Subtitel: Leven in vrijheid
Nadat ik een tijdje geleden las dat één op de twintig Europeanen nooit van de Holocaust had gehoord nam ik mij vast voor af en toe een boek met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog te bespreken. Om herhaling te voorkomen mogen sommige zaken nooit, maar dan ook nooit, vergeten worden. Daarnaast krijgen afschuwelijke gebeurtenissen alleen betekenis als mensen er wat van leren. Dr. Eger is een Hongaars-Joodse psycholoog van in de negentig (!) die Auschwitz heeft overleefd. Evenals haar grote inspirator, Viktor Frankl, wiens boek “De zin van het bestaan” ik eerder besprak - zie hier - gebruikt ze die ervaring nog steeds om haar cliënten te helpen. Haar autobiografie.
Het leven tot leven brengen
Het viel mij op dat Edith Eger in haar voorwoord dezelfde vragen stelt als de Joodse psychotherapeut Esther Perel in “Erotische intelligentie”: “… Waarom hebben we er zo’n moeite mee om ons levendig te voelen? Weerhouden we onszelf ervan om het leven volledig te voelen? Waarom is het zo moeilijk om het leven tot leven te brengen?...”. Volgens haar is er geen hiërarchie in lijden: “… Ik wil niet dat je mijn verhaal leest en zegt: ‘Mijn lijden is minder belangrijk.’ Ik wil dat je mijn verhaal leest en zegt: ‘Als zij het kan, kan ik het ook!’…”. Ze vertelt over twee huilende moeders van in de veertig die na elkaar op haar spreekuur kwamen. De eerste had een dochter met hemofilie die stervende was. De andere was overstuur omdat haar zojuist afgeleverde nieuwe Cadillac niet de juiste kleur geel had. De situaties lijken in geen verhouding te staan. Maar, zegt Eger (en daar heb ik wel even over nagedacht): “… Vaak staat het kleine verdriet in ons leven symbool voor het grotere verdriet. De schijnbaar onbetekenende zorgen vertegenwoordigen een grotere pijn…”. Eger ziet het als haar taak anderen bewust te maken van het feit dat ze altijd een keus hebben wat betreft de manier van reageren. Ze wil slachtoffers helpen te ontsnappen aan hun verleden. Mensen begeleiden van trauma naar overwinning, van duisternis naar licht, van gevangenschap naar vrijheid. Dat is nogal wat…
Alle verrukking komt van binnenuit
“… Het geheugen is heilig. Maar het is ook behekst. Het is de plek waar mijn woede en schuldgevoel als hongerige gieren boven dezelfde oude botten cirkelen. Het is de plek waar ik op zoek ga naar het antwoord op de vraag die niet te beantwoorden valt: waarom heb ik het overleefd?...”. Later verandert die vraag in: “… Wat moet ik doen met het leven dat ik heb gekregen?...”. Edith is de jongste van drie zussen. Haar vrolijke vader had liever arts willen worden dan kleermaker. Ze herinnert zich hoe ze als negenjarige haar moeder voorleest uit “Gejaagd door de wind”, die met gesloten ogen op een keukenstoel zit te luisteren. Het heerlijke gevoel met z’n tweetjes in een aparte wereld te zijn: “… Ik wil bij haar op schoot kruipen. Ik wil mijn hoofd tegen haar borst vlijen. Ik wil dat ze met haar lippen mijn haar aanraakt. ‘Tara…’ zegt ze. ‘Amerika, nou, dat land zou ik graag nog weleens willen zien.’ Ik wil dat ze mijn naam zou zeggen met dezelfde zachtheid die ze bewaart voor een land waar ze nooit is geweest. Alle geuren in de keuken van mijn moeder zijn voor mij verbonden aan het drama van honger en feestmalen. Altijd, zelfs tijdens feestmalen, voel ik dat verlangen. Ik weet niet of het haar verlangen is of het mijne, of dat het iets is wat we met elkaar gemeen hebben…”. Het doet me denken aan een citaat van een andere psychotherapeut, Ike Freud, eveneens dochter van een Hongaars-Joodse vader: “… Menselijke relatieproblemen in een notendop; of het nu gaat om vriendinnetjes, familiebetrekkingen, man-vrouwrelaties of homoseksuele verbindingen, het draait altijd om hetzelfde; het verlangen naar ‘eeuwig geluk’…”. Ik denk dat dat waar is. Ergo, ik ben gelovig, ik denk dat dat bewijst dat wij aangelegd zijn op niets minder dan een relatie met God. Edtihs’ zus Klara is een wonderkind, speelt al vanaf haar derde viool. Haar andere zus, Magda, speelt piano. Edith heeft een ander talent: ballet. Als haar dansleraar haar boven zijn hoofd tilt: “… Het is moeilijk om mijn benen volledig gestrekt te houden zonder de vloer te hebben om tegenaan te duwen, maar voor even voel ik me als een geschenk. Ik voel me puur licht. ‘Editke,’ zegt mijn leraar, ‘alle verrukking in het leven komt van binnenuit.’…”. En even verder: “… in mijn lichaam voel ik de onontdekte bron van geluk…”. Als God bestaat, is Hij dáár te vinden, denk ik.
Je gedachten zijn van jou
En dan komt de oorlog. Edith, die het zover heeft weten te schoppen dat ze als turnster in een olympisch trainingsteam mag meedoen, wordt vanwege haar achtergrond weggestuurd: “… Ik denk aan alle kinderen die naar me hebben gespuugd en me een vieze Jood hebben genoemd, en aan mijn Joodse vrienden die niet meer naar school gaan, om te voorkomen dat ze lastig worden gevallen, en die nu les krijgen via de radio…”. Al haar dromen worden verscheurd als krantenpapier. De familie wordt opgepakt. Alleen Klara, die inmiddels op het conservatorium in Boedapest zit, lukt het middels de hulp van een professor uit handen van de Duitsers te blijven. Misschien wel het meest ontroerende aan dit verhaal: haar moeder die een doosje in haar jaszak laat glijden, waarin Klara’s helmpje zit, het amnionvlies dat haar hoofdje bedekte toen ze werd geboren: “… Vroedvrouwen bewaarden deze helmpjes vroeger en verkochten ze aan zeelieden ter bescherming tegen verdrinking…”. Wilde ze met deze amulet Klara beschermen? Of heel haar gezin? Eén van de laatste dingen die haar moeder tegen Edith zegt is dat ze moet onthouden dat niemand de gedachten die je in je eigen hoofd hebt van je af kan pakken. Ik dacht er aan hoe waar dat is en hoe vaak brute overheersers dat toch hebben geprobeerd: alleen al degenen die vanwege hun (on)geloof vervolgd worden - zie ook mijn vorige blog. Edith ziet haar eerste vriendje voor het laatst als hij in een vrachtwagen wordt afgevoerd: “… ‘Ik ben hier!’ roep ik als de motoren starten. De latten zitten te dicht opeen om hem te zien of aan te raken. ‘Ik zal je ogen nooit vergeten,’ zegt hij. ‘Ik zal je handen nooit vergeten.’…”. De hoop hem na de oorlog terug te zien zal haar op de been houden. Ze ontmoette hem op een leeskring (jawel). Het laatste boek dat ze samen bespraken was “De droomduiding” van Freud. Opgepropt in een veewagon bereikt het onvolledige gezin Auschwitz. Edith’s zwaaiende vader wordt in de rij van mannen afgeserveerd. Edith zal hem nooit meer zien. Een bijna vriendelijke man met ijskoude ogen vraagt vrouwen boven de veertig en meisjes beneden de veertien een aparte rij te vormen. Edith weet nog niet dat dit dokter Jozef Mengele is, de beruchte engel des doods. Ook haar moeder marcheert af om nooit meer terug te keren. Een van de kapo’s wijst wreed op de rook die uit een schoorsteen komt als Edith vraagt waar haar moeder is gebleven: “… Magda staart naar de schoorsteen van het gebouw waar mijn moeder naar binnen is gegaan. ‘De ziel sterft nooit,’ zegt ze…”.
Dans, dans, dans
Zolang als haar zus bij haar is belooft Edith zichzelf hoe dan ook overeind te blijven: “… Ik zal overleven door mezelf aan haar te hechten alsof ik haar schaduw ben…”. Wanneer Magda naakt en kaalgeschoren als een schurftige hond voor haar staat en vraagt of Edith eerlijk wil zeggen hoe ze eruit ziet, dringt voor het eerst tot haar door dat we altijd een keuze hebben – het fundament onder haar latere therapie: “… aandacht besteden aan wat we zijn verloren, of aandacht besteden aan wat we nog hebben…”. Ze zegt tegen haar zus dat ze eindelijk kan zien hoe mooi haar ogen zijn, nu al dat haar er niet meer voor hangt. De geraffineerde moordenaar, dokter Mengele, is een liefhebber van kunst en beveelt Edith te dansen: “… Hij bestudeert me. Ik weet niet waar ik mijn ogen moet laten. Ik staar recht vooruit naar de open deur. Het orkest heeft zich buiten verzameld. Ze zijn stil, wachten op bevelen. Ik voel me als Eurydice in de onderwereld, wachtend op Orpheus om een akkoord op zijn lier aan te slaan dat het hart van Hades kan ontdooien waardoor ik bevrijd word. Of ik ben Salomé, die moest dansen voor haar stiefvader Herodes, sluier na sluier optillend om haar lichaam te onthullen. Geeft de dans haar macht, of neemt de dans haar de macht juist af?...”. Edith danst alsof haar leven er van afhangt, wat in dit geval ook letterlijk zo is. Als dank gooit hij haar een brood toe. Ze beseft dat dokter Mengele zieliger is dan zij: “… Ik ben vrij in mijn gedachten, iets wat hij nooit zal zijn. Hij zal moeten leven met wat hij heeft gedaan. Hij zit meer gevangen dan ik. Als ik mijn dans afsluit met een laatste, gracieuze spagaat, bid ik, maar ik bid niet voor mezelf. Ik bid voor hem. Ik bid dat hij, voor zijn eigen bestwil nooit de behoefte zal krijgen om mij te doden…”. Hierin is hetzelfde gedachtegoed herkenbaar als van Anne Frank en Etty Hillesum.
De hel
Als de Russen van de ene en de Amerikanen van de andere kant Polen naderen, wordt Auschwitz beetje bij beetje geëvacueerd en de gevangenen op transport gesteld naar Duitsland, waar een eindeloze, barre voettocht van het ene naar het andere kamp begint. Tijdens de dodenmars van Mauthausen naar Gunskirchen overleven slechts honderd van de tweeduizend gevangenen. Ik hoef er niet veel woorden aan vuil te maken. De hel kan niet erger zijn. Edith: “… zien dat een stervende persoon het vlees van een dode eet, doet de gal in mij naar boven komen, dan gaat bij mij het licht uit. Ik kan het niet. Toch moet ik eten. Ik moet eten, want anders ga ik dood. Uit de aangestampte modder groeit gras. Ik staar naar de sprietjes…”. Eén verhaal maakt dat ik me bijna schaam voor de menselijke soort. Een zwangere vrouw. Hoe ze in een concentratiekamp terecht is gekomen zonder meteen te zijn gedood, begrijpt Edith ook niet. “… Toen ze moest baren, bonden de SS’ers haar benen bij elkaar. Ik heb nooit zo’n doodstrijd gezien als die van haar…”. Na alles wat ik heb gelezen kan ik nog steeds geschokt zijn. Ergo: ik ben zelden zo geschokt geweest. En dat is goed. Als dit je niet meer raakt, wat raakt je dan nog wél? Ik dacht aan een collega, jaren geleden, die mij vertelde dat ze een hele middag bibberend in bed was gekropen, nadat ze via de radio gehoord had over de wandaden jegens vrouwen in Sebrenica. Dat was het moment waarop mijn orthodoxe abortusstandpunt zich wijzigde. Er zijn redenen te bedenken waarom een abortus de minst slechte oplossing is. Hoe wonderlijk is het dat het begane kwaad, waarvan de verantwoordelijke daders waarschijnlijk dachten dat er toch geen haan naar zou kraaien, werd gezien en onthouden en opgeschreven door Edith Eger, die duizenden lezers bereikt. Mij bereikt. Het protestantisme kent geen gebed voor de doden. Dat is jammer. Maar ik hoop dat desondanks iedereen die dit leest, protestants of niet, met terugwerkende kracht een gebedje naar de hemel zendt voor deze moeder. Als de Amerikanen komen is Edith er zo slecht aan toe dat ze ternauwernood de aandacht van een soldaat weet te trekken. Hij moet haar uit een berg doden halen: “… Misschien zijn het slechts twee ademhalingen die mij van hen scheiden…”. Ze vertelt dat het lijkt of alles zich onder water afspeelt. Het eerste wat ze proeft zijn een paar M&M’s, die hij op haar tong legt.
Vrijheid
De bevrijding is totaal anders dan ze zich had voorgesteld: “… Ik word door een provisorische kar gereden. De wielen kraken. Ik kan amper bij bewustzijn blijven. Er is geen vreugde of opluchting in deze vrijheid. Het is een langzame tocht uit het bos. Het is een verdoofd gezicht. Het is amper in leven zijn en weer in slaap vallen. Het is het gevaar van je volstoppen met ‘voeding’. Het gevaar van de verkeerde soort voeding. Vrijheid is zweren, luizen, vlektyfes, uitgeholde buiken en lusteloze ogen…”. Iedere hobbel doet pijn. Edith heeft haar rug gebroken, wat ze op dat moment nog niet weet. Ze sjokken mee in een optocht van spoken. Mensen schrikken zich te pletter als ze hen zien. Magda en veel anderen geloven niet meer. Edith: “… ‘Ik kan niet geloven in een God die dit allemaal laat gebeuren,’ zeggen ze. Ik begrijp wat ze bedoelen. Toch heb ik het nooit moeilijk gevonden om te zien dat het niet God is die ons in de gaskamers, in greppels, op de rand van een klif, op de honderdzesentachtig traptreden doodt. God heeft niet de leiding over de concentratiekampen. Dat hebben de mensen…”. Het lukt Edith en Magda de weg naar huis te vinden, waar Klara net de deur uitkomt, op weg naar een radioconcert. Op hun tocht zijn ze evenveel antisemitisme tegen gekomen als voor de oorlog. In een tbc-ziekenhuis ontmoet Edith haar toekomstige echtgenoot, de schatrijke, stotterende Béla, terwijl hij met een ander meisje zit te zoenen. Ook een wees. Hij heeft de oorlog als partizaan in de bossen doorgebracht. Als ze trouwen raakt Edith gelijk zwanger. Ze krijgen een meisje. Echter; de nazi’s van gisteren zijn de communisten van vandaag. Edith en Béla besluiten alles klaar te maken om illegaal naar Palestina te emigreren. Kopen een goederenwagon die het familiefortuin van Béla naar Italië zal vervoeren en van daaruit per schip naar Haifa.
Transformatie
Dan wordt Béla gearresteerd. Vanwege zijn geld is hij een belangrijk kopstuk. Met de moed der wanhoop weet Edith hem uit zijn cel te halen door een bewaker om te kopen. Met een diamanten ring. Ze vluchten naar het station, waar Edith kaartjes voor Wenen koopt. Vlak voor de trein vertrekt wordt de naam van Béla omgeroepen. Of hij zich bij de informatiebalie wil melden. Hij verstopt zich in de wc terwijl de trein langzaam optrekt. In Wenen stikt het van de vluchtelingen. Daar hoort Edith dat er nog steeds een oorlogssituatie heerst in Israël, hoewel er geen oorlog meer is. Ze heeft het gehad met oorlog. Op het laatste moment stelt ze Béla voor de keuze: of met mij naar Amerika, of zonder mij naar Israël. Op het allerlaatste moment, als de deuren van de trein die hen richting het Beloofde Land zal brengen dichtklappen, kiest hij voor zijn vrouw en dochter. Ze stranden in Baltimore waar een keihard immigrantenbestaan begint. Ze krijgen te maken met discriminatie, vooroordelen, geldgebrek en zeg maar gerust en opnieuw slavenarbeid, vergelijkbaar met het lot van de gastarbeiders in de jaren zeventig bij ons - zie “Ik (Ali)” van Günther Wallraff. Toch lukt het Béla zijn accountanspapieren te halen. Een tweede kindje wordt geboren. Pas als een neef hen weet over te halen naar het grensstadje El Paso te komen gaat het financieel en sociaal beter. Maar emotioneel wordt Edith steeds ingehaald door haar traumatische verleden, dat ze als een taboe op afstand probeert te houden. Een derde baby wordt geboren. Ze gaat psychologie studeren. Komt via zijn boek in contact met Viktor Frankl, met wie ze een jarenlange briefwisseling begint. Ze raakt gefascineerd door de visie van Carl Jung (evenals ik). Je zou kunnen zeggen dat de film “The Red Shoes” haar de eerste beelden levert die een innerlijk transformatieproces triggert (tot mijn verrassing ben ik ‘de rode schoentjes’ meermalen tegengekomen: zie het prentenboek “De rode schoentjes” van Marian van Lieshoud en “De ontembare vrouw” van Clarissa Pinkola Estés). Onder invloed van Viktor Frankl begint ze zich af te vragen wat ze wil van het leven. Bijna direct denkt ze dat nee zeggen tegen Béla de enige manier is om ja te zeggen tegen zichzelf. Dus gaan ze een tijdje uit elkaar. Op tweeënveertig jarige leeftijd studeert ze cum laude af.
Zonder ‘ik’ geen ‘wij’
De scheiding repareert niet wat ze denkt dat kapot is. Ze begint te erkennen dat ze wat zich in haar bevindt onder ogen moet zien: “… Als ik echt mijn kwaliteit van leven wil verbeteren, is het niet Béla of onze relatie die moet veranderen. Ík moet veranderen…”. Twee jaar na de scheiding komt Béla terug en trouwen ze opnieuw. Prachtig omschrijft ze hoe ze het gevoel heeft in die periode volwassen te zijn geworden. Hoe ze heeft ontdekt dat er geen sprake kan zijn van ‘wij’ als er geen ‘ik’ is: “… Nu ik mezelf een beetje heb leren kennen, kan ik zien dat de leegte die ik voelde in ons huwelijk niet een teken was dat er iets mis was in onze relatie. Het was de leegte die ik in me droeg, zelfs nu, de leegte die geen enkele man of prestatie ooit zal vullen. Niets zal ooit het verlies van mijn ouders en mijn jeugd goed kunnen maken. En niemand is verantwoordelijk voor mijn vrijheid. Dat ben ik namelijk zelf…”. Voor wie het interesseert, de leraren en mentoren die ze bij name noemt: Martin Seligman, Albert Ellis, Carl Rogers, en Richard Farson. Over haar eigen trauma: “… Het was een bron waaruit ik kon putten, een diepe bron van begrip voor en intuïtie over mijn patiënten, hun pijn en het pad naar genezing…”. Ze vertelt over haar cliënten: “… Als een kind worstelt met anorexia, is het kind in principe de patiënt, maar de echte patiënt is het gezin…”. En: “… Je plakt kinderen een etiket op en ze gedragen zich ernaar…”. Ze heeft het over negatieve aandacht, over emotionele incest. Als er een legercommandant voor haar staat met een pistool, die dreigt zijn vrouw te vermoorden, omdat ze vreemd gaat: “… ‘Hou je van je kinderen?’ vroeg ik. Woede, hoe verterend ook, was nooit de belangrijkste emotie. Hij was slechts de buitenkant ervan, het dunne, blootgestelde toplaagje van een veel dieper gevoel. Het gevoel dat wordt verborgen onder het masker van woede is meestal angst. Je kunt geen liefde en angst voelen op hetzelfde moment…”. En, “… je kunt niet genezen wat je niet kunt voelen…”. Over slachtofferschap: “… De meesten van ons zouden een dictator willen hebben – zij het een welwillende – op wie we de verantwoordelijkheid kunnen afschuiven, zodat we kunnen zeggen: ‘Jij liet me dat doen. Het is niet mijn schuld.’ Maar we kunnen niet ons hele leven lang in iemands schaduw blijven hangen omdat we ons daar veilig voelen en vervolgens klagen dat we de zon nooit zien…”. Steeds weer heeft Edith het over het accepteren van je hele ik. Alles waar je trots op bent én alles waar je je voor schaamt: “… Het tegengif voor kapot zijn is je hele ik. Misschien moet je als je wilt genezen niet het litteken willen uitwissen of het litteken willen repareren. Genezen betekent dat je de wond moet verzorgen…”.
Onbegrijpelijke liefde
Als nooit tevoren wordt Edith op de proef gesteld wanneer een veertienjarige jongen door een rechter naar haar wordt doorverwezen voor autodiefstal. Hij arriveert in een bruin overhemd en bruine laarzen: “… Hij zei: ‘Het is tijd dat Amerika weer wit wordt, Ik ga alle Joden, negers, alle Mexicanen en alle spleetogen vermoorden.’…”. Het liefst had ze hem bij zijn lurven gevat. Dan vertelt ze het verhaal van de Nederlandse Corrie ten Boom, waar ze aan moet denken, “… een Rechtvaardige onder de Volkeren. Zij en haar gezin verzetten zich tegen Hitler door honderden Joden te laten onderduiken in hun huis, en uiteindelijk werd ze zelf in concentratiekamp Ravensbrück geplaatst. Haar zus kwam daar om het leven, ze stierf in Corries armen. Corrie werd vrijgelaten doordat er sprake was van een administratieve fout, één dag voordat alle gevangenen in Ravensbrück werden geëxecuteerd. En een paar jaar na de oorlog ontmoette ze een van de wreedste bewakers van het kamp waarin ze had gezeten, een van de mannen die verantwoordelijk was voor de dood van haar zus. Ze had hem kunnen bespugen, hem dood kunnen wensen, zijn naam hebben kunnen vervloeken. Maar ze bad voor de kracht om hem te vergeven, en ze nam zijn handen in die van haar. Ze zei dat ze op het moment dat zij als voormalige gevangene de handen van een voormalige bewaker vastpakte de puurste en diepgaandste liefde ervoer. Ik heb geprobeerd om deze acceptatie te vinden, dat medeleven in mijn eigen hart, om mijn ogen te vullen met vriendelijkheid…”. Was die racistische jongen naar haar toegestuurd om te leren wat onvoorwaardelijke liefde was? Ze vertelt dat de meeste leden van blanke nationalistische groeperingen in de Verenigde Staten een van hun ouders hebben verloren voordat ze tien jaar waren: “… Dit zijn verloren kinderen die op zoek zijn naar een identiteit, die een manier zoeken waarop ze zich krachtig kunnen voelen, die hunkeren naar het gevoel ertoe te doen…” (zie ook de indrukwekkende aflevering 'Amerika' die Tim Hofman en Eva Cleven voor het programma 'Trippers' van de BNNVARA maakten; ik zag het programma toevallig van de week). Volgens Edith hebben we altijd een keus. Jij bent degene die kan kiezen. Tussen verbittering of loutering. Tussen haat of liefde.
Uitgave: Lev – 2018, vertaling Elisabeth van Borselen, 328 blz., ISBN 978 940 051 055 5, € 12,99
Rechtstreeks bestellen: klik hier
Geen opmerkingen :
Een reactie posten