Menu

maandag 24 juli 2017

Een klein leven – Hanya Yanagihara


In mijn jeugd groeide ik op met de boeken van W.G. van de Hulst: "Voetstapjes in de sneeuw", "Het wegje in het koren", "Van Bob en Bep en Brammetje", en toen ik wat ouder werd "Rozemarijntje", "Ouwe Bram" en "Peerke en z'n kameraden". Wat een drama’s. Peerke die zijn vrienden op een gegeven moment onthult: “… Ik heb geen benen meer…”. Ik vroeg me af wat het geheim van “Een klein leven” is, dat de Kirkus Reviews Book Prize won en de Shortlists van de Man Booker Prize 2015, de National Book Award haalde, en bij ons ook al niet uit de top zestig is weg te slaan. Waarom willen mensen ruim zevenhonderd dichtbedrukte afgrijselijke bladzijden lang lezen over misbruik en zelfbeschadiging (want daar gaat het verhaal over)? Is dat eigenlijk niet nogal ziek? ‘Normale’ mensen kijken toch het liefst weg van leed – zeker als het lang duurt (zie “Maar buiten is het feest” van Arthur Japin)? Ik denk dat het vooral komt doordat de Amerikaanse schrijfster Hanya Yanagihara (1974) hetzelfde concept volgt als W.G. van de Hulst. In haar verhaal staat extreme ellende tegenover onwaarschijnlijke goedheid. Steeds als je denkt: ‘erger kan niet’, dan wordt het toch weer heftiger. Steeds wordt de lezer echter ook weer vet getroost, als het ware, en volgens de schrijfster zijn we allemaal op zoek naar troost: “… Hij keek Jude aan en had hetzelfde gevoel dat hij soms kreeg als hij nadacht, echt nadacht, over Jude en hoe zijn leven was verlopen: een soort bedroefdheid, zou hij het kunnen noemen, maar hij bedoelde het niet medelijdend. Het was een algemene bedroefdheid, die zich uitstrekte tot alle arme, worstelende mensen, de miljarden die hij niet kende en die allemaal hun leven leidden, een bedroefdheid die was vermengd met verwondering en ontzag over hoe enorm mensen wereldwijd hun best deden om te leven, zelfs in de zwaarste tijden en onder de slechtste omstandigheden…”. Als je het hebt over ‘met innerlijke ontferming bewogen’... Hoofdpersonage Jude St. Francis is een tweede Peerke. “Een klein leven” is W.G. van de Hulst 2.0. Honderd levels hoger. Een volwassen tearjerker van jewelste.

Straatarm en wees

Het boek start zelfs als een echte Van der Hulst. Twee straatarme ex-studenten die een appartement willen huren krijgen van de makelaar te horen dat hun saldo te laag is als dat wordt gecontroleerd. Ze hebben niemand die borg kan staan want ze zijn allebei wees. Ze praten er met een paar rijke(re) vrienden over in een Vietnamees restaurantje, waar een kom soep met brood vijf dollar kost, een hoofdgerecht acht à tien dollar, en waar je wat je niet op kunt in een zakje mee naar huis krijgt. Zoals gewoonlijk eet een rijke zijn bord niet leeg zodat de armen de rest op kunnen schransen. En de andere rijke weet nog een ‘rothok’ te huur, dus alles komt goed. Het verhaal tekent de levens van vier studievrienden die hun draai trachten te vinden in New York; de enige plek waar je je moet verontschuldigen als je gelooft in iets anders dan jezelf. Ambitie als religie. Malcolm, een getalenteerde architect. Willem, een charmante acteur. JB, een excentrieke, homoseksuele kunstenaar. En Jude, een briljante, teruggetrokken, raadselachtige jurist. Jude kan niet goed lopen, kronkelt af en toe over de grond vanwege shockerende pijnaanvallen, en zwijgt in alle talen over zijn verleden. De jongens hebben geleerd er niet naar te vissen. Proberen op allerlei genereuze manieren zijn pijn te verlichten. Willem, die samen met Jude in het ‘rothok’ woont dat ze zich net kunnen veroorloven, is de eerste die in de gaten krijgt dat Jude zich snijdt. En niet zo’n klein beetje ook. Midden in een nacht staat Jude hem met een handdoek om zijn arm aan zijn schouder te trekken. Of hij hem even naar Andy kan brengen. Een behandelend arts die dag en nacht voor hem klaar staat (moet die man niet slapen?). Of Willem misschien heeft gemerkt dat Jude suïcidaal is?

Denk je dat er een dankgebedje voor het eten af kan?
Stapje voor stapje trekt Yanaghihara de lezer steeds een stukje verder Jude’s hel in. Bijvoorbeeld door te refereren aan zijn eerste en enige maatschappelijk werkster, Ana, die meesterlijk wordt neergezet: “… Ana gaf niets om de natuur (al die beestjes, al dat gewriemel, zei ze altijd)…”. Als ze eindelijk een betrouwbaar, maar wel christelijk pleeggezin voor hem heeft gevonden: “… Denk je dat er een dankgebedje voor het eten af kan, in ruil voor een beetje privacy en gegarandeerde veiligheid?’…”. En even verder: “… ‘Trouwens,’ ging ze verder, ‘als je het over zondige dingen wilt hebben, kun je mij altijd bellen.’…”. Tijdens het lezen van zijn schriftelijke verklaring die ze hem laat opstellen omdat ze hem niet opgewassen acht tegen confrontaties in een rechtszaal barst ze uit in een ‘woest, niet te stoppen’ gehuil, waarop ze hem s’ avonds prompt opbelt om zich te excuseren: dat was bijzonder onprofessioneel, het zal nooit meer gebeuren. Maar Ana wordt ziek en gaat dood: “… ‘Je moet niet roken,’ had hij twee maanden eerder nog tegen haar gezegd, intussen voldoende op zijn gemak bij haar om commando’s uit te delen; de eerste volwassene bij wie hij dat had gedaan. ‘Je hebt gelijk,’ had ze gezegd, om met half toegeknepen ogen een flinke trek te nemen en naar hem te grijnzen, toen hij een zucht slaakte…”. Het mooiste figuurtje vond ik onbetwistbaar een eigenlijk totaal misbare passant: een scholier die Jude om wat te verdienen bijles gaat geven. De zoon van het hoofd van een groot advocatenkantoor. Een jongen waar zoveel van verwacht wordt dat hij al bij voorbaat neerslachtig is: “.. Hij had medelijden met Felix, die klein en onaantrekkelijk was en de gewoonte had in een van zijn smalle neusgaten te peuteren, met een diep borende wijsvinger, tot hij besefte wat hij deed en hem snel terugtrok en afveegde aan de zijkant van zijn spijkerbroek…”. Zo’n jongetje dus. “… Hij was niet dom, maar hij leed aan een gebrek aan enthousiasme, alsof hij zich er op zijn twaalfde al bij had neergelegd dat het leven een teleurstelling zou zijn, en hij een teleurstelling voor de mensen in zijn leven…”. Als Felix lusteloos en met hangende schouders naast hem op de pianokruk zit vraagt Jude of hij wil dat hij een stuk voor hem speelt. Felix haalt zijn schouders op. “…’Felix,’ was hij begonnen, en toen zweeg hij. Naast hem wachtte Felix. ‘Wat is er toch?’…”. Felix barst tot zijn schrik los in tranen: “… ‘Ik heb helemaal geen vrienden,’ bracht hij snikkend uit…”. En Jude: “… ‘Felix, dat komt nog wel,’ had hij gezegd, en Felix had zo smartelijk ‘Wanneer dan?’ gejammerd dat zijn hart ineen was gekrompen. ‘Binnenkort. Binnenkort’, had hij gezegd, terwijl hij hem op zijn magere rug klopte, ‘echt.’ En Felix had geknikt, al had zijn gekko-snoetje dat door de tranen nog reptielachtiger was geworden hem later, toen de jongen met hem meeliep naar de voordeur, sterk het gevoel gegeven dat Felix wist dat hij loog…”.

Over de top
De eerste 150 bladzijden van “Een klein leven” zijn best goed. Maar dan volgen er een stuk of twintig, beschreven uit het perspectief van Jude, die zo ongelooflijk gruwelijk zijn dat ik ze totaal over de top vind. Al moet ik toegeven dat het nergens in het boek meer zo erg wordt als daar. Het geruzie met Andy over dat hij een therapeut moet zoeken vanwege al zijn gesnij waardoor zijn lichaam eruit ziet als een ‘gegrilde eend’. Jude die pertinent weigert en Andy die teveel om hem zou geven om hem te dwingen. Ik kan me gewoon niet voorstellen dat een arts een patiënt op die manier zijn gang laat gaan: dat is geen ‘liefde’. Liefde betekent soms ook dat je een ander tegen zichzelf moet beschermen. Dat weet iedere ouder (in een interview zegt de schrijfster dat ze geen kinderen kent, heeft of wil). Vervolgens de terugblik op de eerste vijftien jaar van Jude’s leven. Hij groeit op in een klooster. Als je tot aan je puberteit in een religieuze omgeving bent groot gebracht, zal dat sporen trekken in de rest van je bestaan. Ruim vijftig jaar is de lezer getuige van de (beschadigde) gedachtegang van Jude, maar nergens worstelt Jude met God of komt er ook maar een link met een Bijbeltekst voor (hij zingt alleen goed, maar nooit psalmen) - wat volkomen ongeloofwaardig is, en ik kan dat weten. De broeders hebben Jude als baby uit of van een vuilnisbak gevist (dat is niet helemaal duidelijk). Nergens ter wereld zijn er een heviger stel sadisten te vinden. Ze steken zijn met olijfolie ingesmeerde hand in de fik als hij iets heeft gestolen. De deur van zijn kamertje, ter grote van een bezemkast (Harry Potter!), staat open zodat iedereen weet wanneer hij beschikbaar is om verkracht te worden. Vanwege zijn zelfdestructieve driftbuien wordt hij net zolang met een in azijn gedrenkte riem geslagen tot hij bewusteloos is. Hij wordt gedwongen zijn eigen braaksel op te eten. Eerlijk gezegd: op een gegeven moment ben ik op zoek gegaan naar meer informatie over Hana Yanagihara, want ik had nog een hele klus voor de boeg - ruim 500 bladzijden - en ik wilde weten of dat ūberhaupt de moeite waard was. Ik vond een artikel wat me enigszins geruststelde. Bijna tot mijn opluchting bleek Yanagihara een normale baan te hebben, waarnaast ze schreef. Je moet er toch niet aan denken dat je iedere morgen aan je bureau gaat zitten om je hoofd te laten overnemen door van die getourmenteerde types. Ik bedoel: wat blijft er dan nog over van je zelf... Ook vertelt ze dat ze brieven kreeg van hulpverleners die mensen kenden die precies hetzelfde was overkomen als Jude. Je hoeft natuurlijk de krant maar open te slaan of Jinek te kijken om te weten dat er hele legers… Afijn: wie weet waar jij nog eens mee wordt geconfronteerd in je ‘kleine’ leven. Toch maar verder lezen dus.

Kosmische compensatie
Jude en zijn vrienden worden ouder en redden zich prima in de wereld die voortpruttelt op geld, hebzucht en afgunst. Glanzende carrières liggen in het verschiet. Prachtige stulpjes worden bewoond. Kekke feesten bezocht. Verbluffende reizen gemaakt. Maaltijden bestaan uit ingrediënten waarvan ik nog nooit heb gehoord. Ontzettend mooie, aangename, hoogopgeleide meegenieters houden buitengewoon interessante praatjes over kunst, literatuur en wetenschap (nooit over politiek), maar over de inhoud gaat het zelden, zoals gebruikelijk in dit soort boeken. Maatpakken. Bolides. Op zijn dertigste wordt Jude alsnog geadopteerd door een geliefde rechtendocent en zijn vrouw, wat hem en zijn collega’s doet ‘gillen van vreugde’. Moeiteloos verkoopt hij zijn ziel aan een gerenommeerd advocatenkantoor waar hij, tot zijn eigen stomme verbazing, met overtuigend plezier bullebakken met geld uit elke pinarie haalt die je maar kunt bedenken. Ook al blijft hij zich aan flarden snijden, bestaat hij zo langzamerhand alleen nog uit littekenweefsel, en ziet hij eruit als een wandelend geraamte (aldus Andy). Willems hoofd prijkt op reclamezuilen in elke grote stad vanwege zijn sterrenstatus. Malcolm plompt zijn gebouwen overal ter wereld. Zelfs JB’s weg blijkt geplaveid met goud als hij eenmaal zijn ding gevonden heeft: het vastleggen van ‘the boys’ op canvas. Alle stadia in hun leven komen uitputtend voorbij. Je zou kunnen zeggen dat de schrijfster in feite hetzelfde doet als JB. Niet in verf, maar in woorden. Alleen wil het met de liefde niet al te best lukken, zoals dat zo vaak het geval lijkt te zijn in beschreven kringen. Iedereen worstelt met zijn seksuele identiteit. En wat Jude betreft is dat natuurlijk ook niet zo raar. Na een zelfmoordpoging vat Willem zoveel liefde op voor Jude (die voor de vrouwen inmiddels verloren is) dat ze een gelukkig ‘helende’ relatie aangaan. Niet dat Willem zich nu direct ‘gay’ voelt: “… ‘Ik heb geen relatie met een man,’ zei hij, en hoorde zelf hoe absurd dat klonk, ‘ik heb een relatie met Jude.’...”. Bij stukjes en beetjes komt het levensverhaal van Jude verder boven tafel: een zichzelf repeterende gang van de ene naar de andere misbruiksituatie, van de ene naar de andere psychopaat, zelfs als hij al lang een breed een topadvocaat is. Alsof de daders het ruiken; en misschien is dat ook wel zo. Uiteindelijk leidt zijn lichamelijke conditie naar een amputatie van beide benen (Peerke!). Naarmate het verhaal vordert wordt het wel rustiger en aannemelijker verteld, vind ik. Alleen is de humor dan ook verdwenen. In de laatste vijftig bladzijde compenseert de kosmos een miserabele periode echter niet langer: het verhaal loopt slecht af. Maar dan ben je als lezer al wel zo murw dat het abrupte einde zelfs iets van een verademing heeft. Het lijkt erop dat de schrijfster met dit boek vooral heeft willen benadrukken dat stabiele vriendschap een volmaakter vorm van genegenheid is dan de luimen van onberekenbare liefde. Gek genoeg raken de beschrijvingen van de heren kameraden tegen de tijd dat ze jetset levens gaan leiden me voor geen meter meer. Daarvoor staan ze te ver van mij vandaan denk ik. Wat mij betreft zegt recensent Arie Kok er van alle boekbesprekers die ik heb gelezen en aangehoord het meest ware over: “… Grote emoties worden benoemd, niet opgeroepen…”. Ik betwijfel ten zeerste of “Een klein leven” het label literatuur waard is. Het doet me eerlijk gezegd meer denken aan van die obscure blaadjes als “Mijn geheim”. Maar als het helpt om mensen bewust te maken van het vaak levenslange trauma dat gepaard gaat met kindermishandeling, wie ben ik dan om daar al te kritisch over te zijn…

Uitgave: Nieuw Amsterdam – 2016, vertaling Josephine Ruitenberg en Kitty Pouwels, 751 blz., ISBN 978 904 682 270 8, € 17,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier

donderdag 13 juli 2017

Zo begin je een revolutie – Nadja Tolokonnikova


Dat de werkelijkheid fictie vaak overtreft bewijst Nadja Tolokonnikova (1989) maar weer eens. Ze werd als lid van de feministische, politieke punkrockband “Pussy Riot” in 2012 gearresteerd vanwege een provocerende actie in de orthodoxe Christus Verlosserskathedraal te Moskou. De kunstenaar–filosofoof en moeder van een toen vierjarig dochtertje verbleef twee jaar in een strafkamp. Tolokonnikova schreef er een fascinerend verslag over in dagboekstijl, vol citaten en aforismen. Ik ben helemaal niet zo’n uitgesproken politiek dier, maar voor “Pussy Riot” maak ik een diepe buiging. In hun vrolijke standaardoutfit - felgekleurde jurkjes, maillots en bivakmutsen - waarin ze, nadrukkelijk geweldloos, de tirannieke Poetin-samenleving op de hak nemen, lijken ze de aloude Russische gekke profeten en heilige dwazentraditie voort te zetten. Mijn voorstel: alle linkse raddraaiers die in Hamburg zijn opgepakt verplicht dit boek laten lezen voor ze weer vrijuit gaan. Zó begin je een revolutie!

Homoseksualisme

Tolokonnikova start met een uitvoerige uiteenzetting over hoe ‘homoseksualisme’ en genderrollen werken in de strafkolonie waar ze verblijft: “… Lacan zegt dat de vrouw niet bestaat. Maar ik beweer dat de man niet bestaat…”. Tolokonnikova: “… Of je zegt een keer alles over seks wat je op je hart hebt en daarna voel je je vrij genoeg om ook over veel andere geweldige dingen te denken en te praten, of je doet je zo kuis voor als een Oostenrijker in de tijd van Freud en je zegt nooit iets rechtstreeks, maar dan zal alles wat je denkt en zegt steeds doortrokken zijn van seksualiteit…”. In een poging om de vrouwelijke gevangenen van lesbisch gedrag te weerhouden moeten ze verplicht aan schoonheidswedstrijden deel nemen wat hen een voorwaardelijke invrijheidsstelling kan opleveren. Een podiumoptreden op lage schoenen? Alleen hoge hakken bewijst dat je klaar bent voor de samenleving. Volgens Tolokonnikova is Poetin nergens zo bang voor als voor homo’s (bovendien heeft hij ook nog eens de helft van het land aan zijn beste vrienden gegeven - allemaal oligarchen). Maar juist door op elkaar te vallen is het werkkamp geen straf meer: “… daarom zijn vele gevangenen op zoek naar iemand om verliefd op te worden…”. Tolokonnikova: “… Toen ik tien was, bekende ik een klasgenoot dat ik een feministe was. ‘Over een paar jaar hou je op met het haten van mannen, dan ga je ze aardig vinden en zal je het feminisme achter je laten’, antwoordde hij. Hij wilde van me af, maar dat kon niet: hij schreef al zijn huiswerk van mij over… Als je een seksist bent, moet je niets overschrijven van stomme meiden…”. Ze vertelt hoe ze wijde T-shirts droeg met vlekken erop en expres probeerde te stinken door zweterige oksels te kweken: “… Ik zal moeten overleven zonder fallus in een fallocentrische cultuur, ik zal met het tij moeten meezwemmen. Maar je komt niet van je afgunst af, hoewel je je gaat realiseren dat afgunst een slechte emotie is…”. Ze roept de Russisch-orthodoxe Kerk op homo-theologie te gaan prediken - dan “… zullen de straten in Moskou schoner worden, zal de lucht in Rusland geuren naar gelukzaligheid en de vrijheid van de lente, zal de burgemeester van Novosibirsk op de fiets naar zijn werk gaan en onderweg een zak met kringloopproducten afgeven. De kinderen zullen kraaien van plezier op nieuwe met de hand aangelegde speelveldjes en Russische poezen zullen de meest glanzende en liefste poezen van de wereld worden…” - en eindigt het eerste hoofdstuk buitengewoon christelijk: “… ‘Hierbij is geen sprake (…) van mannelijk en vrouwelijk; gij allen zijt immers één in Christus Jezus,’ schrijft de apostel Paulus aan de Galaten, 3, vers 28… Luister naar de oude apostolische openbaring…”. Geloof me: de Bijbel kun je - gelukkig - in álles voor je laten spreken. Ik kan mij niet zo druk maken om Tolokonnikova’s feministische praatjes, wat alleen maar aangeeft hoe ver de traditionele Russische opvattingen afstaan van de mijne, denk ik.

Restaurant Opritsjnik
Ze vertelt over de beginjaren van de politiek-artistieke protesten als ze allemaal een onschuldige zeventien of achttien jaar oud zijn. Hoe ze het Russische Witte Huis, de zetel van de Russische regering, bestormen op de Dag van de Revolutie, die door Vladimir Poetin in 2004 werd afgeschaft. Met een laserkanon wordt er een reusachtige piratenvlag, van zestig bij veertig meter, op geprojecteerd. Ze vertelt over het net geopend restaurant ’Opritsjnik’ in Moskou - eigendom van de ultrarechtse journalist en Poetin-aanhanger Michaïl Leontjev - waarvan ze op een oudejaarsnacht de deur dichtlassen: “… In de zestiende eeuw gebruikte Iwan de Verschrikkelijke de opritsjnina om zijn politiek in Rusland door te zetten. Daarbij liet hij zijn tegenstanders doodsteken, ophangen, in stukken hakken en goot hij kokend water over hen heen. Roodgloeiende bakpannen, ovens, tangen en touwen waren de martelinstrumenten die Iwan en zijn opritsjniki gebruikten. Dit terreurbewind werd de opritsjnina genoemd. Als je in Rusland een restaurant Opritsnik noemt, is het net zoiets als in Duitsland een nachtclub de naam ‘Auschwitz’ geven…”. Ze besluiten hun vijand lief te hebben en kussen uit het niets politievrouwen op hun lippen. Maken een reisje naar de Krim waar ze van zogenaamde gepensioneerde gangsters uit Oekraïne lessen in zelfverdediging krijgen om zich ‘neonazi’s en andere varkens’ van het lijf te houden: “… Jaarlijks sterven in Rusland veertienduizend vrouwen door geweld in huiselijke kring. Niet meer bij machte om de slaag te verdragen, reageren jaarlijks drieduizend vrouwen met moord op hun kwelgeest…”.

Voor hun vrijheid en de onze
Tijdens hun flitstour langs metrostations scheurt Pussy Riot oude kussens open, waardoor er allemaal veertjes op de luchtstromen in de ondergrondse tunnels zweven, gooit handenvol citroensnoepjes in het publiek, en laat zevenklappers vol kleurige confetti ontploffen. Een keer gaat het bijna mis als ze meel strooien tijdens een clandestien optreden op een modeshow. In de omgeving staan brandende kaarsen. Ze hebben zich niet gerealiseerd dat meel brandbaar is. “… Iemand vroeg waarom de leden van Pussy Riot maskers dragen tijdens hun optreden. Nou, misschien is dat wel omdat ze hun pukkeltjes willen verbergen…”. Ze geven een uitvoering op het dak van een gevangenis en lopen vooraan in protestmarsen voor eerlijke verkiezingen: “… Lobnoje Mesto is een verwijzing naar een protestbijeenkomst die daar gehouden werd door Sovjetdissidenten in 1968. Ze droegen spandoeken waarop stond: ‘VOOR HUN VRIJHEID EN DE ONZE’, en protesteerden tegen de invasie van Tsjecho-Slowakije door troepen van het Warschaupact. De demonstranten van 1968 werden gemarteld, verbannen en opgesloten in psychiatrische inrichtingen en in gevangenkampen. Wij zijn van mening dat de agressieve imperialistische politiek van de Sovjet-Unie veel gemeen heeft met de huidige politiek van Poetin. De houding van het regime ten opzichte van de eigen burgers is weinig veranderd sinds de Sovjettijd. Nog altijd overheerst de paternalistische supervisie en controle van mensen door de veiligheidsdiensten…”. Zo ongeveer ieder optreden eindigt met een arrestatie. Tolokonnikova: “… Wat je ook zorgen baart in het dagelijks leven, je komt het te boven als je een onconventioneel antwoord vindt…”. Dictatuur doodt, legt Tolokonnikova uit; 88 procent van de ondervraagde Russen zegt dat andere mensen niet te vertrouwen zijn, net zoals direct na de oorlog 90 procent van de Duitsers dat vond. De schrijfster moet een charismatische invloed hebben op haar vrienden, volgens een fragment uit de getuigenverklaring van een vader: “… Nadat ze Tolokonnikova had ontmoet, veranderde zijn dochter Katja dramatisch. Soms scheen het hem toe dat ze gehersenspoeld was en lid geworden was van een fanatieke sekte. Ze was niet voor rede vatbaar, leefde in een onwerkelijke wereld en deed onnadenkend dingen die een redelijk persoon nooit zou doen. Toch was hij er bijna honderd procent zeker van dat zijn dochter geen drugs gebruikte…”.

Pussy Riot Church
Dan de actie in de kathedraal. Eerst worden ze er uitgezet zonder dat iemand zich er verder naar om maakt: de bewakers gaan gewoon door met kaarten. Pas als Poetin zich met de zaak bemoeit begint de achtervolging, duiken ze onder en worden ze uiteindelijk opgepakt. Waarom provoceren in zo'n belangrijk religieus gebouw? Volgens Tolokonnikova was de enige misdaad van Pussy Riot dat ze niet officieel een ruimte hadden afgehuurd in de kathedraal van Christus de Verlosser. Elke rijke ambtenaar of zakenman kan een banket in de kerk houden mits hij pro-Poetin is. Op de website van de kerk: “… De Hal van de Kerkenraden in de kathedraal van Christus de verlosser, waarin concerten, congressen, seminars, conferenties en topbijeenkomsten plaatsvinden, houdt de eeuwenoude Russische tradities van gastvrijheid in ere. De bevoorrechte locatie, het unieke interieur, het onbetwiste gezag en de vlekkeloze reputatie van de multifunctionele Hal van de Kerkenraden zijn uitstekend geschikt om extra aandacht te vestigen op uw activiteiten binnen de sociale en zakelijke kringen van Moskou. Ook kunnen wij voorzien in uw behoeften op het gebied van videoprojectie en laserapparatuur en beschikt de Hal over een concertvleugel en een elektronisch orgel…”. Patriarch Kirill zou bekend staan om zijn handel in tabak en zijn fortuin van vier miljoen dollar: “… We worden er kotsmisselijk van dat de patriarch schaamteloos campagne voert voor Poetin, hem al President van Rusland noemt voordat de verkiezingen hebben plaatsgevonden en beweert dat Poetin ‘de kromheid van het verleden weer rechtgemaakt heeft’. Als Poetin al iets recht heeft gemaakt dan zijn het vooral de zakken van zijn ondergeschikten en ook de zakken van Zijne Heiligheid Kirill, die hij met geld gevuld heeft…”. En even verder: “… Op het terrein van de kathedraal bevinden zich ook een stomerij, een autowasstraat en, onder het altaar, een wasserette. Er is ook een bedrijf dat zeevruchten verkoopt. Toeristen kunnen Farbegé-eieren kopen voor 150.000 roebel per stuk en de kathedraal kent een levendige handel in souvenirs. En omdat toch niemand er toezicht op houdt of belasting van ze heft, rommelt de Russisch-orthodoxe Kerk ook wat met goedkoop Arabisch goud…”. Kortom, het klinkt allemaal zo’n beetje als het verhaal over Jezus die de geldwisselaars uit de tempel verdrijft. Tolokonnikova sarcastisch: “… Er zijn mensen die boffen in het leven. Een van hen is de dealer van een vriend van mij. Hij handelt in paddo’s en hij kan zich veroorloven niet naar nieuwe klanten te zoeken omdat hij een heel belangrijke afnemer heeft, Vladislav Soerkov, een naaste adviseur van Poetin. Moge je net zo boffen in het leven als de dealer van Soerkov…”. Daar tussendoor: “… Wees trots op je rimpels: het was niet gemakkelijk om ze te krijgen…” en “… Elke keer als ik een vrouw op hoge hakken zie, voel ik medelijden en wil ik haar vragen of ik haar misschien op mijn rug moet nemen…”.

Wat is wijsheid…

Een Russisch proces is geen lolletje. Volgens Tolokonnikova is het moeilijkste het gebrek aan slaap. Uit een interview met een ander Pussy Riot-lid, Masja Aljochina: “… We worden elke dag naar de rechtbank gebracht. (…) We krijgen geen ontbijt. (…) We worden heel laat teruggebracht naar het huis van bewaring en kunnen dan een uur of vier slapen, niet meer. Ik ben verschrikkelijk uitgeput. (…) We worden naar het gerechtsgebouw gebracht waar we twaalf uur per dag doorbrengen. (…) Tweemaal per dag worden we vijf minuten naar het toilet gebracht. (…) Het is erg heet in de arrestantenwagen, het lijkt wel een magnetron. Het kan uren duren om van het gerechtsgebouw naar het huis van bewaring te rijden. We rijden niet rechtstreeks naar onze gevangenis, maar stoppen bij het Stadsgerecht van Moskou en de Matrosskaja Tisjina-gevangenis, waar ook gevangenen worden achtergelaten, en komen pas heel laat in Petsjatniki aan. Soms rijden we drie, vier uur rond…”. Pussy Riot wordt veroordeeld. De waarde van de Russische Roebel keldert. Het vrije westen spreekt zijn afschuw uit; van Angela Merkel tot Madonna toe. Tv-presentratice Tina Kandelaki: “… Ons image in de ogen van de wereld lijkt nu meer op het beeld van een middeleeuwse dictatuur…”. De Duitse minister van Buitenlanse Zaken Guido Westerwelle: “… Een vreedzame kunstuitvoering kan niet beschouwd worden als een misdaad. Kritiek leveren op autoriteiten is een belangrijk onderdeel van de democratie…”. Sergey Brin, de grondlegger van Google: “… Ja, de acties van Pussy Riot waren gericht tegen religie, maar alleen in die zin dat ze een overtreding waren van het eerste gebod in het hedendaagse Rusland: ‘Gij zult de naam van Poetin niet ijdel gebruiken.’…”. Foucault in “Discipline, toezicht en straf”: “… In de duistere regionen van het politieke veld vertegenwoordigt de veroordeelde mens op symmetrische, omgekeerde wijze de figuur van de koning…”. Uit Montaignes Essais: “… Men hecht wel heel veel waarde aan de eigen veronderstellingen als men daarvoor een ander mens levend laat verbranden…”. En uit het slotpleidooi van Tolokonnikova: “… Het verbaast me dat de waarheid het werkelijk wint van de onwaarheid. Ondanks het feit dat we fysiek gevangen zijn, zijn we vrijer dan degenen die schuin tegenover ons zitten in de bank van de aanklagers. We kunnen zeggen wat we willen en we zeggen wat we willen zeggen. De aanklagers kunnen alleen zeggen wat ze mogen zeggen van de politieke censuur. (…) Een menselijk wezen is een schepsel dat zich kan vergissen en dat nooit perfect is. Het zoekt wijsheid, maar heeft die niet in pacht. Daarom is de filosofie ontstaan. (…) En juist dat bracht ons naar de kathedraal van Christus de Verlosser. Ik denk dat het christendom, zoals ik dat begrepen heb tijdens mijn studie van het Oude en in het bijzonder het Nieuwe Testament, het zoeken naar waarheid ondersteunt en het steeds opnieuw overwinnen van jezelf, het overwinnen van wat je eerder bent geweest. Het was geen toeval dat Christus toen hij onder de prostituees verkeerde, zei dat degenen die wankelden geholpen moesten worden. ‘Ik vergeef je,’ zei hij. Maar dat zie ik niet terug in ons proces, dat gevoerd is onder de banier van het christendom. Integendeel, het lijkt mij dat de aanklager religie vertrapt. (…) Er zijn geen winnaars, verliezers, slachtoffers of aangeklaagden in dit proces. We zouden ons allemaal met elkaar moeten verbinden en een dialoog moeten aangaan om gezamenlijk de waarheid te zoeken. Samen kunnen we wijsheid zoeken en filosofen zijn, in plaats van mensen te brandmerken en te etiketteren. Dat is wel het allerlaatste wat een mens zou moeten doen…”. Amen.

Prison Break
Tolokonnikova: “ … In de Stalintijd werd een gevangene die driemaal achter elkaar weigerde te werken, doodgeschoten. In onze tijd wordt hij alleen maar stevig in elkaar getrapt en opgesloten in een ijskoude cel voor eenzame opsluiting, waar hij zowat bevriest, ziek wordt en langzaam doodgaat. Het gevangenissysteem kan niet meer genezen worden door een injectie. Daar is een explosie voor nodig…”. Tolokonnikova komt in één van de verschrikkelijkste gevangenkampen sinds Stalin terecht, midden in de Mordovische moerasssen, waar vierde en vijfde generatie bewakers hun werk doen: “… Als peuters leren de plaatselijke inwoners dat het enige doel in het leven het onderdrukken van de wil van anderen is…”. Als vrouwen hun productiequotum in de naaiateliers niet halen worden ze geslagen met knuppels: “… De gevangenen werken in twee ploegen, een van drie uur s’ morgens tot twaalf uur s’nachts, en een van zes uur ’s morgens tot drie uur ’s morgens. Geen weekenden. Mensen vallen in slaap achter hun naaimachines. Ze naaien hun vingers vast. Ze sterven…”. Als er gevangenen dood gaan door het zware werk schrijft de gevangenisadministratie ze af als slachtoffers van een hartaanval. De gevangenisbewaarders drukken het geld achterover dat bedoeld is voor voedsel en verzorgingspakketjes met onder andere maandverband. Vrouwen met tuberculose en hiv krijgen hun medicijnen niet. De afvoer van de smerige w.c.’s zitten verstopt. Uit kranen komen dunne straaltjes koud water. Tijdens een ondervraging: “… ‘Is het u opgevallen dat u in vanbuiten geleerde frasen spreekt?’ ‘We spreken allemaal in vanbuiten geleerde frasen. Zowel u als ik. Omdat taal niet ons eigendom is. We leren taal. Hij is niet van ons.’ ‘U bent gehersenspoeld! Weet u dat van uzelf?’ ‘We zijn allemaal gehersenspoeld, zo u wilt,’ betoogde ik. ‘Socialisatie is hersenspoeling.’ ‘Toen u de leeftijd van veertien, vijftien jaar had, had u een instabiele persoonlijkheid en was u onderworpen aan negatieve invloeden!’. ‘Wiens invloed bedoelt u? Die van Aristoteles? Van Sartre? Van Simone de Beauvoir?’…”. Over vrienden: “… De gevangenis heeft ervoor gezorgd dat ik veel opener ben geworden. Je bent gedwongen om een beperkte ruimte te delen met mensen wier werelden erg verschillen van de jouwe. Soms spreken ze letterlijk een andere taal. Maar mensen die je voor de gevangenis nooit beschouwd zou hebben als kameraden, worden kameraden. Voormalige onderzoeksleiders. Voormalige aanklagers. Bewakers. Je gaat beseffen dat iedereen je kameraad kan zijn. Je hoeft ze alleen maar uit te leggen wie je bent en, heel belangrijk, je moet naar ze luisteren…”. Over opoffering: “… Alles wat ook maar een beetje waardevol is in de geschiedenis van de mensheid is ontstaan omdat iemand bereid was zich op te offeren voor een idee, voor een zaak, of voor iemand anders. Grootse kunst, grootse politiek, een grote religie en uiteindelijk grote liefde vinden hun oorsprong in het gegeven dat iemand die niet bang is geweest zich op te offeren naar voren is gekomen…”. Tolokonnikova gaat in hongerstaking vanwege de mensonwaardige omstandigheden in de gevangenis. Ze komt in de isoleercel terecht. Haar medegevangenen worden vanwege haar gestraft: ze mogen zich niet wassen, hun lepels worden afgepakt. Haar vrienden voeren een informatiecampagne. Tolokonnikova wint. Als ze vrijkomt richt ze een instantie op voor het beschermen en bijstaan van gevangenen: ‘Zone van het Recht’. Tolokonnikova: “… De enige manier om de meest helse dingen in het leven te doorstaan, is lachen…”. Zara Moertazaliëva, een voormalige gevangene uit de Mordovische kampen: “… Tolokonnikova is naar Mordovië gestuurd om haar te breken. De mensen die haar gestuurd hebben, geloofden in wat Poetin zei over het niet bestaan van politieke gevangenen in het hedendaagse Rusland. Ze hebben zich misrekend…”.

Uitgave: Atlas Contact – 2017, 240 blz., vertaling Ton Zwaan, ISBN 978 904 503 347 1, € 18,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

maandag 10 juli 2017

Boek der spiegels – E.O. Chirovici


Ik vind het leuk om af en toe voor de afwisseling een goede thriller te lezen. Het gaat trouwens prima met dit genre. Tijdens de Spannende Boeken Weken in juni was de omzet maar liefst 12 procent hoger dan vorig jaar. De best verkochte thriller: "Goede dochter" van Karin Slaughter. “Boek der spiegels” is een ongekend gehypet boek van de Roemeense schrijver E.O. Chirovici. Zelfs Matthijs van Nieuwkerk had het in DWDD over ‘razend spannend’. Over de tafel vlogen vergelijkingen met Donna Tartt. Is het echt zo spectaculair?

Zilverpapier onder de dop

Het verhaal begint best goed. Een literair agent krijgt een fragmentarisch manuscript toegestuurd van ene Richard Flynn waarin hij een traumatische gebeurtenis van zich afschrijft die hij 27 jaar geleden als student meemaakte. Wat volgt is het manuscript zelf. Flynn woont op kamers in een oud gebouw terwijl hij zonder veel animo Engels studeert aan Princeton. Hij droomt van een carrière als schrijver. Op een dag zit er een nieuwe kamergenote op de bank naar de televisie te kijken die zich voorstelt als Laura Baines. Ze blijkt een buitengewoon intelligente dame: ze heeft haar master in de wiskunde al op zak en is inmiddels bezig met de volgende voor psychologie. Desondanks heeft ze Flynns’ hulp nodig bij het uit een nieuwe tube knijpen van de mosterd, voor een enorme hotdog, omdat ze niet door heeft dat ze eerst het zilverpapier onder de dop eraf moet peuteren. Of haar voorganger een stinkdier op haar kamer hield, of zo? Het ruikt er namelijk zo erg dat ‘je neusharen ervan uitvallen’. Jaja. Haar interesses zijn ook niet bepaald nivootje nerd. Ze zit constant voor de beeldbuis, houdt van Lionel Richie, George Michael en Fleetwood Mac, en gaat naar films als ‘Dirty dancing’, ‘Spaceballs’ en ‘The Untouchables’. Wel zegt ze af en toe dingen als “… Wist je dat wij, waarmee ik onze hersenen bedoel, meestal het verschil tussen verzinsels en de werkelijkheid niet kennen? …”. Op een dag nodigt ze Flynn uit haar te vergezellen naar de beroemde universiteitsprofessor Joseph Wieder - een eloquente kettingroker en zuipschuit van middelbare leeftijd - die haar begeleidt inzake een onderzoeksproject voor haar afstudeerscriptie. Laura is kind aan huis bij hem. Volgens haar staat Wieder op het punt voor een spraakmakende doorbraak te zorgen in het begrijpen van de werking van de menselijke geest. Iets met mentale prikkels en de reacties erop. Het zou te maken hebben met het geheugen en de manier waarop herinneringen worden gevormd. Na het bezoek gaan Laura en Flynn met elkaar naar bed en vertelt Laura dat professor Wieder nog een hulpje zoekt om zijn bibliotheek te catalogiseren.

Rondsnuffelen in andermans hoofd
Als Flynn bij professor Wieder aan de slag gaat wordt hij van alle kanten ondervraagd: wat de aard van zijn omgang met Laura is, of ze Flynn wat verteld heeft over zijn onderzoek, of Flynn überhaupt door iemand is benaderd met bijzondere belangstelling voor zijn bijbaantje. Volgens de professor proberen er allerlei aasgieren over zijn schouders mee te kijken, dus of Flynn alsjeblieft nooit maar dan ook nooit iets los wil laten over zijn werk voor de professor. Wieder suggereert zelfs dat Laura, die op dat moment met een vriendin naar een voorstelling is in New York, Flynn maar wat op de mouw heeft gespeld. Flynn krijgt er een uiterst ongemakkelijk gevoel bij. Is Wieder jaloers op zijn relatie met haar? Als hij later verhaal haalt bij Laura vertelt ze hem dat ze te kampen heeft met een lastig ex-vriendje en dat professor Wieder zowel een fenomeen als een klootzak is die het leuk vindt om anderen te manipuleren. Hij zou zich hebben gespecialiseerd op het terrein van verdrongen herinneringen: “… Ons geheugen is geen videocamera die alles opslaat wat zich voor de lens afspeelt, Richard, maar heeft meer weg van een combinatie van een scenarioschrijver en een regisseur, die uit flarden van de werkelijkheid hun eigen film samenstellen…”. Kortom, iedereen breit zijn eigen verhaal. Leeft in zijn eigen zeepbel. Chirovici schrijft er best leuk over, maar wat mij betreft doen Juli Zeh en Marcel Möring dat veel overtuigender. Al vanaf het begin van het boek wordt benadrukt dat de professor graag in andermans hoofd rondsnuffelt, maar waarnaar blijft de vraag. Er wordt een beetje gepraat over dat je anderen onder hypnose herinneringen op kunt dringen aan situaties die ze nooit hebben meegemaakt, dus dat het in principe mogelijk moet zijn om het ook andersom te proberen. Trauma’s te laten verdwijnen. Waarop Flynn de snuggere opmerking plaatst dat dat anders wel buitengewoon gevaarlijk kan uitpakken, stel dat gewiste herinneringen ineens terug komen. Gek genoeg heeft de professor daar nog nooit over nagedacht. Geen woord over de tegenwoordig populaire EMDR-therapie, waarbij mensen zich hun trauma wel herinneren, maar de negatieve gevoelswaarde wordt weggenomen. Steeds zit je te wachten op miraculeuze geestelijke openbaringen dan wel getikte psychologische spelletjes, maar Chirovici blijft ver uit de buurt van iedere vorm van mindf*ck. De schrijver omzeilt dat zelfs buitengewoon handig door de professor een beroep te laten doen op ‘discretie’. En Flynn zou niet bijster geïnteresseerd zijn: Laura “… sprak vaak over haar werk, maar veel begreep ik er niet van, en met een eigenwaan die kenmerkend voor alle jonge mannen is, nam ik niet de moeite om me er nader in te verdiepen…”. Tegen de professor zegt hij zelfs: “… ‘Jammer genoeg zit ik in een heel ander vakgebied en heeft Laura het opgegeven om mij in de geheimen van de psychologie in te wijden (…). De gedachte om de menselijke geest door te spitten windt mij niet op. Dat bedoel ik niet beledigend.’ ‘Maar je wilt toch schrijver worden?’ zei hij geërgerd. ‘Hoe wil jij je karakters ontwikkelen zonder te weten hoe mensen denken?’…”. Daar moet de lezer het zo ongeveer mee doen. En Flynn mag dan Cormac McCarthy, Philip Roth en Don DeLillo lezen, voorwaar geen kattenpis, zelfs namen als Norman Mailer en Kurt Vonnegut komen voorbij, maar nergens is ook maar één originele opmerking richting deze schrijvers te vinden. Terwijl Laura ondertussen steeds meer geagiteerd op professor Wieder reageert wordt deze op een koude winternacht vermoord. Flynn is één van de verdachten. Dan eindigt het manuscript.

Cold case
Vervolgens gaat het verhaal over op een freelance verslaggever die 26 jaar later, op aandringen van de literair agent die in het bezit is gekomen van het onvolledige manuscrip, de inmiddels 'cold case' onderzoekt: John Keller. Misschien zit er een boek in. Dat is de start van een bijna verwarrende serie mensen die met naam en toenaam het verhaal binnen komen druppelen. Om de boel overzichtelijk te houden helpt het soms om de namen en hun rol op te schrijven. Richard Lynn is overleden aan longkanker. Zijn partner heet Danna Olsen. Laura Baines, die op de dag van de moord uit Flynn’s leven verdween, heet ondertussen Laura Westlake en is hoogleraar psychologie aan Columbia University. Ze zegt zoveel jaar na dato dat het niet haar ex-vriendje Timothy Sanders was die haar lastig viel, maar Flynn zelf, met wie ze indertijd een volkomen platonische relatie had, maar die geobsedeerd was door haar (vandaar de titel: “Boek der spiegels”). Verder heb je Derek Simmons, de klusjesman van professor Wieder. Een ex-patiënt die lijdt aan retrograde amnesie. Dan ben je je geheugen volledig kwijt al heb je je vaardigheden behouden. En Anne Simmons, de overspelige vrouw van Derek, die door hem zou zijn vermoord in een vlaag van verstandsverbijstering. Zijn nieuwe vrouw heet Leonora Phillis. Hij wordt opgespoord door Harry Miller, een privé-detective die de verslaggever in de arm heeft genomen. Evenals Sarah Harper, de in het manuscript genoemde, aan lager wal geraakte vriendin van Laura. Volgens haar wilde Laura indertijd haar naam als co-auteur vermeld hebben op het boek dat professor Wieder over zijn explosieve onderzoek aan het schrijven was. Toen ze er achter kwam dat de professor daarvoor paste begon ze zijn leven kapot te maken. Volgens Sarah heeft Laura alle aantekeningen gestolen en het boek uiteindelijk op haar eigen naam gepubliceerd. Dan heb je nog de voormalige professorassistent John L. Monroe die beweert dat Wieder een grote oplichter en rokkenjager was en zich bezig hield met ‘voodoo-wetenschap’, plus professorassistent Susanne Johnson die hem daarentegen beschouwt als een genie waar alle mindere geesten jaloers op waren. Voor de gein nog een handvol personages: Jim Saloo,Tricia, Harry Schoenberg, Inge Rossi, George Hawkins, Louise, Dan T. Lindbeck, Diana,Thurman Lee Munson, Jim Foster, Brocato, Lindsey Graff, John T. Cooley, Tony. Duizelt je het al? Mij ook.

Whydunit
Als John Keller, na door zijn vriendin Sam te zijn gedumpt, geen belangstelling meer kan opbrengen voor de materie - “… de meeste mensen geven de voorkeur aan eenvoudige en fraaie verhalen boven ingewikkelde en nutteloze waarheden…” - geeft hij het stokje door aan oud-rechercheur Roy Freeman, die weer in de zaak duikt. Er is beginnende dementie bij hem geconstateerd, zijn hersenen moeten wat te doen hebben. De waterval van namen gaat gewoon door. Een vertegenwoordiger heet John Dubeck. Een cipier heet Matt Dominis. Een serveerster heet Alice. Een commandant heet Eli White. Een literair agent heet Debbie. Een psychiater heet Lindsey Graff. Een andere deskundige heet John T. Cooley. Een agent heet Garry Mott. Een andere agent heet Nicholas Quinn. Nog iemand heet Ian Kristodoulos. Enzovoorts, enzoverder. Het spoor leidt naar een gevangenis waarin een moordenaar zijn laatste dagen uitzit voor hij de doodstraf zal krijgen: Frank Spoel. Hij beweert professor Wieder in elkaar te hebben geslagen omdat deze hem wegens zogenaamde ontoerekeningsvatbaarheid in een psychiatrische instelling liet opsluiten om medicijnen op hem uit te testen. Waarom zou hij liegen, hij heeft niets meer te verliezen. Maar voor moord was meer nodig denkt Freeman. Derek begint een heel nieuw verhaal, dat zo bizar is dat het niet kan kloppen. Ook Laura heeft een veranderde visie. Zelfs Danna Olsen komt alsnog met het vervolg van het manuscript van Flynn aanzetten, maar Flynn moet het ook allemaal veel mooier hebben gemaakt dan het is. Iedereen kijkt vanuit zijn eigen perspectief naar de zaak, niemand kent uiteindelijk de waarheid. "... Nu kijken we nog in een wazige spiegel...", aldus Paulus in 1 korinthe 13:12. Chirovici: “… Ik zou zeggen dat mijn boek geen whodunit is, maar een whydunit…”. Klinkt diepzinnig. Maar een Donna Tartt? Kom op zeg!

Uitgave: A.W. Bruna - 2017, vertaling Edzard Krol, 320 blz., ISBN 978 940 050 733 3, € 19,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier

dinsdag 4 juli 2017

Reizen zonder John – Geert Mak


Subtitel: Op zoek naar Amerika

Nu ik toch met de legendarische schrijver John Steinbeck bezig was (zie mijn vorige blog) besloot ik “Reizen zonder John” te lezen waarin Geert Mak, precies vijftig jaar na dato, een remake maakt van een tocht die de ouder wordende Steinbeck, in een opgeknapte camper en op de nodige amfetamine, dwars door Amerika voerde. Steinbeck schreef er zijn zogenaamde non-fictie boek - in werkelijkheid maakte hij het allemaal een stuk mooier dan het was, maar ach, daar maalde indertijd niemand om - "Reizen met Charley" (1962) over. Charley was de Franse poedel die hem vergezelde. Wat veranderde er allemaal in de V.S.?

Amerika!

Eind jaren vijftig begint Maks’ Amerikaanse geschiedenis: “… Het jaar 1960 vormt het hoogtepunt van dit zoevende, lichtblauwe decennium…”. Nooit zijn de Amerikanen zó gelukkig geweest. Nooit zouden ze ook meer zó gelukkig worden. Het is het jaar van de eerste weersatelliet, het eerste commerciële fotokopieerapparaat, de eerste anticonceptiepil, de komst van airconditioning, een nieuwe dansmanie, de twist, en de eerste vliegmaatschappij die je voor 55 dollar in een jet binnen drie uur van New York naar Miami vliegt: National Airlines. De sluimerende Koude Oorlog barst in volle hevigheid los. De verkiezingscampagne tussen de volksjongen Richard Nixon en het rijkeluiszoontje Jack Kennedy wordt een nek-aan-nekrace. Op lege velden langs de net aangelegde Interstatesnelwegen buiten de stad ontstaat een explosie van suburbs, waar jonge gezinnen in goedkope, van allerlei gemakken voorziene, massaal geprefabriceerde Levitt-woningen, de babyboomgeneratie op de wereld zet. De staartvinnen op de pastelkleurige Cadillac’s zijn de grootste en scherpste ooit. De katoenplukmachines jagen de zwarten in het Zuiden naar de fabrieken in het Noorden. De televisie zorgt dat de mensen verdwijnen achter hun voordeur (uitgebreid doet Mak het enorme quizschandaal - rond ‘The $ 64 000 Question’ - dat eind 1959 heel Amerika op zijn kop zette uit de doeken: van begin tot eind bleek het in scene te zijn gezet, van te voren stond al vast wie de winnaars en verliezers zouden worden). De maatschappij is van een overlevingssamenleving veranderd in een consumptiesamenleving, van een wereld van zwoegers in een wereld van genieters. Ondertussen droomt in de Hollandse provincie de kleine Geert Mak weg boven een gratis Donald Duck terwijl hij op een roze plak bubblegum kauwt: “… Lionel Hampton komt naar Nederland, in september 1953, de saxofonist speelt liggend op zijn rug. Hampton zelf verlaat de vibrafoon om een potje te gaan drummen en een dansje te maken op de tekst: ‘Hey Ba Ba Re Bop’. Het commentaar van het dagblad ‘De Gelderlander’: ‘Mateloos moet die leegheid des harten zijn waarin de hang naar hogere waarden dan die van negergekreun zoek is.’ Maar het publiek, niets gewend, is door het dolle heen. Amerika!...”.

Een Europees, indiaans en Afro-Amerikaans verhaal
Mak begint zijn reis in Sag Harbur, een klein havenstadje, waar de ruige en tegelijk verlegen Steinbeck met zijn derde vrouw, de gedistingeerde Texaanse Elaine Anderson woonde, toen hij de lawaaierige groene MMC truck aanschafte waarmee hij de U.S.A. wilde doorkruisen. Hij doopte hem ‘Rocinante’, naar het paard van Don Quichot. Zijn vrouw had het al gauw over ‘Operation Windmills’. Het ging slecht met Steinbeck’s gezondheid tengevolge van een attaque. Volgens Mak wilde Steinbeck vooral ontsnappen aan de betutteling van zijn eega: “… Het hele project was een ultieme poging zijn verval, zijn ouderdom en het toenemen van zijn afhankelijkheid te overschreeuwen…”. Met de pont varen Mak en zijn vrouw over naar het oude stadje New London, en dan gaat het noordwaarts. Mak beschrijft het oude pioniersdorp Deerfeld, waar Steinbeck eerst nog een bezoek bracht aan zijn jongste zoon die hij gedumpt had op een kostschool voor rijke kinderen. Mak heeft het over de ‘vrome en moedige’ Pilgrims in de 17e en 18e eeuw die ziektes als pokken en mazelen overbrachten: “… Van de naar schatting vijf tot tien miljoen indianen die ooit ten noorden van Mexico een bestaan vonden waren er rond 1830 nog zo’n driehonderdduizend in leven…”. Volgens een verslag van een kolonist uit 1620 stierven de indianen “… bij hopen, zoals ze in hun huizen lagen; en de levenden die daartoe in staat waren, vluchtten weg en lieten hen sterven, en lieten hun karkassen boven de grond liggen, zonder begrafenis (…) En toen ik in deze streken was aangekomen, boden de botten en schedels rond hun verschillende nederzettingen zo’n aanblik dat ik het gevoel kreeg in die wouden bij de Masachusettes Bay, waar ik doorheen reisde, een nieuw Golgotha te hebben gevonden…”. De geschiedenis van de indianen is gecompliceerd. Ze zagen de kolonisten niet als indringers en veroveraars, maar als een nieuwe stam die grond nodig had. Indianen kenden bezit nog diefstal wat regelmatig tot misverstanden leidde. Zo ‘wild’ waren ze niet: vaak spraken ze een aardig mondje Engels. En zo ‘maagdelijk’ waren ze ook niet: een 17e eeuwse Britse visser heeft het over een indiaan die al twee keer in Engeland was geweest - onder andere als ontvluchte slaaf. Bepaalde indiaanse stammen vochten mee aan de Engelse, sommige aan de Franse en nog weer andere aan de Spaanse kant, en daardoor dus ook tegen elkaar. Om de weggevallen indiaanse arbeidskrachten te compenseren werden er massaal zwarte slaven uit Afrika aangevoerd. Er zijn dan ook drie Amerikaanse verhalen te vertellen: een Europees, een indiaans en een Afro-Amerikaans.

Framing

Terwijl Mak door de kleine, beboste tweelingstaten Vermont en New Hampshire rijdt vertelt hij over de communistenjager Joseph McCarthy: ‘de meest begaafde demagoog uit de Amerikaanse geschiedenis’, een ‘meester in framing’. Als je het hebt over ‘populisten’: “… De verslaggevers waren dol op hem, hij gooide ze dag na dag nieuws en hapklare citaten toe, en ze vraten alles, al wisten ze wel beter. ‘McCarthy was een droomverhaal,’ zou een van hen zich herinneren. ‘Mijn verhalen waren niet van de voorpagina te branden, vier jaar lang.’…”. Steinbeck stond er dubbel in maar was de enige die het voor Arthur Miller opnam, die vierkant weigerde met McCarthy mee te werken. Achteraf bleek alles vooral een rondreizend circus, maar het maatschappelijk effect was langdurig en desastreus: “… Jarenlang konden, bijvoorbeeld, bijeenkomsten van de internationale schrijversorganisatie PEN niet in de Verenigde Staten plaatsvinden omdat sommige auteurs geen visum kregen, enkel vanwege controversiële politieke overtuigingen. Graham Greene werd ettelijke malen geweigerd, net als Iris Murdoch en, later, Gabriel Garcia Márquez…”. Mak verslaat de presidentsverkiezingen tussen Kennedy en Nixon, waar Steinbeck niet van wist wat hij er over moest denken, als een televisiewedstrijd vol vuile trucs: “… het beeld, het imago, won het op alle fronten van de inhoud…”. Nog steeds spelen show- en theatertechnieken een doorslaggevende rol: “… Niet de publieke zaak of de democratische discussie staat daarbij voorop, maar de ‘rating’ van het programma, het enige waar de sponsors (…) op letten. Vooroordelen worden bevestigd en versterkt, persoon en emotie staan centraal, de kijker moet tegen elke prijs worden geprikkeld en behaagd…”. Alles wordt gebruikt om het adrenalinepeil hoog te houden: “… Voor Fox is de waarheid – of, beter, het zoeken naar waarheid – volstrekt irrelevant…”.

God’s own country
In het oude Amerika stond godsdienst naast godsdienst en sekte naast sekte, in een tolerantie tegen wil en dank, want geen enkele religie had de overhand: “… Nadat de Pilgrims de oversteek hadden gewaagd volgde de ene groep religieuze kolonisten na de andere: Schotse presbyterianen, Engelse anglicanen, puriteinen en quakers, Nederlandse calvinisten, Noorse, Zweedse en Duitse lutheranen, Nederlandse en Duitse doopsgezinden, Ierse katholieken, joden uit de Lage Landen, en daarbij nog eens de aanhangers van talloze kleine sektes die onverschrokken, als ‘kinderkens Israëls’, dit nieuwe Zion binnentrokken. Rond 1750 was er in New England één kerk op iedere zeshonderd zielen, en elders lag dat cijfer zelfs onder de vijfhonderd…”. Hieruit ontstond de Anglo-Amerikaanse cultuur die zowel buitengewoon ondernemend als uitgesproken vroom was. Hier komt het concept van ‘God’s own country’ vandaan. Zowel Steinbeck als Mak gaan naar de kerk om het land te leren kennen, wat een goed idee is: “… Volgens laatste onderzoeken gelooft bijna twee derde van de Amerikanen in de duivel en de hel, bijna driekwart in de hemel en vier vijfde in een persoonlijke God die actief in hun levens aanwezig is…”. Als er geen kerk voor handen is zapt Mak op de Dag des Heren langs de televisiekanalen: “… Eerst maar eens een halfuurtje luisteren naar Joyce Meyer, een dragonder van een dominee met scherp gesneden mondhoeken die maar één boodschap uitstraalt: ‘Maak nooit, nooit, nooit ruzie met mij.’…”. Volgens hem is de heilsboodschap puur materialistisch geworden. De hel- en verdoemenispredikers die Steinbeck tegenkwam zijn nagenoeg verdwenen. Er is amper meer een kruis te bekennen. Het stinkt naar handel en magie: “… Om vergeving en genade wordt in die positieve megakerken niet meer gebeden, de gebedsdienst doet soms eerder denken aan drenzende kinderen op een verjaardagspartijtje; ‘I want my stuff – RIGHT NOW!’ en dan een koor van stemmen: ‘YEAH, I WANT MIJ STUFF RIGHT NOW, TOO'…”. Een groot deel van Amerika laat zich er iedere zondag opnieuw door bedwelmen. Dit voorspoedevangelie gaat trouwens naadloos over in de zakelijke ‘motivation industrie’ van het moderne managementdenken: ‘smile or die’. Als het niet goed met je gaat is dat je eigen schuld…

Have and have not’s
Terwijl Mak door het ontvolkte, natte en modderige aardappelland Maine tuft, vertelt hij over de armoede die hij overal (en Steinbeck nergens) aantreft: “… Eén op de acht Amerikanen – en één op de vier kinderen – moet leven van ‘food stamps’, een overheidsvoorziening die ervoor zorgt dat armen voldoende te eten hebben. Bijna niemand kan zich meer dan twee weken vakantie veroorloven. En altijd blijft er de zorg over ziektekosten, en de onzekerheid van de oude dag. Ik zal nooit de cassière van Walmart vergeten die ik ooit in Phoenix zag. Ze pakte onze boodschappen in, ik zag haar rimpelige, wat bevende handen, keek omhoog naar haar gezicht: ze liep vrijwel zeker tegen de tachtig…” (zie de romans van Willy Vlautin). Als hij het armste deel van een stad wil zien moet hij de trailercourts opzoeken, zeggen zijn vrienden, waar de mobil homes staan: “… De luxe exemplaren worden bewoond door ‘grijze nomaden’, welvarende gepensioneerden die alleen of in clusters door het land rijden, ’s zomers in het noorden, ’s winters in Florida en Californië, genietend tot ze erbij neervallen. Voor de meeste anderen betekent zo’n RV de laatste halte voor de goot…”. Volgens de verkiezingsbordjes komt de favoriete Republikeinse gouverneurskandidaat Paul LePage de staat Maine redden: “… de zakenman die verklaarde dat de NAAPC, de organisatie voor zwarte burgerrechten, ‘zijn reet kon kussen’, dat Obama ‘naar de hel kon lopen’ en dat het enige nadeel van de giftige uitwaseming van een bepaald soort plastic kon zijn dat ‘sommige vrouwen misschien baardjes zouden krijgen, en dat willen we niet.’ …”. Aan de andere kant: in Maine zit er niet één buitendeur op slot en iedereen helpt elkaar. Mak maakt even een uitstapje naar Canada om de Niagara Falls te zien: “…Imposant is het zeker: met bulderend geraas stort de inhoud van drie enorme meren zestig meter naar benden, het is alsof Onze-Lieve-Heer eigenhandig de wc doortrekt…”. En: “… Nooit zag ik een onderdeel van de schepping zo uitputtend geëxploiteerd…”. Een en ander is reden tot een stevige uiteenzetting over de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en vervolgens de Burgeroorlog. Ondertussen is het gelijkwaardigheidsideaal van de Amerikaanse Revolutie volkomen uitgehold: “… tussen 1980 en 2005 ging meer dan 80 procent van de toename van het nationale inkomen naar de allerrijkste 1 procent van de bevolking. In 1960 verwierf diezelfde rijkste 1 procent één dollar van iedere tien dollar die er in het land werd verdiend. Tegenwoordig is dat één op iedere vier dollar…”. En even verder: “… Volgens het Unicef-rapport ‘The Children Left Behind’ staat, van alle vierentwintig ontwikkelde OESO-landen, de Verenigde Staten onderaan op de ranglijst wat betreft gelijke kansen en mogelijkheden voor ieder kind, arm of rijk. Eén op de dertig Amerikanen zit bovendien in de gevangenis, of loopt rond met een opgeschorte of voorwaardelijke vrijheidsstraf…”. Amerika glijdt af naar een samenleving van haves en have not’s.

Weggegooid geld
Toen Steinbeck langs Detroit reed, hoorde de stad van de legendarische autopionier en antisemiet Henry Ford met z’n twee miljoen inwoners, tot de vijf rijkste steden van Amerika. Een halve eeuw later is het de armste spookstad van het land met een begrotingstekort van 200 miljoen dollar. Wie traumachirurg wil worden moet in het Henry Ford Hospital zijn: “… Bijna niemand ziet zoveel verwondingen door messen en geweren als wij…”. Detroit is, met het recordaantal van ruim tienduizend onopgeloste moorden, ‘murder capital’ van Amerika. Toch vertelt Mak tegelijk hoopgevend over de kleine, slimme initiatieven die overal de kop op steken en weer leven proberen te brengen in deze ‘postapocalyptische stad’(restaurantjes, kunstprojecten, stadstuintjes en -boerderijen). Dan gaat het naar Chicago, de derde stad van Amerika, vol mensenpakhuizen, emplacementen en vleesfabrieken. De stad van Al Capone, de gangs, de ongekend gewelddadige stakingen en rassenrellen. Mak vertelt over de mythische pleidooien van advocaat Darrow waarin hij opkwam voor de underdog: “… Ze duurden soms twee, drie dagen, en ze waren zo emotioneel dat tot slot bij hemzelf de tranen over de wangen liepen, een groot deel van het publiek zat te snikken en zelfs de rechter de ogen moest wissen…”. Vervolgens gaat het naar de boerenstaat Minnesota. Het ‘small town America’ dat Steinbeck beschrijft heeft plaatsgemaakt voor eindeloze soja- en maïsvelden. De oogst wordt omgezet in de biobrandstof ethanol: “… Het is lobbyland, waar lobbygeld wordt gezaaid en geoogst. De Amerikaanse ethanollobby heeft voor zichzelf stevige subsidies weten te regelen, en de oliemaatschappijen zijn verplicht enorme hoeveelheden ethanol af te nemen: sinds 2010 moet iedere liter benzine 10 procent ethanol bevatten. Dat tikt lekker aan, in grote hoeveelheden. Zuinigheid ligt niet zo in hun aard. Bovendien bestonden er tot voor kort tariefsbarrières om de import van met name goedkope Braziliaanse suikerethanol te weren. Het effect is bizar: ethanol levert slechts 8 procent van de Amerikaanse energiebehoefte, maar de productie ervan kost maar liefst 40 procent van de Amerikaanse maïsoogst. Van de 400 miljoen ton Amerikaans graan gaat 120 miljoen naar de destilleerderijen van ethanol. Op efficiëntie wordt nauwelijks gelet: Braziliaanse ethanol levert acht eenheden energie voor iedere eenheid energie die erin wordt geïnvesteerd, bij de Amerikaanse ethanol is dat maar anderhalve eenheid…”.

‘This is Armageddon’
Dan gaat het over de verlaten klassiek Amerikaanse prairies in de Midwest; het geruïneerde land van de Dust Bowl. Volgens Mak vertaalt ieder landschap zich in bepaalde religieuze gevoelens: dit past bij de eindtijdpredikers. Geanimeerd vertelt hij over ‘the rapture’ aan de hand van de christelijke sciencefictionserie Left Behind. De radiocommentatoren hebben het steevast over “This is Armageddon” als ze verslag doen van de bankencrises, een fikse portie winterse neerslag dan wel de duivelse plannen van de Verenigde Naties. Vroeger verpersoonlijkte Stalin, Hitler, en zelfs Franklin Roosevelt de antichrist, nu is dat de ‘moslim’-president Barach Obama himself. Dan duiken de getemde ‘Badlands’ op, waar ooit de immense kuddes bizons graasden (zie “Butcher’s Crossing” van John Williams), en waar volgens Mak de wortels van de Amerikaanse buitenlandse politiek liggen: “… In 1884 trok Theodore Roosevelt – Republikeins president van 1901 tot 1909 – zich in deze streken terug om tot zichzelf te komen na het verlies van zijn eerste vrouw. Hij begon er een ranch, de Elkhorn…”. Vervolgens weidt Mak uitgebreid uit over zijn opvolgers, hun macho-image, en de grenzeloze Messiaanse zelfoverschatting: Amerika als politieagent van de wereld. Aansluitend ontrolt zich Montana in al zijn lieflijkheid en vertelt Mak hoe de indianen in hun reservaten terecht kwamen, met de epische slag bij de Little Bighorn en opperhoofd Sitting Bull als hoogtepunt. Ondertussen staat Mak versteld van de bergen voedsel die de Amerikanen, in de motels waar hij onderweg eet, op de een of andere manier in hun mond weten te proppen: obesitas is een teer punt.

Leven in een plastic zak
Verder. De majestueuze Rocky Mountains. North-Dakota. Overal de ‘public poverty’. De Amerikanen haten belastingmaatregelen met als gevolg een zichtbaar desastreuze infrastructuur. Slechte wegen, op instorten staande bruggen, lekke waterleidingen, verkeersopstoppingen, slechte straatverlichting, ontregelde vliegvelden en geen geld voor de brandweer. Tegelijk laat de individuele levensstijl van de babyboomers die van hun ouders verbleken. Dan Seattle, Oregon, en Steinbeck’s geliefde Californië: San Francisco, Los Angeles en Hollywood. De indrukwekkende sequioabossen, reuzenbomen van 1000, soms 2000 jaar oud. Door de opwarming van de aarde kan het wel eens de laatste eeuw voor deze giganten zijn omdat de bekende Californische ochtendmist aan het verdwijnen is. Ze kunnen niet zonder deze kustnevel. Mak vertelt over de veranderde rol van vrouwen en kinderen. Betty Friedan die in 1963 de feministische knuppel in het hoenderhok gooide met “The Feminine Mytique”, over de gefrustreerde, door Benjamin Spock beïvloedde huisvrouwen, die zich met hun verwende potzakken van kinderen weggestopt voelden in de fraaie suburbs. Alfred Kinsey die gehakt maakte van de Amerikaanse moraal; duizenden interviews maakten duidelijk dat 80 procent van de succesvolle zakenlieden vreemd ging. Jack Kerouac die “On the Road’ publiceerde, een los verslag over de zwerftocht van twee wilde jongens. De beatniks en hippies die schijt hadden aan alles. Opgroeien in een hemel op aarde bleek als ‘leven in een plastic zak’, volgens journalist Lawrence Wright.

Dog- and car syndrome

Mak over het militair-industriële complex dat de helft van het belastinggeld opslurpt: voor één militair in het Midden-Oosten kun je twintig scholen neerzetten. Amerika zou aan het ‘dog and car syndrome’ lijden: “… een hond heeft eindeloze fantasieën over het najagen van auto’s, maar als het eenmaal zijn tanden in een achterbumper heeft gezet weet hij niet meer wat hij er verder mee aan moet…” (zie Vietnam, Afghanistan, Irak). Wat de politiek betreft is één ding duidelijk: Obama is niet langer cool. De Amerikanen hebben genoeg van zijn pappen en nathouden-beleid. De indeling op het staatkundige slagveld is simpel: “… aan de ene kant staan, in de onnavolgbare termen van humorist Dave Barry, de ‘ignorant racist fascist knuckle-dragging NASCAR-obsessed cousin-marrying roadkill-eating tobacco-juice-dribbling gun-fondling religious fanatic rednecks’, aan de andere kant de ‘godless unpatriotic pierced-nose Volvo-driving France-loving left-wing communist latte-sucking tofu-chomping holistic-wacko neurotic vegan weenie perverts’…”. De goedlachse columniste Molly Ivans van de ‘Texas Observer’ en de ‘Dallas Times-Herald’ blijkt een profetische blik te hebben: “… Onderschat nooit, nooit de macht van de Republikeinse machine, onderschat nooit hun politieke kwaliteiten, hun immense netwerk, hun campagnetechnieken, hun vermogen om de meest onwaarschijnlijke trucs uit de kast te trekken. Je lacht om hun show, je gelooft geen moment dat dit soort mensen ooit de wereld kan regeren, nou, vergeet het maar. Onderschat ze niet…”. Verder gaat het via de Mojave-woestijn richting het door de orkaan Katrina gehavende New Orleans. Ondertussen weer lange uitweidingen over de Amerikaanse presidenten, hoe Johnson het veld moest ruimen vanwege Vietman - ‘Hey, hey, LBJ, how many kids did you kill today’ - , de geschiedenis van Route 66, de zwarten in het diepe Zuiden (zie Paul Theroux), de Burgerrechtenbeweging (zie Christine Otten) en dan eindelijk ‘home’. Hèhè, wat een reis heb ik gemaakt. Even bijkomen, hoor…

Uitgave: Atlas Contact – 2014, ISBN 978 904 502 708 1, 575 blz., € 19,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier