Menu

zaterdag 13 mei 2023

Overal zit mens – Yves Petry

 


Subtitel: Een moordfantasie

 

Een tijdje geleden ontdekte ik een interessant interview op internetplatform “De Nieuwe Wereld” met één van de belangrijkste Vlaamse schrijvers van dit moment: Yves Petry (1967). Het NRC noemde hem zelfs de 'Houellebecq van de Lage Landen'. De intrigerende titel: ‘Hoe denkt en ontspoort een gek. De nieuwe donkere roman van Yves Petry’. De interviewer dacht bij de ik-figuur in het boek aan Volkert van der Graaf, de moordenaar van Pim Fortuyn. De schrijver zelf zegt zijn inspiratie te hebben ontleend aan de Amerikaanse Unabomber.  Petry won onder meer de Libris Literatuur Prijs 2011, de BNG Nieuwe Literatuurprijs, De Inktaap en de Tzum-prijs voor beste literaire zin van het jaar. Dit jaar haalde hij met “Overal zit mens” de shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2023, maar tegen Anjet Daanje kan natuurlijk niemand op!

 

Doem

Het boek. In werkelijk prachtige filosofische zinnen deelt de ik-figuur, een vijftiger, zijn gedachten over het ‘antropoceen’ met ‘jou’: “… Dat je niet bestaat, is geen probleem…”. Integendeel. Want overal zít al zoveel mens: “… We ademen mens, we eten mens, we drinken mens. Geen stukje mos, geen druppel uit de zee, geen staaltje van de bodem of de eeuwige sneeuw zonder dat het miljoenen moleculen mens bevat…”. Vluchten kan niet meer. “… Onheilsprofeten hoeven zich niet langer uit te sloven, iedereen heeft de boodschap begrepen. Velen voelen zich inmiddels zelfs meer bedrukt door de mogelijkheid van een planetaire catastrofe dan door de zekerheid van de eigen dood. Kinderen van tien praten even doembewust als volleerde klimatologen. De Apocalyps is al een cliché nog voor ze werkelijkheid is geworden…”. Elke dag drukt de media ons in ons eigen vuil. Of we daar zindelijk van worden is nog maar de vraag. Met het antropoceen lijkt ook het misantropoceen te zijn aangebroken. Wij zullen elkaar gaan haten, voorspelt de ik-figuur. Omdat wij onszelf en onze paniek in de ander weerspiegeld zien. “… Omdat zij onze uitweg blokkeren en wij die van hen…”. Omdat we geen geloof meer hebben om ons aan op te trekken, zullen er “… geen eersten zijn, alleen nog laatsten. Geen uitverkorenen, alleen verdoemden…”. Zie mijn vorige blog. Als je naar alle geweldsincidenten kijkt die via het  journaal de huiskamer binnenstromen, zou je hem bijna gelijk geven. Zit de ik-persoon er mee? Welnee; hij wordt er eerder een beetje giechelig  van. Maak je geen zorgen: “… Ik zit niet demonstratief als een Nero zingend en tokkelend op mijn harp te genieten van het ondergangsspektakel…”.

 

Over zin en betekenis

Als hij een mail krijgt van zijn tweelingzus Eva, kom je er achter dat je met ene Kasper te maken hebt, een bio-ingenieur, hoofd van een stel boswachters die een kwijnend natuurgebied bijhouden, “… weinig meer dan een plukje groen met wat muggen erin…”, waar hij zich vaak als een kluizenaar terug trekt in een uitkijkpost. Hij vertelt over een groep buizerds die honderden meters boven de boomtoppen, in weidse bogen krijsend om elkaar heen draaien, “… uit rivaliteit of paardrift of om mee te liften op de ochtendlijke thermiek, zoals de gangbare verklaringen luiden…”. Maar misschien ook wel uit een drang naar roes en expansie, als in een derwisjachtige dans. Dieren en mensen zijn meer dan een organische rekenmachine: “… Ik mag dan een wetenschapper zijn geworden, daarom ben ik nog geen idioot…”. Uit de mail is op te maken dat Eva zich zorgen maakt over haar 21-jarige dochter Céline die met haar studie is gestopt en omgaat met een groep vage, linkse, radicale alternatievelingen (zijn die buizerds een metafoor?). Eva blijkt net zo vervreemd van haar kind als Iris van dochter Alma in “Pijn”, mijn laatst besproken roman van Zeruya Shalev. Of Kasper meer weet? Hij onderhoudt immers een warme band met zijn nichtje? Kasper blijkt diep begaan te zijn met Céline. Wat, maatschappelijk nut van een diploma, sneert hij: “… Terwijl Céline misschien nauwelijks nog het gevoel heeft dat er zoiets als een maatschappij bestaat…”. Vervolgens barst hij los: “… Het verleden is voor haar wellicht niet meer dan een gekostumeerd schimmenspel, een stoet van wezenloze spoken die voorbijtrekt aan nietszeggende jaartallen. Niemand heeft haar of haar generatie geleerd dat het verleden nog iets van betekenis zou kunnen zijn. Wie van onze generatie gelooft dat trouwens zelf nog? De wijsheid van eeuwen is verloren gegaan en wat rest is de eigenwijsheid van het heden. Maar die biedt ook al niet veel houvast: elke dag opnieuw die verbale en visuele explosies die van de schermen spat en ons doorboort met lukrake fragmenten, zonder dat er uit al die prikkels zelfs maar bij benadering een zinnig geheel valt samen te stellen…”.

 

Over de toekomst

Het is alsof Petry als een tweede Dostojevski een tweede, woedende eenzaat en loser “Aantekeningen uit het ondergrondse” laat schrijven. Alleen de toekomst heeft nog karakter, heeft duidelijk een smoel, waarvan de trekken echter wel met de dag doordringender en boosaardiger worden, volgens Kasper. “… Hoe grimmig ziet een modelkaart van de toekomstige aarde eruit in haar tooi van onheilskleuren: geel staat voor uitdroging, oranje voor woestijnvorming, rood voor onbewoonbaarheid en zwart voor totale levensonvatbaarheid. En aan de randen van dat continentale ramppalet zijn halve landen en hele steden onder het expanderende blauw van de oceanen verdwenen. Dat is het perspectief van Célines bestaan. Het is de krachtigste en helderste boodschap die ze vandaag te horen krijgt. De toekomst zal ons allen verenigen, al is dat waarschijnlijk in een soort hel…”. En Céline staat voor de jeugd in het algemeen. Dring niet aan op de ordinaire logica van het zogenaamde gezonde verstand, adviseert Kasper zijn zus. Er zijn al genoeg babbelzieke simpelaars. “… Gun Céline haar eigen ernst, haar nog-niet-weten, haar duisternis, haar zwijgen…”. Eva  gelooft er niets van dat haar dochter zich laat meeslepen door ondergangsfantasieën. Dat heeft ze namelijk nog nooit gedaan. Ze heeft de zogenaamde vrienden van Céline een keer gezien. Haar eerste indruk was dat ze met een terroristische cel te maken had! En zij kan het weten, want zij is een gevierd psycholoog, afgestudeerd in groepsprocessen. Je zult maar een psycholoog als zus hebben, reageert Kasper. “… Waarom heette zij eigenlijk Eva? Vroeg ik haar eens. Ze klonk niet als de eerste vrouw op aarde. Eerder als het zoveelste nummer uit een lange rij van bemoeiallen…”. Kasper: wat denk je dat die gasten er van vinden als er zo’n bazige, zelfverzekerde dragonder van een mama in duur design op haar staccatohakken binnen komt zeilen. Eva’s schampere afscheidswoorden: “… Nog veel plezier in dat bos van je. Groet de bomen van me, al hebben die houten koppen, net als jij soms. En vergeet geen seintje te geven wanneer het einde der tijden is aangebroken. Dan loop ik voor de laatste keer nog snel even langs bij de kapper…”.

 

Dragqueens met een glitterpruik

Ondertussen foetert Kasper verder. Volgens hem is tegenwoordig iedere vorm van uniciteit ver te zoeken. Het enige waar mensen zich druk over maken is hun lichaam. Wat we delen is onze dierlijkheid: “… Een gezondheid zonder ziel voor een mensheid zonder ziel, dat is het ideaal van vandaag. Ingewanden aller landen, verenigt u!…”. Als persoon ben je alleen relevant in zoverre je representatief bent. Wederom triggert Kasper de gedachte aan Dostojevski als hij tussen neus en lippen door vermeldt dat er geen sprake van kan zijn dat hij contact opneemt met Céline, want hij gaat haar vader vermoorden. We hebben dus het verslag van een killer in handen. Zie “Misdaad en straf”. Die vader is een publieke persoonlijkheid. Hij timmert flink aan de weg. En Kasper haat hem als de pest: “… de anderen staan me alleen maar tegen. Door wat Max zegt voel ik me innerlijk besmeurd, vertrappeld en miskend, door wat anderen zeggen, al zijn dat vaak precies dezelfde frasen, hooguit afgestoten…”. Max de Man. Max blijkt zich in zijn jonge jaren zo vereenzelvigd te hebben met Franz Kafka (het grappige is: de vriend van Kafka heette Max) dat hij zich zelfs bezondigd heeft aan het schrijven van een flutboek, waarin hij uit de kast komt als homo. De titel: “Hier sta ik”. Nou, zegt Kasper, hij staat nergens. Homoseksualiteit is toch allang geen taboe meer? Wie ligt daar nog wakker van? Nichterige aandachtstrekker! Toen het boek flopte zette Max zijn schreden met buitengewoon succes op het journalistieke pad. Overal in de media waar zogeheten ‘deugers’ het woord krijgen, duikt opinieleider Max op. Zijn hart kent geen grenzen: “… in ruimte nog tijd. Eigenlijk is planeet A te klein voor alle goedheid die hij in zich heeft. Mocht er een planeet B hebben bestaan, dan had hij zich met onverminderde ijver ook dáár nog over ontfermd…”. Even verder: “… Hoe komt het dat een figuur als Max, die van top tot teen is opgetrokken uit voorspelbare frases en klinkklare sentimentaliteit, op zoveel gehoor kan rekenen? Het is me telkens wanneer ik erbij stil sta een raadsel. Je zou denken dat het publiek van  tegenwoordig zijn laatste restje mensenkennis overboord heeft gegooid. En onze Man is bepaald niet de enige in zijn soort. Er zijn er tientallen, duizenden, honderdduizenden, die net als hij op zoveel mogelijk krantenpagina’s en in zoveel mogelijk televisieprogramma’s en langs zo veel mogelijk internetkanalen hun behaagzieke humanisme proberen uit te venten, hun stroopzoete bekommernis om al wat leeft en lijdt onder de zon…”. Dag in, dag uit toeteren ze ons hun hooggestemde streven in de oren: “… Van ’s morgens tot ’s avonds lopen ze te pronken met hun hypergevoelige en hyperactieve geweten als dragqueens met een glitterpruik…”.

 

Door moralisme verziekte grond

Vroeger zouden we ze vierkant hebben uitgelachen. Al die intellectuele zwetsers en moralistische lapzwansen. Nu nemen we dat geschetter van verontwaardiging, dat spervuur van gekijf, al die dezelfde, zich als bloedstolsels in ons brein vastzettende taalklonters, serieus. Daardoor sterft ons vermogen tot waarachtigheid af. “… Het is onze verdomde plicht om. We kunnen niet langer toekijken dat. Een schande dat in de eenentwintigste eeuw nog steeds. Racisme. Seksisme. Gerechtigheid. Eindelijk krijgen de slachtoffers. De juiste kant van de geschiedenis. Samen met z’n allen. De waarden waar Europa voor staat. Enzovoort…”. Al die moraalfilisters met hun ingesleten schijnheiligheid, die King Kongs van de redelijkheid, die praatmachines met hun bekakte mediapraatjes “… maken van empathie een ethisch principe en het gevolg is dat empathie ons gaat tegenstaan. Zij roepen op tot verbondenheid en doen dat onveranderlijk op een toon die onze zin voor verbondenheid alleen maar vergalt. Je voelt het aan je hart, je voelt het aan je water, je wéét gewoon, ook al kun je het niet zwart-op-wit bewijzen: goedheid en vriendschap gedijen niet op een door moralisme verziekte grond…”. Het gaat Kasper om ‘echtheid’: “… Eenentwintigste-eeuwers? We zijn gedegenereerd tot een ras van gebrainwashte papegaaiien en gefotoshopte poseurs. Ons innerlijk leven is afgevlakt tot een laagje pixels…”. Maar gaandeweg bekruipt je toch wel het gevoel dat je te maken hebt met de eerlijkheid en obsessie en gefixeerdheid van een enorme autist. Hij houdt bijvoorbeeld niet van liegen: “… Je leeft maar één keer, wat echt niet veel is, dus waarom dat eenmalige leven dan ook nog eens weg liegen?...”. Hij gaat maar door. Er is geen plaats voor de gedachte dat de mensheid nu eenmaal bestaat uit introverten en extraverten, of zelfs maar een moment van zelfrelativering. Kasper neemt zijn ‘singuliere zelf’ wat je noemt ‘dodelijk serieus’. Zijn wereldvreemde getier draait rond een vorm van individualisme, zo niet narcisme, waarbij Ayn Rand verbleekt. Ergens zegt hij dat hij handelt als ‘ik-ben-die-ben’. Dat wil zeggen 'goddelijk': zie Exodus 3:14. In zijn wereld blijkt geen plaats voor Max en Kasper samen: “… Het is hij of ik! En weet je wat? Ik zeg ik…”.

 

Breinwandeling

Kasper neemt je mee in zijn ‘breinwandeling’. Hij zoekt naar geloofwaardige motivaties voor zijn daad. En er is ook wel een aanleiding, maar die overtuigt mij voor geen meter. Kasper blijkt als late twintiger een korte relatie met Max te hebben gehad (uit een onlangs gepubliceerd onderzoek blijkt dat autisten inderdaad bovengemiddeld vaak homoseksueel te zijn). Max legde het achter zijn rug om echter ook nog eens aan met zijn tweelingzus. Hij voelt zich door beiden verraden. Een amoureuze krenking die hij blijkbaar nooit meer los heeft kunnen laten. Zoals “Pijn” van Zeruya Shalev over een vrouw en ‘de liefde van haar leven’ gaat, zo gaat “Overal zit mens” over een man en ‘de haat van zijn leven’. Volgens hem is hij mede de teruggetrokken volwassene geworden die hij is, vanwege de vroege dood van zijn ouders op zijn zeventiende: “… Wie weet wat voor een gezellige babbelaar of inschikkelijke luisteraar er ten gevolge van dat ongeluk aan mij verloren is gegaan…”. Hij vertelt hoe de gangbare rouwpraatjes en troostgedachten van zijn ooms en tantes hem gaandeweg de neus waren uitgekomen: “… soms had ik het idee dat ze een gif uitwasemden dat me remde in mijn groei…”. Hij wapende zich er tegen door een ondoordringbare houding aan te nemen, waarvan hij zich pas veel later realiseerde hoe kwetsend die moet zijn geweest.

 

Mag het leven nog een raadsel zijn?

Waarom hij van hetero ineens homo werd, is voor hemzelf ook een grote vraag. Uit verzet tegen de al decennia aan de gang zijnde feminisering van de maatschappij? Als tegengif tegen de algehele verburgerlijking en verpapping der geesten? Om te ontsnappen aan de gezapigheid en de beuzelarijen van de gangbare relatieromantiek? Omdat het idee als een biologische anomalie door het leven te gaan hem wel veelbelovend leek? “… Sprak seks een taal? Kon je zeggen dat homoseksualiteit de intieme taal van de ziel sprak en heteroseksualiteit de sociale taal van het ego?...”.  Was hij verliefd geweest op Max? Moeilijk te zeggen. Waar meisjes voor zijn part verdoofd bij hem afgeleverd mochten worden, slaagde Max er een tijd lang in hem te laten geloven op een bijzondere manier ‘bezield’ te zijn. Met ongekende humor vertelt hij hoe hij op Max' studentenkamer stiekem een vel papier dat uit zijn ouderwetse typemachine stak, las toen de laatste even naar de wc ging. Het sloeg de grond onder zijn voeten weg: “… Dat uiterst sensibele proza, het emotionele lef, de overtuigingskracht en het originele karakter van zijn zelfbespiegelingen: mijn vriend bleek niets minder dan een introspectief genie te zijn!...”. Suizebollend: “… Natuurlijk wilde ik een begaafde zielsgenoot tot vriend, maar dat hij zó veel briljanter was dan ik, grensde bijna aan het onverdraaglijke. Niettemin diende ik in alle eerlijkheid te erkennen, hoe zwaar het me ook viel, dat we hier te maken hadden met een uitzonderlijk talent, gedreven door een grootse visie, een helder gearticuleerde poëtica, een geïnspireerde missie. Wat stelde ik naast zo iemand nog voor? Niet meer dan een zeepok die zich had vastgezogen aan een walvissenlijf…”. Later bleek dat Max alleen maar Rilke over had zitten typen. Volgens hem waren alle vriendjes van Max “… aanstellerig, dweperig, arrogant, kleinzerig, roddelzuchtig, achterbaks en vilein…”. Even nep als Max dus. Max vond dat Kasper zichzelf niet kon aanvaarden zoals hij was. Over het acroniem lgbtq+: kan er misschien ook seksualiteit bestaan zonder etiket?  Mag het leven nog een raadsel zijn? Inmiddels beleeft Kasper zich trouwens als ‘post-seksueel’.

 

Blijf branden, mijn haat

Als je het hebt over ‘radicalisatie’: “… Het plan is dat ik hem op mijn manier minstens even serieus neem als hij zichzelf serieus neemt. Misschien nog wel serieuzer. Het plan is dat ik hem serieus genoeg neem om hem neer te knallen. Blijf branden, mijn haat…”. Kasper: “… Ik zie je al hoofdschudden. Jij bent namelijk tegen geweld. Het lost niets op en leidt alleen tot meer geweld…”. Kaspers omgang met anderen blijkt moeilijk. Als een Duitse collega zich verhangt uit ‘Waldschmerz’ gedraagt hij zich zo ongevoelig dat de boswachters hem beginnen te mijden. Ook tijdens een gesprek met zijn nichtje, die hij uiteindelijk toch bezoekt, loopt hij weg. Ik moest denken aan wat Bart Gijsbertsen in mijn vorige blog schrijft over Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh: “ … Het opvallende is dat hij wel sprak óver mensen en tégen mensen, maar geen moment mét mensen. Praten met mensen is dan ook levensgevaarlijk. Een dialoog verandert je…”. Het is lang niet evident jezelf te zijn, aldus Kasper: “… Je beleeft jezelf, maar de anderen beleven jou ook. En in het licht van hun bemoeienis dreigt het tere pigment van je innerlijk te vervagen…”.

 

Mystiek

Eigenlijk gaat het pas mis als in zijn leven de periodes van gelukzalige onthechting en volmaakt isolement, die er wel degelijk zijn geweest, gaan ontbreken. Hij vertelt over topervaringen waarin hij zichzelf kon vergeten, terwijl hij uit lag te rusten in het gras van een alpenweide en tijdens een wandeling in de doodse stilte van een Fins sparrenbos. Hoe hij in trance raakte door naar de kroon van een enorme trilpopulier te kijken. Hij beleefde een en ander als ‘een flits van tijdeloosheid’ waarin ‘de eeuwigheid zich aandient’: “… Een opwaartse vlaag van verrukking grijpt je bij je vel, laat je proeven van de vreugde der engelen…”. Extase: “… Alle wrijving  valt weg en je bestaan wordt gewichtloos, als een straal of een boog van licht…”. Maar o, hoe diep is daarna de val: “… Wat rest is persoonlijke banaliteit…”. Op een parkeerplaats naast een autosnelweg overkomt hem een zelfde soort ervaring, maar dan in het negatieve, aangaande de alomtegenwoordige mens, vergelijkbaar met ‘een slok zeewater op een lege maag’. Een “… vlaag van bestaansdegout…” die hem kotsmisselijk maakt. Heeft hij het over ‘de nacht van de ziel’, zo bekend uit de geschiedenis van de mystiek?  “… Een mens is nog het meest zichzelf als hij op het punt staat uit elkaar te vallen. Maar om dat punt te bereiken moet je alléén kunnen zijn. En ik ben nooit meer alleen…”. Want overal zit mens. Ooit zei iemand tegen mij: er bestaan twee soorten mensen, neuroten en psychopaten. De neuroten geven zichzelf de schuld en de psychopaten geven de ander de schuld. Het verschil tussen zelfmoord en moord? Als een superstorm het hele bos verandert “… in een olifantenkerkhof van ontwortelde beukenlijven en slagtanden van spinthout…” waarin hij zich nauwelijks meer kan oriënteren, en Max zich tot overmaat van ramp in zijn territorium waagt door een documentairereeks over het catastrofale Europese bosbestand te produceren, slaan bij hem pas echt de stoppen door. Actie volgt. Het verrassende plot is veel lichtvoetiger dan ik had gedacht, maar ik ga natuurlijk niet álles vertellen…   

 

Uitgave: Das Mag – 2022, 250 blz., ISBN  978 949 324 852 6, 22,99

Rechtstreeks bestellen bij bol.com: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten