtoffers gaat maken?
Als de deskundigen dan ook nog voor het merendeel blijken te bestaan uit onervaren jonge meiden die net aan hun carriére beginnen en geen feedback krijgen (de werkdruk is veels te hoog, het ziekteverzuim onrustbarend, de doorstroom van personeel gigantisch), slaat de schrik je om het hart: “… De punten op de risicotaxatieformulieren werden vluchtig afgevinkt, de argumentatie werd overgeslagen, en een tweede beoordelaar: die was er simpelweg niet…”. Soms gebruiken degenen die wel van toeten en blazen weten hun papieren niet eens: “… Niet uit tijdgebrek, maar vanwege een blind vertrouwen in het eigen oordeel…”. Om verder maar te zwijgen over de eeuwige strijd om de apenrots. Met andere woorden: de eindconclusies zijn volgens Holtes totaal onbetrouwbaar.
Vervolgens is er voor ieder probleem wel een behandelprogramma, maar of ze werken is niet te bewijzen: “… Van oudsher moeten jongeren en ouderen met gedragsproblemen leren zijn zoals ‘de rest van de maatschappij’. Zowel in de algemene psychiatrie als de forensische psychologie regent het normen en waarden in de behandeling. Het idee is dat empathie aan te leren is, als je maar vaak genoeg de kant van de ander belicht. Nieuwe inzichten uit de wetenschap verstoren deze traditie. Immers, als psychopathie een neurologische ziekte is, helpen dit soort methodes niet. Zoals je een blinde niet kan leren zien door het ‘voor te doen’, zijn gevoelens waar geen aanleg voor is niet plotseling te beleven…”.
Soms werkt behandeling gericht op het aanleren van sociaal gedrag zelfs averechts. Holtes vertelt over een delinquent met veel kenmerken van psychopathie, die
hierdoor alleen maar nog meer trucjes leerde om anderen te misleiden en te misbruiken.
Trouwens: zijn sommige tbs’ers überhaupt wel ziek? Kloppen al die diagnoses wel?

Geen tijd, geen geld

Na drie maanden ‘wennen’ wordt, als er een collega vertrekt, de dan 25-jarige Léonie de functie van afdelingspsycholoog aangeboden (andere kandidaten zijn er niet). Dat houdt in dat ze verantwoordelijk wordt voor de diagnostiek en groepstherapie van 15 zwaar gestoorde mannen. Iets waar ze nooit voor heeft ‘doorgeleerd’: fingers crossed. Na een tijdje neemt ze nog veel meer taken op zich.
De tbs-kliniek blijkt - letterlijk en figuurlijk - goed te kunnen doordraaien zonder screening aan de poort, zonder selectie van of opleidings- en ervaringseisen voor deskundigen, zonder vereiste kwalificaties om zwaarwichtige beslissingen te mogen nemen, zonder het toepassen van recente en actuele kennis, zonder expertise, zonder wetenschappelijk getoetste behandelmethodes, zonder richtlijnen voor rapportages en zonder beroepsethische regels (neem b.v. de spraakmakende uitzending van het EO-onderzoeksprogramma “Dit is de Dag” van 12 februari j.l. over verboden relaties tussen patiënten en begeleiders). Het meest bizarre verhaal in dit genre gaat over baliemedewerkers (!) die wegens gebrek aan personeel invallen voor sociotherapeuten. Holtes: “… Zelfs het meest geavanceerde behandelprogramma faalt als het uitgevoerd wordt door mensen die hier niet in getraind zijn…”.
Haar kritiek wuift men binnenkamers weg. Iedere inhoudelijke discussie over het eigen falen wordt van tafel geveegd. Uiteindelijk kan Holtes haar bezig zijn niet meer in overeenstemming brengen met haar geweten en stapt ze op.
Zelfs voor een leek als ik zijn na lezing van dit boek de oorzaken van de wantoestanden duidelijk: geen tijd, geen geld.
Inmiddels zijn we een kleine tien jaar verder. Volgens minister Teeven (hij kan moeilijk wat anders zeggen) en Corine de Ruiter, hoogleraar forensische psychologie aan de Universiteit van Maastricht, zou er inmiddels veel verbeterd zijn in de tbs-klinieken, zie hier. Maar een poosje scrollen langs de commentaren aan de hand van “Ervaring niet vereist”, op internet, leert dat nogal wat werkers in deze sector zeggen daar niets van te merken. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen.

Intriest
Dit is geen verhaal van een ontspoorde psychologe. Pas na het afronden van haar boek werd Holtes geestesziek. Tonie Mudde, een bevriende journalist, beschrijft in een intriest naschrift de teloorgang van Léonie Holtes: “… Eerst vertrekt ze op de bonnefooi naar Frankrijk, waar ze maandenlang verblijft op een wijnboerderij van een vriendelijk homostel dat ze daar ontmoet. Ze lijkt er gelukkig, maar in telefoongesprekken met haar moeder praat ze zo euforisch over haar belevenissen op het platteland, dat die argwaan begint te krijgen. Terug in Amsterdam vertoont Léonie vreemd gedrag. Zo stapt ze op een dag het Sarphatipark in, gekleed in een rode jurk en met een reiskoffer in haar hand, in de volste overtuiging dat de man van haar dromen op haar wacht. Ze zegt de huur van haar appartement op, zet de thermostaat op de hoogste stand, geeft al haar spullen aan de daklozenopvang. Wie haar tot inkeer probeert te brengen krijgt een snauw. ‘Jullie snappen het niet. Ik wil gewoon geen spullen meer. Ik wil vrij zijn.’ Ze trekt zes weken in bij een vriendin, om daar plotseling te verdwijnen. Die vriendin – Wendy, met vuurrode haren – vindt bij thuiskomst alleen een met krijt geschreven gedicht op haar buitenmuur. ‘Wendy darling. Mooier rood bestaat niet. Sorry bakstenen.’ Léonie wordt steeds moeilijker bereikbaar. Ze gooit haar mobiele telefoon in de gracht, logeert bij vage kennissen, doolt door de straten van Amsterdam en weigert elke vorm van hulp, totdat ze zich in de zomer van 2010 bij de politie meldt. 29 Juni 2010: de dag dat ze voor het eerst wordt opgenomen als psychiatrisch patiënt…”.
Ze heeft wanen waardoor ze denkt dat behandelaars en medepatiënten duivels zijn die bezit nemen van haar ziel. In haar hoofd hoort ze een zware mannenstem die luid commentaar levert op alles wat ze meemaakt: “... Zinnen die zo cynisch en vunzig zijn, dat Léonie ze bij haar psycholoog alleen op papier durft te herhalen, met puntjes tussen de woorden…”. Ze kan niet in spiegels kijken omdat ze bang is dat ze zichzelf niet zal herkennen. Ze is zo angstig dat ze zich vastklampt aan deurklinken die ze niet meer los laat. Haar lijden is verschrikkelijk.
Na medicatie gaat het soms beter, soms slechter. Ze woont nog een poosje op zichzelf, leeft van schenkingen en bijbaantjes, en is nog het gelukkigst als ze op een fietstaxi met achter zich een bak vol bezoekers, door Amsterdam toert. Toch springt ze op 16 mei 2011 van een flat in de Bijlmer.
De ongemakkelijke vraag komt in mij op of wij – de maatschappij dat zijn wij – niet veels te hoge eisen stellen aan jonge mensen als Léonie. Psychologie wordt vaak een beetje meewarig afgedaan als een ‘interessante pretstudie’; maar het kan je op paden brengen die veels te zwaar zijn om in je eentje te bewandelen. Ik vind het persoonlijk van de gekke om onbekwame mensen verantwoordelijkheid te geven voor een groep gestoorde zware jongens van de ergste soort - wie verzint zoiets. Ik ga niet zeggen dat het aan haar werk heeft gelegen dat het mis is gegaan met Léonie, maar goed deed het haar vast niet. Mensen zijn van minder gek geworden.

Uitgave: Podium – 2013, 223 blz., ISBN 978 905 759 239 3, €18,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier

4 opmerkingen :

  1. Klinkt als een erg interessant boek!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Jeetje wat erg , dit weet bijna niemand.
    Dank voor de recensie.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dit boek is nog maar een tipje van de ijsberg. De echte waarheid wordt angstvallig geheim gehouden. Personeel dat gillend gek wegloopt of zwaar met hun geweten tobt is niet op zich zelf staand. IK BEN GEWOON BANG OM HIER NOG MEER OVER TE ZEGGEN.

    BeantwoordenVerwijderen