Menu

donderdag 3 februari 2022

De kaalvreter – Machteld Siegmann

 


 

Je zou kunnen stellen dat Leie, de hoofdpersoon in "De kaalvreter" (naar Joël 1:4), ook een ‘helletocht’ maakt – zie mijn vorige blog. Ze worstelt zich door een psychotische depressie. Ik kwam een  interview met Machteld Siegmann tegen waarin ze tot mijn verrassing vertelt, dat haar boek is gebaseerd op “Een gegeven leven” van journalist Hanneloes Pen, dat ik in 2015 besprak – zie hier. Pens waargebeurde verhaal gaat over een Joodse baby die de Tweede Wereldoorlog overleeft in een pleeggezin, waarna haar biologische ouders haar terugvinden. Voor het meisje zijn het totale vreemden. Een en ander heeft zwaar traumatische gevolgen. Siegmann won met haar gedecideerde debuutroman De Bronzen Uil 2020 en de CLO-Byblos Literatuurprijs. Over haar ‘wijze, doordachte schrijftoon’: “… Veel goede literatuur lezen. Ik heb zelf veel opgestoken van Amerikaanse schrijvers als John Steinbeck, Graham Greene en William Faulkner, zowel van hun stijl als van de manier waarop ze de menselijke conditie beschrijven…” (CLO - December 2021; Graham Greene was trouwens een Brit, geen Amerikaan, maar dat geheel terzijde). In een nawoord deelt ze mee dat "Mijn heldere afgrond" van Christian Wiman een belangrijke inspiratiebron was bij het schrijven van haar boek. Dat heb ik ook al gerecenseerd. Dus ja, ik voel mij bijzonder verbonden met het denkklimaat van Machteld Siegmann.

 

Mag ik dan bij jou

De hartverscheurende proloog vertelt hoe Leie als bijna driejarig kindje, door een wildvreemde, in een zitje achterop naar een boerderij wordt gefietst. Ze lijken er uren over te doen. Terwijl ze zich krampachtig vastklampt aan de handgrepen, zoals peuters gewoon zijn. Eenmaal in een keuken vol onbekend volk blijft ze dicht bij de zwijgzame onbekende staan, inmiddels haar enige vertrouwde referentiepunt. Met haar jas aan verorbert ze het bord aardappelen dat haar wordt voorgezet, want de vrouw krijgt het niet voor elkaar haar er van te ontdoen. Als ze opkijkt is de vreemde man verdwenen: “… Nu was er niets meer wat ze wist dat komen zou. Niets meer in haar dat haar kon helpen bedenken wat komen zou. En er kwam een steen in haar die maakte dat ze niet kon huilen…”. Ze wordt op het aanrecht getild, waar de vrouw haar gezicht wast: “… En de steen in haar maakte dat ze zich niet verzette en ook niet boos werd, maar vanbinnen slap kon zijn zodat ze de vrouw haast niet voelde en de dingen haast niet zag…”. Dan komt er een boer binnen die zijn pet af doet en haar ‘jongedame’ noemt. In ieder geval snapt hij dat ze naar haar papa en mama wil: “… O kind, je wilt hier helemaal niet zijn…”. En ook: “… Je wilt terug naar hen, is het niet? Ik zou je terugbrengen als ik kon…”. Hij vertelt dat er een kalfje is geboren dat ze de volgende dag mag zien. Verder zijn er nog twee jongens die Leie met open mond aangapen. Als de vrouw haar naar bed brengt omdat ze moe is, zegt de jongste: “… Mem, ze kan wel bij mij. En tegen haar: Je kan wel bij mij…”. Ze wordt naar boven gedragen, uitgekleed, en ingestopt. Er blijft een lamp branden en de jongen begint haar hardop voor te lezen. Tot ze in slaap valt…

 

Mist

Daarna zoomt de roman in op de Krimpenerwaard – 1974. Siegmann vertelt in (zeer) korte hoofdstukjes vanuit het perspectief van vier personen. De inmiddels volwassen en getrouwde Leije, haar man Dirk en haar zonen Meeus (elf) en Anton (15). Boven elk fragment staat de naam van degene die aan het woord komt, zodat het geheel, samen met de tijdsaanduiding, makkelijk is te volgen. Het is aan de lezer om van de verschillende visies een verhaal te maken. Dirk opent zijn betoog met wat mij betreft één van de mooiste panorama’s die er zijn: “… De koeien liggen in slierten nevel op de hoogt wanneer ik het land oprij…”. Zijn zoon, Anton, wordt geacht te helpen met melken, maar lijkt verre van gemotiveerd. En Leie; ach Leie: “… Ik weet hoe ik voor de beesten moet zorgen, maar hoe ik voor haar moet zorgen weet ik niet. Hoe sta je er dan voor. Bij de beesten is het makkelijk vergeleken met haar. Toen ik vanmorgen wakker werd, zat ze op de beddensprei tegen de dichte gordijnen aan te kijken alsof ze de eeuwigheid zat door te brengen. Ik zei goedemorgen en ze zei niks. Zo dicht als de mist was ze…”. Veel recensenten zetten Machteld Siegmann vanwege de link met het  boerenleven in het rijtje van Franca Treur en Marieke Lucas Rijneveld, maar haar werk doet mij ook sterk denken aan “Het meisje dat verdween” van Els Florijn.

 

Vervreemding

De gevoelige Meeus meldt dat hij rond schooiert “… onder een lucht vol vegen, alsof iemand eraan heeft zitten gummen…” in de polder. Met een luchtbuks. Hij durft niet te schieten omdat het zo’n hoop herrie maakt. Met zijn grote flaporen hoort hij harder dan ieder ander. Niemand die zich schijnt af te vragen of het wel zo’n goed idee is dat een ventje van elf met een buks in de weer is. Ondertussen zit Leie op een stoel aan de keukentafel in de stilte te wonen en aan het echtelijke bed te denken. Ze heeft het gevoel van een berg te zijn gevallen. Als Dirk haar aanraakt kan ze niet reageren. Alsof er stenen in haar rokzakken zitten en er grind in haar oren en mond is gegoten. Laat staan dat ze in is voor seks: “… Soms legt Dirk zijn hand op mijn been en dan wacht ik een poosje tot hij de hand weghaalt…”. Dirk zegt dat het is alsof ze elkaar nooit gekend hebben. Begint naar andere vrouwen te kijken. Vervreemding. Ondertussen probeert Anton een mondharmonica uit die hij gevonden heeft in het tasje van zijn moeder, toen hij naar pepermuntjes aan het ‘scheumen’ was, zoals wij vroeger zeiden. Anton is de enige die de dingen bij de naam noemt: “… ik heb hem van ma gekregen nadat ze gek was geworden…”. Hij schaamt zich rot voor Leie. Als een vriend aanbelt doet hij de deur niet open: “… Ik had helemaal geen zin in een bezoekje van hem, als hij twee maanden eerder was gekomen was ik de trap afgerend maar niet nu, niet zoals ma nu is, met die muizenbenen onder die nachtpon en dat kuthaar…”.

 

Moet je jezelf eens zien

Heel het gezin is ontredderd door het gedrag van Leie. Haar mannen weten niet wat ze met haar aan moeten. Gepraat wordt er amper. Als de jongens vragen waarom ma niet meegaat naar Dirks schoonouders legt hij uit dat het door de oorlog komt, waarop ze hem in de auto het hemd van het lijf vragen: “… Maar wat valt daarover te vertellen? Wat voorbij is, is voorbij. Zo dacht ik erover, en ik dacht dat Leie het precies eender zag. Maar nu is alles anders. Nu zit ik de hele dag aan die oorlog te denken. Of die wel echt is uitgevochten. In dat hoofd van haar, bedoel ik…”. Ze slurpt. Ze kamt haar haren niet. Ze kijkt naar hem alsof hij de oorlog zelf is: in vol ornaat. Als hij op het idee komt haar een middagje mee naar zee te nemen, vergeet ze haar schoenen aan te trekken en gaat ze achterin de auto zitten in plaats van naast hem. Terwijl ze op een bankje een haring zitten te eten, bukt Dirk zich om een schelp op te rapen: “… en dan zie ik die schoenen van haar, ze zitten verkeerd om en ik kan mijn tong niet bedwingen, ik zeg: ‘God, Leie, moet je nou toch kijken, moet je jezelf eens zien.’…”. Als je in zo’n simpel beeld de totale desintegratie van iemand kan leggen, dan ben je in mijn ogen echt een hele grote schrijver.

 

Meisje

Terwijl pa en ma de hort op zijn, komt er een meisje op een veel te grote fiets het erf op gereden. Dikke brillenglazen. Chocola rond haar mond. Of ze het paard mag aaien, vraagt ze aan Meeus. Nee, zegt hij. Ze doet het toch. Ze gaat zelfs op haar fiets staan om er beter bij te kunnen, ziet hij vanuit zijn ooghoeken. Op een gegeven moment zit ze met een tak in het grind te tekenen. Ze lijkt waarachtig Jezus wel, dacht ik bij mezelf. Ze heeft iets van de heilige Geest die vrouwelijk gedacht wordt. Zie “Maria. Icoon van genade”. Soms is de heilige Geest ook gewoon een engel. Ze gaat er vandoor als de Toyota met Leie en Dirk er aan komt: “… op staande benen kriskrast ze achter het hoge stuur naar het dorp…”. Wie of dat kind is? Meeus heeft geen idee. Meeus over de bejaarde daggelder die hen helpt: “… Uit Rinus’ neusgaten en oren groeit haar en als hij zijn kunstgebit uitdoet is zijn mond een koeienaars…”. Sinds mama niets meer uitvoert, komt zijn ongetrouwde dochter, Tony, soms mee om eten te koken. Ze heeft geen boodschap aan het commentaar van zoonlief, als ze Leie’s haar kort knipt. Wil je soms dat je moeder er bijloopt als een ragebol, snauwt ze.

 

Gevonden willen worden

Af en toe gaat de focus terug in de tijd en komt in vetgedrukte letters het levensverhaal van Leie aan bod. Na de oorlog staat er opeens een doodenge vrouw in opgelapte kleren voor de deur, die in het meidenkamertje op de boerderij mag slapen. Ze kijkt constant naar Leie en noemt haar ‘mijn Mädchen’. Haar pleegmoeder legt wel van alles uit, maar het is onbevattelijk voor Leie: “… Als mensen dingen tegen je zeggen die je niet begrijpt, die botsen op je ogen of je hersens of je huid, dan leg ze je weg en verstop je je voor de mensen wanneer ze de dingen herhalen, dan verstop je je gedachten en je woorden gaan over dingen die veel belangrijker zijn…”. De gekke vrouw zit dagenlang aan tafel en spookt ’s nachts rond. Als ze haar vertellen dat het zo niet gaat en een andere oplossing voor haar gaan zoeken, hangt ze zich op aan de balken. Leie wordt een paar dagen bij de dominee gedumpt. Tot de begrafenis voorbij is. Eenmaal terug wordt er niet meer over het voorval gerept en vergeet ze het gebeurde. Wanneer ze elf is vertelt haar pleegmoeder in een paar woorden dat haar echte vader en moeder overleden zijn. En dat ze Joods is. Haar hele wereld komt op z'n kop te staan, maar woorden heeft ze er niet voor. Het is alsof ze wacht. Waarop? Als het haar allemaal teveel wordt loopt ze af en toe weg: omdat ze gevonden wil worden.

 

Dwarse puber

Anton houdt het niet uit thuis, en smeert hem zo gauw hij de kans krijgt. Door een lullig baantje bij een Vivo doet hij zijn eerste ervaringen met vrouwen op. Een collega laat de onnozele hals een nacht op haar zoontje passen, terwijl ze zelf de bloemetjes buiten zet. Thuis heeft hij een briefje op tafel gelegd: “… MIJ ZIE JE VOORLOPIG NIET TERUG. ANTON…”. Pisnijdig denkt zijn vader er het zijne van. De enige wijze in het verhaal: “… ‘Hij zal willen dat je hem zoekt,’ zegt Rinus met zijn mond als een fluitend gat. ‘Het jong zal willen dat zijn vader hem zoekt tot-ie hem bij zijn lurven heeft.’…”  (net als Leie eigenlijk). En toch is er ondanks alle ellende ook humor: Meeus die bijvoorbeeld zijn oren dubbelvouwt om al het geknetter in de stal niet te hoeven horen. Anton ís de jaren zeventig met zijn brommer en muziek. Van zijn eerste zuurverdiende centen koopt hij een legpuzzel voor zijn moeder. Hoe lief. Ze raakt hem echter met geen vinger aan. Daarom maken de jongens de buitenkant alvast voor haar. Symbolischer kan het niet: al die puzzelstukjes. Tussendoor maakt Anton kennis met een meisje van wie de moeder ook al getraumatiseerd uit de oorlog is gekomen. Een vrouw met extreme obesitas (het herinnert me aan een verhaal van K. Zetnik 135633. “Galilea”? Ik weet het niet meer).

 

Mijn ziel

Leie tracht in haar hoofd in het reine te komen met haar moeder, die in haar beleving onaangedaan zit te neuriën op de puinhopen van haar leven, terwijl ze voor beiden een graf graaft waarin ze ‘samengebundeld’ zullen verdwijnen: “… Ik dwing mezelf haar aan te kijken, haar ogen te zien, twee rotte appeltjes in de kassen…”. Woeste archetypische en apocalyptische beelden stormen door haar heen: “… Maar wat is dan mijn ziel? Is mijn ziel een vogeltje in de woestijn, een salamander in de sneeuw, een ooievaar in de woestijn, een vis in een boom? Hoog boven in mijn borst begint het te scheuren naar omlaag als een afgedankt gordijn…”. Het meisje zit op een gegeven moment op de bank op haar te wachten. Alsof dat doodnormaal is. Een heitje voor een karweitje. Ze kan afwassen en stofzuigen en zelfs puzzelen. Ze laat zich niet afschrikken door de strontjaloerse Meeus. Ze laat zich niet wegsturen door Dirk. Komt te pas en te onpas terug. Krijgt het zelfs voor elkaar een brug naar Leie te slaan: “… Toen het kind de eerste keer kwam dacht ik dat ze een teken was, dat ze voor mij een steen zou kunnen worden waar ik op kon staan maar nu wil ik geen steen meer, ik wil niet meer overeind krabbelen om weer onderuit te gaan als in een eeuwige doop. Vanwaar ze gekomen is weet ik niet en waar ze heen is gegaan ook niet…”.  Zie-je-nu-wel: hetzelfde wordt van de heilige Geest gezegd. Als Leie op de zolder in de weer is met een stoel, een lege koffer, een balk en een stuk touw, staat het meisje plotseling voor haar neus…

 

Een repeterende plaat

Langzaamaan komt de lezer te weten dat Leie is ingestort op de begraafplaats waar haar pleegmoeder ter aarde werd besteld. Ze wilde er perse alleen heen. Na het pleeggezin jarenlang uit de weg te zijn gegaan. Ze zag de naam van haar echte moeder op een grafsteen waardoor er een dam doorbrak en alle herinneringen terugkwamen: “… ZERA BLUM, stond op de steen, GESTORVEN 7 OKTOBER 1945. En daaronder stond nog wat, een Bijbeltekst, en iets in haar kon niet ophouden de woorden te herhalen, als een cassettebandje dat je telkens terugspoelt omdat je denkt dat er iets heel belangrijks wordt gezegd speciaal tegen jou, iets wat je nooit meer mag vergeten…”. Trauma als een repeterende breuk. Zolang je alles niet op een rijtje krijgt, is er geen ruimte voor iets anders. Kun je niet door. Leie laat een beetje zien hoe het is om manisch en panisch met een obsessie bezig te zijn. Hoe loodzwaar dat is. Hoe het je uitput. Dirk komt op de lumineuze gedachte haar toch eens mee naar de huisarts te nemen. Ze krijgt pillen. Ze moeten geduld hebben.

 

Licht

Niemand weet het van elkaar, maar in feite is iedereen religieus. Meeus bidt of hij weer terug kan gaan in de tijd, zodat hij alles goed kan maken. Als hij het heeft over zijn dode oma zegt de gelovige Tony dat je van dieren zegt dat ze doodgaan, maar dat mensen overlijden: omdat ze een ziel hebben. Maar wat is een ziel? “… Je ziel is wie je echt bent. Wat van Meeus Meeus maakt…”. Dan hebben dieren ook een ziel, vindt hij. Rinus laat hem zijn zendinstallatie zien, waarmee hij ‘contact’ kan maken met buiten. Het heeft wel wat weg van bidden: ‘Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft’. Later zal Meeus vanwege een toneelspel op school een lange antenne van wc-rollen bouwen. Als Dirk een schuur gaat teren, is hij zo opgefokt over alles dat hij een vloek op de wand wil gaan schilderen, maar een paard wrijft zijn lippen in zijn nek, waardoor hij niet verder komt dan GOD. Wild discussieert hij met de Eeuwige over alles. Evenals Ann De Craemer in “Vurige tong” blijkt Dirk niets meer met God te maken te willen hebben. Omdat zijn moeder veel te jong is overleden. Bij Ann De Craemer ging het om haar oma. Aan een God die zoiets laat gebeuren heb je niets. Wordt het nog wat met dat koninkrijk van U – smaalt hij (dat is ook een vraag die Gerard Reve zich heeft gesteld, zie hier). Leie ondergaat zelfs iets dat je als een mystieke ervaring zou kunnen duiden: “… Vertel me hoe ik verder moet, vroeg ik aan de nacht met de geur van gras. Ik deed mijn handen voor mijn gezicht en vanbinnen schoof een gordijn opzij. Er schoof een gordijn opzij en alles begon te branden, toortsen van vlammen schoten heen en weer en zetten de boel in een helder licht en er was niets wat verborgen bleef. En ik keek en keek en dacht: hoe kan dit bestaan? Want alles werd verlicht in gelijke mate, de goede en de slechte dingen. En ik zei: Ik hou van u. Ik hou van u en dit ben ik en zo is het. Want al begreep ik het niet, ik wist dat hij gekomen was en dat het niet anders kon zijn dan zo. Naast me bewoog Dirk en zijn slaap, ik keek naar hem en zag hem door opengeschoven gordijnen en door vuur en door liefde…”.

 

Gekte

Uiteindelijk ziet Meeus vanuit een weiland zijn gekke moeder in een witte trouwjurk met de lege koffer in een bus stappen. Hij rent en schreeuwt om haar tegen te houden, maar hij is te ver weg: “… De bus rijdt verder en wordt kleiner met mama erin maar ik heb een buks en ik richt en haal de trekker over en er is helemaal niets wat me tegenhoudt, geen gedachte en geen angst…”. Hoe dat verder afloopt moet je zelf maar lezen…

 

Uitgave: Ambo|Anthos – 2019, 352 blz., ISBN 978 902 634 309 4, 14,15

Rechtstreeks bestellen: klik hier


Geen opmerkingen :

Een reactie posten