Menu

woensdag 1 december 2021

Wij zijn licht – Gerda Blees

 


Sommige mensen keren de open samenleving de rug toe om een eigen ‘thuis’ te creëren in een parallelle wereld, gefundeerd op misleidende complottheorieën, aldus filosoof Cees Zweistra in “Waarheidzoekers”. In “Het boek Daniel” vertelt Chris De Stoop over de moord op zijn zonderlinge oom die de band met de maatschappij ook had doorgesneden. Zijn belagers waren een groep jongens die zich eveneens niets gelegen lieten liggen aan de ‘common sense’. In “Wij zijn licht” haalt Gerda Blees (1985) een woongroep voor het voetlicht die weer op een heel andere manier de greep op de werkelijkheid verliest – en laat ze, op een weliswaar droogkomische manier, zien hoe gevaarlijk dat kan uitpakken.

 

Verontrustende afwijkende omstandigheden

Het verrassende van de roman “Wij zijn licht” is dat Blees elk hoofdstuk vertelt vanuit een ander en bijzonder perspectief, dat steeds aanvangt met een ‘iets’ dat zich voorstelt. Het verhaal blijft daardoor consequent aan de oppervlakte en diept geen karakters uit. Is het eigenlijk wel een roman? Het lijkt wel poëzie. Niet zo verwonderlijk, want Blees kwam in 2018 met een poëziedebuut: “Dwaallichten”. Het eerste hoofdstuk begint aldus: “… Wij zijn de nacht. Wij brengen duisternis en dronkenschap, kattengevechten, slaap en slapeloosheid, seks en sterfgevallen…”. De nacht is heel wat gewend, maar de situatie van de stervende vrouw waar ze op dat moment haar aandacht op richt, kenmerkt zich door toch wel enigszins ‘verontrustende afwijkende omstandigheden’. Elisabeth. Ze blijkt zo mager en verzwakt dat haar hart het elk moment kan begeven. Haar zus omklemt haar handen. Het vreemde: beide zussen liggen op luchtbedden midden in de woonkamer. Op de bank kijken een jonge vrouw en een man van middelbare leeftijd toe:  “… Allebei hebben ze bijna net zo weinig vlees op de botten als de stervende; hun wangen zijn ingevallen, hun ogen liggen diep in hun kassen…”. Hun skelet schemert door hun huid. Magen borrelen. Dit zijn mensen die denken dat ze kunnen leven zonder eten. Vertrouwelijk: “… Als nacht van de wereld zijn wij niet snel van ons stuk gebracht, maar opvallend vinden we het wel, dat mensen in een land als dit vrijwillig honger lijden, met het voedsel letterlijk binnen bereik. Alsof ze willen protesteren tegen de overvloed die hun gegeven is…”.

 

Een natuurlijke dood?

De zus, Melodie, meldt op een gegeven moment dat de stervende ‘weg’ is: “… Ik voelde haar overgaan. Heel vloeiend ging het. Wat mooi. Wat bijzonder. Vinden jullie niet?...”. Ze vult in wat het zwijgende stel op de bank moet vinden: “… Zagen jullie dat? Zagen jullie hoe rustig ze werd toen ik haar handen vastpakte? Eindelijk kon ze zich overgeven. Heeft ze zich overgegeven. Mooi toch, dat het zo gegaan is? Dat we niet hebben geprobeerd haar tegen te houden? Toch? Petrus? Muriël?...”. Daar denkt de waarnemend huisarts, die de dood vast komt stellen, anders over. Hij twijfelt over de vraag of er sprake is van een natuurlijk sterfgeval. Hoewel een buitensporig kwaaie Melodie hoog en laag springt, schakelt hij de gemeentelijke lijkschouwer in en roept hij de politie er bij. Uiteindelijk wordt het ontredderde drietal, op verdenking van moord door schuld,  in verschillende auto’s afgevoerd naar het politiebureau.

 

Invasief

In het volgende hoofdstuk is de ‘plaats delict’ aan het woord: “… Een dubieuze eer, deze nieuwe naam. De mensen die hier binnen komen zijn bepaald niet bescheiden te noemen. Zonder de bewoners om toestemming te vragen betasten ze onze oppervlakken met hun in plastic handschoenen gestoken handen en hun wattenstaafjes, rommelen in onze kasten en stoppen voorwerpen die aan ons toebehoren in doorzichtige plastic zakken. Strelend, al die aandacht, aan de ene kant, maar aan de andere kant voelt het ook een beetje invasief…”. Een man met een buik – “… zo’n buik hebben wij in jaren niet gezien…” – zegt dat de plaats delict de plek is waar het antwoord ligt. De plaats delict schaamt zich rot als er naar haar voorgevel wordt gekeken. De kleuren heeft ze zelf ook niet bedacht: oranje, geel, paars en groen. Op een bordje naast de deur: WOONGROEP KLANK & LIEFDE. Het halletje is geel. De kleur van de zon, had Muriel gezegd, dat geeft energie. In de wc heeft elke muur en het plafond weer een andere tint. Op de verjaardagskalender staan maar een paar namen, want als je zo’n naam leest op de wc, krijg je toch iets mee van de energie van die persoon, aldus Melodie. Overigens, als de plaats delict armen had gehad zou ze die, bij de aanblik van zoveel vreemde ogen en handen, beschermend voor haar intieme delen hebben gehouden.

 

Dat vindt ze zelf tenminste

Melodie blijkt de leidster van de groep. Ze heeft een engelengeduld. “… Dat vindt ze zelf tenminste. ‘Het vraagt heel wat, om met al jullie emoties om te moeten gaan,’ zegt ze tegen de anderen als die moeten huilen of boos worden of geen zin hebben om te praten. ‘Ik heb soms het gevoel dat ik beter weet wat er in jullie omgaat dan jullie zelf. Dat voelt als een hele verantwoordelijkheid, dat begrijpen jullie ook wel.’ En dan beginnen haar ogen te tranen, maar echt huilen doet ze meestal niet…”. Melodie schrijft ook de teksten voor de website, nieuwsbrief en een persoonlijke blog over de woongroep. De plaats delict weet amper hoe de stem van het slachtoffer klonk: “… Ze sprak zo weinig dat het de anderen bij vlagen gek maakte…”. Ze kon met het puntje van haar tong uit haar mond zitten kleuren. Was ze zwakzinnig? Was ze een digibeet? Op de tafel ligt een stapel krantjes en tijdschriften: ‘Anders wonen, anders leven’; ‘Happinez’; ‘Genoeg – tijdschrift voor consuminderaars’ en ‘Kritisch prikken’. Nou, dan weet je het wel. In het badkamerkastje: “… Geen voorbehoedsmiddelen, geen reguliere medicijnen, zelfs geen paracetamol. Wel een kast vol homeopathische geneesmiddelen, milieuvriendelijke cosmetica en bachbloesemdruppels…”. Op de spiegel briefjes waarop eentje met de tekst: samen = niet eenzaam! Als rijtjeshuis weet het plaats delict dan wel niet hoe het precies is om alleen in de wereld te staan, maar sinds ze met z’n vieren in het huis wonen, lijkt de eenzaamheid tussen de muren ook wel te zijn verviervoudigd: “… En hoewel ze vaak genoeg hardop zeggen hoe aardig ze elkaar vinden, hoewel ze wekelijks momenten hebben ingepland waarop ze elkaar vertellen waarom ze zo blij zijn met elkaar, kunnen zelfs wij, toch maar een eenvoudig jarentachtighuis, van hun gezichten aflezen dat meer dan de helft van wat ze zeggen gelogen is…”. Even verder: “… Wij verdenken de bewoners van woongroep Klank en Liefde ervan dat ze elkaar gevangen hebben gehouden in een kooi van eenzaamheid. En Elisabeth heeft zichzelf bevrijd…”.

 

Lichtjes van de realiteit afgeraakt

Het ‘dagelijks brood’ komt aan bod. Muriël krijgt een sneetje aangeboden in haar cel, waar ze bijna niet van af kan blijven: “… Ze ziet eruit alsof ze ons beter kan gebruiken dan ooit. Een stevige bodem in haar maag zou zoveel goeds teweeg kunnen brengen. Maar de twijfel heeft haar in zijn greep. De verlammende gedachte dat alles afhangt van de vraag of ze ons wel of niet zal eten. Dat alles verloren is als ze ons opeet. Meisje toch. We zijn maar brood. Aan ons is nog nooit iemand dood gegaan. Echt niet…”. Door Melodie is Muriël gestopt met eten: “… Iedereen was vrij om te eten wat hij wilde, maar dan moesten ze wel eten wat Melodie vond dat het beste was…”. Het brood kan het niet verkroppen dat ze is gedegradeerd tot nul: “… Een samenleving die haar eigen dagelijks brood niet eert begint lichtjes van de realiteit af te raken, als je het ons vraagt…”. Als een bewaker komt afruimen: “… Vandaag heeft ze ons weerstaan, maar we komen terug…”.

 

Sektarisch

Het item ‘de buren’ vindt Melodie een heks. “… Ze waren wel erg mager, op het laatst. Dat viel wel op. En achteraf vraag je je dan ook wel af of het niet toch een soort van sekte was. Het had iets sektarisch, vonden sommigen. Maar dat is ook speculeren. En wat is eigenlijk een sekte. Ze liepen in ieder geval niet hare krishna zingend over straat. Ze waren behoorlijk zweverig, maar dat zie je wel meer tegenwoordig. Alleen dat niet-eten werd op een gegeven moment wel een dingetje. Dat namen ze veel te serieus als je het ons vraagt. Ze geloofden er echt in, leek het, in ieder geval die Melodie, die kon daar vol overtuiging over praten, als je ze tegenkwam op straat. En die drie broodmagere huisgenoten van haar stonden daar dan braaf knikkend bij te luisteren…”. Wel een beetje raar: vier volwassenen in een huis. Die vent stond trouwens ’s nachts wel eens te schreeuwen, achter. Misschien hadden ze een maatschappelijk werker in moeten schakelen. Maar ja. Dat doe je niet zou gauw. We leven in een vrij land, nietwaar?!

 

Negenennegentig procent aandacht voor de menselijke kant

En dan: “… Wij zijn de raadsvrouw. Advocaat zouden de meeste mensen zeggen, maar in onze functie spreken wij de taal van het recht, een precieze taal, die alle tot juridische verwarring leidende misverstanden effectief omzeilt…”. Aangaande het strafrechtelijk onderzoek: “… Verdachten hebben bezoek gekregen van de GGZ in verband met verward en emotioneel gedrag en een vermoeden van psychosociale problematiek, en hoewel er door de hulpverleners geen concrete diagnoses zijn gesteld, zijn de verdachten aangemerkt als kwetsbaar…”. Melodie is nogal geagiteerd. Gelukkig is het haar specialiteit om dit soort cliënten op hun gemak te stellen, met negenennegentig procent aandacht voor de menselijke kant en één cruciale procent voor de juridische: “… Allereerst door er niet te indrukwekkend uit te zien, in deze fase van het onderzoek: niet te veel make-up, geen nette jasjes of hoge hakken, gewoon een bloesje met een mooie pantalon en een paar nette sneakers eronder. Laagdrempelig zijn. Liefdevol en in het nu. Aanwezig met ons verstand, maar ook met ons hart. Diep luisteren. Een open houding aannemen, de benen niet over elkaar geslagen maar naast elkaar, de voeten op de grond, de armen losjes op de verhoortafel gelegd. Een neutrale, empathische gezichtsuitdrukking…”.

 

Uitspraken over moraliteit

‘De feiten’ vertellen over een eetgoeroe die een veelgelezen boek over lichtvoeding heeft geschreven. De doden die ze op haar geweten heeft.  En over de Pro Ana websites die tips geven aan anorexia-meisjes. ‘De feiten’ kunnen niet bevestigen of ontkennen dat mensen die derden door middel van leugens er toe aanzetten zichzelf uit te hongeren moeten worden gestraft: “… uitspraken over moraliteit moeten we tot onze spijt aan anderen overlaten…”. Ondertussen neemt de rechercheur, die kookt van woede over mensen die zich aangemoedigd door charlatans  moedwillig de dood in helpen, de lift naar het dakterras, alwaar ze twee sigaretten achter elkaar oprookt. In ‘Wij zijn een sinaasappelgeur’ komen we te weten waarom Petrus agressief wordt als hij sinaasappels ruikt, en waarom hij bij Melodie in therapie is gegaan. ‘Klank en Liefde’ hebben elkaar niet uitgekozen, maar zijn elkaar gaandeweg steeds meer gaan waarderen en van elkaar gaan houden, zegt Liefde. Al denkt Klank meer in termen van resonantie, “… wat volgens hem wel aantoont dat we echt nog niet op dezelfde golflengte zitten, maar desondanks hebben we het samen zo slecht nog niet. Ook in een gearrangeerd huwelijk kan zich een diepe genegenheid ontwikkelen, denkt Liefde dan, en Klank kaatst terug dat hij het meer ziet als een onverwachte harmonie…”. Het blijkt dat de obsessie met eten in de groep begon toen het werken met muziek niet meer zo lukte. In ‘Wij zijn haar ouders’ vertelt de vader van Elisabeth en Melodie, ook namens hun dementerende moeder, over zijn gezin en hoe Elisabeth een marionet werd van Melodie.

 

Wat geeft je vleugels

Vervolgens komt de denkbeeldige ‘vlinder’ voorbij die ontstaan is in een therapiesessie waarin Melodie, als een soort Jomanda, Muriël opdroeg een beeld in haar geest tevoorschijn te toveren, dat haar kon helpen zichzelf te worden. Helaas was Muriël meer als een mot op een hete lamp afgevlogen, in plaats van als een vlinder naar de opkomende zon. Muriël zou hooggevoelig zijn. Hoe voedend is het contact met de meeste mensen om haar heen eigenlijk? “.. ‘Wat geeft jou vleugels? Dat moet je jezelf afvragen’, had Melodie gezegd. Elke keer bracht het antwoord op die vraag haar dichter bij Melodie en verder van de rest van de wereld,  totdat Muriël haar eigen huiskamer verruilde voor die van Melodie, waar ze vanaf dat moment samen met Melodie, Petrus en Elisabeth haar hogere potentieel najoeg…”. Maar Rupsje Nooitgenoeg vraagt in de politiecel  haar aandacht op, en ten langen leste werkt ze een boterham met hagelslag naar binnen: “… Eerst eten, Muriël. Voedsel voor je vleugels, brandstof voor je brein. En niet vergeten te kauwen voor je slikt…”.

 

Twijfel

De ‘cello’ vertelt als ‘kind van de barok’ op een verheven manier hoe Melodies verwaarlozing een snaar bij hem heeft gebroken. ‘Twee peuken’ verwoorden hoe ze lichaam en geest louteren van hun rokers. Het dode ‘lichaam van Elisabeth’ wijst op haar uitzonderlijk gespierde vingers, die ze balde tegen haar verlangens, “… verborgen in de zakken van haar veel te grote jas of trui of vest, iedere keer als wij lieten weten dat ze honger had, of dorst, of nodig haar benen moest strekken, of tegen een vreemde man in de trein aan wilde kruipen…”. En over de verschrompelde spieren rond haar stembanden, omdat ze niet meer sprak toen ze aldoor werd tegengesproken en gecorrigeerd door haar zus. ‘De Hellinkjes’ heet een appgroep waarin de twee andere broers en zus het over Elisabeth en Melodie hebben. Melodie die zo dominant is en de andere gekkies die totaal geen eigen wil tonen – daar moet ze ze op hebben uitgezocht: collectieve psychose. Het hoofdstuk ‘Wij zijn het wereldwijde web’ gaat in op de informatie die er over de woongroep op internet is te vinden. De ‘twijfels’ steken op bij Muriël, maar daar mag ze tijdens het verhoor niets van laten blijken. Ze wil toch niet de gevangenis in? Haar advocaat laat haar drie keer het zinnetje “… Als er al tekenen waren, dan zijn die me toen niet opgevallen…” herhalen. Als haar gevraagd wordt of ze niet heeft gemerkt dat het slecht ging met Elisabeth herhaalt ze braaf wat haar is voorgekauwd. Dat is ze tenslotte gewend. “… Haar advocaat luistert met een minzame glimlach, zich zichtbaar verkneukelend over zijn tactiek om Muriël in haar eigen half ware verklaring te laten geloven…”. En even verder: “… Met een gevoel alsof ze door het oog van de naald is gekropen laat Muriël zich terug begeleiden naar haar cel, en wij gaan met haar mee, klaar om haar opnieuw te overvallen zodra ze weer alleen is…”.

 

Alsof wij op het echte leven lijken

In ‘Wij zijn het verhaal’ neemt Gerda Blees zowel zichzelf als de lezer op de hak. Het verhaal stevent af op een voorspelbaar einde: “… De schrijver heeft geen tijd om dingen te verzinnen die ons interessanter maken. Terwijl er nog zo veel boeiends te vertellen valt…”. Het verhaal wordt een beetje simpel van alle aandacht voor Melodie. De schrijver doet alsof Elisabeth een zwart gat is. Ze wil het raadsel dat Elisabeth vormt intact laten, omdat dit volgens haar in het echte leven ook zo gaat: “…het echte leven? Alsof wij op het echte leven lijken. Heeft u ooit in het echte leven een verhaal het woord zien nemen?...”. De lezer is ook schuldig aan alle onduidelijkheid: “… Hoe vaak hebt u tijdens het lezen niet aan iets anders zitten denken? En hoe vaak hebt u niet iets in ons gelezen wat er helemaal niet stond? Tussen de regels door zeker. Al die moeite die wij doen om onszelf te blijven, dwars door alle meerduidigheid heen waarmee de schrijver ons heeft opgezadeld, en dan maakt u er in uw hoofd gewoon iets anders van, een slechte reproductie vol hiaten en niet-kloppende aannames en interpretaties….”. Haha. “… Als u ons echt recht wilt doen, zult u ons helemaal hardop moeten lezen, zo langzaam mogelijk, met uw vinger bij de woorden die u leest, zodat u niets over het hoofd ziet. Maar daar zult u wel geen tijd voor hebben. Geen tijd. Alsof wij het niet druk hebben, met alles wat er gaande is…”. En dan wat toeschietelijker: “… Ondanks alles hebt u het toch al tot op dit punt met ons volgehouden en dat is een feit dat voor u spreekt…”. Belangrijk is het nu vooral verder te lezen.

 

Cognitieve dissonantie

Ontroerend: “… Wij zijn dementie. Wij zijn het bewijs dat een mens niet samenvalt met wat ze kan begrijpen en onthouden…”. De groep blijkt iedere dag het verpleeghuis te visiteren waar de moeder van Melodie en Elisabeth woont. Ze zou niet goed verzorgd worden daar. Dan zijn er nog de op de draad versleten ‘geitenwollen sokken’ die haar moeder voor Melodie heeft gebreid. Zij vinden dat Melodie niet helemaal de waarheid vertelt tijdens haar verhoor. ‘De weerstand’ van Petrus wordt het woord gegeven, die hij zich van Melodie moet voorstellen als een grote hooibaal, waar hij tegen aan kan leunen of op in slaan. “… Uw huisgenoot ligt onder uw ogen dood te gaan en u denkt aan niets?...”, vroegen ze hem. Wat denken ze wel. De kapitalistische neoliberale maatschappij heeft Elisabeth beschadigd en doodziek gemaakt. De woongroep heeft haar opgevangen. En nu worden zij tot zondebok gemaakt. Over ‘de voorlopige conclusies’ om er een zaak van te maken: te ingewikkeld, te weinig kans van slagen, winst voor de samenleving minimaal. “… We zijn een politiebureau, geen gekkenhuis…”. Dus ‘heenzenden’. Dan komt er nog een ‘pen’ tot leven, die vertelt hoe Muriël brieven gaat schrijven aan haar ouders waar ze mee heeft gebroken. En aan haar vrienden van de woongroep, waarin ze bekent hoezeer ze in gewetensnood is geraakt (even dacht ik dat door al dat geschrijf Muriël de alias van Gerda Blees zelf was). Een prachtig item is die van de ‘cognitieve dissonantie’. Het zelfbedrog waarmee wij de feiten in ons leven in overeenstemming trachten te brengen met onze overtuigingen. Melodie: “… Wat een hel is dit geweest, wat een hel. Hoe ze ons onder druk hebben gezet, over de rug van Elisabeth. De leugens. De manipulatie. Ik heb er gewoon geen woorden voor…”. Alle drie proberen ze inwendig recht te praten wat krom is. Onzekerheid en gewetenswroeging heeft alleen maar te maken met hun ‘oude zelf’. Toch? De ‘slowjuicer’ is blij als de woongroep weer ten huize arriveert en tot slot doet ‘het licht’ zelf haar verhaal. Nauwgezet wordt vertelt hoe Muriël die nacht aanstalten maakt te ontsnappen.

 

Narcisme

Een en ander doet denken aan “De kinderen van Ruinerwold”. Ryanne van Dorst had in haar eerste uitzending van “Het alternatief”, 6 april 2021, trouwens ook een interview met een ‘breatharian’ – zie hier. Gerda Blees baseerde haar debuutroman op een waar gebeurd verhaal over een woongroep in Utrecht waar een 62-jarige vrouw om het leven kwam door ondervoeding. Ze sprak de leden nooit zelf. Inspiratie vond ze op hun website “Leonoor & Marthe” – zie hier. Toen ik de reviews bij Bol.com las kwam ik tot mijn verbazing een diep verontwaardigde afwijzing van de roman door Leonoor tegen. Mag je zomaar schrijven over echt bestaande mensen en hun echt bestaande voorvallen? Wel als je een en ander in een romanvorm giet, blijkbaar. Uit de recensie  van een psycholoog: “… De blauwdruk van vrijwel alle ongezonde woongroepen is een narcistische, dominantie leider met een aantal ‘co-dependant’ volgers. Zowel het boek als de website bevestigen dit beeld, waarbij het boek een aantal zaken onbeschreven laat die wel op de website inzichtelijk zijn. Die staat bijvoorbeeld vol met persoonlijke aanvallen op de vijanden van de groep (de maatschappij, instellingen en instanties, familieleden van groepsbewoners en uiteraard ex-groepsbewoners) die bijna te pijnlijk zijn om te lezen. De conclusie van het boek is eigenlijk dat er alleen verliezers zijn in dit verhaal. De leider die door kan gaan met haar egocentrische fantasieën, maar het geluk duidelijk nog niet gevonden heeft en ook niet gaat vinden. De volgers die hun leven opofferen voor een lege belofte van ‘iets hogers’ en onder grote druk van de leider in het gareel blijven tot de dood er op volgt. En alle mensen en instanties rondom de groep, die hun goedbedoelde hulp en adviezen zien afketsen op een onbehandelde persoonlijkheidsstoornis…”.

 

Uitgave: Podium – 2020, 224 blz., ISBN 978 905 759 000 9, 21,-

Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten