Menu

woensdag 9 juni 2021

Wat wij zagen – Hanna Bervoets

 


“Wat wij zagen“ is het boekenweekkadootje van 2021, geschreven door Hanna Bervoets, van wie ik eerder de bijzonder knappe romans  “Alles wat er was” en “Efter” besprak. Het gaat om een luchthartige novelle over ‘content moderator’ Kayleigh, die voor een online platform beoordeelt welke zaken al dan niet het licht mogen zien. Het is loodzwaar om aan de lopende band geconfronteerd te worden met de bodemloze gruwel waartoe de mens in staat is. Wat doet zo’n dagelijkse hersenspoeling met je? Als je geen aanstoot neemt aan de nodige plastisch omschreven lesbische seks en het hier en daar grove taalgebruik, is het een snel, meeslepend en tot nadenken stemmend verhaal, dat juist door zijn ongecompliceerdheid ieder soort lezer tegemoet komt. Literature light schijnt toch al in te zijn, zie “KliFi” van Adriaan van Dis, maar voor een boekenweekgeschenk is dat natuurlijk bijna een must. 

 

Sensatiemaatschappij

Kaleigh wordt het vuur na aan de schenen gelegd door een advocaat die een rechtszaak aanhangig gaat maken tegen haar voormalige werkgever. Het online platform Hexa. Hij wil haar er nog fiks voor betalen ook. Alleen piekert Kaleigh er niet over medewerking te verlenen. Dat heeft niets te maken met het onmogelijke werk dat ze heeft gedaan, maar met een oud-collega en ex. Wij leven in een sensatiemaatschappij. Kaleigh vertelt hoe iedereen haar al bij voorbaat griezelend vraagt naar het meest bizarre wat ze voorbij heeft zien komen: “… de Hitlergroeten, de zielige honden, het meisje met de mesjes is zelfs een klassieker. Er zijn er duizenden van, in elke straat één, zo stel ik me voor: dat huis waar ’s nachts het badkamerlicht brandt, daar zit ze in haar eentje op de harde koude grond. Maar dat is niet wat mensen willen horen. Ze willen dat ik iets níéuws beschrijf, dingen die ze zelf nooit zouden durven bekijken, dingen die hun voorstellingsvermogen ver te boven gaan…”. Alles voor de kick. Waar komt die ongezonde belangstelling vandaan? In ieder geval heeft het niets te maken met het begrip empathie. Want niemand vraagt: “… Hoe gaat het nu met dat meisje, heb je haar kunnen helpen, misschien?...”.

 

Posttraumatische stress

Waarschijnlijk “… denken de mensen dat wij willoos achter onze schermen zaten, dat we niet wisten wat we deden, geen idee hadden waaraan we begonnen, geheel onvoorbereid duizenden choquerende beelden op ons afgevuurd kregen die de draden in onze hoofden vrijwel meteen deden doorbranden – nou, zo was het dus niet. Althans, zo was het niet helemaal, en niet voor iedereen…”. Kaleigh wist destijds best waar ze aan begon en ze was zelfs uitermate goed in haar baan. Ze kent de regels nog steeds uit haar hoofd. Bijna niemand houdt het lang vol bij Hexa. Ze vertelt dat oud-collega’s duidelijke symptomen van posttraumatische stress vertonen. Een jongen slaapt met een taser, bang dat terroristen hem komen halen ’s avonds. Iemand kan niet tegen harde geluiden, fel licht of onverwachte bewegingen aan de randen van haar blikveld. Anderen duiken weg zodra er iemand achter ze komt staan in de supermarkt, of liggen overdag in bed tot het donker wordt en blijven dan wakker tot het licht is: “… veel te moe om aan een nieuwe baan te beginnen zien ze dag en nacht dingen waar ik niet graag over praat en een deel van die klachten is mij niet bepaald vreemd…”.

 

Broeders binnen een geheim genootschap

Kaleigh vertelt hoe ze werd uitgemolken door een vriendin en met een geblokkeerde creditcard zat. Omdat ze bij Hexa beduidend meer ging verdienen dan bij het callcentrum waar ze werkte, besloot ze te solliciteren: “… voor die twintig procent meer salaris had ik net zo goed vuilnis opgehaald…”. In de summiere functieomschrijving stond dat ze ’kwaliteitsmedewerkers’ zochten. Ze kreeg een opleiding van een week waarin ze zich alle regels omtrent het wel of niet doorlaten van de meest zieke, wrede en walgelijke berichtjes, filmpjes en foto’s moest eigen maken: “… Deze training was een doop, een ontgroening die moest uitwijzen of we inderdaad geschikt waren om toe te treden. Althans, dat is wat ik toen dacht…”. Ze werden op het hart gedrukt over wat er binnen het platform gebeurde naar buiten toe te zwijgen: “… Hier, in de kantoorflat waar Hexa gevestigd zat, veilig weggestopt op een bedrijventerrein met bushalte, waren wij onder gelijken, broeders binnen een geheim genootschap…”. Over de slechte werkomstandigheden: “… Hadden we maar twee pauzes waarvan één van krap zeven minuten, die weg tikten in de rij voor de slechts twee beschikbare toiletten? Zeker weten. Werden we erop aangesproken wanneer we minder dan vijfhonderd tickets per dag afhandelden? Reken maar. Kregen we een serieuze waarschuwing zodra onze accuraatheidsscore onder de negentig procent kwam? Ja hoor. Ontslag wanneer iemand regelmatig te lage scores haalde? Ik ken verhalen. En een timer die aansloeg zodra we onze desk verlieten, al was het maar om even onze benen te strekken? Zo ging dat bij Hexa…”.

 

Super Mario

Mentale begeleiding was er nauwelijks. Eén keer verscheen er een coach, een ventje in een tuinbroek die ze altijd Super Mario noemden, omdat ze dachten dat hij bij de technische dienst hoorde. Naar aanleiding van een akkefietje waarbij een overspannen werknemer een meerdere had bedreigd. Na die uitbarsting verwachtte hij hen op audiëntie. Met dat Kaleigh de doos tissues op zijn tafel zag staan had ze al gegeten en gedronken: “… toen zei Mario: ‘Ik kan me voorstellen dat je wel eens iets naars gezien hebt.’ Ik maak geen grap, hè? Dat zei hij echt, IK KAN ME VOORSTELLEN DAT JE WEL EENS IETS NAARS GEZIEN HEBT…”. Hoe ze het in vredesnaam vol hield bij Hexa? Nou, ze is wel wat gewend. Bij het callcentrum moest ze dagelijks de grote bekken verduren van klanten die ze aan de lijn kreeg: “… van de vijftien bellers beginnen er minstens vier tegen je te schreeuwen en je van alles toe te wensen, ze zeggen dat je een kutwijf bent en dan vragen ze om je manager: JE MANAGER. Je weet niet eens of er een manager is, je kent alleen Gerry van beneden en de vrouw van het sollicitatiegesprek maar die heeft hier natuurlijk helemaal geen zin in…”. Tegelijk zie je je klanttevredenheidsscores in gedachten al een vrije val maken, want het zijn natuurlijk altijd de klagers die een beoordeling achterlaten. Ondertussen “… begint de collega tegenover je te huilen omdat ze voor weet jij veel wat wordt uitgescholden, dat meisje zit daar allerlei grimassen te trekken om het geluid binnen te houden en ondertussen kijk jij recht in een mond vol speekseldraden…”. Lang verhaal kort: “… mijn eerste dagen bij Hexa waren een verademing. Wat heerlijk dacht ik, wat ongelooflijk prettig dat er niemand tegen me schreeuwt…”. Er stonden dan wel de meest gore verwensingen in de berichten die ze moest beoordelen, maar die waren tenminste niet persoonlijk bedoeld.

 

Hard

Zo langzamerhand begon ze iedere avond uit haar werk met haar collega’s naar een bar te gaan. De taal waarin ze grapten en grolden werd hoe langer hoe grover: “… dat we ons van dit soort humor bedienen is wel degelijk een grap an sich, dat wil zeggen, we zien ook wel in dat het nogal ironisch is dat we juist de dingen zeggen die we de hele dag hebben lopen verwijderen – maar onze grappen zijn veel meer een opwindende flirt met het verbodene dan een vorm van moreel commentaar, en misschien ook wel gewoon een manier om te bewijzen hoe hard wij wel niet zijn en hoe vitaal, aan onszelf en aan elkaar: nee, wij laten ons heus niet door ons werk beschadigen of zoiets – al zou je, als je ons zo hoort praten, ook het tegenovergestelde kunnen geloven…”. Op een kerstavond had de barvrouw met zachte hand ingegrepen: “… ‘Van het huis,’ zegt Michelle terwijl ze een dienblad vol shotjes op de bar zet. ‘En nu vrede op aarde, hè?’ ‘Ja man, vrede op de fucking aarde,’ zeggen wij, terwijl we onze vingers in onnatuurlijke krommingen dwingen om de minuscule glaasjes te kunnen klinken, waarop de fluorescerende drankjes over de randen klotsen om ons de rest van de avond plakhanden te bezorgen…”. Alleen de pracht van deze zin al!

 

Verrotte katerkoppen

Langzaam maar zeker veranderden ze. Toen ze een man op het dak van het gebouw tegenover zagen lopen, dachten ze allemaal aan zelfmoord. Uiteindelijk bleek het gewoon om een bouwvakker te gaan. Niets aan de hand: “… wat we nu voelden was een mengeling van opluchting en zoet medelijden, want wat had ons doen geloven dat die man zou springen? ‘Die honderdeen miljoen filmpjes die we ervan gezien hebben,’ mompelt Robert, die met rode ogen op ons muurtje ging zitten, en we knikten en voelden ons waarschijnlijk allemaal even nobel als zielig. Robert liet zijn sigaret rondgaan. Inmiddels wist ik dat er een onverantwoord hoge hoeveelheid hasj door zijn tabak zat en normaal sloeg ik Roberts maaksels dan ook af, maar dit keer nam zelfs ik een hijs, dit keer namen we allemaal een hijs…”. Het voelde of er een broederschap ‘bezegeld was’: “… in het heetst van de strijd had de liefde zich uit laten roken, zoiets…”. En even verder: “… Na werk liet Robert een tweede sigaret rondgaan en bij de bushalte namen we allemaal een slok uit Souhaims chique hoornen zakflacon, dus toen we rond zeven uur de sportsbar binnenkwamen waren we nog steeds uitgelaten, sterker nog, we joelden alsof we met z’n allen een of andere olympische medaille hadden binnengehaald…”. De volgende dag liepen ze allemaal rond met ‘verrotte katerkoppen’.

 

Dan gaan we ons vanzelf beter voelen

Kaleigh werd verliefd op een collega. Daar ga ik het verder niet uitgebreid over hebben, want dat is niet wat mij het meeste interesseert. Wat mij boeit is hoe Kaleigh overeind blijft onder zoveel psychische druk: “… Ik ging meer drinken. Soms al in de pauzes, sowieso bij de bushalte. Maar ja, we gingen allemáál meer drinken, op een middag sloeg Sigrid Souhaims heupflacon in één keer achterover waarop Louis applaudiseerde en Souhaim haar een gespeeld verontwaardigde blik toewierp…”. Nadat Kaleigh zeven weken samenwoonde met haar collega ging de laatste op ‘groen’. Na een boek over voeding en het brein te hebben gelezen vond ze dat ze meer groenten, vetzuren en eiwitten nodig hadden: “… dan gaan we ons vanzelf beter voelen…”. Kaleigh: “… ‘Ja maar, lief, we drinken elke dag minstens vier blikjes bier, dat is toch ook niet goed?’ ‘Maar dat hebben we nodig,’ zei Sigrid beslist, en daarna hield ik maar gewoon mijn mond…”. Meditatieapps deden hun intrede. Gojibessen werden besteld. Thee van bittere kruiden gezet. Gedroogde vruchtjes en zaden kwamen op tafel. Extra helend en súpergezond. “… ‘Supergoed in de markt gezet,’ zei ik…”. Het hielp allemaal niet tegen de nachtmerries bevolkt met zichzelf beschadigende kinderen.

 

Complottheorieën

Hoe meer moeite het kostte het werk vol te houden, hoe heftiger de reactie te ontstressen. Men blowde meer dan ooit. Alcoholgebruik werd een gewoonte; met drank overgegoten in onopvallende petflesjes. Er was sprake van stiekeme snelle seks. Alsof de opgelopen spanning teniet moest worden gedaan door nóg meer spanning. “… Vooruit, het werk dat we deden was volkomen shit maar wij konden het aan, want wij, Sigrid, de jongens en ik, wij waren een team en we sleepten elkaar er wel doorheen…”. Kaleigh merkte dat ze niet meer tegen gewelddadige computerspelletjes kon en dat ze de ‘gewone’ rimram aan shockerende films ‘saai’ begon te vinden. Sommige collega’s  gingen geloven in de complottheorieën waarmee ze voortdurend geconfronteerd werden. De aarde die plat is. Terroristische aanslagen die door overheden zijn beraamd. Dat dodelijke virussen in staatslaboratoria zijn gemaakt (wat inmiddels misschien niet eens zo heel ver bezijden de waarheid lijkt).

 

De Joden hebben het uiteindelijk altijd gedaan

Op  een zeker moment ontstond er een laaiende ruzie toen een stel collega’s een Joodse jongen begon uit de dagen met Soros, de rijkste en je kunt gerust stellen meest gehate Jood ter wereld. Volgens hen waren de Joden erop uit de wereld over te nemen en was de Holocaust waarschijnlijk ook niet echt gebeurd. Soros  zou de enige zijn die ‘de grootste leugen uit de geschiedenis’ kon bekostigen: “… Zo beginnen de filmpjes waarin stap voor stap wordt ‘uitgelegd’ dat er nauwelijks bewijzen zijn voor het bestaan van gaskamers ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Dat Joden in strafkampen uitsluitend aan besmettelijke ziekten stierven, ziektes die werden bestreden met Zyklon B, het gas dat later op hun kleding werd aangetroffen: ‘een volkomen onschuldig pesticide.’ Zulke video’s mogen we alleen verwijderen wanneer ze online gezet zijn in landen waar Holocaustontkenning een strafbaar feit is, en mits plaatselijke instanties actief werk maken van vervolging: Duitsland, Frankrijk, Israël en een raar land als Australië, som ik in gedachten op, terwijl er vlak voor me, op klaarlichte dag, een vrij fatale botsing staat plaats te vinden. ‘Er zijn hooguit vierhonderdduizend Joden gestorven in de Tweede Wereldoorlog,’ dendert Parka verder en Pet probeert hem in te halen: ‘Tegenover twintig miljoen Russische soldaten,’ zegt die, waarop Parka nog eens flink op het gaspedaal trapt; ‘Wel eens gehoord van het Haavara-pact? De nazi’s en de Joden werkten samen om de annexatie van Israël te rechtvaardigen…”. Al voor de coronapandemie hield ik uit pure nieuwsgierigheid sommige complotsites in de gaten. En ik kan je verzekeren: de Joden hebben het uiteindelijk altijd gedaan! Oók onder christelijke consparicy denkers als Robin de Ruiter. Daarom vind ik het werk van Arnon Grunberg en Kevin Prenger ook zo belangrijk.

 

Grenzen

Zonder het in de gaten te hebben, lijkt Kaleigh gaandeweg hoe langer hoe gekker te worden. Ze verloor achteraf gezien haar grenzen steeds meer uit het oog. Het is ook niet verwonderlijk dat een collega in een bar zenuwachtig openbaarde dat hij het niet meer trok: “… Ik voel me geen persóón meer…”. In het persbericht van de advocaat: “… Secundair trauma veroorzaakt door langdurige blootstelling aan schokkende beelden kan leiden tot depressie, angstproblematiek en paranoïde gedachten…”. De wereld waar Hanna Bervoets over schrijft bestaat echt. Aan het eind geeft ze een hele opsomming aan literatuur om verder te lezen.

 

Uitgave: CPNB – 2021, 96 blz., ISBN 978 905 965 804 2

Geen opmerkingen :

Een reactie posten