(Deze blog verscheen als recensie op de site van "Theoblogie" dec. 2011, www.theoblogie.nl, weblog over theologie)
Filosoof en theoloog Arjan Markus vraagt zich af of het nog wel mogelijk is om, anno 2010 en volledig meedraaiend in onze westerse maatschappij, te geloven in een persoonlijke God.
Een boeiende vraag, vind ik.
Natuurlijk denkt hij zelf van wel. Tenslotte verdient hij zijn geld als dominee. Maar het vanzelfsprekende is hij wel voorbij: “…Ik hoop dat er een geheim is dat onze wereld behoedt voor zinloosheid en ondergang. Stel nu dat dit geheim een ‘Iemand’ is die een ideaal van heelheid nastreeft voor wie kapot is en voor wat kapot is…” (zie mijn blog van 28.10.2010).
Veel mensen hebben de intuitie dat er ‘iets’ is; stel nu dat dat ‘iets’ een ‘Iemand’ is.
Hij heeft een aantal gesprekken gevoerd met twijfelaars en zoekers, en daaruit is “Adieu God. Over het afscheid van een persoonlijke God” ontstaan.
Veel mensen ervaren een kloof tussen wetenschap en religie. Volgens Markus is dat niet nodig. Het conflict ontstaat meestal doordat fysische en metafysische uitspraken niet goed onderscheiden worden. We moeten goed voor ogen houden dat de moderne wetenschap zich beperkt tot fysische uitspraken over onze werkelijkheid. Wetenschap is goddeloos, en dat hoort ook zo, want God is niet empirisch toetsbaar.
Moderne, westerse mensen zijn gewend door een wetenschappelijke bril naar het leven te kijken. Maar ons fysisch verklaren zou dingen uit kunnen filteren. Misschien kunnen we proberen langs de randen van onze bril te kijken?
“We leven niet alleen in een wetenschappelijk universum dat zich (…) volstrekt onverschillig verhoudt tot ons menselijk bestaan en waarin alles te reduceren valt tot impulsen, reacties en toevallige mutaties. We leven als mensen ook in een wereld van gevoelens, verlangens en onontloopbare vragen, vragen naar de zin en betekenis van het menselijk bestaan in het algemeen en van ons eigen bestaan in het bijzonder. Welnu, tegenover die levensvragen staat de wetenschappelijke wereldbeschouwing praktisch met lege handen.”
S.W. Couwenberg
Als er geen wetenschappelijk conflict hoeft te zijn, maakt dat het geloof in een persoonlijke God dan aantrekkelijker?
Vaak niet; zegt Markus. We hechten aan onze vrijheid, verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en autonomie. We zitten niet te wachten op Iemand, die achter de schermen van ons bestaan, aan de touwtjes trekt..
Maar werkt God eigenlijk wel zo? Waarom zou Hij van ons verantwoordelijke wezens met een vrije wil maken; om ons die verantwoordelijkheid en vrije wil vervolgens weer af te nemen?
Met die vrije wil zijn mensen in staat tot ongekende daden van liefde en medemenselijkheid, maar ook tot verbijsterende daden van inktzwart kwaad. En goed en kwaad kunnen in één persoon huizen. Het raadsel van het kwaad heeft een bodem in de raadselachtigheid van de mens.
Markus zegt hierover: “…Ik herinner mij een discussie met een kennis, nadat we samen naar de film ‘Der Untergang’ waren geweest. Ze was verontwaardigd omdat Hitler in de film zulke menselijke kanten had. Hij was aardig voor mensen in zijn naaste omgeving en liefdevol voor zijn hond. Dat was ook het bezwaar van sommige recensenten tegen de film. Hitler was te sympathiek neergezet. Nu is het inderdaad veiliger om het kwaad ver bij je vandaan te houden door het te associeren met extreem slechte mensen. Realistisch is dat echter niet, lijkt mij. De mogelijkheid van het kwaad huist ook in ‘normale’ mensen. Ik weet niet of iedereen tot elke vorm van kwaad in staat is onder ongunstige omstandigheden. Ik hoop het niet. Maar mensen zijn tot veel in staat …” (zie mijn blog van 03.12.2010)
Het is totaal onbegrijpelijk, maar de vreemdste overtuiging in het christelijke geloof is dat God mee lijdt in het kwaad dat mensen overkomt. God is mens geworden in de persoon van Jezus en gaat als mens dood aan een kruis.
Uiteindelijk hopen christenen op een wereld voorbij het kwaad. Op een toekomst waarin alles recht wordt gezet. Dat is verbonden met het idee van de opstanding: “…God heeft in de persoon van Jezus een weg door het lijden gevonden. Een uitweg. Dat hebben de eerste christenen herkend in de opstanding van Jezus uit de dood. Zo beleven veel christenen dat. Het gebeuren van het kruis en de opstanding van Jezus is voor veel christenen een aanwijzing dat God niet in een neutrale betrekking tot deze wereld staat, maar op zeer partijdige wijze betrokken is. Via de vreemde weg van zijn menswording en lijden voert God in deze wereld een strijd tegen het kwaad. Het is een gevecht tegen lijden en onrecht dat mensen ondergaan en dat mensen veroorzaken. God staat daarin tegenover ieder die het kwaad verdedigt en in stand houdt…”
Over geloven en gaan geloven zegt Markus dat het begint met ‘herkenning’: je herkent iets van jezelf in de verhalen over God en mensen. “…Misschien herken je dingen die je zelf had willen doen, keuzen die je eigenlijk zelf had moeten maken. Je herkent iets dat helemaal past bij je eigen situatie, een boodschap. Deze herkenning lijkt op de herkenning die je kunt hebben in de figuren van een roman. Soms kan er een heel duidelijke klik zijn met een personage in een verhaal. Er kan iets zijn in hun leven dat je herkent in je eigen leven. Dit proces is prachtig beschreven door Pascal Mercier in zijn roman ‘Nachttrein naar Lissabon’…”. Jawel: en laat ik hier nu weer eerder een blog over hebben geschreven! (zie 29.11.2010)
Je 'wordt' meegenomen en overtuigd. Dat heb je dus niet zelf in de hand en kun je ook niet zelf organiseren. Met redeneren kom je niet bij een persoonlijke God uit. Het gaat om de ervaring.
Schrijver Willem Jan Otten hierover:
“Waarom ben ik gaan geloven in de incarnatie? Ik ben het nooit van plan geweest! Je kunt zoiets niet van plan zijn, zoals je je van te voren geen echte voorstelling kunt maken van degene op wie je verliefd zult worden.
Hoe is het mogelijk dat ik geloof dat deze historische, kort levende man (Jezus dus) God is geweest? Ik heb zoiets nog nooit van enig ander mens die werkelijk geleefd heeft willen geloven. Ik weet eerlijk gezegd soms niet eens of ik het 'wil' geloven. Ik vraag me af of geloven niet net dat is wat je niet wilde, toen je het aanvaardde.”
Markus neemt in dit boek niet echt stelling, maar gaat vooral de dialoog aan.
Dit boek is voor mensen die niet alles zeker weten:
“Ik ben geen bezitter van de waarheid en wil het ook niet zijn. Dwalen langs de randen van de ketterij past mij uitstekend. Om datgene te vermijden wat men de rust van het geloof noemt, maar wat eenvoudig zelfvoldaanheid is.”
Czeslaw Milosz
Uitgave: Meinema - 2010
Geen opmerkingen :
Een reactie posten