Menu

zondag 24 november 2024

Kabbala als levenskunst – Marcus van Loopik


Subtitel: Op zoek naar eenheid en heling

 

Met ongelooflijke fascinatie heb ik vorige week de filosofische duiding van de ronduit bizarre film “The Substance” (2024) door Ad Verbrugge, Jelle van Baardewijk en Marlies Dekkers bekeken. Het gaat over de extreme focus op uiterlijk, waardoor lichamelijke veroudering als een vloek wordt ervaren en met name vrouwen alles uit de kast halen om hun onvermijdelijke aftakeling tegen te gaan: van botox behandelingen tot chirurgische ingrepen. Zie de barbiepopachtige wezens die onze narcistische beeldcultuur ophoest. Het resultaat van een beangstigende innerlijke leegte en zelfvervreemding - in de film gesymboliseerd door een witte koude kille badkamer - waardoor mensen langzaam maar zeker veranderen in eendimensionale zielloze zombies. Ad Verbrugge duidt de huidige lichaamscultuur, gestimuleerd door Instagram, TikTok en juicekanalen, als  iets bijna satanisch. Dat ben ik met hem eens. Het maakt meisjes en jonge vrouwen niet alleen onzeker maar letterlijk ziek en depressief. Het moet te denken geven dat geslachtsveranderende operaties vooral worden aangevraagd door jonge meiden en niet meer, zoals vroeger, door mannen van middelbare leeftijd. Een en ander herinnerde me ook aan het beeld van 'vrouwe Mysterion' in "De zevende koningin" van prof. dr. Willem Ouweneel. Wij hebben ‘verticaliteit’ nodig, zegt Marlies Dekkers. Verdieping. Verinnerlijking. Niet álles draait om ‘de begeerte van het oog’ (Gen. 3:6). Joodse mystici hebben daar prachtige dingen over gezegd. Wanneer lichaam en ziel in disbalans raken, gaat het mis met de mens en de wereld, weten zij. In “Kabbala als levenskunst” beschrijft Marcus van Loopik (1950, judaïcus, grafisch kunstenaar) de manier waarop in de Joodse traditie tegen de mens wordt aangekeken. Er is een heleboel humbug in omloop over de kabbala - zie mijn blog inzake “Joodse mystiek. Een inleiding” van Sjef Laenen - maar er bestaat ook zeker een serieuze versie die Joodse geleerden al eeuwen bestuderen. Joodse mystiek is wel aangeduid als ‘innerlijke wijsheid’ (chochma penimiet). Ik was verrast door de psychologische inzichten die ik tegenkwam en waar wij denk ik heel veel van kunnen leren. Ook als we niets hebben met het Jodendom. Kenmerkend voor Joodse wijsheid is vooral het zoeken naar ‘de gulden middenweg’.

 

Innerlijke stem

Van Loopik: “… Te midden van een wereld vol geluid, geweld, overproductie, consumentisme en genotzucht blijft diep in ons binnenste een fijnbesnaarde stem hoorbaar. Die innerlijke stem wil ons leiden naar de bron, de oorsprong van alle bestaan. Spiritualiteit is een niet te stillen innerlijke onrust die de mens blijft aansporen om op zoek te gaan naar zingeving. We blijven maar vorsen en verlangen, omdat we in de buitenkant van de dingen nooit volledige bevrediging zullen vinden…”. Voordat de geest gaat werken moet het eigen ego terugtreden en een stap opzijzetten: zo maken we ruimte voor ‘het andere’ (zie Johannes 3 vers 30: “… Hij moet wassen, maar ik minder worden…”). Als ik íets in de loop der tijd heb geleerd, is het wel dat ons ego heel wat anders is dan ons ware zelf, onze geest, onze ziel of wat voor woord je dan ook wil gebruiken voor de diepste kern in ons. Dat ervaar je wanneer je leert zwijgen. Jezelf leeg maakt. Stil wordt. En dan: luistert naar wat er in je opwelt. Want: “… Diep van binnen is de mens verbonden met het grote geheel van en met het onzegbare dat de individualiteit overstijgt. …”. Omdat we het over iets volslagen ongrijpbaars hebben, begint Van Loopik een chassidisch sprookje te vertellen van rabbi Nachman van Bratslav (1772-1810) over de metaforische reis van de ziel. Want ons leven is een leerproces en ontdekkingstocht tegelijk.

 

De zoekgeraakte prinses

Er was eens een koning die zes zonen bezat en één dochter, waar hij stapelgek op was. Op een dag ontstaat er onenigheid tussen papa en zijn prinsesje. De ruzie loopt zo hoog op (zoiets heb je wel eens met lievelingen), dat de koning gromt: ‘Mag de niet-goede je grijpen’. En wat denk je? De volgende dag is ze verdwenen. De koning maakt zich vreselijk ongerust. De ‘tweede-in-rang-na-de-koning’ wordt voorzien van een knecht, een paard en reisgeld en gaat naar haar op zoek. Hij doorkruist woestijnen, velden en bossen. Bij toeval ontdekt hij een pad in de wildernis naar een prachtig kasteel dat bewaakt wordt door soldaten. De ‘tweede-in-rang’ laat zijn paard achter en loopt naar de slotpoort. Hij wordt ongehinderd doorgelaten en belandt in de ontvangstkamer, waar een vreemde koning op zijn troon zit, omringd door muzikanten. Niemand let op hem. Hij vlijt zich in een hoek. Op een gegeven moment beveelt de koning zijn dienaren de koningin te halen. Als ze binnenkomt, ziet de ‘tweede-in-rang’ dat het de prinses is. Wanneer ze haar blik over de zaal laat gaan, herkent ze hem ook. Zo gauw ze kan, loopt ze naar hem toe en vertelt dat ze gevangen zit. Hij vraagt hoe hij haar kan bevrijden. Ze zegt dat hij een plek moet zoeken waar hij geacht wordt zich over te geven aan verlangen naar haar. Een jaar lang. Elk moment moet hij doorbrengen met hopen en bidden. Op de laatste dag van het jaar is het noodzakelijk dat hij vast en waakt. Dit is de enige manier om haar terug te krijgen. Zo geschiedt. Maar op de laatste dag ziet de ‘tweede-in-rang’ een boom waar heerlijke appels aan groeien. Hij kan de verleiding niet weerstaan, eet er van eentje, en valt prompt in slaap. Heel lang. Als hij eindelijk ontwaakt, keert hij terug naar de bijzonder verdrietige prinses, die hem een nieuwe kans geeft. Wederom stuurt ze hem voor een jaar weg, maar nu geeft ze hem het gebod mee geen wijn te drinken. Hij mag niet nog eens in slaap vallen. Daar draait het om: dat hij niet slaapt. Op de laatste dag komt hij echter langs een bron die geen water maar rode wijn bevat. En hij drinkt. Onmiddellijk valt hij weer in slaap. Voor zeventig jaar maar liefst. Soldaten passeren, de prinses komt voorbij in haar koets, huilt alles aan elkaar, krijgt hem niet wakker, laat haar hoofddoek bij hem achter waarop ze met haar tranen een boodschap schrijft, verdwijnt weer, en als hij eindelijk ontwaakt, leest hij dat ze een nieuwe stek heeft op een berg van goud in een kasteel met parels. Opnieuw gaat de ‘tweede-in-rang’ op zoek. In de wildernis ontmoet hij een verbaasde reus met een gigantische boom op zijn rug die hem vertelt dat er niet zoiets als een gouden berg met een paarlen kasteel bestaat, maar dat hij het voor de zekerheid aan de dieren zal vragen waarover hij is aangesteld. De dieren verzekeren de ‘tweede-in-rang’ ook dat hem nonsens is verteld. De reus adviseert hem het anders nog een keertje bij zijn broer na te vragen, die aangesteld is over de vogels. Maar de vogels weten eveneens van niks. De tweede reus stuurt hem naar de derde, die over de winden gaat. De winden kennen de plek ook niet. Terwijl ze aan het praten zijn, arriveert er nog een wind, die buiten adem vertelt dat hij last heeft gehad van oponthoud, omdat hij een prinses naar een berg van goud en een kasteel van parels moest dragen. Wel heb je ooit! De reus geeft de ‘tweede-in-rang’ een pot met geld en de wind blaast hem met stormkracht tien naar de stad op de gouden berg met zijn kasteel. Via het geld uit de pot koopt hij de wachters om en huurt een onderkomen. De ‘tweede-in-rang’ zal veel wijsheid en intelligentie nodig hebben om de prinses te bevrijden. Dat is een ding wat zeker is. Einde verhaal.

 

Uitleg

Het multi-interpretabele sprookje is in feite het verhaal van de mensheid en van jou persoonlijk. De koning staat voor God de Vader. Zijn zes zonen voor de zes scheppingsdagen. Zijn dochter voor zowel de Sjabbat als de Sjechina: Gods verborgen aanwezigheid in de wereld. Rabbi Mosjè Chajjim vergelijkt de menselijke ziel met een fijnbesnaarde prinses die we als een goddelijke vonk een leven lang in ons binnenste meedragen: “… Ze verblijft verstopt onder de opperhuid van het dagelijks leven, hoe bedroevend en afzichtelijk het bestaan soms ook is…”. De verdwijning van de prinses duidt op de ‘godsverduistering’, die de Joodse denker en literator Martin Buber omschreef met het woord ‘Gottesfinsternis’. De titel ‘tweede-in-rang’ lijkt te zijn gebaseerd op Jozef, de ‘tweede-in-rang’ onder de farao (Gen. 41) of misschien Mordechai (Est.10:3). Het gaat om een ‘rechtvaardige bij uitstek’, een ‘tsaddiek’, en staat ook voor jou zelf, want of je dat nu beseft of niet, jij bent geschapen naar ‘het beeld en de gelijkenis’ van God. Ja, jij bent ‘bijna goddelijk’ gemaakt. Slaap staat voor ‘spirituele bewusteloosheid’. De eerste keer valt de ‘tweede-in-rang’ in slaap na het eten van een appel, wat doet denken aan de zondeval van Adam en Eva in het paradijs. Daarna valt hij nog een keer in slaap na het drinken van wijn, wat doet denken aan de dronkenschap van Noach. De prinses zoekt zélf de tsaddiek op, maar krijgt hem niet wakker. Daarna schrijft ze een boodschap voor hem: de Tora. Haar koets doet denken aan de 'merkawa', de merkwaardige troonwagen van God uit het visioen van Ezechiël. Vervolgens onderneemt de tsaddiek een innerlijke reis waarin hij eerst de heerser over de dieren tegenkomt: en wel in het rijk of dimensie van de dierlijke dan wel fysieke impulsen. Zie Karen Armstrong die het heeft over de vier v’s: vechten, vluchten, (vr)reten, voortplanten. De reus kan hem niet helpen en stuurt hem ‘hogerop’. Zijn broer is aangesteld over het rijk van de vogels: de dimensie van het gevoel en de moraal. De geschiedenis herhaalt zich. De mens zal nóg hoger moeten schouwen. De derde reus regeert de winden van de ongrijpbare gedachten, van zingeving en meditatie: het domein van de geest. Dan is daar die ene wind die de ‘tweede-in-rang’naar de gouden berg stuurt (de berg Sion?) met het paarlen kasteel (de tempel?). Is de pot met geld een zinnebeeld van de Tora? Alleen met behulp van Tora-kennis stijgen we immers boven onszelf uit. Het verhaal heeft een open einde. Het is nog niet af. De Messias is nog niet terug gekomen. Volledige verlossing blijft een droom. Wij weten nog niet wie we zijn zullen.

 

Imitatio Dei

Christenen kennen het idee van de ‘imitatio Dei’, de navolging van Christus. Tot mijn verrassing hebben de kabbalisten ook een geestelijke voorstelling van een menselijk archetype: ‘Adam Kadmon’ oftewel de ‘Hemelse Mens’, een allesomvattend oermodel waarvan iedereen een replica in het klein is en aan wie ze zich spiegelen (in de Indische Vedanta heet de ‘eeuwige mens’ Purusha). Evenals in het verhaal van rabbi Nachman wordt de structuur van de Hemelse Mens ingedeeld in vier dimensies die corresponderen met de aspecten van onze persoonlijkheid. Zie het plaatje hieronder. De eerste en hoogste innerlijke dimensie, die van het hoofd (en reus drie), representeert de wereld van de geest, de intuïtie, de creativiteit, de ongrijpbare gedachten. De tweede innerlijke dimensie, die van de romp: het hart, de armen en handen (en reus twee), representeert de wereld van het gevoel en de moraal. De derde innerlijke dimensie, die van de benen, het onderlichaam en het geslachtsdeel (en reus één), representeert de wereld van de dierlijke, lijfelijke impulsen. De vierde uiterlijke dimensie, die van de voeten, speelt zich niet meer in de psyche af maar in de werkelijkheid van het concrete handelen en behelst de ‘wereld van de daad’ .

 



De tien sefirot

Daarmee zijn we er nog niet. In dit mensbeeld figureren tien goddelijke eigenschappen, krachten of potenties, ‘sefirot’ genaamd. Je zou ze ook kunnen voorstellen als op drie zuilen gelegen. Drie aan de linkerkant. Drie aan de rechterkant. En nog vier in het midden, langs de wervelkolom, die functioneert als een soort ‘gulden middenweg’. Wanneer de psychische krachten aan de linkerkant en aan de rechterkant in evenwicht zijn, is de mens in balans, in harmonie met alles in en om hem heen.

 

De dimensie van de geest

Over de betekenis van de ‘sefirot’. In de dimensie van de geest (het terrein van de laatste reus) bevinden zich de rivaliserende krachten ‘Inzicht’ (Bina) en ‘Wijsheid’ (Chochma) met daartussen en boven ‘Kroon’ (Kètèr). Dit is de plek waar de mens zich de vraag stelt waarom en waartoe hij bestaat. Dat zullen dieren nooit doen. Hier draait het om zingeving, waarzonder de mens niet floreert. Kroon bevindt zich boven het hoofd van de mensenfiguur. Zie Christophe Vekeman die het in "Tot God" heeft over zijn gevoel dat het goddelijke licht, 'als van een lantaarnpaal die hij in dronkenschap omhelst', over hem wordt uitgestrooid. Kroon symboliseert eerder een mystiek vermoeden dan een benoembaar weten. Ze staat dan ook voor een vorm van bewustzijn dat ons persoonlijke ego en ons zelfbesef ontstijgt.De focus ligt vooral op de leegte, op de holte bínnen de kroon. ‘Wijsheid’, rechts daaronder, duidt op intuïtief en creatief bewustzijn. Wijsheid genereert een soort speelsheid van geest die nog niet geboeid is door de knellende banden van het logisch redeneren. Wijsheid heeft te maken met spontaniteit en vernieuwing. Met schuchtere speculatie en verwondering. Met de plotselinge ‘flits van weten’. ‘Inzicht’, links daar tegenover, draait wél om het rationeel en logisch redeneren. Om wetten en concepten. Te veel invloed van ‘Inzicht’ leidt tot gevoelloos rationalisme. Te veel invloed van ‘Wijsheid’ leidt tot luchtfietserij. De ‘homo ludens’ in ons sterft in een fundamentalistische samenleving waarbinnen mentale verstarring optreedt. Evenals moderne neurowetenschappers situeerden de middeleeuwse kabbalisten creatief denken al in de rechterhelft en conceptueel denken in de linkerhelft van het hoofd. 

 

De dimensie van gevoel en moraal

In de daaronder gelegen dimensie van de gevoelens en intenties (het terrein van de middelste reus) bevinden zich de tegengestelde krachten ‘Recht’ (Dien) en ‘Empathie’ (Chèsèd) met daaronder de bemiddelende potentie ‘Schoonheid’ (Tif’èrèt). Genade en recht strijden vaak om voorrang. Recht staat voor orde en handhaving. Voert van de ander weg. Sommige mystici duiden deze sefira ook wel als ‘Macht’ (Gevoera). Te veel invloed van ‘Recht’ kan resulteren in een gevoelloze, egocentrische levenshouding. Daartegenover staat de sefira ‘Empathie’. Ze vertegenwoordigt het vermogen tot compassie. Representeert vergevingsgezindheid en generositeit. Staat voor een tegemoetkomende houding die leefruimte laat voor de ander. Voor soepel omgaan met de regels. Sommige mystici duiden ‘Empathie’ als ‘Grootmoedigheid’ (Gedola). De bemiddelende eigenschap ‘Schoonheid’, ook wel aangeduid als ‘Barmhartigheid’ (Rachamiem), brengt de gevoelens van empathie en de schreeuw om ‘law and order’ in balans. In evenwicht. ‘Schoonheid’ verzacht het ‘Recht’, want recht kan het grootste onrecht blijken. De Joodse wijzen hebben altijd benadrukt dat je eerst in de schoenen van de ander moet staan voor je over hem kunt oordelen. Zie Jezus die in de schoenen van ons is komen staan. ‘Schoonheid’ brengt de ander naderbij maar handhaaft ook een zekere afstand. Altijd moet er weer een delicaat evenwicht worden gevonden tussen individualisme en collectivisme. Tussen intimiteit en distantie.

 

Machtsmisbruik

Onbeteugelde ‘Empathie’ kan onnadenkend voorbij gaan aan de eis van recht en rechtshandhaving. Daar moet wel bij worden aangetekend dat een samenleving zelden overspoeld wordt door een ondraaglijke hoeveelheid liefde. Teveel empathie kan leiden tot identiteitsverlies: zie de ‘verzuipende liefde’. Of tot naïeve politieke correctheid en adoratie van een sterke persoonlijkheid: zie wat de Führer heeft teweeggebracht. De sadist, de narcist en de dictator trekken het ‘Recht’ op een disproportionele wijze naar zich toe: “… Zij leggen hun eigen identiteit als het ware over die ander heen, op dat ze het bedreigende gat dat hen verwijdert van de ander kunnen overbruggen...”. Hieronder gaat een existentiële angst voor afscheiding schuil. Narcistische dictators laten in hun pathologische zelfvoldaanheid geen ruimte voor de eigen identiteit van de ander. Ze behandelen hun medemens als een object. In extreem orthodoxe kringen, waar ik nogal eens mee te maken heb, kan normaal levensgenot en vreugde over het aardse bestaan min of meer tot taboe worden verklaard en leiden tot een zeer beangstigend godsbeeld (zie mijn blog over “Het schuurtje” van Marjan Kole): “… Dit doet men vanuit een disproportionele invloed van Majesteit, en vanuit een dominante invloed van Recht. Scheefgegroeide en geperverteerde dominantie van de linkerzijde kan in het uiterste geval uitmonden in een samenleving waarin gewelddadigheid en fanatiek dogmatisme overheersen, waarin men liever de dood viert dan het leven…” (zie bijvoorbeeld “Lolita lezen in Teheran” van Azar Nafisi).  Even verder: “… Wie bang is voor anderen, zal de afstand willen minimaliseren en zich extra toegeeflijk opstellen, veel meer dan goed is voor zichzelf en uiteindelijk ook voor anderen. Niet zelden passen mensen zichzelf uit conformisme aan bij de keuzes van medemensen. Ze nemen de waarden en voorkeuren van de massa klakkeloos over…”. Geen gedoe.

 

De Eeuwige is Eén

Het ‘Sjemagebed’ is de Joodse ‘geloofsbelijdenis bij uitstek’: “… Hoor Israël, de Eeuwige, onze God, de Eeuwige is Eén…” (Deut. 6:4). God is zowel Rechter als Barmhartige. Het ‘Sjema’ benadrukt het samengaan van recht en compassie in God. Het gaat om een liefde die grenzen durft te stellen. Om mededogen die verplichtingen meebrengt. Om geven en nemen. “… Dit zijn actuele gedachten, zoals rond het migrantenvraagstuk…”. De sefirot kunnen onderling allerlei verbintenissen met elkaar aangaan. Zie het aannemen van een slachtofferrol in de politiek om de tegenstander te verzwakken: “… In dat geval gaat er als het ware een flinke portie berekening (Inzicht) en machtsstreven (Recht) schuil achter een ogenschijnlijk kwetsbare houding van zelfbeklag (Empathie)…”. Van Loopik maakt verschil tussen gevoel en emotie. Gevoelens houden langer aan dan kortstondige emoties. Zie het verschil tussen woede (emotie) en haat (gevoel) of tussen schrik (emotie) en angst (gevoel). Ook neemt hij afstand van simplistische verklaringsmodellen rond schuld en straf. Het Jodendom weet van een kosmische ramp die wordt aangeduid als ‘het breken der vaten’. Het christendom kent het concept van de ‘gevallen schepping’. De kosmos verkeert in een (nog) onverloste staat. Mensen worden dan ook opgeroepen zich in te zetten voor ‘tikkoen’, heling van de wereld. Het Bijbelse hoofdgebod ‘Je zult je naaste liefhebben als jezelf’, slaat volgens rabbi Nachman van Bratslav ook op de duistere neigingen in je zelf. Je donkere kant moet je niet uit het bewustzijn wegdrukken en als gevangene in de donkere krochten van het onderbewuste opsluiten, waaruit hij onherroepelijk een keertje zal uitbreken. Het gaat om vrede sluiten met je schaduw. Joodse mystici geloven in sublimatie en transformatie van het slechte in jou. Van ombuigen van energie in de goede richting. 

 

De dimensie van het driftleven

De derde dimensie, die van de dierlijke en lijfelijke impulsen (het terrein van de eerste reus) wordt beheerst door de polariserende krachten ‘Overwinning’ (Nètsach) en ‘Majesteit’ (Hod) met de sefira ‘Fundament’ (Jesod) als neutraliserende middenpositie. Deze dimensie associëren sommige psychologen ook wel met de ‘Wille zur Macht’ van Nietzsche. Hier houden de instincten huis, de vier v’s. ‘Overwinning’ wordt gekarakteriseerd door de ambitie de grootste of de sterkste te zijn, de wil tot overleven en lust. De destructieve eenzijdigheid van ‘Overwinning’ is verantwoordelijk voor moordende prestatie- en concurrentiedrang, gevoelloze winstmaximalisatie, gemis aan aandacht voor de medemens en de natuur, ontbreken van spirituele reflectie, doorgeslagen materialisme en tomeloos consumentisme, oftewel ongeremd egoïsme. Onze dierlijke drijfveren hebben we zeker nodig om te overleven, maar als ze niet getemperd worden door de sefira ‘Majesteit’ zal ons menselijk gedrag licht ontsporen. Seksualiteit zonder moraal, liefde en recht, ontaardt. Psychiater Viktor Frankl stelt dat hoe meer de aandacht wordt afgewend van de partner en gericht wordt op de seksuele daad zelf, hoe ‘gehandicapter’ de seks is. Onbetamelijk gedrag werkt negatief door op de psychische en lichamelijke toestand. ‘Majesteit’ zorgt voor de noodzakelijke rem op onze natuurlijke aandriften. Manifesteert deze kracht inzake discretie, waardigheid en beheersing zich te sterk, dan heeft dat weer frigiditeit en passiviteit tot gevolg. Deze potenties worden geneutraliseerd door de middenpositie die de sefiro ‘Fundament’ inneemt, gelinkt aan de maan die haar licht van de zon ontvangt. Immers: “… In Uw licht zien wij het licht…” (Psalm 36:10). ‘Fundament’ staat voor een uitgebalanceerde levenshouding. Zie verder hoe de vier sefirots ‘Empathie’, ‘Recht’, ‘Overwinning’ en ‘Majesteit’ binnen de totale structuur van de Hemelse Mens worden bijeengehouden door ‘Schoonheid’, de midden in het lichaam gesitueerde ‘Plexis Solaris’, de ‘zonnevlechtchakra’ in de oosterse yogaleer, beeld van het ‘ware zelf’. ‘Schoonheid’ zou het middelpunt, de ‘navel’, van al ons doen en laten moeten zijn.

 

De stoffelijke wereld: grond onder onze voeten

De onderste en vierde dimensie van ‘Koninkrijk’ (Malchoet) komt overeen met de grond waarop onze voeten staan: de alledaagse wereld van stof en concrete daden. In ons gedrag is het eindresultaat zichtbaar van het spirituele proces dat in de holte van de kroon begint. Vanuit de aardse wereld stroomt de goddelijke energie weer opwaarts naar haar onherkenbare bron: ‘the circle of light’. De gebrokenheid van de schepping duidt op uit balans of geblokkeerd geraakte sefirot.  “… Door de disharmonie in de schepping en binnen het persoonlijke leven hebben we onderweg ons ware zelf, onze bestemming verloren. De bewuste verbinding met God en met wat ons kleine ego overstijgt lijkt buiten bereik. Dit verlies, dit gevoel van verlorenheid en zelfvervreemding vertolken de mystici met het metaforische beeld van de ballingschap van de Sjechina…”. We leven ver van onze oerbron. ‘Tikkoen’, herstel, heling en vervolmaking zijn mogelijk, via omkering en bekering. Van Loopik benadrukt dat in de praktijk de psychische dimensies natuurlijk altijd door elkaar heen lopen. De stoffelijke wereld is belangrijk: “… Indien er geen meel is, is er ook geen Tora…”. Zonder eten is het moeilijk Tora te studeren. Al kunnen we in de netten van de stoffelijke wereld verstrikt raken (hebzucht, materialisme, genotzucht, streberigheid), toch moet de mens dáár zijn bestemming als schepsel waarmaken. Juist het aardse leven verschaft de gelegenheid om het leven te heiligen. Achter de complexe verscheidenheid van het aardse bestaan gaat Gods ondoorgrondelijke eenheid schuil.  

 

‘Gespleten’ mensen

Volgens Van Loopik is de stille tragedie van onze cultuur het idee dat iemand tot een goed mens gemaakt kan worden door educatie alleen: “… Op zijn best sprak de Westerse beschaving tot de geest en bereikte nooit het lichaam…”. Ondanks eeuwen van moreel onderricht is de westerse mens nooit in staat geweest de immoraliteit in het dagelijks bestaan te overwinnen. Zie het oprijzen van moorddadige regimes in het hart van de meest filosofisch ontwikkelde civilisatie. Zie het misbruik in de kerk. Dit is gedrag van ‘gespleten’ mensen. Het gaat om binnen én buiten. Om ziel én lichaam. Om 'eenheid in verscheidenheid': “… Iedereen probeert noodgedwongen zijn verloren balans terug te vinden in het leven. Het kwaad zit vooral in disharmonie, polarisatie en eenzijdigheid…”. Zie de intro. Rituelen, (zegen)spreuken en leefregels zijn volgens het Jodendom naast verhalen onontbeerlijk om de fysieke natuur – met alle neigingen en tekortkomingen die daarbij horen – te trainen: “… De westerse mens die meent dat een stelsel van regels, rituelen en zelftraining onnodig is voor de handhaving van een goed functionerende en humane samenleving, is naïef. Elke cultuur en elke gemeenschap behoeft een narratieve basis. Er is behoefte aan verhalen die we met elkaar delen, die daarmee verbindend werken en die een ethisch verantwoorde grondhouding stimuleren…”. Zie de sefirot ‘Fundament’. Zie de gelijkenis die Jezus vertelde over het huis op de rots.

 

De heilige vonk

De zin van het bestaan is gelegen in wat we kunnen betekenen voor anderen: “… Een houding van respect tegenover de medemens als beeld van God vereist empathie, maar ook vertrouwen in de kracht van de heilige vonk die in al wat bestaat aanwezig is…”. Volgens de Joodse mystici is het onze taak de goddelijke vonken op te rakelen. Zie het ‘brandende braambos’ van Mozes. Zie het ‘licht’ in de schilderijen van Rembrandt en Van Gogh. Als we het toch over verhalen hebben: onlangs las ik “Askruis” een roman van Antoine Sénanque over de middeleeuwse theoloog en filosoof Meester Eckhart. Op een gegeven moment vertelt deze zijn metgezel: “… Er is een verhaal, Guillame, dat je misschien helpt mijn onderricht te begrijpen. De oude Grieken vertelden het elkaar. Hun mythologie staat bol van de fantasieën en buitenissigheden, maar bevat subtiele lessen. Zoals die van Dionysos. Dat was een god en geliefde zoon van Zeus. Al vanaf zijn komst op de wereld werd hij door alle vijanden van de hemel benijd. De Titanen, brute, oeroude krachten, die belust waren op de macht, joegen op hem. Het kind vluchtte en verschool zich, maar wist niet aan ze te ontkomen. Uiteindelijk verslonden de Titanen hem tijdens een afgrijselijk festijn. Ze verteerden allemaal het heilige vlees, dat hun monsterlijk lichaam deed oplichten. Toen Zeus dit ontdekte, doodde hij de moordenaars met zijn bliksem. En uit de as ontstonden wij, de mensen die we zijn, voortgekomen uit de materie van de Titanen, vermengd met de overblijfselen van een god. Zie je, Guillaume, de Grieken wisten al dat er in het menselijk hart een goddelijk vonkje schuilt. En dat is wat ik preek, dat kleine vonkje. Soms noem ik het de vonk, soms de vesting van de ziel, soms het intellect. Het is het deeltje dat God in ons heeft achtergelaten zodat we kunnen terugkeren in Hem. Als je mijn preken niet begrijpt, denk dan aan het festijn van de Titanen en vergeet niet de god die in je huist…”.

 

Uitgave: Skandalon - 2018, 320 blz., ISBN 978 949 218 364 4, € 29,95

Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier

woensdag 6 november 2024

Stad van de honden – Leon de Winter

 


Binnenkort gaan wij met de boekenkring het vorig jaar uitgegeven “Stad van de honden” van Leon de Winter bespreken, waarmee hij zijn vijftigjarige schrijverschap markeerde. Okay, het is misschien ‘literatuur-light’, maar ik vond het stukken beter dan de wel ér-rug ‘hard-boiled’ roman “Het lied van Europa” uit 2022. Ik heb het in één ruk uitgelezen. Ik vond een artikel op het literaire weblog Tzum waarin De Winter tekeer gaat over de negatieve recensies in de Volkskrant en het NRC (waarom gaan die kranten niet samen, het is toch allemaal ‘Koekoek Eenzang’ – het zwaar christelijke Reformatorische Dagblad en het zwaar christelijke Nederlands Dagblad verschillen nog meer). De Winter beticht de auteurs van vooringenomenheid omdat hij een 'Telegraaf-gek' is. Misschien heeft hij wel een beetje gelijk. Sommigen vinden Leon de Winter inderdaad een ‘rechtse’ zo niet ‘extreem-rechtse’ wappie. Kan er uit de pen van zo’n iemand iets goeds vloeien? We zitten niet in de Tweede Kamer – kom op! Cancelen kan altijd nog (zie mijn vorige blog). Als je “Stad van de honden” gaat benaderen als een realistische roman, kom je van een koude kermis thuis. “Stad van de honden” is een irrationeel sprookje, een virtuoze parabel, een grotesk maar daarom des te aansprekender verhaal dat de mythische lagen in ons wezen beroert, zoals Theoloog des Vaderlands Kees van Ekris het zo mooi uitdrukt in “De ongelooflijke podcast” van 3 november 2024. Wij hebben ‘betovering’ nodig. ‘Bezieling’. Iets wat groter is dan onszelf, en ons daarbovenuit tilt. Meer dan ooit  zelfs, denk ik, nu onze geglobaliseerde wereld steeds meer verandert in één grote, kille, koude, technocratische machine waar de meesten van ons als monddode onderdeeltjes doorheen rollen. Vinden we dat niet meer in de kerk, dan zoeken we het wel ergens anders: in het verleden dan wel de toekomst, de politiek, de sport, het klimaat, de wetenschap, de liefde, de muziek, het theater, de kunst of in mijn geval verhalen. Eerder besprak ik van Leon de Winter: "De ruimte van Sokolov" en "Het recht op terugkeer".

 

Roots

Het verhaal gaat bout gezegd over een ongelooflijk arrogante klootzak en tevens briljante neurochirurg in het AMC, professor Jaap Hollander, die getrouwd is met een adembenemend knappe verpleegster toen ze zwanger bleek, Nicole. Eén van zijn vele liefjes die voor hem in de rij staan. Hij is conservatief: voor hem begint het leven bij de bevruchting. Hij heeft last van prosopagnosie, wat betekent dat je problemen hebt met het herkennen van gezichten. Daarom linkt hij iedereen aan een filmster. Hij is gek op films. Acteurs en actrices onthoudt hij wél moeiteloos. Voor hun huwelijk verdorde, leek hij op Al Pacino, maar dan langer, en zij op Blondie. Toe maar. Met dat hun dochter Lea wordt geboren, krijgt hij steeds meer een hekel aan vooral de schrille stem van zijn echtgenote en laat dat merken ook: “… Nicole was niet gek of ongevoelig. Ze durfde in zijn aanwezigheid nauwelijks meer dan een paar woorden te zeggen, over wat dan ook. Ze vreesde zijn uitvallen, waarin hij haar met een enkel woord kon vernederen, vooral in gezelschap…”. Lea pikt dat op, en ontwikkelt zich tot een stille puber met een nerveuze oogopslag. Als ze dertien is, gaat ze zich verdiepen in de Joodse traditie en wil ze ‘uitkomen’ zoals dat heet: Joods worden. Ze schroeft een mezoeza op haar kamerdeur, wat Jaap vertedert, al laat hij dat niet merken. Vroeger hadden ze bij hem thuis geen mezoeza aan de voordeur: “… Dat trok maar antisemieten aan, vond zijn vader…”. Lea komt met een ramshoorn aanzetten, een ‘sjofar’, waar bijna geen geluid uit te krijgen is. Hij wordt geblazen op Joods Nieuwjaar en op Grote Verzoendag, Jom Kipoer: “… Het is een wake-upcall. Het moet je geweten door elkaar schudden. Weet je, toen Abraham zijn zoon Izaäk moest offeren, verving God Izaäk door een ram…”. Allemaal bijgeloof vindt haar pa. Na haar eindexamen geeft Jaap zijn achttienjarige dochter  toestemming om een zogeheten gratis ‘birthright’- reis te maken die een Israëlische instelling organiseert voor jonge Joden die op zoek zijn naar hun roots. Tijdens deze trip verdwijnt ze met een Amerikaanse jongen, de twintigjarige Joshua Pollock, in een koude woestijnnacht en ‘breekt de pleuris uit’.

 

Flash flood

Jaap en Nicole vliegen stante pede naar Tel Aviv. Ze ontmoeten de ouders van Josh en rijden in een politieauto naar het dorpje Mitzpe Ramon, nabij de reusachtige Ramonkrater, waar hun kinderen s’ nachts naartoe zijn gefietst. Een tocht van ruim een uur. Hun telefoons en een rugzakje met daarin vier flesjes water, een paar appels en bananen plus een boek van antropoloog Raphael Patai,The Hebrew Goddess”, worden gevonden. Geen spoor van de fietsen. Gedacht wordt aan een ontvoering. De ouders zijn stinkend rijk. Maar ja, wat baat al dat geld hun nu? Lea en Josh worden niet gevonden. Er was die nacht een extreem heftige lokale regenbui ontstaan, een zogeheten ‘flash flood’. Hadden ze op dat moment in de oude rivierbedding gelopen die veranderd was in een kolkende stroom? Het eerste jaar vliegen Jaap en Nicole constant heen en weer naar Tel Aviv. In het derde jaar gaat Nicole rechten studeren en scheiden ze. Jaap weigert de dood van zijn dochter te aanvaarden. Nicole legt zich er bij neer. Elk jaar verblijft Jaap rond de datum van de verdwijning in het Beresheet Hotel (Beresheet is de oorspronkelijke Hebreeuwse naam van het boek Genesis, wat ‘In den beginne’ betekent) nabij de krater. Hij zet alles op alles om zijn dochter terug te vinden. Spreekt met archeologen, psychologen, onderzoekers van sekten, terrorismedeskundigen, kenners van de verschillende bedoeïenenfamilies, helderzienden. Hij heeft de vasthoudendheid van een Israeliër: “… Als in dit land een soldaat sneuvelde, was het jaren bezig om het lichaam terug te krijgen, desnoods wisselde het honderden levende terroristen tegen het lichaam van één dode jongen. Het lichaam moest terugkomen. Het moest een rustplek vinden…”. Iedereen kent hem op den duur. Als hij voor de tiende keer naar Israël gaat om Lea te herdenken, is Jaap een eenzame pensionado.

 

Tijdloze heiligheid

Hij  raakt ervan overtuigd dat er in de krater onontdekte grotten moeten bestaan. Hij heeft daarover gelezen op enkele obscure websites, waarvan hij vermoedt dat Lea en Joshua ze ook hebben bezocht. Hij wil een geoloog strikken om mee op onderzoek te gaan. Leest het boek van Patai. “… ‘The Hebrew Goddess’ was een studie over een vroege cultus waarin Jahweh een vrouw had: Asherah. De vroege Hebreeërs kenden nog polytheïsme, aldus Patai, en daarbij hoorde het aanbidden van een moederfiguur waarvan bij de archeologische opgravingen beeltenissen waren gevonden. Er zouden spirituele rituelen bestaan hebben om een eenheid te ondergaan met het Goddelijke, dat dus niet één maar twee geslachten had. Het proces van monotheïsering duurde eeuwen, en de cultus van Ashera, die ook de moedergodin van de Kanaänieten was, werd steeds sterker onderdrukt. Er circuleerden houten beeldjes van de godin Asherah, in de vorm van palen en die moesten worden verbrand. Koning Josia, de zestiende koning van Judea, liet alle afgodsbeelden vernietigen. Daarover zegt Exodus 34:13: ‘Breek de altaren af, smijt hun heilige stenen kapot en hak de Asherah-stokken om’…”. Als je het hebt over ‘betovering’: “… Hadden Lea en Joshua, jong dus onnozel, maar ook bevlogen en op zoek naar tijdloze heiligheid, een vergeten ritueel willen uitvoeren? Ergens in een grot? Of wilden ze die flash flood ervaren als een wilde rituele onderdompeling, een soort doop, een reiniging in een ritueel bad, een mikwe?...”. In een filmpje op hun telefoons praten ze over uitkleden, naakt zijn. Waren ze in de weer om een Kanaänitisch vruchtbaarheidsritueel na te bootsen? De politie vond de restanten van twee marihuanasigaretten met hun DNA. Ze moesten high of stoned zijn geweest. De ouders laten op een gedenksteen de namen van hun kinderen beitelen. Er liggen inmiddels tientallen keitjes omheen. “… Die hadden kraterwandelaars erop gelegd, een joods ritueel dat in onze tijd de betekenis had dat de overledene niet was vergeten. Maar vermoedelijk was het ontstaan als een bezwering: de dode mocht niet opstaan, of de dode mocht niet door boze geesten worden bezocht. Daarom werd de zerk verzwaard…”. Het doet me denken aan het nieuws afgelopen week over een archeologische opgraving in Polen, waarbij het skelet werd gevonden van een jonge vrouw met een sikkel rond haar nek en een hangslot aan haar teen: zodat ze niet als vampier kon terugkeren. Als hij voor de zoveelste keer in het hellegat rondsjouwt komt er een zwerfhond naar hem toe: “… Jaap was even niet alleen…”.

 

Vrede

Wanneer hij in de hotelhal zit te wachten op de afspraak die hij met een bekende geoloog heeft gemaakt, wordt hij aangesproken door een regeringsmedewerker die hem in een helikopter meeneemt naar het Hadassah-ziekenhuis in Jeruzalem, voor een onderhoud met de premier, die hij trouwens een ‘demagoog’ en een ‘populist’ vindt. De Winter noemt zijn naam niet, maar het is duidelijk dat het om Netanyahu gaat. Jaap wordt gevraagd zijn expertise in te zetten inzake een onmogelijke hersenoperatie rond een woekerende bloedvatknoop, de kern zo groot als een ei, van de zeventienjarige dochter van een Saoedische prins. Ze was langzaam de controle over haar lichaam kwijtgeraakt: “… Ze struikelde, viel alle kanten uit, en kreeg last van snijdende hoofdpijn…”. De vrede is ermee gemoeid: “… haar naaste familie heeft zich voorgenomen dat zij haar land naar de toekomst moet leiden. Een gelijkwaardige toekomst van man en vrouw  (zie het visioen van Hester in mijn vorige blog) in het land van de Profeet, met de totale gelijkberechtiging. Stel je voor, over dertig, veertig jaar, dat een vrouw zich koningin van Saoedi-Arabië mag noemen. De veranderingen zullen kolossaal zijn. En allemaal ten goede. Begrijpt u? Dit is niet zomaar een meisje. Zij is de hoop van het hele Midden-Oosten. Dat zijn de plannen met haar. Weinigen weten dit, de kleine kring om de prins heen houdt dit voor zich. En nu weet u het ook…”. Hij heeft er helemaal geen zin in. Laten ze het maar lekker uitzoeken in hun archaïsche zandbak. Hij vraagt bedenktijd. “… Niemand durfde de operatie aan omdat de slagingskans zo goed als nihil was, iedere chirurg maakte van zichzelf en zijn team een moordmachine. En daarmee zou de eeuwige toorn van Saoed op de daders neerdalen. En op hun families vermoedelijk ook, tot in de tiende graad…”. Maar ja. De geoloog vraagt drie miljoen om een team samen te stellen en een aanpak te ontwerpen om een jaar te kunnen werken: “… het ging om een gigantisch gebied waar je zomaar twee, drie jaar met een man of acht of tien onderzoek moest doen…”. Als hij de regeringsmedewerker weer spreekt vraagt hij naar de naam van het meisje: “… Noora met dubbele o, zo spellen ze het. Ook schrijven ze het als Nura, met een u. Dat is de vrouwelijke vorm van Nur. Licht. Goddelijk licht. Dat is de betekenis…”. Hoeveel of de  Heerser, zoals de Saoedische prins eenvoudig wordt genoemd, over heeft voor een geslaagde operatie? Een miljard, antwoordt de regeringsmedewerker droog.

 

Andere dimensie

Als hij weer in de krater is, vraagt Jaap zich af of hij door Noora te redden de onbalans in de kosmos moet herstellen. Zijn dochter moet opgeven om een andere dochter te redden. Hij schrikt van zijn eigen magische gedachten. De Heerser heeft gezegd dat wat hij in de krater doet een ritueel is: ‘bidden’. Hij, die zijn hele leven gewijd heeft aan de wetenschap, rationaliteit, harde bewijzen en check en dubbelcheck. Maar de manier waarop hij zich op zijn werk voorbereidt, heeft iets sacraals. Hij wil even met de patiënt alleen zijn. Hij moet als het ware ‘verdwijnen’. Zichzelf opheffen. Zijn vingers worden. De operatie, waar hij uiteindelijk ja tegen zegt, duurt twaalf uur en drie minuten: “… Jaap keerde terug uit een staat waarin hij eigenlijk niet bestond; hij was al die uren niets anders dan een bundel diepe concentratie geweest, een complete trance, geen tijd, geen ruimte, een hulpmiddel van een kracht die groter was dan hijzelf. Zo kon hij zijn als het moest, als er een leven op het spel stond…”. Hij verkeerde in wat hij de ‘flow’ of de ‘zone’ noemt: “… Als het moest, dan bestond hij niet. Dan leken zijn vingers en zijn ogen in een andere dimensie te opereren, los van hemzelf – flauwekul, sprak hij zichzelf vermanend toe onder de douche. Hij wist niet hoe hij de golf van totale toewijding moest omschrijven, anders dan met onzinbegrippen als ‘andere dimensie’…”.

 

Een zieke gek

De operatie slaagt wonderbaarlijk goed. Jaap houdt er een date met een oud-collega aan over. Hij koopt een peperduur pak en sjieke schoenen. Het hippe Tel Aviv, waar het zich allemaal afspeelt, is een stad vol honden. Hij loopt met één van zijn nieuwe Italiaanse schuiten midden in een hondendrol, probeert de hak zo goed en kwaad als het gaat af te vegen aan een stoeprand, ziet zijn afspraak op een verhoogd terras zitten, klimt de trappen op, glijdt uit en knalt met zijn hoofd keihard op de tegelvloer. In het ziekenhuis maken ze een foto van zijn hersenpan waarbij een tumor wordt ontdekt, voor in het hoofd. De zaken keren zich finaal om: nu is hij de patiënt. Jaap kent de mogelijke implicaties van zo’n meningeoom: extreme emotionaliteit, epilepsie, gevoelsstoornissen, problemen met het geheugen en de spraak, motorische uitval. Had hij het daarom aangedurfd Noora te opereren? Was hij overmoedig geworden? “… Durfde ik het te wagen omdat de golfbal hier boven mijn ogen mijn werkelijkheidszin reduceert? Kon ik dat meisje helpen, juist omdat ik ziek ben?...”. Vandaar zijn problemen met gezichtsherkenning? Over Nicole die hem ooit ‘gevoelsarmoede’ verweet: “… Nicole had gelijk, er was iets mis met zijn emotionele huishouding…”. Zie zijn grensoverschrijdende gedrag. “… Een zieke gek die een onmogelijke ingreep had verricht. Het was eigenaardig dat het hem tot rust bracht…”.  Hij weet dat de operatie die nodig is zijn beoordelingscircuit aan kan tasten. Hij heeft patiënten gehad die met een vurig inzicht uit hun narcose ontwaakten en de moed kregen toe te geven dat ze hun partner haatten. Die daarna homo of lesbisch of panseksueel werden of een nieuw leven begonnen in Noorwegen of Peru. Hufters werden lieverds en omgekeerd. “… Een drukke, volle, raadselachtig ingewikkelde en mooie wereld waren de frontale kwabben. Een kosmos met sterrenstelsels en onbegrepen radiosignalen…” (Zie ook “Het gewelddadige brein” van Adrian Raine).

 

Tedere weerloosheid

Na de operatie trekt hij in een klein appartement in Tel Aviv. Het herstel gaat langzaam. Hij is snel moe. Slaapt veel. Loopt met een stok. Op straat wordt hij overvallen door een ‘tedere weerloosheid’. Mensen ontroeren hem. Overal ziet hij schoonheid. Bij vervuilde daklozen laat hij briefjes van twintig sjekel achter. Hij heeft toch geld zat. Als hij van een afstandje staat te kijken naar een demonstratie tussen steeds agressiever wordende mensen, wordt hij per ongeluk uit het niets op zijn hoofd geslagen met een vlaggenstok. Daarop hoort hij een innerlijke stem. De woestijnhond uit de krater staat naast hem en vraagt om water. Hij schrikt zich rot maar neemt hem uiteindelijk wel mee naar zijn appartement. De hond zegt dat hij Ibrahim heet. Dat het buitengewoon zeldzaam is dat ze met elkaar kunnen communiceren. Daarvoor moet je op ‘dezelfde frequentie’ zitten. Na een tijdje wil de hond weg. Een paar avonden later duikt hij weer op. Zegt dat hij zich overdag schuil moet houden voor de hondenpolitie, terwijl de katten hun gang kunnen gaan. Puur racisme! Verder vertelt hij dat hij geheime kennis heeft ingewonnen bij andere honden over leven en dood. Dat is een brug te ver voor Jaap, maar Ibrahim zegt: “… Anubis, de Egyptische god werd afgebeeld met een hondenkop. Hij leidde de zielen naar het rijk van de doden. Hij beschermde de graven. In al die oude culturen hier in het Midden-Oosten kwamen wij voor. Waarom is dat, denk je, Jaap?...”. Ibrahim weet alles over Jaaps dochter. Is bereid als gids naar de onderwereld te fungeren. Jaap laat zich welbewust meenemen door zijn psychose: “… Misschien was dit de essentie van gek-zijn: de onweerstaanbare nieuwsgierigheid naar de diepte en breedte van de werelden die door jouw gekte werden ontsloten…”.

 

Uittreding

Als hij weer terug is in het Beresheet hotel pakt hij een boek van een plank: “… Hij las: ‘Als ik gek ben, vind ik het best hoor, dacht Moses Herzog. Sommige mensen dachten dat hij knetter was en een tijdlang had hij zelf getwijfeld of hij ze wel allemaal bij elkaar had. Maar hoewel hij zich nog steeds vreemd gedroeg, voelde hij zich nu vol zelfvertrouwen, opgewekt, helderziend, en sterk. ‘Precies’, dacht Jaap. Dit boek stond hier niet voor niets. Dit was voor hem achtergelaten…”. De beginzinnen van “Herzog” van Saul Bellow, volgens mij. Er volgt een visionaire trip door de krater die in al zijn gruwelijkheid nog het meest aan “De kellner en de levenden” van Simon Vestdijk doet denken. Dan komt Jaap wederom bij in een hightechkamer van een ziekenhuis. Vanwege een bloeding in zijn hoofd. Maar hij heeft wel een soort van ‘inwijding’ doorleefd. Hij is in het ‘niets’ geweest. Later heeft hij het over het ‘zwart’. Misschien waren het maar illusies en droombeelden, “… toch waren ze van een hogere orde dan de realiteit die in deze kamer doordrong. Hij miste de hallucinaties. Mijn god, hij wilde liever daar zijn dan hier…”.  Het lijkt wel op een ‘bijna dood ervaring’. “… Terwijl hij op reis was, hadden ze hem gekeerd en gemasseerd, ze hadden zijn urine en ontlasting afgevoerd, ze hadden hem met buizen vocht en voedsel en medicijnen toegediend, en ondertussen had hij, ondanks de werkelijkheid van zijn bloedende brein, een ander leven geleid dan dat van een bijna stervende man in een ic…”. Hij weet niet of een illusie meer waarheid kan bevatten dan de werkelijkheid. Was elektrochemie het geheim van zijn ‘uittreding’?

 

Papa met de sjofar

De weg naar genezing duurt lang. Toch komt hij zover dat hij bij de steen van Lea en Joshua het kaddisj opzegt, het gebed voor de gestorvenen. Alles lijkt hem naar de aanvaarding van het overlijden van zijn dochter te hebben geleid. Op een middag in september, vlak voor Jom Kipoer begint, zit hij met Lea’s ramshoorn op schoot, die hij heeft laten opsturen uit Holland. “… En toen hij vermoedde dat in de synagogen in alle hoeken van de stad het moment van de sjofar was aangebroken, ging hij staan en zette de sjofar aan zijn mond. Er klonk een oud, diep, dierlijk geluid, en hij wist: dit was een geluid uit de tijd toen honden gidsen waren en de dood een portaal naar een andere wereld…”. Hij hoopt dat Lea het gehoord heeft, ‘papa met de sjofar’, en vervolgens voelt hij de tong van een hond die zijn vingers likt. Hij schrikt niet. Hij praat tegen de hond, maar de hond zegt niets terug. Hij weet zeker dat het de woestijnhond is. Hij neemt hem mee naar huis en noemt hem Avi.

 

Aarde en hemel komen samen

Als hij op een terrasje wat zit te eten, terwijl Avi onder de tafel handig de broodkorstjes en stukjes kip opvangt die hij af en toe laat vallen, hoort hij twee hippieachtige Duitse jongens praten over een muziekfestival in de woestijn, over vrijheid, over de zonsondergang en de zonsopgang, over de electronic dance muziek die er wordt gespeeld, over de zoete roes die ze zullen beleven. Dat wil hij ook wel eens meemaken. Het festival ligt op de route naar Ashkelon waar hij de hondengraven gaat bezoeken. Het evenement begint op vrijdag zes oktober, de laatste dag van het Loofhuttenfeest, een soort herfstfeest, en gaat na zonsondergang over in een feest op een dag die wordt gebruikt om te bidden voor regen. “… Het valt allemaal samen, dacht Jaap. Vanaf zaterdagavond zeven oktober was het Simchat Thora, het vieren van de jaarlijkse leescyclus van de vijf boeken van Mozes. Op dat feest dansen de gelovigen met de Thorarollen. Aarde en hemel komen samen, dacht Jaap…”. Ik dacht aan de paragliders in de lucht die dood en verderf zouden komen zaaien. “… In de vroege ochtend van de zesde reed hij samen met Avi, in een SUV die groot genoeg was om erin te slapen, naar de graven in Ashkelon. Daarna zou hij nog voor het begin van de sabbat bij de tenten van het woestijnfestival aankomen. Ze kochten proviand. Avi zat naast hem…”. Toen ik het boek dichtklapte heb ik even heel hard zitten janken. Vrede is verder weg dan ooit...

 

Uitgave: Hollands Diep – 2023, 208 blz., ISBN 978 904 886 956 5, 21,99

Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier