Menu

vrijdag 19 december 2025

De onzichtbare Maat – Andreas Kinneging

 


Subtitel: Archeologie van goed en kwaad

 

Vorige week berichtte de media dat inmiddels een kwart van de bevolking in ons welvarende landje psychisch in de problemen zit. Dénken we misschien verkeerd? Onlangs kwam ik een fascinerende YouTube-uitzending tegen van Flavio Pasquino met hoogleraar rechtsfilosofie Andreas Kinneging (1962), die vindt van wel: zie hier. Kinneging is een dwarse denker wiens conservatieve ideeën nogal eens schuren met het mainstream-discours. Volgens hem zijn wij de onzichtbare Maat uit het oog verloren. Zie de pelgrim uit het boek van John Bunyan in mijn vorige blog, die het pad naar een prachtig paleis verspert ziet door twee geketende leeuwen. De portier  brult hem toe dat als hij op het midden van de weg blijft, hij zonder gevaar tussen hen door kan glippen. Ook Bunyan had blijkbaar besef van iets als een ‘gulden middenweg’. Kinnegings leeuwen zijn de Verlichting en de Romantiek waarop onze huidige denkbeelden teruggaan. De Verlichting heeft de mens gereduceerd tot een ‘homo economicus’. We consumeren ons te pletter bij de gratie van de techniek die voorhanden is: “… Kan de mens onder die omstandigheden gelukkig worden? In zekere zin wel. Maar alleen op de wijze van een gelukkig varken…”. De Romantiek heeft ons ego op de troon gezet, zodat wij zweren bij authenticiteit ten einde onze eigen god te worden (zie ook: “Het lege ik” van Jeffrey Satinover ). Het resultaat is dat wij als een centrifuge vastdraaien in navelstaarderij. Vroeg of laat komen we tot de conclusie dat wij onszelf niet aan onze eigen haren uit het moeras kunnen trekken (zie ook: De ongelooflijke podcast 278 - “Heel Nederland in therapie, maar werkt het?” met Eva Vlaardingenbroek). “… Wat bovenal ontbreekt is oog voor het Goede, Ware en Schone…”, volgens Kinneging, die adviseert uit te zoomen en ons te bezinnen op onze verloren Traditie: Athene (de oude Grieken) en Jeruzalem (het Christendom). “De onzichtbare Maat” is het vervolg op “Geografie van goed en kwaad” waarmee Kinneging de Socrates Wisselbeker voor het beste filosofieboek van 2006 won.

 

Traditie, Verlichting, Romantiek

Wij leven op een breukvlak in de tijden, aldus Kinneging. De wereldbeschouwelijke Traditie die Europa bijna tweeënhalf millennia heeft gedomineerd, is op sterven na dood. Wat komt er hierna? Wie zal het zeggen? De westerse Traditie stoelde op de Griekse filosofie met Plato en Socrates als boegbeelden, en het christendom met Augustinus en Thomas van Aquino als ultieme vertegenwoordigers. De zestiende en zeventiende eeuw vormden het hoogtepunt van de Europese Traditie. In de zeventiende eeuw begon met de Verlichting ook de aanval op deze Traditie. Een strijd tussen aanhangers van de nieuwe verlichtingsideeën en de westerse Traditie ontstond. Tussen ‘revolutie’ en ‘contra-revolutie’. Door de woelingen die de Franse Revolutie teweegbracht, kwam er een nieuwe denkrichting op die zich tegen de Verlichting keerde: de Romantiek. Evenals de Verlichting streeft de Romantiek naar de idealen van vrijheid en gelijkheid, alleen legt zij ze anders uit. Uiteindelijk blijkt er dus sprake te zijn van drie stromingen: Traditie, Verlichting en Romantiek.

 

Yolo

De Verlichting is heden ten dage ontaard in een utopische en hedonistische machtsdroom. De Verlichting ziet de mens als een producent en consument op een steeds technologischer markt, waarbij grenzen en gemeenschappen worden gezien als belemmeringen: zie de globalisering. De Verlichting draait om eigenbelang. We werken ons een slag in de rondte met als doel al onze begeertes te bevredigen. “… De zin van het leven is doen waar je zin in hebt. En waar je zin in hebt is eten, drinken, winkelen, seks en entertainment, ‘Having a good time’. Yolo. Dat is waar de oorspronkelijke nobele idee van de emancipatie van de gewone man op uit is gelopen…”. Wie niet mee kan komen, wordt buitengesloten. Hoezo ‘inclusiviteit’!? De mens is een sociaal dier, een roedeldier, dat alleen in geborgenheid gelukkig kan zijn: zie de hedendaagse ‘eenzaamheidsepidemie’. “… ‘Wehe dem der keine Heimat hat!’ schrijft Nietzsche ergens. Hij heeft gelijk…”. Volgens de Romantiek heeft de Verlichting de mens van zichzelf vervreemd. Bij de romantici draait alles dan ook om authenticiteit. Maar het radicale en compromisloze individualisme dat hieruit volgt, leidt eveneens tot een grenzeloos, asociaal egoïsme, waarbij de ander niet meer telt en alleen maar in de weg zit. Uiteindelijk zal het recht van de sterkste gelden. In het hedendaagse politieke speelveld beroept ‘rechts’ zich grosso modo op argumenten uit de Verlichting om voor ‘vrijheid’ te pleiten en ‘links’ op argumenten uit de Romantiek om voor ‘gelijkheid’ te gaan, met hier en daar natuurlijk de nodige overlap. Om te bepalen wat de juiste verhouding tussen ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’ is, want beide beginselen zitten elkaar nogal eens in vaarwater, sleept men er het fenomeen ‘schadebeginsel’ aan de haren bij. Vervolgens gaat daar ook weer hevig over gebakkeleid worden, want hoe zit het bijvoorbeeld met noties als ‘de aantasting van de eer en goede naam van de ander’, enzovoorts?

 

Homo homini lupus

Kinneging: “… De magie van Verlichting en Romantiek begint na twee eeuwen langzamerhand uitgewerkt te raken. Toen ze jong waren, leken ze op schone prinsessen, die de grootste geneugten in petto hadden als men hen de zijne kon maken. Maar nu ze oud zijn, is hun schoonheid verloren gegaan en blijken het in veel opzichten boze heksen te zijn, die de mensheid met hun verlokkingen in de val hebben laten lopen. Verlokkingen die zo’n onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenden, omdat het de dingen betreft die de mens vanaf het begin het meest van alles begeerde en begeert: vrijheid en gelijkheid. Zelf meester zijn en geen meester boven je hebben. ‘Ni Dieu ni maître’. Tekenend genoeg is die begeerte volgens de Europese Traditie dé oerzonde…”. Zie Genesis 1-3. De uiterste konsekwentie van vrijheid is ‘een oorlog van alles tegen allen’, waarin het leven van de mens ‘eenzaam, armoedig, akelig, beestachtig en kort’ is, schreef Hobbes ooit.  Homo homini lupus. Waar orde en gezag ontbreken, ontstaat chaos (zie: “De gezagscrisis” van Ad Verbrugge). Vrijheid is een voorwaarde, geen doel.  “… De vrijheidsdrang leidt in laatste instantie tot anarchie, de gelijkheidsdrang tot een centralistische tirannie. Iemand moet immers iedereen gelijk maken en houden…”. Wanneer er gekozen moet worden tussen vrijheid en gelijkheid kiest de moderne mens voor gelijkheid. Aan het eind van die ontwikkeling staat echter onvermijdelijk de dictator. Zie hoe het communisme heeft huisgehouden. De Sovjet-Unie en de DDR zijn ooit met de beste bedoelingen begonnen.

 

Volg je hart, maar met verstand

Waar de Verlichting het geluk ziet als het resultaat van een zo groot mogelijke begeertebevrediging (nutsmaximalisatie), ziet de Traditie als een vereiste voor geluk dat de mens, als bij uitstek begerig wezen, de begeertes juist in de hand krijgt en houdt. De Europese Traditie is een ‘hiërarchische’ wereld. Zie de kosmos: God staat aan de top, daaronder volgen de mensen, de dieren, de planten en tenslotte de anorganische materie. Zie de mens: de ziel staat hoger dan het lichaam en in de ziel dient de rede, door middel van de wil, de overige vermogens (emoties en begeerten) te leiden: “… de Traditie verstaat onder het goed werken van de rede niet sluwheid, en evenmin intelligentie, en al evenmin geleerdheid, maar verstandigheid en wijsheid…” (Hitler was intelligent genoeg om het heel ver te schoppen en  Mengele had een universitaire opleiding). Verder heb je nog de ‘wilsmensen’ die ‘iemand willen zijn die iets voorstelt’. Zij worden gedreven door hun ego. Zij hunkeren naar macht en eer. “… Zij willen heersen, bepalen, de baas zijn, hun zin krijgen, eerste worden, domineren, respect afdwingen, geëerd worden, macht hebben. Ze willen overwinnen. Soms zichzelf, soms iets in de buitenwereld – de Himalaya bijvoorbeeld…”. Zij zien het leven als een ratrace. Dat betekent hard werken, afzien, doorzetten, incasseren, angst overwinnen, risico’s nemen, durf tonen, et cetera, wat alleen lukt als je je onmiddellijke begeertes en emoties onder controle hebt. De wilsmens heeft iets heroïsch. Daarbij verbleekt de slaaf van zijn begeertes: degene die de moeilijkheden zoveel mogelijk uit de weg gaat, de weg van de minste weerstand zoekt. Die meer dan tevreden is als hij kan feesten, vakantie kan houden en lol maken. Hij is niet slecht, hij is zwak. Hij brengt niet veel goeds tot stand, maar doet ook niet veel kwaad. Dat is anders met de wilsmens. Hij kan heel gevaarlijk zijn. Hij is in staat tot veel goeds, maar door zijn gerichtheid op zijn ego en eigenbelang ook tot veel kwaads. Hij lijkt op de engel die liever wil heersen in de Hel dan dienen in de Hemel.

 

Begeertes: een fact of live?

Wij worden geboren als slaaf van onze begeertes. De rede heeft dertig jaar nodig om zich te ontwikkelen. “… De begeertes en het ego moeten dus hun heerschappij in de ziel afstaan. In plaats van te heersen, moeten ze gaan dienen…”. De ziel moet op orde worden gebracht. Dit wordt in het christendom ‘bekering’ genoemd. Dit is wat ‘opvoeden’ behelst. Vandaar dat er vaak sprake is van ‘een oorlog in de ziel’, waarin het ‘geweten’ een voorname rol speelt. De beloning van de eindzege is ‘innerlijke vrede’, die niet verward moet worden met de ‘verkeerde’ vrede van een gewetenloos iemand die geen wroeging kent. De Traditie maakt een verschil tussen hoe de mens is en hoe hij zo moeten zijn. Tussen feit en norm (zie ook: “Compassie” van Karen Armstrong). Volgens het verlichtingsdenken is dat een absurde denkwijze: de mens wordt gedreven door begeertes. Begeertes zijn een ‘fact of live’. Punt uit. Het enige wat een begeerte kan temperen is een nóg grotere begeerte. De mens, immer opgejaagd door begeertes, kent aan deze kant van het graf geen rust. Het leven van de mens is een zaak van ‘pleasure and pain’. Het verstand moet zo worden geslepen dat het de mens zo goed mogelijk dient in zijn streven naar de bevrediging van zijn begeertes.

 

Spelen met vuur

Van de drie mensentypes die de Traditie evenwel onderscheidt, de begerige mens, de wilsmens en de redelijke mens, is de laatste de wijste mens en daarom het meest geschikt om te heersen. Een regering van de ‘besten’ is een aristocratie, waarbij 'adel verplicht': men moet in staat zijn zichzelf op te offeren voor een hoger goed. Elke ander de heerschappij toevertrouwen is spelen met vuur. De wilsmens assisteert de hoogste stand om de begeertes van de massa in toom te houden, ten einde bandeloosheid en tuchteloosheid te voorkomen. Het idee dat iedereen zou kunnen heersen is een recept voor ellende (want corruptie, zelfzucht, incompetentie, machtswellust). Het verlichtingsdenken dat iedereen als gelijke ziet, zweert bij wederzijdse afspraken: het sociaal contract (en daaruit volgend de democratie als meest passende regeringsvorm). Als iedereen zich daaraan hield, zou de maatschappij op rolletjes lopen. Maar ja, aangezien niet iedereen een redelijk mens is…

 

Me, myself and I

Kwamen de verlichtingsideeën vooral uit Engeland en Frankrijk, de Romantiek is in zekere zin ‘eine deutsche Affaire’. De kern van de romantische mensopvatting is dat ieder individu een wonderbaarlijk unieke persoonlijkheid is, die de volledige vrijheid moet krijgen en de onontkoombare morele opdracht heeft zichzelf te vinden, te zijn en te ontplooien. De Romantiek bestempelt de wetenschappelijke rede als een te specifieke, eenzijdige, beperkte benadering van de werkelijkheid oftewel ‘de optiek van een psychopaat’. Alles draait om introspectie. Steeds is de vraag ‘hoe het voelt’. Maar omdat onze gevoelens nogal variëren is innerlijke stabiliteit meestal ver te zoeken. Daarnaast wordt de mens gevormd door zijn omgeving, zijn diens opvattingen meestal aangepraat, waardoor ook zijn emoties niet ‘puur’ zijn, maar in feite ‘tweedehands’. Het zoeken naar het ‘echte’ en ‘blijvende’ gevoel is daardoor een nimmer eindigende taak. Moed is vooral ‘de moed jezelf te zijn’. In de praktijk loop je dan wel tegen grenzen aan. Zie de pedofiel. Maar die heeft een gaatje in zijn hoofd, dus kan er niets aan doen. Misschien is de expressie van de meest unieke individualiteit bij uitstek belichaamt in de kunstenaar. Zijn immer vernieuwende en originele werk dient de goegemeente te schokken, want burgerlijkheid is sowieso benepen. In de Traditie wordt niet de geniale kunstenaar, maar de alles behalve originele Wijze (in de Oudheid) en Heilige (in het Christendom) als de hoogste mens gezien. In de Traditie is de kunst het pad naar het tijdloze, eeuwige en universele Ware, Goede en Schone.

 

Vervreemding

Het unieke Ik kan ten diepste niet door anderen begrepen worden en is derhalve een recept voor ‘vervreemding’, met existentiële eenzaamheid als gevolg. In het verlengde daarvan ligt ‘Weltschmerz’ en ‘Lebensüberdrüssigkeit’. Maar ook ‘het grote verlangen’. En wel naar iemand die de isolatie doorbreekt. Een romantische liefde waarmee men kan versmelten. Deze ‘unio mystica’ was vanouds voorbehouden aan de mysticus met God: de Romantiek is derhalve een geseculariseerd, egalitair mysticisme. Het ‘ware Zelf’ heeft in de Romantiek de plaats ingenomen van God (zie Eric-Emmanuel Schmitt die in “Het evangelie volgens Pilatus” een kind laat zeggen: “Mama, diep in mezelf vind ik NIET mezelf…”). Het grote verlangen om de vervreemding te overwinnen kan ook leiden tot een smachten naar een geïdealiseerd verleden dan wel een utopische toekomst: zie de revoluties.

 

Grote vissen eten kleine vissen

Volgens het verlichtingsdenken is de mens alleen in een zinloze wereld, die bestaat uit materie in beweging. De vraag rijst dus wat de mens richting kan geven in deze zwijgende kosmos. Wat voor een maatschappij resulteert er uit het voornoemde verlichtingsmoraal? “… Dat is evident. Een koude, harde, geatomiseerde maatschappij waarin iedereen op zichzelf is aangewezen en door een onzichtbare kloof van anderen is gescheiden. Een maatschappij waarin mensen elkaar weliswaar wederzijds geen schade berokkenen, maar ook menselijk gesproken niet meer ontmoeten en tegemoetkomen. Een maatschappij waarin beleefdheid, vriendelijkheid, naastenliefde niet langer geboden zijn. Een maatschappij waaruit het ideaal van ridderlijkheid, van de gentleman, is verdwenen. Een maatschappij waarin men vooral langs elkaar heen leeft en niet samenleeft. En wanneer wel iets samen wordt gedaan, gebeurt dat op een zakelijk-instrumentele gronden en een zakelijk-instrumentele manier…”. Er is, zo gezien, niets tegen gladiatorgevechten en kannibalisme, mits alles maar vrijwillig geschiedt en niemand anders wordt geschaad. Kinneging legt uit hoe er sinds de val van de muur een verschuiving van de focus op vrijheid naar de focus op gelijkheid intrad (woke, neo-marxisme). Wie het verlichtingsdenken konsekwent doordenkt eindigt in nihilisme omdat goed en kwaad ongefundeerd, dus subjectieve en relatieve voorkeuren zijn, met als gevolg een volstrekt egoïsme, want waarom zou iemands anders begeertes voor gaan op de jouwe? Hoe waarschijnlijk is het überhaupt dat iets ongefundeerds op den duur zal overleven? Grote vissen eten kleine vissen (Spinoza). Zie het sociaaldarwinisme: het geloof van de nazi’s.

 

Homo videns

Wordt alles alleen maar beter, zoals de Verlichting beweert? Kinneging gelooft er niets van. Denk aan de computerisering, inclusief robotisering en kunstmatige intelligentie. Of denk aan het sleutelen aan de mens, dat steeds verder gaat, evenals de farmacologische beïnvloeding van geest en lichaam (ze de dystopie “Brave New Worl”). Kan het eindresultaat nog ‘mens’ genoemd worden? Kinneging breekt zijn staf over het beeldscherm dat de ‘homo videns’, de ‘kijkende mens’ op het schild heeft gehesen (zie ook “Generatie Angststoornis” van Jonathan Haidt). Wanneer wij niet meer met teksten overweg kunnen, denigreren onze hersenen, worden we primitiever. Het paleolithicum, de tijd waarin onze verre voorvaderen als halve apen op de steppen en savannen rondzwierven, was ook een beeldcultuur. Het schrift heeft ons abstract leren denken. Laten beseffen dat de werkelijkheid meer omvat dan het zichtbare. “… Abstracte begrippen en a fortiori de verbanden daartussen worden voor aan beeld gewende hersenen steeds meer abracadabra. Daar komt bij dat beelden bij uitstek emotionerend zijn. In plaats van op het verstand doen ze een beroep op de gevoelens…”. Lezen tempert de gevoelens ten voordele van de rationaliteit. Eén op de drie Nederlandse leerlingen blijkt ondertussen al ‘laaggeletterd’.

 

‘Das Romantische ist das Kranke’ (Goethe)

Wanneer het ego centraal dient te staan, zoals de Romantiek beweert, dan is egoïsme een deugd. Jezelf zijn staat haaks op aanpassen. Zelfontplooiing staat haaks op zelfopoffering. Wie zo in het leven staat kan maar heel moeilijk met anderen samenwerken, laat staan leven. De literaire romantici zijn dan ook eeuwig ongelukkig. Kinneging schrijft met de nodige humor over de ‘romantische verliefdheid’, à la Heloïse en Abelard, Tristan en Isolde, Romeo en Juliet, die meestal snel eindigt als er kinderen komen: “… Er is geen groter obstakel voor de lichamelijke en geestelijke versmelting, zoals menig man tot zijn verdriet heeft moeten ontdekken. Doorgaans komt hij, vanaf het moment dat zijn vrouw moeder is geworden, op de tweede plaats. Voor wie dat niet van tevoren had beseft, komt het als een schok en is een reden om de versmelting elders te zoeken. Immers, waar de versmelting niet meer plaatsvindt, is voor de romanticus ook geen goede reden meer om bij elkaar te blijven. De wederzijdse zorg houdt daarmee tevens op. Maar zelfs zonder kinderen komt aan de versmelting vroeg of laat doorgaans een einde. De buitenwereld eist haar deel en aandacht op. Het liefdespaar is uitgepraat en op elkaar uitgekeken. De seks wordt saai, want een eindeloze herhaling van zetten. Wat dan? Dan moet je uit elkaar en het nog eens proberen…”. Tot de romanticus opeens ontdekt dat hij oud is geworden en er niemand meer interesse in hem heeft. Wat rest is de romantische eenzaamheid. In de grote literatuur loopt de romantische liefde dan ook meestal slecht af: zie “Die Leiden des jungen Werthers” (1774) van Goethe, “Adolphe” (1816) van Constant, “Wuthering Heights” (1847) van Emily Brontë, “Madame Bovary” (1856) van Flaubert en “Anna Karenina” (1877) van Tolstoj. De romantische liefde is een vorm van egoïsme: alles draait om het eigen gevoel.

 

Het traditionele huwelijk

 Volgens de Traditie is het voornaamste doel van het huwelijk de zorg voor elkaar en voor de kinderen. Het is altijd de plicht van de man geweest om de vrouw te beschermen, niet andersom. Achter iedere patriarch stond evenwel een matriarch (die vaak aan de touwtjes trok). De man heeft altijd in het zweet zijns aanschijns het brood moeten verdienen. Het is nog maar sinds kort dat de man, evenals de vrouw, wordt opgeroepen voor zichzelf te kiezen. Het is ook nog maar sinds kort dat de man massaal zijn plicht verzaakt, waardoor vrouw, kinderen en vaderland het nakijken hebben. De mens is een eenheid van lichaam en geest. Omdat het lichaam van de man biologisch wezenlijk anders is dan dat van de vrouw, functioneert ook zijn geest in een aantal opzichten anders, aldus Kinneging. Hoe mooi kan het zijn, als zij elkaar aanvullen. “… De respectievelijke seksuele geaardheid behoort tot de meest diepgaande verschillen tussen man en vrouw. Weinig getuigt meer van werkelijkheidsvervreemdheid dan de ontkenning daarvan in onze tijd…”, meent Kinneging. “… Seksuele begeerte is in de man – ik spreek uiteraard over de gemiddelde man – een sterke, dierlijke vrijwel altijd in ieder geval latent aanwezige kracht. Omdat ze zo sterk en dierlijk is, is ze ook weinig kieskeurig. Als de nood hoog is, worden er allerlei noodoplossingen gezocht. Masturbatie uiteraard, maar ook prostitutie en noodhomoseksualiteit (leger, kerk, gevangenis, et cetera) bijvoorbeeld. De vrouwelijke seksuele begeerte is doorgaans van geheel andere aard. Ze heeft niets van het dierlijke van de man, is niet een permanent aanwezige drift en heeft geen hoge urgentie. Alleen als ze verliefd is op een man, komt de begeerte van de vrouw enigszins in de buurt van die van de man. Verliefdheid duurt doorgaans echter maar kort. Daarna zakt de begeerte weg en vrijt de vrouw met de man om heel andere redenen, vooral om hem een plezier te doen en zo de band met hem te bevestigen…”. Hoeveel scheidingen zouden zijn voorkomen als mensen op de hoogte waren van het feit dat het zo werkt?

 

Small is beautiful

De romantische revolutie beoogt het bewerkstelligen van de hemel op aarde. Voor christenen is dat een ondenkbaar ideaal, omdat het hiernumaals in het teken staat van de menselijke gebrokenheid, de zonde die inherent is aan ieder mens. Deze romantische utopie heeft de mensheid dan ook in peilloze ellende gestort. Elke socialistische revolutie liep steevast uit op grootscheepse moordpartijen en staatsterreur. Als het socialisme de toekomst is, staat ons dankzij de hedendaagse techniek een totalitair systeem te wachten dat erger is dan ooit. Verder is ‘klein’ de menselijke maat. Dat voorkomt bureaucratisering en standaardisatie. Uniformiteit is de dood in de pot. In een samenleving kan versplintering en balkanisering optreden ten gevolge van onoverkoombare  belangentegenstellingen of tegenstellingen in mens- en wereldbeeld. Louter verscheidenheid vormt geen bedreiging. In de westerse landen heeft een groot deel van de bevolking het Christendom vaarwel gezegd om een individualistische visie te omarmen. Tegelijk is er een grote toestroom van mensen met een overwegend islamitische opvatting, die veel lijkt op die van de vroegere christelijke denkbeelden. Derhalve ontbreekt een basale ideologische eensgezindheid. De onenigheid is diep, de tegenstellingen staan op scherp. De Traditie en de Islam vinden elkaar evenwel in hun afkeer van de Moderniteit.

 

Zwarte Romantiek

Ondertussen is de hedendaagse kunst ook nog eens zo dood als een pier (zie: “Het Modernisme. De schok der vernieuwing” van Peter Gay). De technieken worden niet meer beheerst en thematisch is alles mogelijk, dus niets meer bijzonder. Waarschijnlijk is de wereld nog nooit zo lelijk geweest als nu. Kinneging wijst verder nog op het totalitaire karakter van de ‘Naturfrommigkeit’: iedereen die anders denkt wordt monddood gemaakt. Echter: wetenschap is ‘work in progress’. Vooruitgang is alleen mogelijk dankzij onenigheid en discussie. Hij eindigt met de ‘zwarte Romantiek’ die twee ‘pathologieën’ oproept. Enerzijds de opvatting dat het leven een zinloze, pijnlijke weg van ‘niets naar niets’ is. Het maakt niet uit wat er gebeurt. “… Zo’n levensbeschouwing leidt tot het wegvloeien van alle levenslust, tot lethargie, passiviteit en onverschilligheid, of juist tot een rusteloze activiteit, om de harde waarheid maar niet onder ogen te hoeven zien…”. Je kunt maar beter dood zijn. Anderzijds kan er een gevoel van ‘jenseits von gut und böse’ ontstaan in de trant van De Sade, wat eindigt in het nihilisme waarin ook de Verlichting uitmondt: een nietsontziende zelfzucht die, als het even tegenzit, algauw omslaat in levensmoeheid. En dan zijn we weer bij de massale depressies van vandaag de dag.

 

Plato’s Ideeënleer

Vervolgens gaat Kinneging ertoe over de meesters van de Europese Traditie te bespreken, te beginnen met Plato. Zie ook het Nieuwe Testament dat doordesemd is van het platonisme. Volgens Plato’s leer is de stoffelijke wereld voortdurend in beweging. Alles ontstaat en vergaat (Heraclitus). Je zou denken: dan is er geen feitelijke kennis mogelijk. Echter, de stoffelijke wereld omvat meer dan wij met onze zintuigen kunnen waarnemen. Achter de materie bevindt zich de onzichtbare, onveranderlijke wereld der Ideeën. Entiteiten die je het beste kunt vergelijken met wiskundige figuren, bijvoorbeeld het getal pi of de cirkel. Zij zijn het die orde scheppen in de chaos. Evenals wiskundige grootheden maken deze Ideeën deel uit van de stoffelijke wereld, maar hoe precies is een mysterie. Iets concreets is een afbeelding van een Idee, zoals een kunstenaar iets concreets nabootst. Zie ook Genesis 1:27 waarin staat dat de mens geschapen is naar ‘het beeld van God’. Omdat God onstoffelijk is, zal daar dus de ziel mee bedoelt zijn, die echter minder perfect is: een flauwe afspiegeling van Gods volmaaktheid. De ratio kan de Ideeën herkennen in de stoffelijkheid. De hoogste Idee is de Idee van het Goede. “… Zoals we, om stoffelijke dingen te zien, niet alleen goed werkende ogen nodig hebben, maar ook zonlicht, zo hebben we, om de Ideeën te begrijpen, niet alleen een goed werkend verstand nodig, maar ook het ‘licht’ afkomstig van de Idee van het Goede…”. Plato vergelijkt het Goede dan ook met de zon. Sommigen zien er een godsbeeld in. Vandaar dat Plato ook wel eens de ‘Attische Mozes’ wordt genoemd. Het Goede is ook het Ene. Uit het Ene komen de vele andere Ideeën voort, en iedere Idee apart vertegenwoordigt weer de identiteit van de vele concrete  vormen waarin ze uiteenvalt (zie bijvoorbeeld ‘de paardheid’ van alle soorten paarden). Het Ene is ook de Maat, waarbij de begrippen ‘gepastheid’ en het ‘midden’ horen. Het gaat om de juiste Maatstaf. Om de juiste proportie. “… Met andere woorden: er ligt een juiste Maat verscholen in alle dingen…”. Achter de ogenschijnlijke chaos schuilt een orde. De Maat is niet afhankelijk van de mens. Daarom is niet de mens, maar God ‘de Maat van alle dingen’. Wie blind is voor de Maat ziet ook de Ideeën niet. Deze laatsten zijn immers manifestaties van de eerste. Goed leven gaat derhalve om het vinden van de juiste Maat. De norm. De standaard. Om een balans te vinden tussen te veel en te weinig. Om het juiste te doen in de gegeven omstandigheden. De mens moet weten maat te houden. Volgens Kinneging is de Moderniteit in diepste wezen een opstand tegen dit maathouden.

 

De kardinale deugden

Plato’s tijd was, net als de onze, een tijd van ‘Götterdämmerung’, waarin de overgeërfde religieuze noties van goed en kwaad werden omgedraaid, betwijfeld of ontkend. Met zijn Ideeënleer tracht hij het denken over goed en kwaad een fundament te geven, waarin vier Ideeën de voornaamste deugden vertegenwoordigen (er zijn er veel meer): verstandigheid, rechtvaardigheid, manhaftigheid en gematigdheid. In deze vier liggen alle anderen min of meer besloten. Het is een kwestie van aanleg en opvoeding of iemand in staat is het goede te doen. Door je de deugden eigen te  maken en een deugdzaam leven te leiden word je gelukkig, aldus Plato. Hij ziet de mens als een driekoppig wezen: het menselijke deel dat hoort te heersen en staat voor de ratio, het dierlijke deel dat staat voor de instincten die in toom moeten worden gehouden, en daartussen het deel dat hij associeert met een leeuw, wat alles te maken heeft met eergevoel c.q. ego en gelinkt kan worden aan de wil. De drie polen moeten hun plaats kennen. Wanneer de ratio verbonden is met het Goede, de Maat, God zo je wil, kan zij het eergevoel en de begeertes beteugelen en op het juiste spoor houden. Dat vereist een ‘ommekeer’, een ‘bekering’. Van het aardse naar ‘geestelijk inzicht’. “… Wie geen kennis heeft van het goede, kan het goede per definitie niet doen…”. Geluk is dan ook geen kwestie van ‘zoveel mogelijk genieten’, maar van ‘innerlijke vrede’ Wie vrij is, maar geen deugden heeft, maakt van zijn leven een misère. Een samenleving waarin iedereen gelijk is maar niemand deugt, is een hel op aarde.

 

Plato’s politieke visie

Als de maatschappelijke elite niet deugt, niet bezield is door een liefde voor waarheid en wijsheid, is de maatschappij de klos. De staatsgemeenschap kun je zien als een mens in het groot. De mens kun je zien als een staatsgemeenschap in het klein. Er zijn oneindig veel varianten van slechtheid in de ziel en samenleving. Plato herleidt ze tot vier soorten. In de ‘timocratie’ heersen de eergevoelige, competitieve, agressieve ‘warlords’,  de grootste ego’s. Een treetje lager staat de onstabiele ‘oligarchie’, waarin de rijken heersen: je kunt wachten op het moment dat de armen er genoeg van krijgen. Dat eindigt nog een treetje lager in de ‘democratie’, waarin alles draait om ‘doen waar je zin in hebt’. En als dat te gek wordt, wacht de ‘tirannie’. De aristocratische mens komt weinig voor, maar bestaat wel: zie Nelson Mandela. Verder heeft Plato het nog over de onsterfelijkheid van de ziel die in het teken staat van een kosmische rechtvaardigheid. Het Christendom heeft deze visie integraal overgenomen en tot een van de pijlers van haar leer gemaakt. In het Jodendom ontbreekt een geloof in het hiernamaals zo goed als volledig. Kinneging zelf denkt dat Plato alleen geloofde in de onsterfelijkheid van de rede waaraan iedereen deel heeft. Ik meen een beetje op de manier zoals noëtisch wetenschapper dr. Katherine Solomon in “Het ultieme geheim” van Dan Brown de zaak bekijkt. 

 

Socrates

Kinneging wijdt een kort hoofdstuk aan Plato’s leerling Socrates. Volgens Socrates bestaat vrijwel alles uit materie die, op een speciale manier gevormd, wordt tot iets bepaalds. Bijvoorbeeld: een zaadje wordt een boom. Hout wordt een huis. Aristoteles gelooft niet in transcendentie. Sterker, hij kan zich zoiets niet eens voorstellen. Kinneging vindt het flauwekul om Plato en Socrates tegen elkaar af te zetten. Ze lijken meer op elkaar dan ze verschillen. Socrates bekritiseert zijn leermeester constant, maar is daardoor ook een volger. Wat Plato en Socrates vooral intrigeert is dat er achter de ogenschijnlijke chaos in de wereld een diepe orde schuilt. De theologische vraag is dan wie die orde schept. De aristotelische God is de Onbewogen Beweger, het Ene waarop alles in laatste instantie is gericht. Waar alles naartoe beweegt.

 

De teloorgang van het Christendom

Kinneging legt uit dat het orthodoxe Christendom in Europa is gestoeld op de christelijk-platoonse denkbeelden van de grootste kerkvader ooit: Augustinus. In de zeventiende eeuw kwamen de verlichtingsdenkbeelden van Hobbes en Descartes op, maar vooralsnog werden voornoemde heren als ketterse figuren en buitenstaanders gezien. “… De zeventiende eeuw is veeleer de eeuw van auteurs als Franciscus van Sales, Jakob Böhme, Roberto Bellarmino, Francisco Suarez, Cornelius Jansen, Blaise Pascal, John Milton, Jeremy Taylor, John Bunyan, Ralph Cudworth, Jacques-Benigne Bossuet, François Fénelon, Gottfried Wilhelm Leibniz, Samuel Pufendorf en Alfonso di Liguori…”. De strijd tussen geloof en ongeloof werd vooral in de hele negentiende eeuw en het grootste deel van de twintigste eeuw gevoerd, zeg maar tussen 1815 en 1968. In de jaren zeventig volgde de onvermijdelijke dijkdoorbraak. Kinneging betreurt de teloorgang van het Christendom omdat er veel waardevols is verdwenen. Natuurlijk is het Christendom vaak op een rare manier uitgelegd: “… Maar bewijst men met het aanhalen van dergelijke vermeende of echte dwaasheden en vergissingen dat religie in het algemeen en het Christendom in het bijzonder ‘toto coelo’ onzinnig is? Zeker niet. Ten eerste kan alles dwaas worden uitgelegd, als men maar malicieus genoeg uitlegt. En ten tweede zijn er evengoed allerlei dwaasheden en vergissingen in de geschiedenis van de wetenschap aan te tonen. Weinigen zullen daaruit concluderen dat daarmee is aangetoond dat de wetenschap zelf onzinnig is…”.

 

De zeven hoofdzonden

De kosmos is een raadsel dat grotendeels onopgelost blijft. We weten veel meer niet dan wel. De dingen zijn vaak niet zoals ze behoren te zijn. De wereld is doortrokken van het kwaad. Er heerst een negatieve kracht in de mens die vaak in verband wordt gebracht met een zinnebeeldige duivel. We moeten tegen onze impulsen ingaan om het Goede te doen. Mensen als Plato en Aristoteles en de meeste andere denkers uit de Oudheid kenden die ‘innerlijke strijd’. Zie ook de Islam: de Jihad betekent vooral de strijd tegen het kwaad in jezelf. Het gaat erom je ego te overstijgen. Jezelf te overwinnen (zie Spreuken 16:31). Kwaadwilligheid is ten diepste jezelf centraal stellen in plaats van het Goede. Soms heeft kwaadwilligheid te maken met gebrek aan inzicht. Het Christendom gaat over zonde en liefde. Volgens het Christendom is de mens geneigd tot het kwaad. Het hart moet zich vullen met liefde zodat het kwaad verdwijnt. Het Christendom gaat uit van zeven hoofdzonden: hoogmoed (superbia), hebzucht (avaritia), wellust (luxuria), toorn (ira), gulzigheid (gula), afgunst (invidia) en traagheid (acedia). Zie ook: “Het verlaten individu”van Esther van Fenema. Hoogmoed wordt vanouds beschouwd als de oerzonde die altijd gepaard gaat met verblinding – een soort leugenachtigheid jegens jezelf. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het jezelf op de troon zetten. Hebzucht is de greep naar wat boven de Maat uitstijgt (zie Ebenezer Scrooge). Wie economische groei en rendement als hoogste doel ziet, moet niet gek opkijken als leugen en bedrog toenemen. Wie met voortdurende reclames de hebzucht aanwakkert, hoeft niet verbaasd te zijn dat de winkeldiefstal groeit. Wie het lukt spuugrijk te worden, bekoopt dat meestal met geestelijke armoe. Dat het verblind worden door wellust tot ontiegelijk veel problemen leidt, hoeft geen betoog: lees de krant. Zie Marco Borsato, de Porn-hub-hackers, de moord op Lisa, enzovoort en zo verder. Het traditionele huwelijk tussen een man en een vrouw die elkaar wederzijdse trouw beloven forever,  staat nog steeds garant voor de meeste stabiliteit, rust en vrede, niet in de laatste plaats richting eventuele kinderen. Boosheid kan uitgroeien tot razernij of tot wrok en rancune. Wrok haalt met ongeëvenaard uithoudingsvermogen het slechtste in de mens naar boven en verpest je levensvreugde. De moderne samenleving is door de gevolgen van de idealen van de Verlichting en de Romantiek een nogal boze samenleving geworden. Veel mensen voelen zich ongelijk behandeld en in hun vrijheid aangetast. Gulzigheid heeft natuurlijk alles te maken met geen Maat kunnen houden. Afgunst is een zonde waar je letterlijk ziek van kunt worden. Traagheid heeft te maken met liefdeloosheid, slordigheid, achteloosheid, onverschilligheid, luiheid, geen aandacht ergens voor op kunnen brengen. Gaat om een weerzin tegen het Goede, jegens de plicht, jegens wat moet gebeuren. We weten niet waar het kwaad vandaan komt. We kunnen niet begrijpen waarom God het kwaad heeft toegelaten. We kijken in een ‘beslagen spiegel’. God is een ‘verborgen’ God: Deus absconditus. Vaststaat dat de mens en de wereld goed zijn geschapen. Zie Genesis 1. “… Dan volgt, onverklaarbaar het ‘mysterium iniquitatis’. De rest van de Bijbel is niets anders dan de zoektocht van de mens terug naar God, naar het Goede…”.

 

God is liefde

De scheppingsorde is een redelijke orde, aldus Augustinus: “… Wie dat ontkent, zegt in feite dat God, wat Hij gemaakt heeft, op onredelijke wijze heeft gemaakt…”. De mens is van nature ‘animal rationale’, wat betekent dat hij in de orde der dingen boven de andere dieren staat, maar onder God.  God openbaart zich volgens het Christendom primair in de Bijbel, maar sporen van Hem zijn ook buiten de Bijbel te vinden. Zie Romeinen 2:14-16 waar het gaat over heidenen (niet-Joden) die de wet in hun binnenste gewaarworden (via het geweten). Vandaar de open houding jegens niet-christelijke bronnen als het oeuvre van Plato en Aristoteles. In het Christendom staat niet een boek centraal, maar een persoon: Jezus Christus, in wie God zich heeft geopenbaard. Deze toont ons in zijn leven en sterven wat God wil. We leren Hem kennen via de vier Evangeliën. Hij is niet gekomen om de Wet (Thora) op te heffen, maar om haar te ‘vervullen’, dat wil zeggen haar volledige betekenis te onthullen. Derhalve blijft het Oude Testament belangrijk voor christenen. In het Nieuwe Testament gaat het echter niet langer om goed handelen, maar om innerlijk goed te zijn. Zie de Bergrede. Een en ander culmineert in het Dubbelgebod van de Liefde: de Heer uw God liefhebben boven alles en de naaste als uzelf. Het Goede is in het Christendom de liefde. Sterker, God zelf ‘is liefde’ (1 Joh. 4:8). Daarmee wordt een gevende, opofferende liefde bedoeld, zie de archetypische liefde van een moeder voor een kind, die als zodanig niet bij de Antieken voorkomt. Daar gaat het meestal om de liefde als ‘begeerte’.

 

Thomas van Aquino

Augustinus en Thomas van Aquino hebben een compleet mens- en wereldbeeld uit de Bijbel gedistilleerd. Augustinus stelt dat de mens óf gericht is op het Goede, Ware en Schone (amor Dei) óf op zichzelf (amor sui). Als je alleen maar Christen wordt omdat je na je dood naar de hemel wilt gaan, is dat óók eigenbelang. Het gaat er dan ook niet zozeer om dat jij in de hemel komt, maar dat de hemel in jou komt. De hedendaagse Moderniteit staat dus haaks op het Christendom: de ‘amor sui’ is immers de hoogste norm geworden. Thomas van Aquino is de grote systematicus die in zijn “Summa Theologiae” - een onovertroffen intellectuele kathedraal - de Christelijke denkbeelden, in de voetsporen van Augustinus, keurig op een rijtje zette. Het kwaad is in zijn ogen het ontbreken van het Goede. De integriteit van een ding kan zijn aangetast, maar ook het functioneren. Het kwaad ligt overal op de loer. De wereld staat in het teken van de vergankelijkheid. Wij leven in een flux. De teloorgang van alles is uiteindelijk zelfs onvermijdelijk. Het kosmische kwaad veroorzaakt onschuldig lijden. Is een harde noot om te kraken. Wij begrijpen de bedoeling niet. Het morele kwaad wordt veroorzaakt door de mens. Het is een verkeerde, ongepaste gerichtheid, op het lagere in plaats van het hogere. Een innerlijke omkering is nodig, een wending terug naar God. Er moet orde op zaken worden gesteld. Een gerichtheid op het Goede, Ware en Schone moet in de plaats komen van de gerichtheid op onze eigen ‘sensialitas’. Zoals ook Plato meende. Volgens Thomas van Aquino vervolmaken de theologische deugde, geloof, hoop en liefde, de kardinale deugden. Het geloof in God kan nimmer wetenschappelijk bewezen worden. In de visie van Thomas van Aquino is de weg naar God alleen te begaan ‘in Christo’. Voor hem is Christus in de eerste plaats Middelaar, magister, leraar (zie ook: “Gods geheime plan” van Dallas Willard). Dankzij het werk van Anselmus van Cantenury uit de elfde eeuw begon Jezus’ lijden en sterven in het teken van een kosmische rechtvaardiging te staan: verzoening door voldoening. Hij zou met Zijn kruisdood de straf voor onze zonden hebben gedragen (zie ook: “Het kruis” van Alfred C. Bronswijk). Daar zitten nogal wat haken en ogen aan, want hoe zit het dan met de christelijke liefde? En met de kritiek in zowel in het Oude als Nieuwe Testament op de offerdienst: ‘Mededogen wil ik en geen offeranden’ (Hosea 6:6, Micha 6:6-8, Mattheüs 9:13 en 12:7, Marcus 12:33, Lukas 14:11). Bovendien gaat de aandacht bij Anselmus alleen naar het kruis, wat de opstanding van Jezus tot een bijzaak maakt.

 

In Christo

Thomas van Aquino ziet de verlossing dan ook vooral in de ‘imitatio Christi’: “… De kruisiging van de ziel die daaraan ontspringt, doodt de ‘oude Adam’ en resulteert in een wederopstanding ‘in Christo’, dat wil zeggen gericht op en gehoorzaam aan het Goede, Schone en Ware en niet langer opgeslokt door de ‘amor sui’…”. De mens neemt in de wereld een bijzondere plaats in, door zijn uitzonderlijke verstand. De wereld, het Zijn blijft ten diepste echter een mysterie, veel te groot en te ingewikkeld voor ons mensen om er ooit volledig grip op te krijgen. Toch is de grondintuïtie van het Christendom dat de wereld, ondanks dat er duidelijk veel mis gaat, in essentie goed is, want het product van een liefdevolle Schepper: ooit komt alles goed…

 

Uitgave: Prometheus - 2020, 640 blz., ISBN 978 903 513 879 7, € 39,99

Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten