Menu

zaterdag 25 oktober 2025

De lessen van don Juan (Verslag) – Carlos Castaneda

 

 

 

Ik was zeer  geroerd door een filmpje dat ik voorbij zag komen op YouTube over de queeste van ene Joël, die hem helemaal naar Peru bracht om via ayahuasca, een plantaardige drug, te ‘trippen’ in de jungle: zie hier. De ‘leegte’ bleef. Uiteindelijk vond hij rust in het christendom. Een ‘gebrekkige’ mythe wist hij in te ruilen voor een ‘voldoening schenkende’ mythe, zou Bernardo Kastrup zeggen (zie mijn vorige blog). Wat mij het meeste trof was Joëls ‘echtheid’. Zijn geweldige hunkering naar ‘meer’. Dat herken ik wel: dat heb ik ook altijd gehad. Onze existentiële wanhoop duwt onze ziel naar het transcendente, aldus Kastrup. In zowel Dan Browns nieuwste thriller, “Het ultieme geheim”, als in Kastrups verzonnen ‘mythe’, voert een wetenschappelijk team met behulp van elektronische stimulatie experimenten uit die de onzichtbare werkelijkheid dichterbij brengen. Daarbij worden ook drug gebruikt. Dan Brown noemt het werk van de antropoloog Carlos Castaneda (1925 – 1998), dat aan het verhaal van Joël doet denken. In 1960 maakte Castaneda op 26-jarige leeftijd een studiereis naar het zuidwesten van de Verenigde Staten. Zijn belangstelling gold vooral de geneeskrachtige planten die door de Indianen in die streek werden gebruikt. In Arizona ontmoette hij, naar eigen zeggen, bij toeval een oude Yaqui Indiaan, don Juan geheten. Don Juan bleek iemand te zijn die over uitzonderlijke vermogens beschikte, hij was een ‘man van kennis’, een ‘brujo’, een tovenaar. Castaneda kwam onmiddellijk in zijn ban en zou tien jaar lang zijn leerling zijn geweest. Via het gebruik van hallucinogene middelen werd hij ingewijd in een andere, aparte werkelijkheid. Over deze ingrijpende verandering in zijn leven, en de zowel angstaanjagende als verbluffende mogelijkheden heeft Carlos Castaneda vier boeken geschreven: “De lessen van don Juan” (1972), “Een aparte werkelijkheid” (1973), “Reis naar Ixtlan” (1975) en “Kennis en macht” (1976). Tegenwoordig denken veel critici dat de verhalen van Castaneda fictie zijn, maar dan is het nog altijd steengoede fictie. Of, beter gezegd, ‘fact-fiction’.

 

God aan een touwtje

Van de zomer liep ik door het centrum van Den Haag waar ik legio paddoshops tegenkwam: plantaardige drugs zijn blijkbaar helemaal hip. Jongstleden 26 juni 2025 verscheen er een artikel in Trouw over de vraag of je God kunt ontmoeten via paddo’s. Aan de Vrije Universiteit kunnen toekomstige geestelijke verzorgers zelfs het vak ‘psychedelica en zingeving’ volgen, las ik. De theologen Arnold Huijgen en Sanneke Brouwers zijn echter zeer voorzichtig. Het christendom kent zeker ‘middelen’ om met God in contact te komen. Dan gaat het natuurlijk nooit over psychedelica, maar over de sacramenten: brood en wijn. En wel in zulke kleine hoeveelheden dat je er geenszins verzadigd door, dan wel dronken van, kunt worden. Een godservaring komt volgens het christendom dan ook van God. Je hebt zoiets niet zelf in de hand. Als zingevingsmiddel is psychedelica een typisch modern verschijnsel: het is altijd en direct beschikbaar en werkt geheid. Heeft een ‘quick fix’-karakter. Echter: Bijbelse personages die denken God aan een touwtje te hebben, komen dikwijls bedrogen uit. Brouwers: “… We moeten niet denken dat we ‘recht’ hebben op een godservaring. Of dat geloof een ‘event’ is, een ‘instagrammable’ beleving…”. Een godservaring kun je niet afdwingen, maar ‘overvalt’ je: zie mijn vorige blog. Huijgen: “… Hartmut Rosa (Duits socioloog) zegt dat de mens juist opleeft van de momenten die niet op aanvraag beschikbaar zijn. Een plotselinge verliefdheid, of de zon die opeens doorbreekt. God zit juist vaak waar je God niet verwacht, je kunt het niet organiseren…”. Over Joëls ‘hunkering’: “… Juist de afwezigheid van de godservaring is ook een centraal onderdeel van het christelijke geloof. Denk aan Jezus aan het kruis, die roept: ‘mijn God, waarom heeft u mij verlaten?’ Volgens de Tsjechische priester Tomáš Halík zit de diepste spiritualiteit juist in het geduld met God, in het wachten. Daarbij hoort zoeken en twijfelen…”. Toch wordt in de christelijke traditie ook gepoogd mystieke ervaringen uit te lokken. Zie het verhaal over de in vervoering geraakte profetenschool in 1 Samuel 19:18-24. Mystici trokken de woestijn in, leefden ascetisch, vastten langere tijd. Gelovigen bidden, bestuderen de heilige geschriften, visiteren religieuze samenkomsten waar ze samen ‘clubliederen’ zingen: Kees van Ekris vindt dat het ‘koor’ dat in een voetbalstadion opklinkt zeker iets ‘sacraals’  heeft – de rillingen lopen over je rug. Moslims bezoeken de Ka’aba. Katholieken gaan naar Lourdes. Zinzoekers lopen de Camino. Bernardo Castrup (zie mijn vorige blog) heeft het over acties die je ‘aan de rand’ van het transcendente brengen.

 

Allegorie

“De lessen van don Juan” is wellicht de eerste roman over hallucinatoire ervaringen met de planten peyotl (Lophophora williamsii), Jimson kruid (Datura inoxia), en een paddenstoel (Psilocybe mexicana). In het boek van Dan Brown kan het manipuleren van de neurotransmitter GABA, bijvoorbeeld door middel van hallucinogene stoffen, maken dat je brein toegang heeft tot het onbewuste. Op de een of andere manier lijkt het onbewuste een raadselachtige ‘Zwischenwelt’ te zijn, vergelijkbaar met de ‘hemelse gewesten’ van Paulus, waar naast ‘goede engelen’ (zie “De verdwijning van de engelen uit kerk en theologie” van dr. F. de Graaff) ook ‘overheden, machten, wereldheersers der duisternis en boze geesten’ huizen (Efeze 6:12). Zie ook het oorspronkelijk heidense Pantheon in Rome, dat gewijd was aan ‘alle goden’ in de onzichtbare wereld, met in de koepel het symbool van de ‘God der goden’ in de hemel. Volgens de Bijbel woont Hij in ‘een ontoegankelijk licht’. Misschien gaat het ook wel om de ‘gewone werkelijkheid’, die volgens Bernardo Kastrup waarschijnlijk enkel in ons hoofd zit, maar die we onder invloed van drugs alleen ‘anders’ zien, maar dat terzijde. Castaneda noemt zijn boek zowel een ‘etnografie’ als een ‘allegorie’. Veel schrijvers hebben geestelijke boodschappen in allegorieën verpakt. Zie bijvoorbeeld “De goddelijke komedie” van Dante, “A Pilgrim’s progress” van John Bunyan of “De kronieken van Narnia” van C.S. Lewis. Castaneda zegt ons mee te willen nemen naar ‘dat ogenblik van schemering’ tussen licht en donker, wanneer ‘de deur naar de andere wereld op een kier staat’.

 

Leerling

Castaneda kent don Juan al een tijdje als de laatste hem vraagt zijn ‘leerling’ te worden. Ook als don Juan hem vertelt over de ‘diableros’, de ‘boosaardige personen’ die ‘zwarte’ toverkunst gebruiken om zichzelf in een dier te veranderen, gaat er geen rood lampje bij Castaneda branden. Net zomin als Joël zich in het filmpje laat tegenhouden door het feit dat hij over zwarte slangen droomt. Castaneda herinnert zich een situatie waarbij een grote prairiewolf in de koplampen van zijn auto kijkt. Zijn twee Indiaanse meerijders lachen hem uit als hij over de diableros begint. Voor de westerling moge de lessen van don Juan misschien overkomen als exotische abracadabra, zelf stelt don Juan ze voor als een systeem van logisch denken, aldus Castaneda. 

 

De goede ‘sitio’

Wanneer hij op een avond rond zeven uur wil vertrekken van een bezoek aan don Juan, en hem voor de zoveelste keer vraagt naar ‘peyotl’, waar don Juan tot dan toe nooit op in heeft willen gaan, zegt hij ineens dat Castaneda er moe uitziet en moet proberen om zijn ‘juiste plek’ op de veranda te vinden. Dat is de plek die geen energie slurpt, maar energie geeft. Daar voel je je het allerbeste: van nature krachtig en gelukkig. Vervolgens laat hij Castaneda alleen, die de hele nacht over de vloer kruipt en rolt, tot hij eindelijk meent een plaats met een aparte lichtschakering te zien waar hij tegen de ochtend in slaap valt (terwijl een andere plek juist angst bij hem oproept). Hij wordt gewekt door een uitermate tevreden don Juan. Hij zou zijn goede ‘sitio’ hebben gevonden. De beste manier om die te vinden bestaat erin hun respectieve kleuren te ontdekken. Nu is hij klaar voor peyotl. Daar moet hij genoeg ruggengraat voor hebben. Het vereist veel doorzettingsvermogen. “… Het was mij niet duidelijk of ik nu een probleem had opgelost of niet, en ik was er in feite niet eens van overtuigd dat er een probleem had bestaan; ik kon het gevoel niet vermijden dat de hele belevenis geforceerd en willekeurig was…”. Het lijkt allemaal een spel: alleen al door te ‘doen alsof’ raak je in een andere bewustzijnstoestand.

 

Euforie

Twee weken later stapt hij met don Juan en nog vijf andere Indianen in een gammele vrachtwagen. Na een uur rijden, bereiken ze een armoedig huis waar hij een koffiepot krijgt aangereikt met harde, gedroogde peyotlknoppen. Hij kauwt er zes op. Tussendoor eet hij ook wat gedroogde vijgen en gedroogd vlees. Een fles tequila gaat van hand tot hand, waar hij alleen zijn mond mee mag spoelen. Hij voelt evenals Joël een zeer sterke neiging om te braken. Later zegt iemand dat hij dat minstens tien keer gedaan heeft. Dan het ‘trippen’. Hij heeft het gevoel in een nauwe, metalen tunnel terecht te komen. Hij vertelt hoe hij ‘zoeklichtogen’ krijgt, waarmee hij een hond opvangt die naast hem uit een sauspan water begint te lebberen. De hond wordt doorzichtig zodat hij het water door zijn aderen ziet vloeien dat uit zijn haren naar buiten spuit, wat ontvlamt in een geweldig vreugdevuur. Bedwelmd door mateloos geluk speelt hij met de hond: “… De euforie die ik voelde was onbeschrijflijk. Ik lachte tot ik haast niet meer kon ademen…”.  Als hij bijkomt uit zijn roes kan hij wel janken. Weer terug valt hij op de veranda van don Juan in slaapt. Wanneer hij wakker wordt, is het donker en komt don Jan met een pot gebakken bonen en een stapel tortilla's bij hem zitten. Hij heeft geweldige honger. Don Juan wil alles weten. Hij zegt dat Castaneda ‘Mescalito’ (de geest van de peyotl) heeft ontmoet die hem duidelijk heeft aanvaard. Hij heeft zelfs nog nooit gehoord dat Mescalito met iemand ‘speelde’. Een andere Indiaan vertelt hem dat hij in werkelijkheid achter zijn hond heeft aangezeten.

 

Man van kennis

Omdat hij na de trip in een depressie vervalt, deelt Castaneda don Juan mee dat hij stopt met zijn leerproces. Don Juan wil er niet van weten. Vindt dat hij niet moet overdrijven. Zegt dat het helemaal geen kwaad kan om bang te zijn: “… Wanneer je vreest, zie je de dingen op een andere manier…”. Hij weet zeker dat Mescalito Castaneda voor hem heeft ‘uitgekozen’: “… Ik ben tot een besluit gekomen en ga je de geheimen leren die het lot uitmaken van een man van kennis…”. Even verder: “… Vrees is de eerste natuurlijke vijand die een man van kennis moet overwinnen. Bovendien ben je nieuwsgierig. Dat weegt er tegen op. En je zult leren, of je wil of niet; dat is de regel…”. Don Juan vindt dat Castaneda veel teveel met zichzelf bezig is: “… Zoek en zie de wonderen overal om je heen. Alleen jezelf observeren zal je vermoeien, en die vermoeidheid zal je doof en blind maken voor al het andere…”.

 

De bondgenoot

Castaneda deelt zijn verhaal mee in dagboekaantekeningen: “… Gisteravond is don Juan begonnen mij in het domein van zijn kennis binnen te leiden. Wij zaten voor zijn huis in het donker…”. Hij heeft Castaneda verteld over een ‘bondgenoot’: “… een macht die een man in zijn leven kan brengen om hem te helpen, raad te geven, en hem de nodige sterkte te geven om daden te volbrengen, of die nu groot zijn of klein, juist of verkeerd. Deze bondgenoot is een noodzaak voor de man om zijn leven te verrijken, zijn daden te richten, en zijn kennis te bevorderen. Kortom, een bondgenoot is een onmisbare hulp op de weg naar kennis…”. Zie ‘de Ander’ in de mythe van Bernardo Kastrup. Gaat het om een ‘alter ego’ zoals in “Augustusblauw” van Deborah Levy, “Operatie Shylock” van Philip Roth of “De dubbelganger” van F.M. Dostojevski? Of de ‘daimonion’, de innerlijke, goddelijke stem van Socrates? Is het allemaal een parodie op de ‘Heilige Geest’ in het christendom? Satan is immers de naäper van God, aldus Luther? Volgens don Juan is een bondgenoot geen beschermgeest maar een ‘hulp’, in tegenstelling tot Mescalito die eerder een leraar is en buiten je staat. Een bondgenoot kun je temmen. Zijn macht gebruiken. Zijn eigen bondgenoot zit in ‘humito’ (kleine rook): zie de pijprokende Indianen in de Lucky Luke-strips (ughe-ughe). De bondgenoot van Castaneda zit volgens hem in ‘la yer del diablo’ oftewel ‘duivelskruid’ dan wel ‘Jimsonkruid’. Welnu: genoeg gepraat, alleen ‘ervaring’ maakt wijs.

 

Kennis is macht

Op een middag rijden Castaneda en don Juan naar de naburige bergen om het duivelskruid te zoeken. Don Juan graaft twee exemplaren uit: een breed uitgroeiend mannetje, met een vertakte wortel die direct vastzit aan de stam, en een in de hoogte groeiend vrouwtje, met één enkele wortel die de diepte ingroeit. Eerst gebruikt hij een schop, later een stok om de planten niet te beschadigen. Thuis wast hij het duivelskruid voorzichtig en verdeelt het in hoopjes wortel, bladeren, bloemen en stekelige zaaddozen. In jute verpakt wordt alles te drogen gelegd. Een paar dagen later stampt hij een stuk wortel fijn, waarna de zachte brij een nacht lang in een houten teil moet weken. Na nog eens een etmaal wordt het bezinksel een paar keer gekookt met water van vruchten en bloemen uit de canyon, waarna Castaneda een kroes met de overgebleven bittere melkachtige substantie opdrinkt. Hij begint te zweten, te klappertanden, ziet alles rood, slaapt twee dagen en wordt met hoofdpijn en een gestoorde maag wakker. Helemaal goed, volgens don Juan. Als hij zwart had gezien, had dat betekend dat hij niet geschikt was voor het duivelskruid. Het enige nadeel is dat je, in ruil voor de macht die het kruid geeft, er uiteindelijk slaaf van wordt, volgens don Juan. De mens leeft om te leren, ten goede of ten kwade. Castaneda voelt zich bruisen van energie, die hij probeert kwijt te raken door de rommel achter het huis van don Juan op te ruimen. In vroeger tijden had het nut om je sterk te maken: “… spieren die zwellen van kracht, jeukende vuisten, voetzolen die branden om iemand ondersteboven te lopen…”. Nu niet meer, zegt don Juan bedroefd. In talloze oorlogen hebben soldaten dan ook drugs gebruikt.

 

De pijp

Op een dag brengt Castaneda een bezoek aan don Juan die een ontwrichte enkel heeft. Hij zou zijn aangevallen door een vrouw in de vorm van een koperwiek. Ze heeft het op hem voorzien. Zelf is hij een mens die de kunst verstaat in een kraai te veranderen, beweert hij. Hij laat Castaneda zijn pijp zien, die uitermate voorzichtig behandeld moet worden. Wanneer de pijp iets niet zint zal niets hem kunnen beletten vanzelf uit elkaar te barsten of stuk te vallen. De pijp zal zich tegen je keren. Het rookmengsel, dat lijkt op fijngesneden theebladeren, draagt don Juan in een buideltje om zijn hals. Het bestaat uit kleine, zelf bij elkaar gezochte paddenstoeltjes, die alleen op bepaalde tijden van het jaar op zekere plaatsen groeien waar hij ver voor moet reizen. Het wordt vermengd met bijzondere, reeds beschimmelde bloemen, om het zoeter te maken. Voor niet-ingewijden is het rookmengsel dodelijk vergif. Werkelijk overal duiken er ‘boze’ entiteiten op. Steeds dreigt er gevaar. Aldoor heerst de dood. De vraag is natuurlijk: is het allemaal wel waar wat de soms erg nukkige don Juan bij hoog en laag volhoudt? Hoe serieus moet je hem nemen? 

 

Poppetje

Tijdens een sessie haalt don Juan de inmiddels uitgedroogde en verschrompelde wortel van het vrouwelijke duivelskruid tevoorschijn. Hij snijdt er een poppetje uit dat hij met de ingrediënten die nog over zijn van de planten, plus wat bloed uit een jaap die hij onverwachts tussen Castaneda’s vingers aanbrengt, en een soort smurrie dat nog het meest lijkt op een grote homp timmermanslijm, kookt in een oude pot. Don Juan hangt het poppetje aan het dak om te laten drogen en overhandigt het Castenada de volgende morgen in een suède tasje. Hij krijgt de opdracht een scheut van het duivelskruid op een geheime plek te herplanten en er goed voor te zorgen. Castenada: “… Ik was er al aan gewend geraakt te geloven dat alles wat hij deed een of andere bedoeling had…”.

 

De vijanden van een man

Don Juan brengt zeker ook interessante visies te berde. Een man van kennis begint langzaam te leren, beetje bij beetje, en dan in grotere brokken, zegt hij. Al snel zullen zijn gedachten in botsing komen met elkaar. Leren is nooit wat je er van verwacht. Wat je leert is nooit wat je je hebt ingebeeld of voorgesteld, dus komt er angst op. Je eerste vijand. Angst kan een eind maken aan je zoeken. Angst moet je het hoofd bieden. Het ogenblik zal komen dat je je zeker van je zaak voelt. Je verwerft een soort ‘klaarheid van geest’. Maar die verblindt je ook. Wanneer je nooit aan jezelf twijfelt, wordt je slachtoffer van je tweede vijand. Je raakt voorgoed gestremd. Je bent niet in staat tot verandering. Je zult niets meer bij leren. Dat is precies de situatie waarin ons land op dit moment verkeert, denk ik. Zie de uitspraak van de orde van advocaten over de ‘rechtstatelijkheid’ van politieke partijen, wat mijns inziens inhoudt dat er wettelijk niets veranderd mag worden en we dus tot in der eeuwigheid blijven voortmodderen, als het aan hen ligt. Zucht. Wanneer de man van kennis zijn ongeduldige ‘klaarheid’ echter doorziet en er mee om weet te gaan zal hij zijn derde vijand ontmoeten: macht. Een man met macht is gewend te bevelen. Als je niet weet hoe je macht moet hanteren zul je de controle over jezelf verliezen en een wreed en grillig iemand worden. Je moet jezelf in bedwang weten te houden. Je klaarheid en macht met wijsheid aanwenden. De laatste vijand is ouderdom. Die zul je niet volledig kunnen overwinnen, maar alleen op een afstand houden. Zolang je de vermoeidheid van je af weet te schudden, blijf je overeind. Wanneer je toegeeft aan je verlangen om je terug te trekken en je behoefte aan rust, is het met je gedaan. 

 

Peyotl-oogst

Castaneda probeert er achter te komen wat Mescalito voor de oude Indiaan betekent. Hij is niet erg mededeelzaam. Op een gegeven moment vraagt hij rechttoe, rechtaan of Mescalito God is. “… Nu ben je dom…”, zegt don Juan. “… Ik weet niet waar God is…”. Hij neemt hem mee naar een peyotl-veld waar ze op een rotsrichel de nacht doorbrengen. Weer kauwen ze op gedroogde peyotlknoppen: Castaneda welgeteld veertien stuks. Hij hoort het geluid van een reuzenbij. De ogen van don Juan veranderen in bijenogen. Hij loopt naar een riviertje en merkt dat hij in het donker kan zien: “… Met elke klop van mijn hart veranderde de wereld van licht in donker en weer licht…”. Het riviertje wordt een groot zwart meer waar de grond waarop hij zit in glijdt als een vlot. Urenlang lijkt hij rond te drijven tot hij weer op het droge botst. Als hij op zoek gaat naar don Juan ziet hij een man op een rotsblok zitten: “… zijn ogen waren het water dat ik daareven had gezien! Hetzelfde enorme volume, en de zwart en gouden glinstering. Zijn hoofd was puntig als een aardbei; zijn huid was groen, en met ontelbare wratten bezaaid. Op de in een punt uitlopende vorm na, zag zijn hoofd er precies uit als het oppervlak van de peyotl-plant…”. Ze praten even met elkaar, waarna Mesccalito weg wipt als een krekel. Omstreeks tien uur in de ochtend vindt Castaneda don Juan slapend terug op de richel waar ze de nacht tevoren geweest zijn. Hij luistert aandachtig naar het verhaal van Castaneda. Daarna bindt hij een zeildoeken zak voor Castaneda’s borst en later nog een op zijn rug en lopen ze terug, terwijl ze honderdtien peytlknoppen oogsten. De zakken wegen loeizwaar. ‘Omdat ze naar de aarde willen terugkeren’, fluistert don Juan. Als het gewicht lichter wordt, hebben ze het gebied van Mescalito verlaten, verklaart hij.

 

De weg

Volgens don Juan is de weg om geestelijke verlichting te ervaren via het duivelskruid één uit velen. Alle wegen zijn volgens hem hetzelfde: zij leiden nergens heen: “… Het zijn wegen die door het struikgewas gaan, of daarin doodlopen….”. Er is maar één vraag die telt: “… Heeft deze weg een hart?...”. Dan zal hij je een vreugdevolle reis bezorgen. Het is moeilijk om van een eenmaal gekozen weg te veranderen. Zie de goeroe in mijn vorige blog die zegt dat je de rokken van je ego moet afpellen als een ui, tot je ‘niets’ meer overhoudt. Het verschil met het christendom is dat de christelijke weg wél een doel heeft. Namelijk het ‘ontoegankelijke licht’ waarin de (drie-enige God) woont. Het is het verschil tussen een zwerver of een pelgrim zijn. Christenen werden in het begin ook ‘mensen van de weg’ genoemd.

 

Verslaving

Castaneda leert nog een griezelig ritueel om ‘het onbekende te zien’. Deze keer met twee hagedisjes (ik vroeg me af wat de Partij van de Dieren hier van zou vinden). Een hagedis met dichtgenaaide ogen en een hagedis met dichtgenaaide mond, wat de laatste belet “… het verhaal te vertellen aan vreemden. De mensen zeggen dat hagedissen praatziek zijn; zij zullen om het even waar blijven hangen om te praten…”. Er wordt een hallucinogeen drankje ingenomen en een pasta bereid waarmee het voorhoofd wordt ingesmeerd. Castaneda moet de in dezelfde pasta rond spartelende hagedis met de dichtgenaaide mond voor zijn gezicht houden, hem uitleggen wat hij wil weten, en hem verzoeken het antwoord voor hem te gaan vinden. Daarna moet hij het beestje loslaten. Het andere hagedisje moet hij op zijn schouder zetten. Het zal voor hem alles beschrijven wat de weggelopen hagedis ziet. Castaneda noemt het allemaal ‘een vervelende projektie’: “… Op mijn eigen manier was ik ook een hagedis, eveneens op een vreemde reis uitgezonden…”. Eigenlijk kom je er niet goed achter of alles wel ‘echt’ gebeurt. De volgende dag moet hij de beide hagedisjes gaan zoeken. Als ze zich beiden vertonen, moet hij ze meteen opeten. Vanaf dat ogenblik zullen ze in hem leven. Dan zal hij voor altijd begaafd zijn met het vermogen het onbekende te zien. Maar misschien is het beter als hij ze niet vindt. Hij zal dan wel steeds opnieuw twee hagedissen moeten vangen als hij hulp nodig heeft, maar het betekent ook dat hij vrij is. Hoezo ‘vrij’? Dan volgt misschien wel de beste ‘mythe’ over verslaving ooit: “… ‘Vrij van het slaaf zijn van duivelskruid. Indien de hagedissen in je zullen gaan leven, zal het duivelskruid je nooit loslaten.’ ‘Is dat slecht?’ ‘Natuurlijk is dat slecht. Zij zal je van al het overige afsnijden. Je zult je leven er aan moeten besteden, haar tot bondgenoot te houden. Zij is hebzuchtig. Als ze je eenmaal onder haar heerschappij heeft, is er slechts één weg die je kunt volgen – haar weg’…”.

 

Vliegen

Tijdens een ander ritueel moet Castaneda zich insmeren met een soort zalf van duivelskruid waardoor hij kan ‘vliegen’. Ik dacht aan de berichten in het nieuws over mensen die uit een raam stapten omdat ze dachten dat ze konden vliegen. Zie ook Michiel van Elk in het Leids Universitair Weekblad Mare over zijn boek “Een nuchtere kijk op psychedelica” (11.11.21). Tijdens een andere sessie laat don Juan Castaneda kennis maken met zijn ‘bondgenoot’ die je nooit ziet, de rook, door hem een pijp te laten roken met een geheim mengsel. Hij laat Castaneda diep inhaleren, waarna hij zich volkomen ‘verstijfd’ voelt, terwijl in hem zo’n ‘koude’ hitte uitbreekt dat hij het gevoel heeft dat zijn lichaam begint te smelten. Zijn waarneming verandert: als hij iets wil beetpakken grijpt hij in de lucht. Zijn gedachten worden uitermate helder. In eerste instantie voelt hij een razernij in zich opkomen waardoor hij don Juan wel kan vermoorden, maar als de oude man een wiegeliedje begint te zingen, slaat zijn woede om in vreugdevolle genegenheid. Hij bereikt een stadium van vrijheid waarin hij met een ontzaglijke snelheid en lichtheid door water of lucht lijkt te zwemmen dan wel vliegen. Uiteindelijk ontwaakt hij na twee dagen waarin hij volgens don Juan niets anders gedaan heeft dan slapen. Castaneda zegt dat hij denkt dat hij ‘buiten zichzelf’ raakte. Don Juan zegt dat het andersom is, dat hij juist ‘in’ de dingen kwam. Hij reageert buitengewoon knorrig als Castaneda om ‘rationele’ verklaringen vraagt. Hun percepties zijn totaal verschillend.

 

Levensvragen

Don Juan neemt Castaneda vervolgens mee naar een peyotl-ceremonie voor peyoteros en leerlingen. Daar vertoont Mescalito zich twee keer aan hem als licht en wordt hij evenals Joël uit de video achtervolgd door een beangstigend ‘iets’ dat hij omschrijft als ‘zeewier’. Wat betekent een en ander in het licht van 2 Korintiërs 11:14? Het feit dat Mescalito hem zijn naam heeft verteld, zegt dat de tijd is gekomen dat Castaneda op eigen benen kan staan, volgens don Juan. Evenals Bernardo Kastrup in mijn vorige blog, die zegt dat wanneer je je onbewuste vragen stelt deze zal antwoorden middels symbolen, schrijft Castaneda over zijn contact met Mescalito: “… Het was geen gesprek – en toch was het dat…”. Zijn vragen zijn dezelfde als van Joël: “… Doe ik de juiste dingen? Ben ik op de juiste weg? Wat moet ik met mijn leven aanvangen?...”. Het verlangen om te leren is mensen eigen, aldus Castaneda: “… Het is ons lot als mensen te willen weten…”. Castaneda blijft don Juan bestoken met verzoeken zijn visionaire ervaringen te interpreteren:  “… Toen ik vroeg of ik op de juiste weg was, bedoelde ik: Sta ik met twee voeten in twee verschillende werelden? Welke wereld is de juiste? Hoe zou mijn leven moeten verlopen?...”. Volgens don Juan is de les dat er maar één wereld voor hem is: de wereld van de mensen. “… Wij zijn mensen, en moeten tevreden zijn de wereld van de mensen te volgen…”. Gek genoeg is dat precies wat de Bijbel leert: zie Deuteronomium 29:28. Zie ook de trip waarin Castaneda een stem ‘hoort-ziet’ die van zijn schouder lijkt te komen: “… Driemaal gedurende de loop van de ervaring trachtte ik me om te keren om te zien wie er aan het spreken was…” . Het hagedisje? “… Iets was bezig voor mij te ‘denken’…”. Zie Jesaja 30:21: “… Als u Gods paden verlaat en afdwaalt, zult u een stem achter u horen zeggen: ‘Nee, dit is de weg, hier moet u lopen.’…”.

 

Bad trip

Tijdens een van de laatste trips die Castaneda beschijft, leert don Juan hem een kraai te worden. Het lijkt allemaal een kwestie van suggestie. Het is genoeg geweest als don Juan tijdens de laatste les de indruk wekt dat hij niet werkelijk zichzelf is, maar iemand anders die zich op een vijandige manier voor hem laat doorgaan. “… Het gevolg was dat ik een diepgaand gevoel van conflict ondervond; ik wilde geloven dat het don Juan was, en toch kon ik daar niet zeker van zijn. Met dat conflict ging een bewuste angst gepaard, die zo fel was dat mijn gezondheid er wekenlang onder leed…”. Alles eindigt dus, evenals bij Joël, in een ‘bad trip’. Waarom zou je dat opzoeken? Evenals in “De magiër” van John Fowles lijken er door de sjamaan toneelmatige toestanden te worden veroorzaakt, waarmee de geïsoleerde leerling subtiel wordt gemanipuleerd. Het idee van een dreigende dood versterkt het drama alleen maar. Deel twee bestaat uit een wetenschappelijke analyse van het gebeurde. Castaneda heeft zijn verhaal aangeboden als scriptie ter afronding van zijn antropologiestudie aan de universiteit van Los Angelos. Zelf zegt hij: “… Don Juan leidde mij ertoe, een deel van de gewone werkelijkheid op een onvertrouwde wijze waar te nemen; d.w.z.. hij wijzigde sommige gewone elementen in dingen die speciale instemming vergden…”. Zie Bernardo Kastrup die in mijn vorige blog uitlegt dat de enige feiten in de buitenwereld ‘beelden en hun interacties in ruimte en tijd’ zijn. De rest is interpretatie. Carlos Castaneda wordt ‘The Godfather of the New Age’ genoemd, hij was de literaire component van de Woodstock-periode.

 

Uitgave: De Bezige Bij (Bibliotheek Thuis Pocket 64) – 1989 vertaling P.J. Lukaz, 265 blz., ISBN 978 902 342 372 0, 14,50

Rechtstreeks bestellen bij Bol: klik hier 

   

dinsdag 21 oktober 2025

Waarom mythen geen onzin zijn – Bernardo Kastrup

 


Subtitel: Een plausibele, levende bevestiging van transcendentie

 

Naar aanleiding van zijn nieuwste thriller, “Het ultieme geheim”, zegt Dan Brown in een interview in het NRC van 15.10.25: “… Hoe dieper ik in de wetenschap duik, hoe meer spiritualiteit ik zie…”. In zijn boek staat de theorie, dan wel de ‘mythe’ zou Bernardo Kastrup zeggen, centraal dat bewustzijn niet in ieders hoofd  apart (‘lokaal’) door de hersenen wordt geproduceerd, maar dat de hersenen als een soort ‘radio-ontvanger’ bewustzijn opvangen uit één groot (‘non-lokaal’) bewustzijnsreservoir buiten ons. Ik weet niet of Dan Brown het werk van de Braziliaans-Nederlandse filosoof en AI-expert Bernardo Kastrup (1974) heeft gelezen, wat makkelijk kan want het werd in 2016 in het Engels gepubliceerd, maar het draait om ongeveer hetzelfde idee. Alleen heeft Kastrup het in plaats van een 'radio-ontvanger' over een 'dashboard' in een 'cockpit'. Niet materie, maar ‘kosmisch bewustzijn’ is de basis van alles, stelt Kastrup, een besef dat steeds meer in de wetenschap doordringt en ons wereldbeeld drastisch zal veranderen. Ons brein zou een ‘tussenstation’ zijn, dat het alomvattende kosmische bewustzijn filtert en beperkt. Kastrup gaat nog wel een graadje verder dan Dan Brown. Ik snap de helft niet van zijn boek, ik ben maar een eenvoudig lezertje, maar ik vind zijn gedachte-experimenten fascinerend. Vooral omdat ik zoveel ‘overlap’ zie met mijn eigen christelijke wereldbeeld, dat ineens een stuk minder archaïsch lijkt. Volgens Kastrup is het materialistische paradigma slechts een halve waarheid. De werkelijkheid bestaat niet alleen uit getallen. We leven niet alleen in een gigantische machine. We leven ook in een werveling van verhalen en dromen. Het gaat niet alleen om ‘meten’, ons leven draait ook om betekenis, om begrip, om wijsheid. Bovendien is het maar de vraag of er wel een wereld 'buiten' ons is, omdat alle prikkels die wij met onze zintuigen ervaren uiteindelijk een productie zijn van ons brein. Kastrup is ervan overtuigd dat, mede door de ontdekkingen in de kwantumfysica, het materialisme zijn greep op de wetenschap gaat verliezen.

 

We hebben ‘een verhaal’ nodig

Kastrup definieert een mythe als : “… een verhaal waarmee men zich tot zichzelf en de wereld kan verhouden…”. Zie bijvoorbeeld het verhaal van de Heilige Drie-eenheid, dat context geeft aan het leven van miljoenen christenen. Als Vader verklaart en rechtvaardigt God de schepping van de wereld. Als Heilige Geest onderhoudt Hij voortdurend de betekenis van de wereld door haar met Zichzelf te doordrenken. Als Zoon biedt Hij een concreet voorbeeld hoe te leven, in overeenstemming met zijn grote verlossingsplan: “… De intrede van de goddelijkheid in zijn eigen schepping in zowel etherische (de Heilige Geest) als concrete (Zoon) vorm slaat een brug tussen het gewone leven en een transcendente orde (de Vader). Dit brengt zin in de wereld van vele christenen en voorkomt dat het gewone leven als doelloos en zinloos wordt ervaren…”. Historisch gezien is de hedendaagse houding tegenover de mythe een ‘geestesstoornis’, aldus Kastrup. “… Nooit eerder in de geschiedenis was een beschaving zo wanhopig verstoken van context en perspectief. Wie zijn wij? Waar komen we vandaan? Waar moeten we heen? Wat is het nut van dit alles?...”.

 

De verhalen die we elkaar vertellen

We kunnen het leven ruwweg verdelen in twee sferen: een uiterlijke van waarneming en een innerlijke van emoties en gedachten. De enige ‘feiten’ in de buitenwereld zijn ‘beelden en hun interacties in ruimte en tijd’. Een leeuw en een gnoe zijn bijvoorbeeld beelden. Een leeuw die een gnoe opeet is een interactie. De rest is ‘interpretatie’ in ons innerlijk. Zie Joan Didion: “… We vertellen onszelf verhalen om te kunnen leven. We interpreteren wat we zien…”. Welnu, de buitenwereld delen we met alle andere individuen, maar we trekken verschillende conclusies en reageren met andere emoties, naar gelang ‘het verhaal’ dan wel ‘de mythe’ die we ons hebben eigen gemaakt (bedenk dit eens in verband met de huidige polarisatie c.q. intolerantie, zou ik zeggen). Met andere woorden: “… onze mind heeft een code nodig om de met elkaar gedeelde beelden te vertalen in gedachten en gevoelens…”. Deze vertaalcode is de mythe, wat dus in het geheel geen ‘onwaar’ verhaal hoeft te zijn. “… Als zodanig kan zij vele vormen aannemen: fabels, religies en folklore, maar ook formele filosofische systemen en wetenschappelijke theorieën…”. De mythe geeft betekenis: “… Een door hard werken verdiende promotie op het werk betekent alleen succes in het leven als men de mythe heeft aangenomen dat status, macht en het vergaren van rijkdom het doel van het leven zou zijn. Als geen van deze dingen belangrijk wordt geacht, wat zou een promotie dan kunnen betekenen?...”. Mythevorming is mensen eigen. Onze maatschappij wordt dan ook niet zozeer gekenmerkt door de afwezigheid van mythen, maar in toenemende mate gedomineerd door ‘gebrekkige’ mythen. Een gebrekkige mythe is een mythe die de voorkeur geeft aan beperkte en armzalige interpretaties die niet resoneren met iemands diepste intuïties. De tragische gevolgen zijn verraderlijk en hebben onder andere ernstige gevolgen voor de psychische gezondheid. Zie hoe de mentale weerstand van jongeren onder druk staat: “… Jongvolwassenen laten zich in een natuurlijke poging tot zelfbevestiging vaak afleiden door de gebrekkige mythen over consumptie, macht en status….”. Wanneer deze mythen eenmaal worden doorgeprikt, kan men op zoek gaan naar een meer voldoening schenkende mythe. 

 

(I Can’t Get No) Satisfaction

De bekende psycholoog James Hillman stelt dat ieder mens een ‘roeping’ heeft. Een vaak versluierd maar gepassioneerd idee over zijn taak in het leven. Judy Garland móest zingen, George Patton móest vechten, Pablo Picasso móest schilderen. We hebben een aangeboren drang tot ‘transcendentie’, wat te maken heeft met het overstijgen van het gewone saaie menselijke leventje door associatie met iets tijdloos en grenzeloos. Neuroloog Oliver Sacks: “… Een leven van dag tot dag is voor de mens niet voldoende… we hebben betekenis nodig… we moeten overkoepelende patronen in ons leven zien… om boven onszelf uit te stijgen… om boven onze directe omgeving uit te stijgen…”. Onze existentiële wanhoop duwt onze ziel – onze diepste drijfveren en intuïties – in de richting van transcendentie. We verlangen naar ‘meer’. Onze huidige cultuur blokkeert de mogelijkheid van transcendentie omdat de mens niets anders zou zijn dan een biologisch lichaam. “… Dit is op zichzelf een mythe; een interpretatie van beelden…”. En ook nog een hele gebrekkige, volgens Kastrup. Zie de ervaringsfeiten van talloze mensen door de geschiedenis heen die transcendente – spirituele, mystieke – ervaringen hebben gehad, ook al zijn ze nooit blijvend.

 

De voetstappen van het transcendente

Een religieuze mythe kan wél op een blijvende manier transcendentie in iemands leven brengen. De grenzen tussen onze kleine en een grotere wereld verdwijnen. Religie bezielt de gewone dingen van het dagelijks leven met betovering en betekenis. Zie bijvoorbeeld de Talmoedische mythe over de conceptie waarin Lailah, een engel van de nacht, de foetus vlak voor de geboorte op de bovenlip aanraakt, waardoor hij alles vergeet over de transcendente orde waar hij uit voortkomt. Deze engelachtige actie veroorzaakt het filtrum, de kleine groef tussen neus en bovenlip die wij allemaal hebben. Telkens als een rabbijnse Jood naar iemand kijkt, ziet hij de voetafdruk van het transcendente. Stroomt ‘de andere wereld’ zijn bestaan binnen. De transcendentie die alleen religieuze mythen in ons leven kan brengen, verdwijnt snel in een geglobaliseerde, pragmatische, cynische en marktgerichte maatschappij. Echte mannen en stoere meiden accepteren de harde waarheid: er is geen God en geen betekenis in het leven. Dood is dood. Een ongefundeerde overtuiging die net zo gebukt gaat onder blind geloof als elk ander religieus dogma. “… Een dergelijke marginalisering van religie heeft ons beroofd van context en perspectief. We vinden onze goden nu niet meer op het altaar, maar in de fles alcohol, de voetbalwedstrijd op televisie, het nieuwe paar schoenen en de armen van een toevallige minnaar…”. Aan de andere kant helpt een religie die degenereert naar bekrompen fundamentalisme ook niet. Angst maakt dat we ertoe neigen ons vast te klampen aan een enge, benauwde, eenzijdige interpretatie van ons geloof, waardoor we eveneens de verbinding met het transcendente verliezen. “… We zien een vierkant aan voor de kubus, een driehoek voor de diamant. We maken de religieuze mythe ‘klein’, een afgeplatte schaduw van wat ze werkelijk moet voorstellen, zodat we haar gemakkelijker kunnen bevatten. Daardoor zijn we gezwicht voor een leven van gespannenheid, intolerantie en zelfs haat…”.

 

Bewustwording

Het aparte is dat veel religieuze mythen, afkomstig uit culturen die gescheiden zijn door onoverbrugbare ruimte-, tijd- en taalbarrières, verrassend vergelijkbare thema’s en ideeën weerspiegelen. Heel vaak gaat het over God die de schepping tevoorschijn ‘droomt’, er op de een of andere manier in inbreekt en daardoor tot bewustwording komt van de werkelijkheid. Zie het christendom waarin Jezus als mens op aarde wordt geboren. Hebreeën 4:15 vertelt dat de Zoon van God de menselijke ervaring van verzoeking en lijden daarom maar al te goed begrijpt, waardoor Hij ons kan helpen en troosten.

 

Transcendente waarheden

De religieuze mythen bevatten niet alleen een letterlijke of allegorische waarheid voor de mensen die ze ooit serieus namen, maar vooral een ‘transcendente’ waarheid. Waren degenen die erin geloofden naïef en onverlicht of beschikten zij over een subtiel perspectief dat wij zijn kwijtgeraakt (wat je in de diepte leeft, leef je immers niet in de breedte)? Waarom zijn we in onze cultuur zo blind voor religieuze mythen? Omdat wij het vanzelfsprekend zijn gaan vinden dat alleen wat ‘gezegd’ kan worden, waar is. “… We beoordelen mensen vaak fout, gewoon omdat ze hun standpunt niet coherent onder woorden kunnen brengen…”. Echter: “… De dingen zijn niet zo grijpbaar en in woorden te vatten als men ons in het algemeen wil doen geloven; de meeste gebeurtenissen zijn onzegbaar, spelen zich af in een ruimte waarin geen woord is doorgedrongen…”, aldus de dichter Rilke. Waarheden die niet rationeel beredeneerd kunnen worden, zijn ‘transcendente’ waarheden. Ik bedacht dat het precies dát is waarom de kerken zijn leeg gelopen. Teveel bla-bla, te weinig bezieling en betovering.

 

De versluierde mind

Waar het intellect ophoudt, gaat de intuïtie verder. Onder ons rationele ego bevindt zich een veel groter reservoir: het ‘onbewuste’ dat met ‘symbolen’ werkt. Kastrup heeft het over de ‘versluierde mind’, dat je gevoelsleven kleurt. Je kunt angstig en de depressief worden als je opgesloten zit in de kleine, claustrofobische, donkere koker van het linguïstische denken: je leeft een gebrekkige mythe. De versluierde mind, waarin de taal overstijgende transcendente waarheden zich ophouden, kan je uit de klauwen van gebrekkige mythen bevrijden. Daarom brachten culturen met een beperkte intellectuele ontwikkeling ook zulke verbazingwekkend verfijnde kosmologieën voort. Zij ‘voelden’ aspecten van de werkelijkheid aan, die vooralsnog onbereikbaar zijn voor het intellect.   

 

Geloof is uiteindelijk niet ‘beredeneerbaar’

Kastrup: “… Geloof is de oprechte emotionele openheid voor de transcendente waarheden die worden aangeduid door een verhaal dat de oppervlakkige, letterlijke verschijningsvormen van het verhaal overstijgt…”. Als we níet geloven in een bepaalde religieuze mythe, verliest ze haar kracht. We moeten haar voor waar aannemen, ook al snappen we er niks van. “… Een mythe kan alleen ‘werken’ als zij als waarheid wordt beschouwd; de mens kan niet lang bewust en opzettelijk zichzelf ‘voor de gek houden’, zei Watts, een episcopaal priester die dit probleem goed kende…”. Transcendente waarheden kunnen niet direct en expliciet begrepen worden. Geloven we in geen enkele religieuze mythe dan veroordelen we onszelf tot eeuwige afzondering te leven van een diepere werkelijkheid: “… Het intellect is een waardevolle raadgever maar een waardeloze koning…”. Kastrup: “… Ik stel dus voor dat als een religieuze mythe diep resoneert met je innerlijke intuïties en na een redelijk kritische beoordeling van haar diepte overeind blijft, je dan de mythe op emotioneel niveau (en dus niet op intellectueel niveau) moet accepteren als letterlijk waar…”. Geloof gaat onze pet te boven: juist dáárom is het geloof. Kastrup pleit voor een bewuste, heldere splitsing tussen je emotionele en intellectuele houding, vanwege het besef dat er geen betere beschrijving bestaat van transcendente waarheden dan de religieuze mythe die resoneert met je hart. “… Om mijn voorstel te kunnen omarmen, moet je je intellect toestemming geven om rationeel een stap opzij te doen en ruimte te maken voor je wijzere, versluierde mind om je relatie met de werkelijkheid meer inhoud te geven…”.

 

Het gevaar van fundamentalisme

Kastrup legt een en ander uit aan de hand van een plaatje van een belicht cilinderblokje. Belicht je het blokje van boven, dan heeft de schaduw op de muur ernaast de vorm van een cirkel. Belicht je het vanaf de zijkant, dan ziet de schaduw eruit als een rechthoek. Een religieuze mythe kan dus op verschillende manieren ‘waar’ zijn. Wanneer men dit niet erkent, wordt fundamentalisme geboren, waardoor mensen sterven op de brandstapel en door het kruisvaarderszwaard, of, misschien nog erger, langzaam verdorren in zinloosheid ten gevolge van afgedwongen ‘bekeringen’.

 

Het ‘heuglijk licht aanschouwen

De bouwstenen van feiten en religieuze mythen zijn dezelfde, maar ze verwijzen naar ‘iets anders’. Zie de goeroe die het beeld van een ui gebruikt om de aard van het ego uit te leggen: je pelt de lagen af op zoek naar de kern en aan het eind blijft er 'niets' over. Mijn ervaring is dat er een bol van licht in de vorm van de zon overblijft. Zie de Pueblo-indianen die hun rituelen in acht nemen, anders komt de zon misschien niet meer op en kan de wereld voor altijd in duisternis verkeren. Met andere woorden: blijft de wereld verstoken van geestelijk licht. Voor mij een geweldig ontroerend beeld van een transcendente waarheid dat hetzelfde uitdrukt als de parabel van “De dwaas” van Nietzsche.  Als christen is voor mij het beeld van de zon Jezus Christus die in de Bijbel immers wordt voorgesteld als ‘het licht der wereld’. Zie Jezus die zijn waarheden eveneens vertelt door middel van ‘gelijkenissen’ (mythen, verhalen) waaraan Hij nadrukkelijk toevoegt: ‘wie het vat vatte het’ (Matt. 19:12).

 

Overgave

Er bestaat ook een ‘niet-mythische’ traditie, zoals de ‘advaita vendanta’ die in het Westen overeenkomt met de ‘via negativa  bij christelijke mystici als Dionysis de Areopagiet, Meister Eckart, Johannes Tauler, Heinrich Suso, Jan van Ruusbroeck, enzovoort. De mind ‘interpreteert’ dwangmatig. Hier gaat het om het stoppen van deze inspanning. De nadruk ligt op stilte en verstilling. “… De essentie van de niet-mythische tradities is de mens te bevrijden van de talloze kleine mythen die ons gevangen houden in de intellectuele kooien van de waan. Let wel, niet elke mythe is een echte religieuze mythe…”. De meeste mensen beschikken over een arsenaal aan misleidende codes voor de interpretatie van de wereld, die vaak voortkomen uit conditionering in het verleden (zie bijvoorbeeld: “Mantel van angst” van Inge Bosscha). Zowel de niet-mythische traditie als de mythische traditie helpen het lijden te verlichten door iemand in staat te stellen zijn zinloze strijd tegen de werkelijkheid te staken. De niet-mythische traditie doet dat door des-identificatie met het ego. Als het ego alles kan hebben wat het wil, zouden we allemaal gelukkige tirannen zijn. De niet-mythische traditie degradeert het ego van ‘grote baas’ tot ‘nuttige dienaar’. De mythische traditie biedt een manier van ‘overgave’ waarbij het lot ‘in de handen van God’ wordt gelegd. Zie het ‘gewone’ christendom en de islam. “… In het innerlijke rijk wordt in beide gevallen de verlichting van een enorme druk bereikt, alsof er een geweldige last van iemands schouders wordt gelicht. De vergeefse strijd tegen de werkelijkheid houdt op…”. Zie bijvoorbeeld “The Pilgrim’s Progress” van John Bunyan waarin Christen zijn bepakking bij de voet van het kruis afwerpt.

 

De juiste vragen stellen

De werkelijke waarde van zelfreflectie ligt niet in het ‘beantwoorden’, maar in het ‘stellen’ van vragen: “… door het geleidelijk verfijnen van de manier waarop de vragen worden gesteld, kan het intellect de versluierde mind in toenemende mate leiden naar het inzicht gevende antwoorden…”. Daarom ‘bidden’ christenen, bedacht ik. Zie Psalm 85:3: “… Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft…”. Even verder: “… ‘Het stellen van de juiste vraag staat centraal bij transformatie. De juiste vraag komt altijd voort uit een essentiële nieuwsgierigheid naar wat erachter zit. Vragen zijn de sleutels die ervoor zorgen dat de geheime deuren van de psyche opengaan,’ schreef Clarissa Estés…”. Dan komen de symbolische antwoorden vanzelf. In feite is dit de manier waarop elk creatief individu gewoonlijk werkt. Zie ook het verhaal over Parzival in de mysterieuze Graal-legende, die uit beleefdheid niet ‘de juiste vraag stelt’ om de ‘Zieke koning’ van zijn lijden te verlossen. Kastrup: “… Dramatische levensgebeurtenissen zijn krachtige, misschien wanhopige pogingen om ons tot vragen te brengen…”.

 

Godservaring

Een religieuze mythe is als een vinger die naar de maan wijst. “… Sommigen van ons – cynici, letterknechten en fundamentalisten – blijven gefixeerd op de vinger en kijken nooit naar waar die naar wijst. Anderen begrijpen de hint en ontdekken dat prachtige hemellichaam dat heerst over de nachtelijke hemel…”. Enkelen zijn zelfs op de maan geweest. Kastrup vertelt over zijn eigen ‘godservaring’. Hij is katholiek opgevoed maar tijdens zijn studententijd verloor hij zijn geloof. Op een dag bezocht hij een van de oudste kerken van Europa: de Dom van Keulen: “… Ik was er gewoon, om de ‘sfeer’ van die geweldige plek in me op te nemen. Toevallig werd mijn blik gevangen door het grote kruisbeeld boven het gouden schrijn van de Drie Koningen. Daar was de figuur van een man, gemangeld aan een kruis, in een dramatische voorstelling van een groot menselijk offer. Meteen werd er iets in mij omgezet, als een plotselinge verandering van perspectief: ‘Ik had het begrepen’…”. Even verder: “… Ik ‘wist’ wat de christelijke symboliek probeerde over te brengen. ‘De gebeurtenis van het symbool is een verbluffend, onverwacht moment waarop iets… in de wereld je de adem beneemt,’ zo legde Cheetam dat heel precies uit…”. Eigenlijk is het niet onder woorden te brengen: het zou volkomen verkeerd begrepen worden. Het ontsnapt aan de taal. Het is een soort ‘kwantumsprong’, een soort ‘genade’, aldus Kastrup. Zie ook de godservaring van Blaise Pascal. Of de godservaring van Paulus. Welnu: waarom stel je je dus niet open voor de religieuze mythe? Het is altijd beter dan een leven lang naar de grond staren. Wie weet wanneer het toeval toeslaat?

                                                                       

Interne mythen

In het tweede deel filosofeert Kastrup door over ‘waarheid’ en wordt zijn verhaal een stuk abstracter. Het verleden en de toekomst ‘bestaan’ niet, betoogt hij. Het zijn ‘verhalen’ in de mind om onze huidige acties context en perspectief te geven. Interne mythen dus. Er is alleen het heden, het nu, waar je niet aan kunt ontsnappen. “… Verleden en toekomst bestaan alleen als mentale verklaringen en voorspellingen, dat wil zeggen beelden in de mind. Maar deze beelden worden ervaren in het heden…”. Het heden is ook nog eens een ongrijpbaar en onvoorstelbaar vluchtig moment. Het huidige moment is een ‘singulariteit’: het ‘kosmische ei’ dat in zoveel religieuze mythen wordt beschreven, opgeblazen met geprojecteerd verleden en geprojecteerde toekomst. Derhalve bestaat het grootste deel van ons leven uit interne mythen. Ook ‘ruimte’ en ‘tijd’ zijn als geesten die in het niets verdwijnen als we ze proberen te grijpen. De nieuwste experimenten in de kwamtumfysica lijken te suggereren dat het universum volledig mentaal is. Wellicht bestaat er niets buiten onze geest. De wereld is niet ‘daarbuiten’, maar ‘hierbinnen’. Bestaat de kosmos alleen uit ideeën in het bewustzijn? Dat is anders precies wat veel van ’s werelds religieuze mythen al duizenden jaren laten doorschemeren. Zie Johannes de Evangelist die schrijft: “… In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God… Alle dingen zijn door hetzelve (het Woord) gemaakt…”. Woord is hier de vertaling van het Griekse ‘Logos’, dat ook ‘redenering’ of ‘gedachte’ betekent: “… Dus door het ‘denken’ zijn ‘alle dingen gemaakt’…”. Kastrup pleit ervoor ons innerlijk leven serieus te nemen. Door alleen onze ratio legitimiteit te verlenen, gooien we grote delen van ons geestelijk leven in de vuilnisbak. Onze dromen, onze hallucinaties, onze fantasieën, onze gevoelens, onze mijmeringen, onze verrassende associaties. ‘De waarheid openbaart zich in de roes’, aldus Nietzsche en Dionysos. Of we de realiteit van een ervaring nu verwerpen of projecteren, we isoleren onszelf ervan:  “… Door dit te doen geven we de intimiteit met ons eigen leven op en raken we van onszelf vervreemd…”. Zo verdwijnen de meest transcendente momenten van ons leven, die onze existentiële wanhoop zouden kunnen verzachten en ons mogelijk een doorgang bieden naar iets voorbij de gewone menselijke toestand.

 

Genade

De meeste ‘realiteit’ kennen wij toe aan ‘consensuservaringen’, gedeelde ervaringen, die rondom het ‘heden’ liggen. “… Merk op dat de meeste religieuze mythen in feite ‘verklaringen’ en ‘voorspellingen’ zijn. Ze proberen zin aan het leven te geven door de huidige handelingen in een transcendent perspectief te plaatsen. Omdat ze handelen over de oorsprong en het uiteindelijke doel van het bestaan, wordt van de gebeurtenissen die in religieuze mythen worden uitgebeeld verondersteld dat die zich  in een vaak ver verleden hebben afgespeeld of dat ze zich in de toekomst zullen afspelen. Als zodanig vallen de mythische gebeurtenissen in beide gevallen buiten de grenzen van de consensus…”. Elk oordeel over hun geldigheid is niet alleen subjectief, maar ook grotendeels persoonlijk. Kastrup komt terug op zijn godservaring, en schrijft dat hij inzag dat de gekruisigde ieder mens is (we hangen allemaal aan het kruis van ruimte, tijd, opsluiting en vergankelijkheid), wat weer verrassend overeen komt met het Bijbelse idee dat iedere gelovige deel uitmaakt van Gods lichaam: zie 1 Korinthe 12 en 1 Korinthe 6:19-20.

 

Geestelijken als gidsen naar innerlijke wijsheid

Kastrup waarschuwt voor geestelijken die dictators worden in plaats van gidsen voor innerlijke wijsheid. Er kan niemand tussen jou en God in staan. Religieuze mythen zijn té vaak gekaapt en gecorrumpeerd voor politiek en economisch gewin. Zoals elke menselijke activiteit zijn ook religieuze instellingen vatbaar voor corruptie door hebzucht, onzekerheden, vooroordelen en kwade wil van ego’s. “... Gestandaardiseerde morele codes, gedefinieerd en verpakt door instellingen en opgelegd per decreet, zijn niet alleen dode letters, ze verbergen de boodschap van de mythe achter een sluier van willekeurige conventies. Authentieke morele principes zijn een natuurlijk ‘gevolg’ van de persoonlijke assimilatie van een ware religieuze mythe, en niet andersom. Niemand kan een echt, vitaal, levend begrip krijgen van een religieuze mythe door alleen maar een gedragscode te volgen…”. Kastrup denkt evenwel dat religieuze mythen zonder enige vorm van institutionele koestering niet kunnen overleven en gedijen in de samenleving (‘de zon zal verduisteren’ ben ik bang - zie de Pueblo-indianen). “… Naar mijn mening zal een legitieme religieuze instelling zich echter richten op het levend maken van de beelden van de mythe door middel van rituelen, niet op het vastleggen van dogma’s en gedragscodes. De geestelijken dienen slechts als acteurs in een symbolisch ceremonieel drama, niet als autoritaire tussenpersonen tussen mensen en transcendentie. Hun boodschappen moeten gericht zijn op het oproepen van innerlijke waarheid, niet op het beoordelen van de ‘buitenwereld’…”. Gevoelige en ondersteunende geestelijken zouden in het spoor van Jezus van de kerk een bakermat kunnen maken van warmte, veiligheid, tolerantie en onvoorwaardelijke liefde, in plaats van een plek van schuld, schaamte of controle. Volgens Kastrup leven wij  in een ‘allesomvattende geest’, die ‘zichzelf ook in onze individuele mind uitstort’. Zie Handelingen 17 vers 28: “… Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en bestaan wij; zoals ook enkele van uw dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van Zijn geslacht…”. Volgens mij hebben wij ‘geestelijk’ gezien veel weg van een donut.

 

De Ander

Door het laatste deel verbond ik Kastrup vooral met Dan Brown. Daarin beschrijft hij namelijk een zelfgebrouwen moderne mythe die als twee druppels water lijkt op wat zich in  Het ultieme geheim” afspeelt. Evenals het slachtoffer in Browns verhaal wordt Kastrup gerekruteerd voor een geheim project waarvan de leden willen uitzoeken of er iets is na de dood, en zo ja, wat dat dan zou kunnen zijn. Hij wordt eveneens vastgebonden in een lab, krijgt drugs toegediend en een soort helm opgezet, die zorgt voor elektrische stimulatie van zijn brein en zijn hersenen scant wanneer hij een reis door de buitenzintuiglijke wereld maakt. Alleen vertelt Kastrup precies wat hij meemaakt. Dat is in  “Het ultieme geheim” niet het geval. Ook hier wordt Aldous Huxleys visie dat de hersenen als ‘reduceerventiel’ fungeren van het anders onbeperkte bewustzijn, zoals besproken in zijn beroemde boek “The Doors of Perception” uit 1954, voor het voetlicht gehaald. Er is tevens sprake van wetenschappers die manieren proberen te vinden om de hersenen tijdelijk en selectief uit te schakelen, in de hoop een gecontroleerde psychedelische trance op te wekken. Ben ik nu gek, dacht ik. Dan Brown staat met zijn “De Da Vinci Code” natuurlijk ook op de schouders van de journalisten Henry Lincoln, Michael Baigent en Richard Leigh. Zie hun boek “Het heilige bloed en de heilige graal”. Misschien is dat gewoon Browns manier van werken. In ieder geval: tijdens meerdere trips ontmoet Kastrup een mysterieuze ‘Ander’, die hij allerlei vragen stelt. Wat volgt is het verslag van deze dialogen. De vraag is natuurlijk: wie ís de Ander? Ik ga niet alles vertellen: de rest moet je zelf maar lezen.

 

Voor meer Kastrup: zie de gesprekken op het videokanaal “De Nieuwe wereld” hier en hier.

Zie ook de livestream van het debat in congrescentrum Arminius in Rotterdam j.l. 17 april 2022.

 

Uitgave: Samsara – 2024, 294 blz., ISBN 978 949 330 196 2, € 30,99

Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier