Subtitel: Als religie onderdrukt, beschadigt of traumatiseert
Jonathan Haidt breekt in “Generatie Angststoornis” (zie mijn vorige blog) een lans voor spiritualiteit. Maar religie wordt niet altijd als iets positiefs beleefd. Nu het een trend lijkt dat jongeren weer op zoek gaan naar een kerk is het denk ik goed op te letten of je er wordt ‘opgetild’ dan wel ‘naar beneden getrokken’. Alfred Bronswijk stelt in zijn boek “Het Kruis” dat Christus, dé lichtpersoon bij uitstek, in de Westerse geschiedenis gaandeweg zijn goddelijke verhevenheid verloor, waardoor zijn menselijkheid steeds meer op de voorgrond kwam te staan. De middeleeuwse kerk vergrootte het bloedige drama van het kruis op een bijna morbide wijze uit: “… Verlossing werd uitgelegd in forensische termen van zonde, boete en losgeld. De eeuwige straf lag als een schaduw op alles en iedereen, met aflaten en beelden van de dode Jezus als tegenhanger. Ook al nam de kerk van de Reformatie afscheid van de kunst en van de beelden, het negatieve mensbeeld van oordeel en kruis bleef er tussen de kerkmuren hangen. Het paradijs raakte buiten het zicht…”. Daar kan Inge Bosscha (Zeeland, 1977), coach voor kerkverlaters, over mee praten. Onlangs kreeg ik van iemand haar gitzwarte “Mantel van angst”, waarin ze een aangrijpende kijk biedt op de schadelijke kant die een eenzijdige geloofsvisie vaak heeft en tot welke uitwassen een en ander soms leidt. Frappant is inderdaad de focus op de mens in plaats van op God. Er zit geen greintje humor in haar verhaal: alsof ze er nog steeds geen afstand van heeft kunnen nemen. Bosscha publiceert persoonlijke blogs en ervaringsverhalen op de website dogmavrij.nl. Haar website religietraumasyndroom.com is een kennisbank over de invloed van religie op identiteitsvorming.
Heidenen wegsleuren van de poorten van de hel
Geloofsgroeperingen zijn lang niet altijd goed voor mensen. Vaak wordt kerkelijke manipulatie en machtsmisbruik met ‘de mantel der liefde bedekt’. Vandaar de woordspeling ‘mantel van angst’, een last die kritische kerkgangers in de verstikkende greep van het zwijgen houdt, want de onuitgesproken boodschap van een autoritair kerkbestuur is meestal: “… jij moet zorgen dat wij ons niet ongemakkelijk of beschuldigd voelen, dus zwijg over alles wat ons een naar gevoel geeft!...”. Bosscha: “… Onrecht onder ogen zien en uitgebreid bestuderen, zodat we begrijpen hoe het zover kon komen en hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen, kan net zo liefdevol zijn…”. Ze groeide op in de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt, een destijds nogal geïsoleerd en sektarisch overkomend Nederlands kerkgenootschap binnen het gereformeerde protestantisme, waar mensen vooral ‘klein’ werden gehouden. Aangezien er brede denkers vandaan komen als Aad Kamsteeg, James Kennedy en Carola Schouten, moet dat ondertussen wel veranderd of niet overal hetzelfde zijn (geweest). Bosscha’s verhaal is in ieder geval loodzwaar en bizar. Ze vertelt dat ze al op haar tiende geacht werd ‘mensen weg te sleuren van de poorten van de hel’. Waar blijft dan je ‘onbezorgde kindertijd’? ‘Heidenen’ werden misleid door de duivel. Ze hadden geen idee wat ze misten en nodig hadden. ‘Heidenen’ waren alle mensen buiten haar kerk.
Kerkelijke vermaning en tucht
Anders dan in het Jodendom, waar Bijbelteksten op zeventig manieren geïnterpreteerd kunnen worden (eigenlijk komt dat neer op een oneindig aantal, want 7 is het getal van de volheid en dan ook nog eens 10 keer), is de extreme kerk uit Bosscha’s jeugd ervan overtuigd dat er maar één manier is: de hunne. De rest heeft het allemaal fout. Wat een ongelooflijke zegen als jij dan net in die ene onfeilbare geloofsgemeenschap bent geboren! Vandaar dat er ook een kritiekloze gehoorzaamheid en onderdanigheid van haar leden geëist werd (voor wie een orthodox commentaar dat hout snijdt wil horen, verwijs ik graag naar een recente podcast waarin emeritus hoogleraar dr. Willem Ouweneel uitlegt dat er niet zoiets als een ‘zuivere’ kerk bestaat). Bosscha vertelt dat ze zich op achttienjarige leeftijd vrijwillig onderwierp aan de ‘kerkelijke vermaning en tucht’ door geloofsbelijdenis te doen. Op eenentwintigjarige leeftijd werd die tucht een dingetje, omdat ze zwanger en wel naar een blijf-van-mijn-lijf-huis vluchtte. Haar man mishandelde haar. Tot overmaat van ramp werd ze ook nog verliefd op een ander, wat natuurlijk niet zo raar is in zo een onveilige situatie. Een ouderling kwam verhaal halen: “… breeduit op de enige stoel die het kamertje rijk was en…” comfortabel achterover leunend “… met zijn handen achter zijn hoofd…”. Ze moest zich niet zo aanstellen en als de wiedeweerga terug naar huis komen. In haar eigen gemeente werd ze in de ban gedaan, in een andere gemeente werd ze serieus genomen en mocht ze door.
Godskennis is zelfkennis
Bosscha: “… Het was het beste om jezelf te wantrouwen en enkel te focussen op de leer…”. In feite ontstaat zo de hele problematiek die draait om het ‘ware zelf’ zoals psychoanalyticus Alice Miller opvoert in “Het drama van het begaafde kind”. Wanneer jouw innerlijk er niet toe doet of zelfs wordt afgewezen, weet je op den duur niet meer wie je bent en word je door elke wind van leer gevaarlijk beïnvloedbaar. Zie de parabel van de man die zijn huis op een rots bouwt. Volgens mij is die rots je diepste kern, waarin, zoals ik geloof, God woont, ‘in wie wij bewegen en leven’, maar zo zal Bosscha het nooit uitgelegd hebben gekregen. Ze werd opgezadeld met een diepe afkeer van zichzelf. Toch begint zelfs Calvijn zijn “Institutie” met de opmerking dat ‘Godskennis’ ‘zelfkennis’ is.
Vest op prinsen geen betrouwen
Bosscha tobt enorm met Bijbelfragmenten die neerkomen op het gegeven dat je God meer lief moet hebben dan je dierbaren. Alsof een en ander impliceert dat je je medemens dus per definitie moet ‘haten’. Terwijl je volgens de Bergrede zelfs ‘je vijanden’ dan weer de andere wang moet toekeren. Hoe zit het nu echt?! Een eindje verder vertelt Bosscha dat haar is geleerd dat God enkel door middel van het kerkelijk gezag werkt. Dus als je de kerk de rug toekeert ga je naar de verdoemenis. Het paradoxale is dat de teksten die Bosscha noemt (Luc. 14:26, Matt. 10:37) heel goed zouden kunnen slaan op de gezagdragers zelf, die ze als blokkades heeft ervaren in haar geloofsleven. De farizeeën als adderengebroed, enzo: vroeger drukten ze zich niet al te voorzichtig uit. Sterker, heel haar boek zou je kunnen zien als een lange donderpreek over voornoemde teksten. Hoe anders kijken? Zouden voornoemde Bijbelpassages niet kunnen bedoelen dat er niets tussen jou en het goddelijke in kan staan (zie het begin van de Tien Geboden)? Geen leer, geen ouder, geen dominee, geen ambtsdragers, geen kerk. Hoe bevrijdend kan dat zijn. Het doet me denken aan een boeddhistische goeroe die zichzelf vergeleek met een trap en zijn inzichten met een wolk en zei: als je op de wolk bent, moet je de trap weggooien. En aan de rabbi’s volgens wie de Eeuwige straks (na het leven) niet zal vragen wie Mozes of Elia was, maar wie jíj was…
Wat weten we nu helemaal
Bosscha beschrijft de ‘cognitieve dissonantie’ die ontstaat wanneer twee tegenstrijdige visies met elkaar botsen, wat vaak het geval is bij rigoureuze geloofsovertuigingen. Bijvoorbeeld: een dochter die thuis niet langs mag komen met een lange broek aan. Er zal dan hard en heel creatief gewerkt moeten worden om de spanning te verkleinen. Bosscha heeft het over ‘trucs’ die verzonnen worden. Ik zou het veel meer à la Hegel in het positieve willen trekken: these - antithese - synthese. Niet alleen in de kerk, overal zijn tegenkrachten, die we moeten zien te overwinnen. Misschien blijven we daar wel ons hele leven mee bezig. Zo ontwikkelen wij. Zo groeien wij. Dat is volwassenwording. Zo ontstaat, weliswaar vaak door middel van schade en schande, wijsheid. Dat is niet alleen maar naar, dat kan ook iets heel spannends en uitdagends hebben. Bosscha verwijt religie ‘dubbeldenken’. Religie zou niet rationeel verklaarbaar zijn. Dat is ook zo. Reiligie is geen wetenschap. Zie bijvoorbeeld Jezus die zowel 100 % God als 100 % mens is of de goddelijke drie-eenheid. Religie heeft per definitie een spirituele en mystieke kant die ‘onze pet te boven gaat’ (daarom hebben Joodse mannen ook een keppeltje op). Religie is bezieling. Religie is mysterie. Wat weten we nu helemaal. “… Onze wetenschap is een druppel, onze onwetendheid een zee…”, schrijft Lieke Marsman in “Op een andere planeet kunnen ze me redden”. Hoeveel je ook weet, er is altijd veel meer dat je niet weet. Zie de oma van Narin die in “Er stromen rivieren door de lucht” van Elif Shafak wijst op hoe een zwaluw omlaag duikt naar een rivier om een beetje water op te scheppen: zo is het volgens haar met kennis. Is dat erg? In “De magiër” van John Fowles zegt een oude man tegen een jongere dat hij hem benijdt: “… U hebt het enige waar het op aankomt. U hebt al uw ontdekkingen nog vóór u…”.
Schieten met Bijbelteksten
Ik ben geen theoloog en zelfs geen regelmatige kerkganger, maar ik lees wel de Bijbel. Het punt is dat wanneer je met losse Bijbelteksten gaat schieten, die je ook nog eens uit hun context trekt, je altijd tegenovergestelde teksten kunt vinden. Bijvoorbeeld: in Matt. 18:1-4, zegt Jezus dat je ‘moet worden als een kind’. In Hebreeën 5: 12-14 roept Paulus echter weer op ‘volwassen te worden’. De Bijbel bestaat uit 66 boeken die door heel verschillende mensen in heel verschillende situaties zijn geschreven en dat ook nog eens honderden, zo niet duizenden jaren geleden. Je kunt de Bijbelteksten volgens mij niet één op één op de wereld van vandaag toepassen, en al helemaal niet letterlijk. De letter doodt de geest. Doe je dat wel dan raak je onherroepelijk in de knoop, dat blijkt wel weer. Eigenlijk vind ik Bosscha’s redenaties vaak net zo irritant 'stichtelijk' en zwart-wit als die van de moraliserende wereld waaruit ze voortkomt. Maarten ’t Hart heeft daar ook een handje van. Soms denk ik: ben je niet wijzer? Daar geloof ik niets van. Misschien is dat recalcitrante wel een fase waar religie-afhakers doorheen moeten om trauma’s te kunnen verwerken (zie onder andere Lale Gül), maar blijf er niet in hangen, zou ik zeggen. Stagneer niet. Voor je het weet verander je in zo’n negatief en verbitterd slachtoffer dat het onaangenaam wordt. Daar is het leven veel te kort voor en de wereld buiten de kerk veel te groot en veel te mooi.
Abraham-droom
Eén van de ontroerendste boekpassages gaat over een droom waaruit Bosscha wakker schrikt als ze in het opvangcentrum verblijft en zich heeft laten overreden weer naar huis te gaan. “… Ik moet in slaap gevallen zijn, want rond vier uur schrok ik wakker omdat ik mezelf ‘Abraham’ hoorde zeggen. Of had ik gedroomd? Ik zat nu rechtop in bed, terwijl ik met een ongewoon helder hoofd dacht aan Abraham van wie God het onmogelijke had gevraagd, namelijk zijn zoon offeren. Nadat Abraham had getoond dat hij bereid was dit te doen, had God ingegrepen en gezegd dat het niet hoefde. Hij had Abraham alleen op de proef willen stellen. Liet God mij weten dat Hij ook mij slechts had willen testen? Ik voelde dat ik kippenvel kreeg en hoorde in mijn hoofd de echo van de woorden van de begeleider: ‘Je hoeft niet te gaan, Inge. Je bent niet voor niets weggegaan.’ Terwijl de tranen over m’n wangen stroomden, voelde ik een diepe rust over me komen. Alsof de wolken wegtrokken en ik heel helder wist dat ik echt bereid was geweest. En echt niet terug hoefde…”. Ze heeft nog te weinig moed tot haarzelf. Ze gaat wél terug. Maar de droom blijft haar jarenlang bezig houden: “… Was het echt een boodschap van God geweest? Of was het mijn onbewuste dat me iets vertelde in een taal die mij het meeste aansprak?...”. Was het ‘wishful thinking’? “… Ondanks dat ik dit niet weet, voel ik warmte en dankbaarheid als ik eraan terugdenk, omdat het toen – en nu nog steeds – voelde als een steunende ervaring…”. Het is of Bosscha’s ‘ware zelf’ als een zonnestraal tussen de dichte gordijnen kiert. Waarom zou het goddelijke níet via het onbewuste werken?
In de fik
Als volwassene houdt Bosscha nog steeds liever de hele dag de gordijnen dicht, zodat niemand haar kan zien. Omdat ze als kind vreselijk leed onder het idee dat ze constant door God en de duivel in de gaten werd gehouden. Als ze niet oplette zou de duivel haar in zijn greep krijgen en ging ze naar de hel. Dan stond je voor altijd en eeuwig ‘in de fik’. Ze heeft het over het boek “Hulpeloos maar schuldig” uit 1987 waarin Aleid Schilder het verband tussen de ‘gereformeerde paradox’ en depressie behandelt. De laatste schreef trouwens ook “Spiritueel misbruik. De gevaren van goeroes, paragnosten en sekten”. Bosscha’s verhaal bestaat vervolgens uit een lange reeks cases van getraumatiseerde mensen die de pineut zijn geworden van christelijk machtsmisbruik, onder het mom van een heilige tekst als excuus. Ik zal ze in het kort even nagaan. Over de gevolgen van de gedachte dat er maar één waarheid is en hiervan afwijken dodelijk kan zijn: ‘Wie niet voor Mij is, is tegen Mij’. Over de gevolgen van het opgaan in de eigen vrome bubbel waardoor een confrontatie met de seculiere wereld een ware cultuurshock oplevert: ‘Gij geheel anders’. Over de gevolgen van een lijdelijke, afwachtende levenshouding: ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw’. Over de gevolgen van een zondig zelfbeeld: ‘Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad’. Over de gevolgen van emotionele verwaarlozing: ‘Recht in de leer’. Over de gevolgen van fysieke mishandeling: ‘Wie zijn zoon liefheeft, kastijdt hem’. Over de gevolgen van vrouwelijke onderdanigheid: ‘En hij zal over u heersen’. Over de gevolgen van opgroeien in een omgeving waarin narcisme en gaslighting een rol spelen: ‘Leer mij volgen zonder vragen: Vader, wat Gij doet is goed’. Over de gevolgen van het idee dat het leven een doorlopende geestelijke strijd is, er overal gevaar loert, en je zomaar bezeten kunt zijn door demonen: ‘Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle’. Over de gevolgen van een geloofscrisis: ‘Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen’. Bosscha dekt zichzelf in door elk item te eindigen met de tekst: “… Let op: bovenstaande verschijnselen kunnen ook andere oorzaken hebben. Het is belangrijk om voorzichtig te zijn met het leggen van verbanden en het trekken van conclusies…”.
Religieus Traumasyndroom
Bosscha: “… Als het gaat om ernstige zaken, zoals depressie, arbeidsongeschiktheid, en suïcidaliteit, kan er sprake zijn van RTS. Dit kan ook het geval zijn als de klachten je dagelijks functioneren sterk bepalen. Als je bijvoorbeeld steeds meer dingen uit de weg gaat, nachtmerries hebt, angstig wordt van Bijbelteksten of woedend als je kerkklokken hoort…”. Iemand vertelt letterlijk onpasselijk te worden als hij een man in een donker pak of een vrouw met een knot en een lange rok ziet. Bosscha: “… De vraag: ‘Wat vind je daar zelf van?’ kan onzekerheid en zelfs paniek veroorzaken, omdat men koortsachtig afvraagt wat men hóórt te vinden…” (zie ook de vier-delige tv-serie “Dus ik volg” van Stine Jensen). RTS heeft bijna altijd te maken met onderdrukking van de identiteit dan wel persoonlijkheid (zie ook “Het schuurtje” van Marjan Kole). Als kernproblemen noemt Bosscha: 1. Angststoornissen (intens gevoel van schuld en verwerping) 2. Identiteitscrisis en verwarring rondom levensbeschouwing en zingeving 3. Intense rouw (vanwege het verlies van geloof) 4. Narcistische mishandeling en onderdrukking 5. Grenzenproblematiek (wanneer ‘gehoorzaam’ je wel/niet) 6. Loyaliteitsproblematiek (verlies familie en vrienden) 7. Eenzaamheid (wereldvreemdheid). Bosscha: “… Schuldgevoel is voor veel gelovigen een legitieme en zelfs gewaardeerde emotie, terwijl op boosheid vaak een taboe ligt…”.
Verruim je blik
We komen uit het duister, we gaan naar het duister, waarom in het duister leven? Uiteindelijk zul je moeten leren de verantwoordelijkheid voor jezelf te aanvaarden. Je kunt anderen niet de schuld blíjven geven van je rotleven. Het laatste gedeelte van het boek gaat over de manier waarop je jezelf los kunt maken van ongezonde dogma’s en schadelijke groeperingen. Door opgekropte boosheid te spuien, wordt het verdriet daaronder zichtbaar en kan het ‘opgeruimd’ dan wel ‘geïntegreerd’ worden. Bosscha: “… Er is niet één route of één volgorde waardoor heling kan plaatsvinden. Je mag hierbij echt je eigen weg zoeken. Volg daarbij vooral je nieuwsgierigheid…”. Wie is opgegroeid met veel angst voor de duivel en de hel heeft in zijn jeugd onbewust al een uitgebreid angstnetwerk in de hersenen aangelegd. Zie Jonathan Haidt in mijn vorige blog. Hij heeft het trouwens ook over de omschakeling van de ‘verdedigingsmodus’ naar de ‘ontdekkingsmodus’. Boeken en films die gaan over de overtuigingen en godsbeelden van derden kunnen helpen om in kleine stapjes anders te gaan denken: “… Door een boek te lezen of een film te kijken en je open te stellen voor de gedachtewereld van de maker, kun je je eigen gedachtegoed verruimen. Je bepaalt uiteindelijk zélf of je je oorspronkelijke aannames aanpast of dat je het boek of de film voor kennisgeving aanneemt en aan de kant schuift. Alleen al het nadrukkelijk stilstaan bij het feit dat je met andere inzichten en ervaringen tot andere conclusies kunt komen kan een relativerende en daardoor bevrijdende werking hebben…”. Vergeet ook de vele podcasts niet. Het boek is uitgerust met een RTS- test, hulpverleningsadressen en een literatuurlijst om verder te lezen.
Uitgave: KokBoekencentrum – 2024, 192 blz., ISBN 978 904 353 961 6, € 22,50
Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier