Rond 2010 streek de Oostenrijkse auteur Robert Menasse (Wenen, 1954) een tijdlang in Brussel neer om een schitterende roman te schrijven waarin de Europese Commissie, het uitvoerend orgaan van de Europese Unie, centraal staat: “De hoofdstad” (2017). Pas door het nawoord van vertaler Paul Beers, achterin het boek, kwam ik er tot mijn verbazing achter dat Menasse een rigoureus pleitbezorger van de Europese eenwording is en droomt van de afschaffing van de natiestaat. Daar merk je niets van in het verrassend spannende verhaal waarin hij vernuftig en ironisch de draak steekt met de ratrace van politieke carrièretijgers richting de eeuwige roem (zoals zij menen). Alles moet wijken. Men gaat letterlijk over lijken. Ik geloof helemaal niet zo in Menasse’s utopische idealen: zie alleen al hoe de open grenzen gelegenheid geven overal goedkope arbeidskrachten vandaan te halen die ons ‘rotwerk’ moeten opknappen, wat je toch nauwelijks iets anders als ‘moderne slavernij’ kunt noemen. Ons land heeft onderhand iets van een vastdraaiende centrifuge, met dank aan Brussel. Ik zie op dit moment vooral ‘versplintering’ en ‘ontwrichting’ ontstaan. Doorgevoerde centralisatie lijkt met name wind in de zeilen van populisten te blazen. De Brusselse burelen doen me eerder aan het kasteel van Kafka denken dan aan de Gouw van Tolkien. Mensen voelen zich in de kou staan. Vervreemd. Onveilig. Letterlijk: ‘ontheemd’. Je denkt toch niet dat Oekraïne zich doodvecht om zichzelf vervolgens op te heffen ten faveure van een Europese superstaat? Idealen hebben altijd een zwarte kant. Is er geen ‘gulden middenweg’? Geen ‘menselijke maat’? Geen en/en in plaats van of/of? Daarbij: een gewaarschuwd mens telt voor twee. De ‘Torenbouw van Babel’ lukte al niet. Het Romeinse Rijk ging ten onder. Napoleon heeft het geprobeerd. Hitler ook, op zijn manier (paradoxaal genoeg). Om het over Trump maar niet te hebben. Toch snap ik Menasse wel. In 2002 verscheen zijn roman “De verdrijving uit de hel”, over de vlucht van Menasse’s verre voorouder Menasseh ben Israel voor de Portugese inquisitie naar vrijstad Amsterdam, begin 1600. Dit verhaal wordt vervlochten met de geschiedenis van een twintigste-eeuwse nazaat uit een familie die heeft geleden onder het naziregime. Volgens Menasse leidt nationalisme tot racisme, racisme tot oorlog, en oorlog tot Auschwitz: ‘nie wieder’ – weet-je-wel. Ondertussen is het 2025 en lijkt het in de Europese Unie alleen nog maar om ‘oorlog en geruchten van oorlog’ te draaien: ‘de Russen komen’. Het kan verkeren. Wat is wijsheid?
Als je iets onbegrijpelijks meemaakt – hoe vrolijk is dan het leven
Waar ik eveneens te laat achter kwam: achterin het boek (in plaats van voorin) staat een lijst van hoofdpersonen, wat heel handig is, omdat er zoveel figuren voorbij komen dat het op den duur voor je ogen gaat draaien. Menasse begint ook in de proloog met een grappige kleine voorstelronde, door een varken door het centrum van Brussel te laten rennen waar allerlei mensen zich een hoedje van schrikken. David de Vries, die voor het laatst door het raam van zijn onttakelde woning kijkt omdat hij op het punt staat naar een bejaardentehuis te verkassen. Karl-Uwe Frigge, die naar voren wordt geworpen als de taxi waar hij in zit een noodstop moet maken voor het beest. Fenia Xenepolou die op haar afspraak wacht in een restaurant en zich ergert aan de kelner die ‘als een lastige wesp om haar heen zoemt’, tot hij stomverbaasd uitroept: ‘Een varken!’. Gouda Mustafa, die er bijna tegenop botst en in paniek zijn evenwicht verliest: is hij aangeraakt door het onreine dier? Professor Alois Erhart die hem helpt op te staan. Ryszard Oświecki, een duister figuur die met zijn capuchon over zijn hoofd gehaast door de stad loopt, tot het beest zijn weg verspert: “… het had iets belachelijks en bedreigends. Het was volkomen raadselachtig: waar kwam dit varken vandaan, hoe kon het daar staan?...”. De toeristen lachen: hoort het bij de plaatselijke folklore? Is dit een of ander lokaal fenomeen? “… Als je iets onbegrijpelijks meemaakt waar je ook niet verwacht alles te begrijpen – hoe vrolijk is dan het leven…” (zie John Fowles in mijn vorige blog: mysterie geeft energie).
Ondertussen
Terwijl Martin Susman, die zelf niet snapt hoe hij als zoon van een varkensboer in de Europese politiek is beland, kijkt naar twee drollen mosterd (zoet en scherp, hij kan niet kiezen), “… Het staren naar mosterd op een bord, terwijl in de pan een worst verbrandt, is in de vakliteratuur nog nooit als ondubbelzinnig en typerend symptoom van een depressie beschreven – toch kunnen we het als zodanig interpreteren…”, klinkt er een schot. Ondertussen zit monnik/moordenaar Ryszard Oświecki, werkzaam voor de geheime dienst, te bidden in een kerk. Zijn bijnaam: Matek, koosnaam voor Mateusz, naar ‘Mattheus de tollenaar’, de nieuwe naam die hij als pupil op een Pools seminarie heeft gekregen: “… Als Mateusz vervulde hij zijn missie, als Matek werd hij gezocht, als Ryszard glipte hij door de mazen…”. Terwijl hij de kerk uitloopt, hoort hij de sirenes en ziet hij de roterende zwaailichten: “… Eigenlijk benijdde Mateusz Oświecki zijn slachtoffers. Zij hadden het achter de rug…”. Ondertussen wordt emeritus hoogleraar Alois Erhart tegengehouden bij zijn hotel: “… Moordbrigade. Een man was in een kamer van dit hotel doodgeschoten…”. Erhart filosofeert over de ziel als ‘zwart gat’ Het doet me denken aan Jorge Luis Borges die voor mij zoveel verduidelijkte aan de hand van de calvinistische Hawthorne die het hart zag als een ‘kleine, onbegrensde bol’, niet gevuld met licht maar met de donkere erfzonde waarvan de misdaad en misère op aarde de symbolen zijn. Hawthorne liet zich meeslepen door de gereformeerde doctrine van de ingeboren slechtheid van de mens. Ondertussen ontmoet Fenia Xenopoulou in een Grieks restaurant de machtige europarlementariër Kai-Uwe Frigge, die haar moet helpen haar promotie naar hoofd van het departement Cultuur ongedaan te maken, waar ze volgens eigen zeggen ‘stikt’: “… Ze ervoer deze bevordering als een stap terug, als carrièrebreuk, als een wegpromoveren…”. Ze had economie gestudeerd, ze wil terug naar Handel. Cultuur heeft geen status, is “… nog minder zinvol dan monopoly spelen…”. En Kai-Uwe Frigge? Hij denkt eigenlijk nooit na over zijn leven. Hij is ooit op de trein gestapt en bevindt zich sindsdien op de rails: “… Hij wist in zijn binnenste dat het vaak puur geluk was als je niet ontspoorde…”. Ondertussen valt het oog van politiecommissaris Brunfaut buiten op het raam van een verlaten huis. Staat daar nu een man? “… De zwarte wreker. Het fantoom. De schaduwman…”. Hij ziet eruit als een stripfiguur. “… Op alle hoeken en gaten van deze stad waren huismuren en brandgevels tot aan de dakvorsten met stripfiguren beschilderd, met kopieën en variaties van de tekeningen van Hergé of Morris, de dieren van Bonom of werk van de jongens die zich als de opvolgers van deze kunstenaars zagen. Als Brussel een open boek was, dan was het een stripboek…”.
Varkensoren
Martin Susman gaat uit eten met zijn broer die de zaak van wijlen hun vader heeft overgenomen en denkt dat Martin eigenhandig het hele Europese parlement naar zijn pijpen kan laten dansen. Welnu: in China vreten ze alles, ook slachtafval. Voor varkensoren en staarten zijn ze bereid de filetprijs te bepalen. Alleen onderhandelt China niet met de EU, maar met elk land afzonderlijk, en speelt ze tegen elkaar uit. Broer kan tien miljoen oren leveren. China wil er honderd miljoen. Dus gaat de koop niet door. Broer wil dat de Europese Commissie met de Chinezen gaat praten zodat de Europese landen gezamenlijk die honderd miljoen kunnen leveren. De Commissie, waar volgens hem alleen domoren en gekkies werken, heeft echter een andere agenda. Is dondeju van mening dat er in Europa te véél varkens zijn. Wil, omgekocht of afgeperst of verblind door de dierenbeschermingsmaffia en de vegetariërslobby, de varkensproductie juist reduceren: “… Ik vraag me af wie hier de varkens zijn…”. In plaats van steunmaatregelen zadelen ze de varkensboeren op met verplichtingen: ligboxen worden verboden, ventilators met diffusors zijn verplicht. En wie gaat de peperdure HDT-systemen betalen? Zeg het maar.
De tentakels van de macht
De politiecommissaris vindt Brussel ’s morgens vroeg het mooist, als er nog geen toeristen zijn, “… jagend op de bevestiging van de clichés die ze in hun hoofd meebrachten, mensen die hun ogen door tablets en camera’s vervangen hadden…”. Even verder: “… In het jaar 1914, had zijn grootvader verteld, was Brussel de mooiste en rijkste stad van de wereld geweest – toen waren ze driemaal gekomen, tweemaal met laarzen en geweren, daarna met gymschoenen en fototoestellen…”. Bij de acht-uur-briefing moet hij meedelen dat ze, buiten een misplaatst varken, niets wijzer zijn geworden inzake de ‘Atlasmoord’: “… Ze hadden een mannelijk lijk, identiteit onbekend. De man had onder een valse naam in het hotel overnacht, zogenaamd een Hongaar uit Boedapest, maar zijn pas was vervalst …”. Even later wordt hij op het kantoor van zijn leidinggevende geroepen: het onderzoek wordt gestopt. De zaak is klaar. Zand er over. “.. Het was de derde keer in de laatste vijf jaar dat hij naar een plaats delict was geroepen en voor een lijk had gestaan – dat de volgende dag niet meer bestond…”. Is Brussel de plaats van het ‘jongste gericht’? De ‘opstanding van de doden’? Hij zegt dat hij het ‘niet begrijpt’. Heeft blijkbaar niet al teveel met zijn meerdere op: “… Brunfaut keek die idioot woedend aan. Zijn domme egelkapsel. Met gel bedwongen. Alsof de veel te strak geknoopte stropdas hem de haren te berge deed rijzen…”. Er zijn strikte orders van bovenaf om over de zaak te zwijgen: “… U hoort dit aan, maar het werd nooit gezegd, duidelijk?...”. Als klap op de vuurpijl wordt de politiecommissaris ook nog eens ongevraagd met verlof gestuurd. Op zijn werkkamer stelt hij vast dat er niets meer over het dossier is te vinden. Op zijn computer is alles gewist wat met de zaak te maken heeft. “… Daar trommelden zijn vingers weer op het toetsenbord, hij googelde: wat hadden de media over de moord in hotel Atlas bericht? Niets. Welk trefwoord hij ook ingaf, niets, geen resultaat. In geen enkele krant had een artikel gestaan. De moord had niet plaatsgevonden…”.
Duits ondergoed is het beste voor Auschwitz
Matteusz de moordenaar, zoekt op het vliegveld een verlaten gebedsruimte op. Hij wil bidden: hij heeft de verkeerde man geëxecuteerd (had hij professor Erhart moeten hebben die immers ook in hetzelfde hotel logeert?). Hij weet niet dat hij in een vliegtuig met Martin Susman zit, die een dienstreis naar Auschwitz maakt om de jaarlijkse herdenking mee te maken. Sarcastisch beschrijft Menasse hoe iemand van het welkomstcomité Martin heeft geadviseerd degelijk Duits ondergoed te kopen omdat het venijnig koud kan zijn in Polen: “… Duits ondergoed is het beste voor Auschwitz…”. Op de plaats van bestemming: “… Hij was bang geweest voor deze reis, had zich alleen tegen zijn zin, met grote weerstand, op het bezoeken van de gedenkplaats en het museum voorbereid, uit angst voor de schok het onbeschrijflijke te zien. Maar er een museum van maken doodt de dood, en het herkennen verhindert de schok van het zien. De drankautomaten waar de toeristen in het kamp voor tien zloty warme dranken of chocoladerepen konden kopen, hadden hem meer geschockeerd dan de al zo vaak op foto’s of in documentaires geziene bergen haar, schoenen of brillen…”. Alles komt op Martin over als een groteske parodie. De automatenfirma heet ‘Enjoy’. Als hij in de kampstraat voor de ruïnes van het crematorium een sigaret opsteekt, staat er ineens iemand in uniform voor hem die zegt: ‘No smoking in Auschwitz’. De achterkant van zijn bezoekersbadge heeft als tekst: ‘Verliest u deze Card niet. In geval van verlies hebt u geen recht in het kamp te verblijven’.
Verliefd op zichzelf
Een prachtig fragment gaat over Fenia Xenopoulou die als doodarme student uit Cyprus wist op te klimmen naar de macht, door onder andere te trouwen met een vijftien jaar oudere advocaat (“… zo trots als haar ouders waren…”). De glans van haar huwelijk verbleekte al snel: “… Als ze zich aan Schat overgaf in de whirlpool van zijn woning, voelde ze ondraaglijk duidelijk hoe leeg het allemaal was; hij was te trots op zijn whirlpool, hij genoot niet van de luxe waartoe hij het gebracht had, maar van het gevoel daar indruk mee te maken, hij genoot van de symbolen van een bevoorrecht leven, maar niet van het leven zelf, hij was verrukt dat hij, hij deze mooie jonge vrouw kon bezitten, hij was verliefd op zichzelf, maar zij had algauw het gevoel inwisselbaar te zijn, hij meende ‘liefde te bedrijven’ – een formulering die ze zotter vond dan welke ordinaire uitdrukking ook – maar bedreef alleen maar eigenliefde. Ze kwam via hem in andere kringen, en daar zag ze dat hij niet de grote meneer was die hij in de ‘Spilia’ had geleken, maar een nerveuze burgerman die slijmerig met de werkelijk rijken aanpapte, in wezen een minder soort advocaat, die met de stinkende vissen die hij aan land trok goed genoeg verdiende om te denken dat hij al in het voorportaal van geld en macht zat. Toen Fenia zich terugtrok en steeds consequenter haar eigen weg ging, meende Schat plotseling toch van haar te houden. Hij toonde dat door emotioneel naar voren gebrachte verwijten, door een neurotische verlatingsangst die hij voor een bewijs van liefde hield, door een gevoelsstorm die zo heftig was dat je hem met moordlust kon verwisselen. Bijzonder schandalig vond Fenia dat hij dankbaarheid van haar eiste. Dat was toch krankjorum: dankbaarheid van anderen eisen nadat je jezelf bevredigd had!...”. Zie mijn vorige blog waarin John Fowles de opkomst van het ‘auto-erotische’ persoonlijkheidstype voorspelde dat de moedertiet maar niet ontgroeit.
Fantoomvarken
Binnen de kortste keren wordt het fantoomvarken een mediaster. ‘Metro’ en ‘De Morgen’ schrijven er over. Op een plattegrond wordt met vlaggetjes gemarkeerd waar en wanneer het dier door ooggetuigen is gezien. Een deskundige berekent de onmogelijkheid van een varken dat in vliegende vaart dergelijke afstanden aflegt, dus zijn er twee opties: of het gaat om een broodje-aap-verhaal of om een ‘horde varkens’. En wat doet de politie?
Verbinding
Fenia Xenopoulou pakt haar kans als er een ‘sexy’ jubileumfeest op touw moet worden gezet vanwege het vijftigjarige bestaan van de Europese Commissie. Dit is natúúrlijk een varkentje dat gewassen moet worden door het muurbloempje van de Europese Commissie, de afdeling Cultuur, en dé gelegenheid om zichzelf op de kaart te zetten. Vervolgens legt ze de opdracht op het bordje van haar ondergeschikten, waaronder grijze muis Martin Susman in zijn verkreukelde outfit: “… glimlachend priemde ze blikken in zijn pak als naalden in een voodoopop…”. Kom er maar in, jongens! Martin Susman heeft na zijn reis een briljant idee. De Commissie is niet internationaal, maar supranatinaal. Staat boven de naties. Het gaat om wat de burgers verbindt, niet om wat hen scheidt. Welnu: “… Niets in de geschiedenis heeft de verschillende identiteiten, mentaliteiten en culturen in Europa, de religies, de verschillende rassen en vroeger vijandelijke wereldbeschouwingen zo verbonden, niets heeft een zo fundamentele gemeenschappelijkheid van alle mensen tot stand gebracht als de ervaring van Auschwitz…”. Het doet me denken aan een theoloog die het ooit had over de ‘Auschwitz-religie’. Sinds het christendom had afgedaan was het ijkpunt voor ‘goed en kwaad’ de Tweede Wereldoorlog geworden: “… Deze ervaring, en de eensgezindheid dat een dergelijke misdaad zich nooit meer mag herhalen, heeft het project van de eenmaking van Europa pas mogelijk gemaakt…”. Misschien moeten ze de kampoverlevenden, of tenminste één kampoverlevende, want er zijn er vast niet zoveel meer, tot spil van het feest maken. Een en ander zou het slechte imago van de Commissie, die louter lijkt te bestaan uit haar economische politiek die door steeds meer mensen wordt afgewezen, kunnen opkrikken. IJverig gaat men op zoek naar overlevenden. Tenslotte vinden ze iemand net naast de deur: David de Vriend.
Shitstorm
“… Wij zijn moordenaars…”, aldus een Eurobons van communicatie tegen de politiechef, wat hij bewijst met de verontrustend stijgende zelfmoordstatistieken na het bezuinigingsbeleid voor Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje. Wat hij geacht wordt te doen is het beter functioneren van alle afdelingen te waarborgen, “… bijvoorbeeld door ter besparing van het nagelknippen nu alle vingers te amputeren…”. Hij trekt het niet meer. Een nieuwe shitstorm trekt door de sociale media. Geruchten duiken op dat de Commissie, omgekocht door lobbyisten van de grote farmacieconcerns, een verbod op homeopathie van zins is. Grote koppen verschijnen op de voorpagina van kranten: “… Brusselse beambte doorgeslagen?...”. Hoe de lastercampagne te stoppen? Verder lopen er ook nog twee jonge heren rond van de Task Force Ukraine die ‘de Salamanders’ worden genoemd. Ze worden geacht de hulpprogramma’s voor Oekraïne te ontwikkelen om de democratische beweging na de Maidanrevolutie te ondersteunen. Dat is precies waar de hele oorlog van nu om draait: ze zullen het wel druk hebben inmiddels.
Het Vaticaan
De politiecommissaris die op non-actief is gesteld, wil nu wel eens het fijne van de zaak weten en vraagt een geniale informaticus het computernetwerk op zijn werk te hacken. Alle lijnen leiden naar een aartsbisdom in Posen, het oudste rooms-katholieke diocees van Polen: “… Daar komt informatie van verschillende geheime diensten samen, maar in veel grotere mate gaat van daaruit informatie naar de NATO en samenwerkende geheime diensten…”. Wat heeft de katholieke kerk met de NATO van doen? De informaticus komt er achter dat het Vaticaan samenwerkt met de westerse geheime diensten: “… wie heeft er in elk gat een agent zitten? Het Vaticaan. Waarom? In elk gat zit een priester. Wie hoort in elke uithoek de geheimste geheimen? De priester, niet in de laatste plaats via de biecht…”. De Kerk zou er een doodseskader op na houden die vermeende terroristen of zogeheten haatpredikers neerknalt, en zo het werk van de geheime diensten opknapt die belemmerd worden door de rechtspraak. Op hun beurt steunen de geheime diensten de Kerk weer, door het betreffende geval aansluitend in rook te laten opgaan. De politiecommissaris gelooft er allemaal geen zak van.
Kill the project
Fenia Xenopoulou mag haar idee over de jubileumviering aan de hoogste baas uitleggen, die direct onderkent dat het een idioot plan is, maar haar vrolijk aan het lijntje houdt. Ondertussen dropt hij hier en daar het een en ander. Hij weet precies hoe de hazen lopen. De dag daarop belt de Hongaarse minister van Buitenlandse Zaken al met de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken om hem te informeren over het feit dat “… de Commissie onder het voorwendsel van een jubileumfeest een proces in gang wil zetten dat tot afschaffing van de Europese naties moest leiden…”. Polen wijst er op dat het vernietigingskamp Auschwitz een Duitse misdaad en daarom een uitsluitend Duits probleem is: “… Bondsrepubliek Duitsland werd van harte uitgenodigd het Duitse vernietigingskamp op Poolse bodem te ontmantelen en in Duitsland als museum tentoon te stellen. In elk geval zou een herinneringscultuur van misdaden die door bezettingsmachten op Poolse bodem begaan werden, niet geschikt zijn als moreel baldakijn boven een economische gemeenschap…”. Oostenrijk meldt dat het in Oostenrijk niet valt te verkopen dat een Pools kamp, waarin duizenden Oostenrijkse slachtoffers zijn gevallen, nu een motief is om de Oostenrijkse natie ter discussie te stellen. De Tsjechische republiek laat fel weten dat haar regering niet zal toelaten dat de Europese Unie een campagne plant ter zogenaamde verwerking van het verleden, waarmee Tsjechië eens te meer van de landkaart wordt geschrapt. Een soortgelijk schrijven komt van Slowakije. Italië vindt dat het feest in Rome moet worden gehouden. Vanwege het ‘Verdrag van Rome’ (de Commissie heeft haar oorsprong echter helemaal niet in het Verdrag van Rome, maar in dat van Parijs, en in haar huidige vorm in de top van Den Haag: “… Hoe kon men zoveel vergeten en toch zoveel praten!...”). Waarom de Joden, en niet de sport, oppert Polen. Misschien omdat de nationale populistische partijen vergeleken met het nationalisme van de sportbonden in de lidstaten een peulenschil zijn? Duitsland is van mening dat de focus op Auschwitz de moslims uitsluit van het project der Europese eenwording. Bovendien doen de Joden precies hetzelfde met de Palestijnen wat henzelf eerder is aangedaan (volgens mij zou ieder land met een dergelijk bezwaar kunnen komen behálve nu juist Duitsland). Een beambte vreest dat het Verenigd Koninkrijk haar vertegenwoordigers de opdracht zal geven om het project te steunen en openbaar te maken om het in eigen land te kunnen afkraken en belachelijk te maken, als verder bewijs voor de noodzaak van de brexit: 'kill the project'!
The Great Reset
Als de gerenommeerde emeritus hoogleraar Alois Erhart het oorspronkelijke doel van de moordenaar zou zijn geweest, wat voor vreselijks kleeft hem dan aan? Hij mag als lid van de denktank ‘New Pact for Europe’ zijn laatste lezing houden: “… Het ging om zijn terechtstelling, om het einde van zijn leven in de wereld van experts…”. Hij wast zijn jonge publiek de oren: “… U zoekt niet naar de waarheid, omdat u de mainstream voor de laatste stand van de waarheid houdt…”. Even verder: “… En ik zeg dat we haar niet per se nader komen als we ons op de tijdgeest oriënteren…”. Als een soort Klaus Schwab probeert hij zijn gehoor duidelijk te maken dat het tijd is voor een ‘Great Reset’, “… dat we behoefte hebben aan iets volkomen nieuws, een postnationale democratie, om een wereld gestalte te kunnen geven waarin geen nationale economie meer bestaat…”. Hij bezweert zijn toehoorders geen meelopers met de status quo te zijn. Zo moeilijk is verandering niet. Ze zouden bijvoorbeeld kunnen beginnen alle nationale paspoorten door een Europese pas te vervangen. En verder moet de Europese Unie een nieuwe, geplande, ideële hoofdstad bouwen. En wel in Auschwitz, want: “… ‘Nooit meer Auschwitz’ is het fundament waarop de Europese eenwording werd opgericht…”. Eigenlijk denkt hij dus in dezelfde trant als Fenia Xenopoulou. Volgens hem zit er urgentie achter. Momenteel is er een generatie aan de macht “… die zich althans nog verplicht voelde zachtjes waarschuwend dit ‘Nooit meer’ uit te spreken. Maar daarna? Als de laatste mens gestorven zal zijn die kan getuigen vanuit welke afgrond Europa zichzelf opnieuw moest uitvinden – dan was Auschwitz voor de levenden even ver weggezonken als de Punische oorlogen…”. Het is wel ér-rug kras om de oude professor vanwege zijn wilde ideeën uit de weg te willen ruimen. Lees ik er dus teveel in? Op het eind van het boek ontploft er een bom in een metrostation waarbij uitgerekend kampoverlever David de Vriend omkomt. Had Matteusz de moordenaar deze terroristische aanslag moeten voorkomen?
Uitgave: De Arbeiderspers – 2018, vertaling Paul Beers, 432 blz., ISBN 978 902 952 367 7, € 28,99
Rechtsreeks bestellen bij bol: klik hier