Menu

vrijdag 7 juni 2024

Ik ben vrij – Lale Gül

 


Peter Gay was in “Het Modernisme. De schok van de vernieuwing” nog bang dat deze beweging zo’n beetje op sterven na dood was. De Turks-Nederlandse schrijfster en columniste Lale Gül (1997) bewijst het tegendeel. Ze stelt de hedendaagse moslimgemeenschap net zo aan de kaak als eertijds de avant-garde de westerse christenheid. Ze heeft álles wat een modernist karakteriseert: “… ‘een klimaat van denken, voelen en opinie’, dat gekenmerkt wordt door ‘de aantrekkingskracht van het afwijkende, het ketterse, (…) de confrontatie met de heilige huisjes’ en door de verplichting die modernisten aangaan ‘tot een principieel zelfonderzoek’, een nooit-eindigende zelfreflectie…”. Zie mijn vorige blog. Gül beschrijft de traditionele moslim op exact dezelfde manier als modernisten de traditionele burger: dom, zelfingenomen, bekrompen, eng en tegelijk almachtig. Met dit verschil: na de Verlichting was de cultuurchristen doorgaans wars van geweld en eerwraak, uitzonderingen daargelaten (één van de Tien Geboden in de Bijbel luidt namelijk: gij zult niet doodslaan). Eerder besprak ik Gül’s debuut: “Ik ga leven”, dat ze volgens haar in een ‘gek Laalmoment’ heeft gepubliceerd. Haar vrijmoedigheid doet denken aan Heleen van Royen. Inmiddels is het drie jaar verder. Gül is niet de mascotte van populistisch Nederland geworden, zoals ik toen vreesde. “Ik ben vrij” is geen roman, eerder een memoir. Het is ook minder literair, het is meer een reactionair pamflet. De bravoure is een stuk gekelderd. In plaats daarvan is er vertwijfeling en diep verdriet gekomen. Alsof er iets is opengebroken. Lale Gül rouwt. Vergeleken met haar leeftijdsgenoten, voelt ze zich een alien. Na dit boek is ze er ook wel klaar mee, vertelt ze in ‘De Ongelooflijke podcast’ van 19 mei 2024. Eén ding is duidelijk: schrijven verandert je.

 

Wat is nou die vrijheid…

Lale Gül is vrij, maar ten koste van wat! Na de publicatie van “Ik ga leven” heeft ze zich jarenlang als een vis op het droge gevoeld, schrijft ze, compleet vervreemd, verward, onrustig. “… Ik had geen enkel idee hoe het ook alweer was om ‘normaal’ te zijn…”. Vanwege doodsbedreigingen kon ze als publiek persoon niet meer anoniem over straat. De druk was enorm. Van het constant over haar schouder kijken, raakte ze uitgeput. Daarom verhuisde ze van Amsterdam naar Bloemendaal. Ze leerde dat vrijheid niet automatisch blijheid betekent. Geen rozengeur en maneschijn. De keuze voor vrijheid bleek een ongelooflijk moeilijke en eenzame weg: “… Soms weet ik ook niet of ik liever heb dat mijn zusje hetzelfde pad kiest als ik, en voor vrijheid kiest, of dat ze zich gewoon prettig voelt in onze familie en cultuur…”. Gül werd depressief. Met de klacht dat ze eigenlijk nergens meer zin in had of energie voor kon opbrengen, belandde ze uiteindelijk bij een psycholoog. “… De mens wordt altijd het slachtoffer van de gevoelens die hij onderdrukt…”, zegt deze. Ze moeten eruit.

 

Uit de kast

Hoe is het Gül vergaan na het uitkomen van haar debuut? Haar ouders weten nog van niets als er op een dag wordt aangebeld en een postbezorger een doos vol netgedrukte boeken in de handen van haar vader duwt. Hij is praktisch analfabeet maar ziet wel haar naam en foto op de omslag staan. Ze maakt hem in de gauwigheid wijs dat het om haar afstudeerscriptie gaat. Haar broer Halil kan ze niet voor de gek houden. Een vriend van hem heeft haar boek in de etalage zien staan. Als hij Gül duidelijk maakt dat hij na al het gedoe dat ze heeft veroorzaakt door te weigeren nog langer een hoofddoek te dragen, niet op nóg meer gezeik zit te wachten, beginnen de konsekwenties van haar daad tot haar door te dringen. Een week na het verschijnen van haar boek wordt ze gevraagd voor een tv-optreden bij Op1. Ze kan met goed fatsoen niet weigeren: het is de droom van iedere schrijver. Twitter ontploft. De taxi die haar haalt, brengt haar ook weer thuis. Ze weet niet hoe ze de leeuwenkuil moet betreden die haar wacht. Terwijl ze midden in de nacht op de stoep voor haar flat zit om moed te verzamelen, komt haar krijsende moeder naar buiten om haar met een schoen naar binnen te meppen. Haar broer treedt tussenbeide. Bij de deur staan allemaal schoenen. De hele familie zit binnen. Het wordt nog veel erger dan ze zich heeft voorgesteld. Iedereen is hysterisch, omdat ze de eer van de familie en de Turkse gemeenschap te grabbel heeft gegooid. En ze hebben het boek nog niet eens gelezen! Halil vangt zo veel mogelijk klappen en schoppen op. De voordeur wordt geblokkeerd zodat ze niet weg kan. Met de bedoeling de Surinaamse buren uit hun slaap te wekken, gilt ze keihard dat ze wordt vermoord. Er wordt al gauw aangebeld. Wanneer de deur opengaat, sprint ze weg, de straat op, zonder jas en met een telefoon waarvan de batterij bijna leeg is. Bibberend van de kou besluit ze Femke Halsema te bellen. De laatste heeft haar een week geleden nog een bericht gestuurd dat ze altijd op haar steun kan rekenen, mocht dat vanwege haar boek nodig zijn. Het is inmiddels vier uur in de nacht. Eerst krijgt ze de voicemail. Even later wordt ze teruggebeld en regelt de burgemeester een schuiladres voor haar: “… Ik ben zo dankbaar dat ik bijna wil bidden…”.

 

Zwart-wit

Gül komt in een safehouse voor bedreigde schrijvers terecht, op het Marineterrein van Amsterdam. Online krijgt ze de haatreacties van zo ongeveer de hele moslimgemeenschap over zich heen. Haar vader en opa worden geweerd uit de moskee, hoort ze, want in islamitische culturen ben je nooit een individu, maar een verlengstuk van je familie. Ze heeft nog steeds liefdesverdriet nadat ze het heeft uitgemaakt met haar vriendje Freek. Haar geliefde oma is twee weken voor haar boek verscheen, overleden aan kanker. Haar moeder sluit zich op in huis en dreigt met zelfmoord. Haar tienjarige zusje Defne wordt op school gepest. Daar zit ze nog het meeste mee. Wat heeft ze Defne aangedaan?! Lezers noemen haar een held, maar zo voelt ze zich allesbehalve. Ze blijft zoveel mogelijk binnen. Kijkt non-stop Netflix-series, terwijl ze zich volpropt met vet- en suikerrijk eten en het op een zuipen zet. Ondertussen vertelt ze over de schizofrene wereld waarin ze als student leefde. Haar dubbelleven. Haar verschillende persoonlijkheden. Dwars door de opsomming van puberale ellende sluipen er soms toch zinnen die getuigen van liefdevolle familieherinneringen: “… Soms vroeg ik me af wanneer dat precies is omgeslagen, op de basisschool deelde ik mijn hele dag met mijn ouders en gaf ik ze kusjes voor het slapengaan of ging ik in hun schoot liggen als we samen tv-keken, terwijl Moeder door mijn haren kriebelde of mijn rug streelde, urenlang, terwijl ze een bord gepelde mandarijntjes voor me had gezet…”. De vrolijke picknicks in zomerse weekends. Hoe ze met z’n allen voetbalden alsof hun leven er van afhing. Hoe ze monopoly, rummikub of mens-erger-je-niet speelden met haar vader die niet tegen zijn verlies kon.“… Ik merk dat ik nog steeds denk in kaders van goed of fout, zwart of wit…”. Dát noem ik nu zelfinzicht.

 

Sterke vrouwen

Ze schrijft dat ze spijt heeft van al het lelijke dat ze over haar moeder heeft gezegd in haar eerste boek: “… Kon ik dat maar terugdraaien. Veel lezers vonden dat ik veel te hard en onbeschoft was over mijn bloedeigen moeder. Dat ik haar geen monster en dictator moest noemen. Ze hebben gelijk, het is absoluut lelijk en onbeschoft, ik snap eerlijk gezegd ook niet hoe ik dat heb kunnen publiceren…”. Om zich direct daarna weer af te vragen waarom ze haar gevoelens richting haar moeder eigenlijk niet mag uiten. “… Is een moeder bij voorbaat heilig, onaantastbaar en feilloos vanwege het feit dat ze moeder is?...”. Hoe moet je dan eerlijk zijn? Is eerlijk zijn fout? Ze vertelt dat ze er achter is gekomen dat veel lezers helemaal geen vrijdenkers zijn. Alsof alleen vrijdenkers lezen. Haar moeder was erger dan haar zachtaardige, emotionele vader. Hij kon niet schelden of schreeuwen. Laat staan slaan. Hij ging nooit naar het theehuis. Had geen enkele interesse voor voetbal of auto’s. Hij had liever dochters dan zonen. En toch. Als haar psycholoog vraagt voor wie ze het meeste respect heeft is het prompte antwoord: mijn moeder. Waarom? Omdat haar moeder zichzelf op de tweede plaats kon zetten. Omdat ze alles voor haar kinderen over had. Omdat ze anderen vrolijk kon maken. Omdat ze met weinig geld het lekkerste eten op tafel toverde. Omdat ze dag in dag uit zorgde dat je van de vloer kon eten. De appel valt niet ver van de boom. Haar moeder lijkt, op haar manier, een even sterke vrouw als haar dochter.

 

Spagaat

Gül vertelt hoe ze na een tijdje haar leven omgooide naar het tegenovergestelde. Een wilde periode van seks, drugs en rock-‘n-roll brak aan. Ze had allerlei dates. Sportte weer elke dag. Haar spannende scharrels zorgde ervoor dat ze niet meer na hoefde te denken over de zogenaamde intellectuele garde in Nederland, die een extreemrechtse pionier in haar zag. Lang niet iedereen vond haar dapper: “… Linkse mensen voelen zich racisten als ze islamkritische geluiden steunen die misstanden aankaarten in een niet-witte gemeenschap…”. Zie de schrijver Abelkader Benali. Emine Uğur keerde zich in Trouw tegen haar. Volgens het NRC haalde Sigrid Kaag Gül’s naam eigenhandig weg uit een voorgeschreven speech over vrouwenrechten. Sylvana Simons werd boos  op een interviewer van Het Financieele Dagblad toen haar mening werd gevraagd over  Gül. Het verhaal dat de witte man bij voorbaat de onderdrukker is, en de gekleurde mens het slachtoffer, lijkt links steeds vaker in een spagaat te brengen. Het hoofd van een literatuurfestival in de hoofdstad van Slovenië besluit een lezing van Gül af te zeggen vanwege de moslimslachtoffers in Gaza: alsof zij er wat aan kan doen dat het daar oorlog is. Mensen zijn slecht in het scheiden van zaken, aldus Gül: “… De witte progressieven gunnen alleen vooruitgang, feminisme en vrijheid van meningsuiting aan hun eigen soort en eigen samenleving, wij mogen niet hetzelfde willen voor onze cultuur en mensen, dan kunnen ze ons niet meer bevoogden en beschermen, en dat is de enige rol waarin ze gedijen…”. Als je het hebt over wit kolonialisme...

 

Integratie

Met rechts heeft Gül zo mogelijk nog minder. ‘Terug naar eigen land’ is geen mening die ze onderschrijft: “… ik wil juist dat er integratie komt, en dat we een open debat voeren over de verschillen, de frictie, maar ook over de overeenkomsten en de hoop die we kunnen hebben voor de toekomst. We moeten met z’n allen door één deur kunnen. De christenen hebben zich ook ontwikkeld en bevrijd van allerlei dogma’s, dus dat kan ook met moslims, daar wil ik op focussen…”. Door het schrijven komt Gül in aanraking met mensen die een soortgelijke geschiedenis als haar hebben. Lotgenoten die ze zonder haar boek nooit tegen het lijf zou zijn gelopen: “… Turkse homo’s, Turkse vrouwen die getrouwd zijn met een Nederlandse man en ook al jaren geen contact hebben met hun familie, Turkse vrouwen die een heel vrij leven eropna houden…”. Ondertussen zijn de bedreigingen en haatmails niet van de lucht. Via de sociale media krijgt ze foto’s van pistolen en onthoofdingsfilmpjes opgestuurd. Sharia4Belgium kondigt in het openbaar af ‘overal in Amsterdam actief te zijn om Lale Gül te vinden’. In de rechtbank kijkt ze een negentienjarige in de ogen die de politie gevaarlijk genoeg vindt om gearresteerd en vastgezet te worden. Een celgenoot waarschuwt haar dat hij obsessief met haar bezig is en echt niet spoort, als hij vrijkomt. Volgens hem kan ze beter in het buitenland gaan wonen. Ze besluit Dilan Yeşilgöz te appen die dan nog minister van Justitie en Veiligheid is. Ze wordt gelijk uitgenodigd om de volgende dag bij haar te komen eten: wat een gastvrijheid!

 

Hechting

We komen wat meer over de achtergronden van Güls soennitische familie te weten als ze de sessies bij haar psycholoog beschrijft. Haar vader blijkt een extreem gewelddadige, agressieve vader te hebben gehad die hem tot bloedens toe sloeg en zijn kinderen liet verhongeren. Zelf zat opa te gokken in het casino en verbraste zijn geld bij de hoeren. Hij verliet haar oma voor een dertig jaar jongere vrouw. Twee van haar ooms schijnen daardoor het slechte pad op te zijn gegaan. Haar oma heeft hen nooit meer gezien. De psycholoog legt uit dat haar vader waarschijnlijk geen veilige hechting heeft gekend en dus geen liefde kon geven. Dat verklaart veel. Ook over haarzelf. Ze beseft dat ze zelf eveneens wantrouwend en onzeker is in relaties. Dat ze er altijd rekening mee houdt dat ze bedonderd wordt. Dat ze gevoelig is voor kritiek en elke teleurstelling voor wil zijn. Daarom geen vastigheid wil. Maar alle vrijblijvende seks laat op den duur toch een gevoel van leegte achter. Volgens de psycholoog lijdt ze aan onvervalste bindingsangst: “… Dan hebt u juist behoefte aan afstand en hebt u het liefst relaties waarbij de emotionele band ontbreekt, dus vlugge contacten…”. Ze leert dat wat zij ‘vrijheid’ noemt misschien ook wel een ‘brevet van onvermogen’ kan zijn. Het is maar hoe je het bekijkt. Heeft ze daarom geen enkele moeite om met haar vaste verkering naar een luxe swingersclub in Valencia te gaan, wat een heiligschennende seksclub blijkt te zijn? Ze beschrijft het avontuur uitgebreid. De psycholoog prikt met zijn indringende vragen moeiteloos door haar arrogantie heen: “… Zou u willen dat iedereen zoals u dacht?...”. “… Voelt u zich beter dan die schaapachtige mensen?...”.

 

Atheïsme

Gül schrijft op een zeer doordachte manier over haar atheïsme. Volgens de schrijfster hebben veel mensen ‘helaas’ de troost van bepaalde verzinsels, verhalen en sprookjes nodig: “… Het geeft ze kracht, houvast, iets om naartoe te leven, iets om voor te vechten. De meeste mensen hebben ideeën nodig om hun leven richting te geven, en kunnen die niet voor zichzelf bedenken. Een geloof heeft velen ook meer te bieden dan het holle atheïsme, waarbij je eigenlijk zegt dat er niets is en ook niets gaat zijn na de dood, en dat er geen vaststaande normen en regels zijn. Het atheïsme heeft geen moraal, dus is het per definitie nihilistisch, want alle moraal is ook maar een mening van iemand, en er is geen enkele reden waarom je het allemaal zou moeten opvolgen. Het geeft ook geen voldoening, je gelooft immers dat slechte mensen wegkomen met slechte daden, ook Hitler, en dat goede mensen eigenlijk nooit beloond zullen worden voor hun weldoen. Dat je je dode oma nooit meer gaat tegenkomen en nooit meer een knuffel gaat geven. Dat alles willekeur en toeval is. Dat je leeft en werkt om te overleven, om na een paar decennia dood te gaan, waarna er niets komt. Dat is vrij… negatief. En hol. En doelloos. Het biedt mensen geen hoop, geen perspectief. En dat ik dat aankan, hier in een van de rijkste landen ter wereld met een relatief welvarend leven, wil niet zeggen dat iedereen die waarheid aankan. Het idee van god houdt velen op de been op deze wereld, want het leven is vaak een lijdensweg. De meesten bekeren zich tot God in de gevangenis, of als ze arm zijn, of een nare ziekte hebben, of bijna doodgaan. Dat zegt genoeg.’ ‘Het houdt ook uw moeder op de been, dus?’ vraagt hij…”.

 

Uitrazen

Ze gaat naar een groot docentencongres in Tivoli Vredenburg waar intolerante islamisten grote problemen hebben met haar ‘islamofobie’ en ‘moslimhaat’. Het lukt hen niet Gül de mond te snoeren: “… Het is net een kickboxbattle geworden door het gejoel…”. Uit wraak koopt ze tijdens haar eerste eenzame kerst een kerstboom. Een vrouw tijdens een boekpresentatie in een theaterzaal in Italië: “… Uw boek doet me denken aan het gezegde: ‘The child who is not embraced by the village will burn it down to feel its warmth.’ Heb ik ook gedaan hoor, tot mijn veertigste, nu ben ik bedaard. Ik hoop jij straks ook…”. Gühl’s vrijzinnig gelovende vriend Noah: “… Geloof me, over pak’m beet vijf jaartjes sta je misschien weer anders in het leven. Nu ben je jong en onbezonnen. Je schreef een boek en zeek je cultuur en geloof af, en dat deed je niet als een idioot die drie woorden Nederlands spreekt, waarvan twee terminale ziektes, en ook niet heel rancuneus zoals een Ebru Umar, maar intellectueel en eloquent. Je hebt wraak genomen in stijl, met charme. Nu zit je nog te veel midden in die roes, maar over een tijdje kan je weer alles relativeren en zie je zelf ook in dat het geloof in God echt niet alleen maar kut en achterlijk is en het atheïsme alleen maar perfect…”. Even verder: “… gun jezelf ook de tijd om alles wat je hebt meegemaakt te verwerken, en misschien ga je dan ook weer anders naar dingen kijken…”. Inderdaad, er komt een dag waarop Gül is uitgeraasd (zie mijn intro).

 

No mercy

Ook al zegt Gül dat Ayaan Hirsi Ali, die zich heeft bekeerd tot het christendom, niet echt meer een lichtend voorbeeld voor haar kan zijn, toch brengt ze tegen het eind van het boek een bezoek aan de Sint-Baafskathedraal in Gent, waar ze zich herkent in een beeld van Jezus. Duidelijk een allochtoon. “… Arme man, denk ik. Hij heeft een gepijnigde blik, waarmee hij me aanstaart. Hij had een boodschap die niet welkom was. Hij kon nog zo hard de waarheid spreken, of een goed mens zijn; het heeft hem de dood opgeleverd. En dan besef ik dat het misschien wel nooit anders is geweest. Dit doen mensen nog altijd. Als de boodschap niet welkom is, schakelen we de boodschapper uit. Overal in het leven gebeurt dit: in de politiek, bij wetenschappers, in de media, maar ook bij schrijvers en sprekers. Bij kunstenaars en cartoonisten…”. Nog één keer gaat ze terug naar huis om te proberen het goed te maken met haar ouders. Haar moeder weigert haar te vergeven. De Koran kent waarschijnlijk geen tekst waarin opgeroepen wordt ‘zeventig maal zeven keer’ te vergeven, wat eigenlijk staat voor zo ongeveer ‘altijd’. De pijn van het afgewezen worden is hartverscheurend.

 

Uitgave: Prometheus – 2024, 368 blz., ISBN 978 904 465 582 7, 22, 95

Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten