Menu

zondag 4 september 2016

De tsaar van liefde en techno – Anthony Marra


De negen onderling zeldzaam knap verweven verhalen waar “De tsaar van liefde en techno” uit bestaat spelen zich af in het Oostblok, waar Anthony Marra (1984 - Washington, D.C.) een tijdje woonde en werkte. Ze worden bij elkaar gehouden door de geschiedenis van een schilderij uit 1843: “Lege weide in de namiddag” van Pjotr Zacharov-Tsjetsenest. Zelf betitelde hij het als ‘secondair’. Het bijzondere is dat Marra de verhalen op een fictief cassettebandje heeft gezet: vier nummers op KANT A, vier nummers op KANT B, en tussendoor nog een verhaal als ENTR ’ACTE (tussenspel).

Waar genade begint

Het eerste verhaal speelt zich af in Leningrad. Het jaar: 1937. Stalin heeft de Sovjet-Unie in een ijzeren greep: “… Als de hemel alleen maar op aarde kan bestaan, kan God slechts een mens zijn…”. Een kunstenaar die als censor werkzaam is voor het ministerie van Actie en Propaganda, Roman Markin, gaat bij de weduwe van zijn dissidente broer Vaska op bezoek. Om haar te waarschuwen. Als ze foto’s heeft waarop een portret van haar man zichtbaar is kan ze die maar beter deleten. Aan de ene kant beschrijft Marra als geen ander de wurgende sfeer waarin niemand te vertrouwen is, aan de andere kant is daar steeds weer de humor waarmee hij opgeschroefde situaties even verlicht. Over het vierjarige neefje dat de kunstenaar voor het eerst ziet: “… Het arme kind had het voorhoofd van zijn vader. Zijn toekomst lag onder een hoed…”. Als hij aan de weduwe vraagt of haar man over hem heeft verteld zegt ze vrolijk: “… Hij heeft het wel over een broer gehad die in Pavlovsk een soort dorpsgek was…”. Vaska werd vermoord vanwege zijn geloof: “…Toen we zo oud waren dat we onszelf al echte mannen vonden, had ik me al tot het bolsjewisme bekeerd. Vaska vond troost in de Orthodoxe Kerk. We aanbaden de dode martelaren van onze respectieve zaken…”. De kunstenaar staat blijkbaar vierkant achter deze liquidatie: “… Hij had het enige vonnis gekregen dat paste bij een gek die anderen vergiftigde met het waanidee dat de hemel op ons wacht. Alleen hier op aarde is het paradijs mogelijk, en dan alleen maar als wij het bewerkstelligen…”. Roman adviseert de weduwe elk jaar een foto van haar zoon te laten maken. Als zij opgepakt wordt zal hij in een weeshuis verdwijnen, waar hij alleen maar door middel van een recente foto kans maakt teruggevonden te worden. En ze kan het beste haar loyaliteit aan de staat bewijzen door iemand te verraden: dat helpt altijd. Over zijn talent: “… De portretkunstenaar moet met elke penseelstreek de menselijke complexiteit bevestigen. De ogen, de neus en de mond die het gezicht van de geportretteerde maken zijn evenals het verdriet en de vreugde die zijn ziel vormen, gelijk aan die van miljoenen anderen en tegelijk uniek voor hem. Dit inzicht is waar kunst begint. En misschien ook waar genade begint. Als misdadigers voor ze hun misdaad begingen de gezichten van hun slachtoffers tekenden en rechters de gezichten van de schuldigen voordat ze hen vonnisten, zouden de beulen geen gezichten hebben om te tekenen…”.

Bent u god?
De kunstenaar heeft als taak de geschiedenis bij te stellen door afbeeldingen te retoucheren. Stalin komt er naarmate hij ouder wordt steeds jonger uit te zien – zijn pokdalige wangen krijgen de gladheid van babybilletjes. Intussen blijkt dat de kunstenaar wist dat Vaska opgepakt zou worden, maar hij waarschuwde hem niet. Heeft hij wroeging? Stiekem begint de kunstenaar het portret van zijn dode broer op allerlei afbeeldingen te schilderen waarop onwelgevallige personen moeten verdwijnen: “… In de afgelopen twee jaar heb ik hem aangebracht op honderden foto’s en schilderijen. Jonge Vaska’s. Oude Vaska’s. Vaska’s in menigten luisterend naar Lenin. Vaska’s aan het werk op het land en in fabrieken. Hij hangt aan de muren van rechtbanken, ministeries, scholen, gevangenissen, zelfs op de hoofdkwartieren van de NKVD, waar Vaska, als je goed kijkt, een boze blik werpt op Jevgeni Toetsjkov, de man die hem deed verdwijnen…”. Vaska schijnt zelfs doorgedrongen te zijn tot de woonkamer van Stalin. Dan duikt voor het eerst - heel eventjes - het schilderij van Zacharov op: de kunstenaar schildert een partijbons op de voorgrond van het landschap, natuurlijk met het gezicht van Vaska. Een afbeelding van een uit de gratie geraakte danseres wordt de kunstenaar fataal. Hij verwijdert haar lichaam, maar een hand laat hij zitten. Op een avond wordt hij opgepakt en gevangen gezet. Eindeloze verhoren en standaard martelingen volgen. Wat zijn connecties met de ballerina zijn. Er wordt van hogerhand beslist dat hij bij een Poolse verzetsgroep is betrokken (de overheid verzint de aanklachten gewoon zelf). Er wordt zelfs een Poolse tolk naar hem gestuurd die hem pools leert, zodat de rechtszaak echter dan echt lijkt. Het verhaal eindigt buitengewoon ontroerend, als de kunstenaar iemand aan de andere kant van de celmuur hardop hoort bidden. De woorden herinneren hem aan zijn broer. Met klopsignalen probeert hij de gevangene te bereiken. Zijn boodschap: “… ik hou van je…”. Eindelijk antwoordt de muur: “… bent u god?...”. De kunstenaar klopt dat dat niet zo is. Maar de gevangene gelooft hem niet: “… wie behalve god zou mij hier vinden?...”. Als de kunstenaar op weg naar zijn terechtstelling aan de bewakers vraagt wie degene is die in de cel naast de zijne zit, kijken ze hem aan of hij gek is. Er is helemaal geen cel naast die van hem.

Eigen lucht eerst
Dit verhaal is de opmaat en afgeleide van alle verhalen die volgen. Zo gaat het tweede verhaal over de in ongenade gevallen prima ballerina, of liever over haar kleindochter: Galina. Oma werd naar de gifbelt Kirovsk verbannen, een mijnstadje in Siberië, honderd kilometer ten noorden van de noordpoolcirkel - “…Vijfennegentig procent van de katalysatoren ter wereld wordt gemaakt met palladium uit Kirovsk en onze stad gedijt onder dikke lagen vervuiling dankzij de inspanningen van Amerikaanse en Europese milieuactivisten die vastbesloten zijn hun luchten schoon te houden…” - , waar ze tegen haar wil zwanger raakte van de kampdirecteur. “… Jaren gingen voorbij. Stalins veroordeling en dood leidden tot de ontmanteling van de gevangenis. De kampleiders werden overgeplaatst van het ministerie van Binnenlandse Zaken naar het ministerie van Staal en IJzer zonder daarvoor van bureau te veranderen. Dezelfde mensen haalden nikkel uit de grond…”. Schitterend vertelt Marra over het opgroeien in de met gele damp omfloerste stad. De zwavelwoestenij waar de gemiddelde leeftijd niet boven de vijftig uitstijgt. Het gifmeer waarin alle fabrieken hun afval lozen. Het kunstbos dat er indertijd door Brezjnef werd aangelegd bestaande uit metalen bomen met plastic bladeren. De grond van mosterdmodder. De verboden rock’n roll muziek uit de jaren vijftig en zestig, die fonografisch gegraveerd werd op röntgenfoto’s van de vele kankerpatiënten: rib record, bone music, skeleton songs. Galina verandert in een betoverende schoonheid. Wint in een, van haar moeders lelijkste hoofddoeken gemaakt, minirokje - “… het zedigste kledingstuk omgetoverd tot een om haar heupen gewikkeld schandaal…” - de Miss Siberië verkiezingen. “…De casting director liep om ons heen, klopte op onze dijen, kneep in onze heupen, testte onze stevigheid als een baboesjka een emmer met bieten…”. Al lang van te voren is de jury omgekocht door de jonge oligarch van het nikkelsyndicaat, die een oogje op Galina heeft laten vallen. Ze krijgt filmrollen, treedt op in televisieshows, en wordt weer afgeserveerd als ze in een radioprogramma afgeeft op de spierballen van Poetin. Haar lief heeft als veertiende rijkste man van Rusland stevige banden met het Kremlin. Ze kan Kolja niet vergeten, haar nietsnut van een eerste vriendje die haar indertijd een abortus aandeed. Als dienstplichtig soldaat werd hij naar Tsjetsenië gestuurd, waar hij in handen van de vijand zou zijn gevallen. Het leger heeft hem officieel dood verklaard: dat scheelt weer een uitkering. “… Hadden we de ernst van hun relatie misschien verkeerd ingeschat? Galina had gefonkeld als gebrandschilderd glas, maar het was niet in ons opgekomen dat Kolja het zonlicht was geweest dat haar had beschenen…”. Ze komt er achter dat hij door opstandelingen gevangen werd gehouden in een put die afgebeeld staat op - jawel - het schilderij van Zacharov.

Gewijzigde kunst
Dan volgt het verhaal van de directeur die het VVV-kantoor van Grozny in Tsjetsenië
- volgens de VN de meest door oorlogsgeweld verwoeste stad op aarde - weer op de kaart moet zetten. Eerder was hij plaatsvervangend directeur van het Grozny-museum voor Nationale Kunst. Het museum werd door bommen verwoest. De goede stukken die zijn overgebleven eisen de Russen op voor een tentoonstelling in het Tretjakov (Moskou). De directeur houdt een paar beschadigde schilderijen achter voor de geboren restaurateur Nadja, die tijdens het bombardement blind is geworden. “… Voor als ik weer kan zien…”, want misschien kan een operatie haar het zicht in haar rechteroog weer teruggeven. Onder die schilderijen - natuurlijk - “Lege weide in de namiddag” van Zacharov. Wat wil het geval: de directeur is eigenaar van de afgebeelde datsja op de wei. Hij heeft zijn vrouw en zoon altijd gewaarschuwd niet in de wei te gaan lopen, omdat er weet-ik-hoeveel landmijnen liggen. Op een dag deden ze dat toch, en vonden de dood. Waarom? De directeur heeft geen idee. Nadja heeft de partijbons weer van het schilderij gewist. Als specialist in ‘gewijzigde kunst’ is ze ook achter de vele portretten van Vaska gekomen. De directeur maakt haar werk af, repareert een gat in het doek van Zacharov, en schildert er het silhouet van zijn vrouw en zoontje op. Dan komt de veertiende rijkste man van Rusland op zijn pad: hij wil de olievelden nabij Grozny ontginnen. Zijn vrouw, Galina, blijkt bijzondere belangstelling voor het schilderij van Zacharov te hebben: “…U zult het niet begrijpen, maar daar is iemand van wie ik ooit heb gehouden gestorven…”. Haar man koopt het voor haar. Het geld kan de directeur goed gebruiken om de torenhoge kosten van de oogoperatie voor Nadja te betalen.

Corrupte bende
Weer een ander verhaal heeft soldaat Kolja als middelpunt, die samen met zijn vriend Danillo gevangen wordt gehouden in de verdroogde waterput die op het schilderij staat afgebeeld. In het huis woont een oude man die in een dik boek de afbeelding van het schilderij heeft gevonden. Hij dwingt Kolja en Danillo een kruidentuin aan te leggen. Hij wil dat het landschap er weer net zo komt uit te zien als op het doek. Het leger is een corrupte bende. De jongens zien hoe hun maten munitie en ander oorlogsmateriaal doorverkopen aan de rebellen: Russische soldaten worden door eigen kogels gedood. Daarop volgt een verhaal dat veel weg heeft van een schelmenroman, en verteld is vanuit de optiek van Kolja’s jongere broer, de eeuwige student Alexej, bijnaam ‘Radijsje’: de tsaar van liefde en techno. Als Galina op het punt van scheiden staat, geeft zij Radijsje stiekem het schilderij van Zacharov met het verhaal dat zijn broer daar is omgekomen. Radijsje besluit de plek in de Tjestjeense hooglanden op te gaan zoeken. Uit een ander verhaal blijkt dat Kolja opnieuw als huursoldaat naar Tjestenië is vertrokken, om het criminele milieu thuis te ontvluchten. Hij heeft een vriendin van Galina vermoord die haar mond voorbij praatte over drugsdeals. Dan is er nog een keihard misdaadverhaal over een vader en een zoon en heroïne, waaruit gaandeweg blijkt dat de vader het vierjarige neefje van de kunstenaar uit het eerste verhaal moet zijn: hij heeft wel vijftig portretten van zichzelf aan de muur hangen. In het één na laatste verhaal komen alle hoofdpersonen uit alle verhalen nog één keer bij elkaar rond het schilderij van Zacharov, en in het laatste verhaal vliegt Kolja de lucht in, letterlijk en figuurlijk, als hij op een landmijn trapt in de tuin die op het schilderij staat afgebeeld. In een ruimteraket suist hij door het heelal zoals hij vroeger altijd met zijn broertje speelde. Eindelijk speelt hij de cassette af die hij van zijn broer Radijsje kreeg toen hij afscheid van hem nam. “… Voor Kolja. In noodgeval!! Vol. 1 …”, staat er op. De inhoud: zijn lief Galina en zijn broer Radijsje zingen luidkeels De notenkrakerssuite van Tsjaikovski onder het gerammel van vaatwerk. Nou ja, zingen; je kunt beter spreken van ‘verminken’ – maar het is het mooiste wat hij ooit heeft gehoord…
Dít is Rusland, dacht ik, toen ik het boek dichtklapte. Dat een Amerikaan zo’n ongelooflijk Russisch boek kan schrijven!

Uitgave: De Bezige Bij – 2016, vertaling Hien Montijn, 352 blz., ISBN 978 902 349 955 8, € 24,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten