Menu

donderdag 2 juli 2015

Nietzsche als opvoeder – Jan Keij


Subtitel: Of: Hoe een mens wordt wat hij is

Schitterend. Schitterend. Schitterend. Soms kom je van die boeken tegen waarvan je alleen maar zou willen zeggen: gooi alles wat je leest aan de kant en begin aan dit. En tegelijk weet ik dat dat heel subjectief klinkt, want waar ik van uit mijn dak ga, vind jij misschien wel helemaal niks. In ieder geval, de lezer die mij tipte: heel hartelijk bedankt. Levinas-specialist Jan Keij (1948; geeft voornamelijk cursussen filosofie in de gezondheidszorg) schreef wat mij betreft één van de meest sprankelende studies over Friedrich Nietzsche: als je het hebt over 'vrolijke wetenschap'!
Natuurlijk is Nietzsche lezen moeilijk, maar het voordeel is dat hij geen systeem ontwikkelde, zoals veel andere filosofen. Hij schreef voornamelijk in aforismen, zodat je overal kunt inhaken, en altijd iets kunt vinden wat je misschien begrijpt. En ook al blijf je er niets van snappen, dan is dat nog niet erg, want zelf schreef hij aan een vriend: “… Heel eigenaardig: ik begrijp sinds vier weken mijn eigen geschriften – meer nog: ik waardeer ze. In volle ernst, ik heb nooit geweten wat ze betekenen…”. Misschien vind je het ook wel raar dat iemand die zich uitgeeft voor christen, lyrisch doet over Nietzsche, de antichristen bij uitstek, maar volgens zijn eigen adagium zijn dat juist de lezers die als geen ander bij hem passen: “… Wie niet denkt zoals ik, die volge mij…”. Bovendien was ‘de filosoof met de hamer’ misschien wel heel anders dan je zou vermoeden. Zijn omstanders getuigden dat er geen beminnelijker mens op de wereld rondliep dan hij (en rondlopen deed hij veel, terwijl hij zijn beste gedachten uitbroedde wandelde hij soms wel acht uur per dag, volgens hem was zitten pas echt ‘de zonde tegen de heilige geest’). Eerder schreef ik een blog over Nietzsche naar aanleiding van “Het Europese nihilisme” van Paul van Tongeren – zie hier.

Blijven lachen

Na een korte verhandeling over zijn levensloop, begint Keij met het uiteenzetten van de filosofie van zijn voorgangers Immanuel Kant en Arthur Schopenhauer, omdat je daardoor meer inzicht krijgt in Nietzsche. Net als in de kunst (zie ook mijn blog over “Geschiedenis van de moderne Nederlandse literatuur” van Thomas Vaessens) is de filosofie een beweging van ‘vadermoord’. Iedere generatie gaat op de schouders van de vorige staan.
Volgens Kant kennen we de wereld alleen zoals deze aan ons verschijnt: via ons verstand en onze zintuigen. Dat zegt dus niets over hoe de wereld, het ‘Ding an sich’, écht is. Jostien Gaarder legt dat in het filosofische kinderboek "De wereld van Sofie" mooi uit, door Sofie een bril met rode glazen op te laten zetten: “… Je kunt niet zeggen dat de wereld rood is, ook al ervaar je dat zo…”. Onze kennis is dus betrekkelijk, in die zin, dat het altijd ‘menselijke’ kennis is. Nietzsche gaat nog een stapje verder. Hij ondermijnt elke vanzelfsprekendheid. Hij zegt dat onze kennis ‘fictie’ is: wij weten niets! Kennis is alleen maar een tijdelijk (en vaak verrassend werkzaam) perspectief, een invalshoek, om de zichtbare wereld om ons heen te duiden. Daarmee relativeert en ironiseert hij eveneens zijn eigen opvattingen. En dus kan zijn ‘dode God’ ook weer opstaan.
De aartspessimist Schopenhauer (de Hongaarse filosoof Lukács noemde hem ‘Hotel Abgrund’) deelt met Kant het idee dat de wereld mijn ‘voorstelling’ is, maar zegt daarbij dat de wereld draaiende wordt gehouden door mijn, jouw en ieders blinde ‘wil’. De natuurkrachten ‘willen’: een magneet dringt aan ijzer zijn magnetisme op, de zon dwingt de planeten door zijn aantrekkingskracht eindeloze rondjes te draaien. De planten ‘willen’: verdringen elkaar voor een plek onder de zon, lokken met geuren en kleuren, wilde wijnranken kunnen dikke eiken ten dode toe omstrengelen. Dieren ‘willen’: in de natuur is het eten of gegeten worden. Mensen ‘willen’: lust, honger, dorst. Die wil dompelt alles en iedereen in lijden. “… De gemiddelde Amerikaan is aan het eind van zijn leven de tombe van eenentwintigduizend dieren…”, schrijft Jonathan Safran Foer in zijn boek "Dieren eten". Schopenhauer: “… Het meest krasse voorbeeld levert de buldogmier: wanneer men deze namelijk doormidden snijdt, ontwikkelt zich een strijd tussen het voor- en achterstuk: de kop valt de staart aan met zijn tanden, en deze staart verweert zich kranig door de kop met steken te belagen. Zo’n gevecht duurt in de regel een half uur, totdat ze het loodje leggen, of door andere mieren worden weggesleept…”. Het beste is daarom niet meer te willen en ‘nee’ te zeggen tegen het leven. Als de mensheid ten gronde gaat zal ook de wereld als voorstelling verdwijnen. En daarmee verdwijnt de wil. Wat overblijft is het boeddhistische niets, het nirwana.
Nietzsche neemt het idee van de wil van Schopenhauer over, maar bij hem wordt het ‘de wil tot macht’. Volgens hem moeten we juist volmondig ‘ja’ zeggen tegen het leven. Natuurlijk is leven lijden, maar alles waar we niet dood aan gaan, maakt ons sterker. Narigheid? Daar word je hard van! Blijven lachen: altijd! Bovendien leefde Schopenhauer zijn eigen filosofie niet uit, wat volgens Nietzsche maar weer eens bewijst dat hij het bij het rechte eind heeft.

De wil tot macht
De hele wereld bestaat dus uit een wil tot macht, aldus Nietzsche. Mijn blogs schrijf ik alleen omdat ik mijn invloed wil uitbreiden. Het leven is een machtstrijd. Het leven is oorlog. Bij zwakte in defensieve zin (slavenmoraal). Bij kracht in agressieve zin (herenmoraal). Zelfs hulpvaardigheid, zelfs de meest belangeloze liefde, is (ook) een vorm van heersen over de ander. Medelijden verschaft je een superioriteitsgevoel: het kleineert de ander. Kijk naar al die oudjes die samenklonteren in winkel- en bejaardencentra en luister naar hun eindeloze praatjes over zieken en doden. Allemaal leedvermaak en mild sadistisch genot: ‘zo erg ben ik er gelukkig nog niet aan toe’.
Natuurlijk kun je die wil tot macht verbinden met Nazipraktijken, of er het ‘blonde beest’ of de terugkeer van de primitieve Neanderthaler mee propageren, maar dat was niet Nietzsche’s bedoeling. De wil tot macht kan ook heel positief uitpakken. En daar legt Jan Keij de nadruk op.
De wil tot macht wordt zichtbaar in het uitbuiten van menselijke mogelijkheden. Heeft te maken met het boven jezelf uitstijgen. Met wijsheid, matiging, recht-doen, moed. De wil tot macht uit zich ook, en juist, in zelfbeheersing. In zich verantwoordelijk weten.
‘De strijd om het bestaan’ in evolutionaire zin, klinkt Nietzsche nogal armoedig in de oren: dat is meer ‘overleven’ dan ‘leven’.
Nietzsche zegt dat ons bewustzijn onze lichamelijke impulsen, driften, verlangens, begeerten en passies ordent, zodat er mee te leven valt. Ik ben ook geen onverdeeld ik; ik ben een legio ikken – want elk moment anders. Waarheid bestaat niet. Waarheid is een illusie. Waarheid is dat wat succes oplevert. Waarheid construeren we zelf. Waarheid is manipulatie. Wij bombarderen iets tot waarheid omdat dat ons goed uitkomt. Wij zijn onverbeterlijke egoïsten en zelfs egoïstisch genoeg om andermans egoïsme (zo nu en dan) te verwelkomen.
Ook kennis is macht. Wij willen de dingen en de ander be-‘grijpen’. Alle denken is dronken van de wil tot macht. Het kennen is een instrument waarmee ik het onbekende hanteerbaar maak; waarmee ik ‘mijn’ wereld schep. Mijn verstand vindt pas achteraf een verklaring voor alle toevallige grillen en nukken van de hartstochten in mij. De rede draait ons een loer. Keij: “… Kortom, Nietzsche marginaliseert het bewustzijn door de zogenaamde absolute en centrale positie ervan te ridiculiseren. Waarbij het toch heel opmerkelijk blijft dat er zo weinig mensen zijn geweest die van zo’n marginaal verschijnsel zo’n kernachtig gebruik hebben gemaakt als hij zelf. We marginaliseren nog even verder…”.

Denk zelfstandig
Voor Keij is de filosofie van Nietzsche een provocerend spel, een slim gedachte-experiment, waarin het erom gaat iedere (wetenschappelijke en/of godsdienstige) aanname onderuit te schoppen, en te vervangen door een andere aanname. En die aanname vervolgens ook weer hetzelfde lot te laten ondergaan, enzovoort, enzoverder. Daarmee laat Nietzsche zien dat er geen zekerheden bestaan. De zekerheden maak jezelf. Elk geloof is een mythe. Ook Dick Swaab met zijn “Wij zijn ons brein” en Dawkins met zijn "God als misvatting" zijn fundamentalistische gelovigen – al weten ze dat zelf nog niet. Daarom zijn Nietzsche's denkbeelden natuurlijk eveneens verdacht.
Volgens Jan Keij gaat het Nietzsche om één enkele boodschap: denk zelfstandig. Er zijn geen waarheden, dus moet je voor jezelf bepalen wat voor jou belangrijk is, moet je jouw waarheid persoonlijk ontdekken (en waarom zou dat niet het geloof in een drie-enige God zijn, he?!). De wil tot macht houdt in dat de hele wereld tegen je is. Er is niets waar je je aan vast kunt klampen. Je bent overgeleverd aan jezelf. Een gevolg van de wil tot macht is dat de wereld zonder waarden is: nihilisme dus. Nietzsche beargumenteert dat er geen absolute, eeuwig geldende moraal bestaat. Dus zul je zelf de normen en waarden moeten kiezen die voor jou van betekenis zijn. Nietzsche adviseert te streven naar de komst van de zogeheten Űbermensch. In feite bedoelt hij daar het tegenovergestelde van de ‘massamens’, van het ‘kuddedier’ mee. Je moet geen zinzoeker worden, maar zingéver. Zijn visie op ‘de eeuwige wederkeer’, waar geen wetenschappelijke speld tussen is te krijgen - volgens Keij verdien je bij voorbaat de Nobelprijs als dat je wél lukt -, houdt in dat je het leven tot in het oneindige zult herhalen. Dan is het wel handig zo te leven dat dat ook de moeite waard is. God is dood en de eeuwige wederkeer is doelloos. Dus zul je zelf doelen moeten stellen.
Voel je je een slachtoffer van het verleden? Verander je verhaal. Het is aan jou hoe je tegen het verleden aankijkt. Het heden biedt je de vrijheid om je verleden uit te buiten.
Kortom: alle uitspraken van Nietzsche werpen je op jezelf terug. Het gaat er niet om ‘zijn’ weg te volgen, het gaat er om je ‘eigen’ weg te volgen. Je zou zeggen: dat moet wel aankomen in een tijd waarin iedereen zijn mond vol heeft over ‘authentiek-zijn’. Hoe authentiek wil je het hebben?!

Levinas als tegen-interpretatie
Jan Keij komt via Levinas met een tegen-interpretatie. Daar roept Nietzsche zelf toe op. Levinas stelt dat ons egoïsme doorkruist wordt door het appèl van de ander (overigens zonder dat die ander daar weet van heeft – als voorbeeld noemt hij hele simpele dingen als iets tegen een vreemde zeggen in een lift omdat de stilte zo benauwend is). Eigenlijk gaat Levinas, naar mijn idee, verder waar Nietzsche stopt. Wij worden ‘overmeesterd’ door de ander, nog voor dat wij ons dat bewust zijn. Dat heeft niets met de rede te maken, maar alles met gevoel. Vervolgens gaan wij dat gevoel met redenen omkleden, zoals Nietzsche doet. Soms roept dat gevoel agressie op, à la Sartre: “… De hel dat zijn de anderen…”. Het kwade komt dus voort uit het goede, volgens Levinas. Het goede komt niet voort uit het kwade, zoals Nietzsche stelt. Het leuke is dat Jan Keij hier en daar voorstelt zijn verhaal te praktiseren door bijvoorbeeld een week lang alle mensen in je omgeving te observeren vanuit het perspectief van de wil tot macht, of vanuit het onbewuste appèl dat ze op je doen.

Als bonus een paar staaltjes Nietzscheaanse opvoedkunde:
“… Ik heb de kracht gevonden waar je haar niet zou zoeken, in eenvoudige milde en vriendelijke mensen die niet de minste behoefte hebben om te heersen – en omgekeerd is de behoefte om te heersen in mijn ogen vaak een innerlijk kenmerk van zwakte gebleken: zij vrezen hun slavenziel en werpen er een koningsmantel omheen…” - Nietzsche in "Nagelaten fragmenten"

“… De beste methode om elke dag goed te beginnen is: bij het ontwaken te bedenken of men tenminste één mens op deze dag een plezier zou kunnen doen. Als dit als een vervanging van de godsdienstige gewenning van het gebed kon fungeren, zouden de medemensen voordeel bij deze verandering hebben…” (waarbij ik noteer dat je natuurlijk het ene kunt doen en het andere niet nalaten) - Nietzsche in "Menselijk, al te menselijk"

“… Wat heb je tot dusver waarlijk liefgehad, en wat heeft je ziel aangetrokken, wat heeft haar beheerst en tegelijk gelukkig gemaakt? Zet deze dingen op een rij en misschien leveren zij, door hun aard en hun volgorde, een wet op, de fundamentele wet van je eigenlijke zelf…” - Nietzsche in "Oneigentijdse beschouwingen"

Tenslotte: sommige recensenten vinden de cover van “Nietzsche als opvoeder” vreselijk (waarschijnlijk niet ernstig genoeg?) - je zou je er niet door van de wijs moeten laten brengen. Ik zie er juist wel een grappige hint naar zowel de ironie van Nietzsche als Keij in.

Uitgave: Boekencentrum B.V. – 2011, 320 blz., ISBN 978 908 687 081 3, € 24, 95
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten