Subtitel: Een onderzoek naar waarden
In “Vrij spel” van Richard Powers (zie mijn één-na-laatste blog) vertelt een student over zijn vriend die ‘krankzinnige hoeveelheden obscure romans’ leest, waaronder “Zen en de kunst van het motoronderhoud” (1974). Na honderdeenentwintig uitgevers die het boek afwezen, werd het een ongelooflijke bestseller. Het gaat om een semi-autobiografisch verhaal van de Amerikaanse schrijver en filosoof Robert Pirsig (1928-2017) over een roadtrip die hij tijdens een zomervakantie maakt met zijn dan elfjarige zoon Chris, dwars door Amerika, op een motor: “… We zijn echte secundaire-wegen-motorfietsmaniakken geworden…”. Pirsig heeft net een opname in een psychiatrische kliniek achter de rug waar hij een elektroshock-behandeling onderging vanwege paranoïde schizofrenie. Hij filosofeerde zich letterlijk ‘gek’. Tijdens het rijden denkt hij constant na en presenteert zijn gedachten als ‘chautauqua’s’: voordrachten die op het Amerikaanse platteland gebruikelijk waren toen film en televisie nog niet bestonden. Hij noemt de persoon die hij was vóór zijn opname Phaedrus, naar een jonge redenaar uit de Socratische dialoog ‘Gorgias’ van Plato: “… Hij onderhoudt met geen enkele groep banden. Hij geeft de voorkeur aan de eenzaamheid van het platteland boven de stad. Hij is op het gevaarlijke af agressief. Op een gegeven moment bedreigt hij Socrates met geweld. ‘Phaedrus’ betekent in het Grieks ‘wolf’. In deze dialoog raakt hij vervoerd door Socrates’ uiteenzetting over liefde en hij wordt getemd…”. Phaedrus lijkt steeds als een soort dubbelganger, een alter-ego, een schim, over zijn schouder mee te kijken. Tot mijn verrassing zag ik veel overeenkomsten tussen Pirsig en Alice, de hoofdpersoon in “Prachtige wereld, waar ben je” uit mijn vorige blog, die het heeft over haar ‘heilige onrust’: “… Ik heb behoefte aan een kern in mijn leven, een plek waar mijn gedachten tot rust komen. Ik weet trouwens wel dat de meeste mensen die behoefte niet kennen en ikzelf zou veel gezonder zijn als ik die ook niet had. Felix heeft geen behoefte om zijn leven rond een kernprincipe te rangschikken en jij waarschijnlijk ook niet. Simon wel, maar die heeft God. Als je dan toch een kern in je leven nodig hebt, dan lijkt God me wel een goede optie…”. Pirsig noemt die kern in zijn verhaal ‘Kwaliteit’ en volgens mij is wat hij er over schrijft niet ver van wat je als God zou kunnen duiden, af.
Twee werkelijkheden
Het eerste gedeelte van de tour maken Robert Pirsig en Chris met een bevriend echtpaar dat niets van technologie wil weten. Het bevreemdt Pirsig dat ze zelfs met de allersimpelste motormankementen naar een monteur gaan. Het is niet dat ze geen gevoel voor hun vervoermiddel hebben, het is meer dat ze de techniek als een ongedefinieerd, onmenselijk, mechanisch, levenloos, blind monster vrezen. Een dode kracht: “… Iets afschuwelijks waarvoor zij op de vlucht zijn, maar waar zij nooit aan kunnen ontkomen…”. Er zijn cliché’s en stereotiepen uitgedacht voor de antitechnologen: ‘beatnik’ of ‘hippie’. Maar individuen worden geen massamens door hen een massa-etiket op te plakken: “… Hun verzet is er juist tegen gericht een massamens te worden. En zij hebben het gevoel dat de techniek heel veel te maken heeft met de krachten die hen tot een massamens willen omvormen en dat willen ze niet…”. Wat zouden ze van de aanstormende AI-revolutie gevonden hebben? Pirsig maakt er een enorm probleem van, vind ik in eerste instantie, maar misschien was de tijdgeest in de jaren zeventig zo: “… Wat je hier ziet zijn ‘twee’ werkelijkheden, een met een directe artistieke verschijningsvorm en een met een onderliggende wetenschappelijke verklaring, en ze passen niet bij elkaar, en ze sluiten niet op elkaar aan, en ze hebben eerlijk gezegd nauwelijks iets met elkaar uitstaande…”.
Erlkönig
Wanneer ze in de middle of nowhere hun kamp opslaan en een strontvervelende Chris weigert te eten omdat hij maagpijn heeft, vertelt Pirsig als de jongen in het donker is weggelopen dat hij vaker zegt dat hij pijn heeft. Soms kunnen ze hem niet aanraken omdat hij dan begint te gillen. In het ziekenhuis hebben ze niets gevonden. Volgens de deskundigen zijn het de eerste symptomen van krankzinnigheid. Ook hij dus. Een oud gedicht van Goethe speelt door Pirsigs gedachten: “… Wer reitet so spät durch Nacht und Wind? Es ist der Vater und seinem Kind…”. Waar het gedicht over gaat, vragen zijn vrienden: “… Ik probeer het me te herinneren. ‘Een man rijdt ’s nachts op een paard over het strand, door de wind. Het is een vader, met zijn zoon, die hij stevig in zijn armen houdt. Hij vraagt zijn zoon waarom hij zo bleek ziet en de zoon antwoordt: ‘Vader zie je het spook niet?’ De vader probeert de jongen gerust te stellen dat hij alleen maar een mistbank ziet langs het strand en dat hij alleen de bladeren hoort ritselen in de wind, maar de zoon blijft volhouden dat het het spook is en de vader jaagt almaar verder door de nacht.’ ‘Hoe loopt het af?’ ‘Slecht… het kind gaat dood. Het spook wint.’…”. Een en ander krijgt een hartverscheurende lading als je weet dat Chris twee weken voor zijn drieëntwintigste verjaardag op straat werd overvallen en vermoord.
Klassiek versus romantisch
Tijdens het rijden dringt Pirsig steeds verder ‘de wereld van Phaedrus’ binnen. Het analytische universum van de ‘onderliggende vorm’ (theorie) die tegengesteld is aan de alledaagse werkelijkheid van de ‘directe verschijningsvorm’ (praktijk): “… Ik wil menselijk begrip onderverdelen in twee soorten – klassiek begrip en romantisch begrip…”. Het klassieke begrip bekijkt de wereld vanuit een rationeel kader, het romantische begrip aan de hand van het direct waarneembare. Zie de Bijbel waarin wordt verondersteld dat de aarde plat is. “… De romantische wijze van beschouwen berust hoofdzakelijk op inspiratie, verbeelding, creatieve vermogens, intuïtie. Hier hebben gevoelens veeleer de overhand over feiten. ‘Kunst’ is vaak romantisch, wanneer je het stelt tegenover ‘wetenschap’. Het gaat niet te werk volgens beredenering of wetten…”. Dit behelst ook het verschil tussen wat je ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ denken zou kunnen noemen: “… Hoewel het rijden op motorfietsen romantisch is, is het sleutelen aan motorfietsen zuiver klassiek…”.
Polarisatie
Pirsig schrijft toch wel heel mooi over deze tegenstelling: “… Hoewel je zeer vaak oppervlakkige lelijkheid aantreft in de klassieke wijze van begrip, vormt het er geen onlosmakelijk geheel mee. Er bestaat een klassieke esthetiek waar de romantici vaak aan voorbij zullen gaan, omdat hij zo subtiel is. De klassieke stijl streeft recht op het doel af, zonder opsmuk, zonder emoties, efficiënt en met zorg afgemeten. Hij heeft niet tot doel voor emotionele inspiratie te zorgen, maar om orde te scheppen uit chaos en om het onbekende bekend te maken. Het is niet een esthetisch vrije natuurlijke stijl. Het is esthetisch aan banden gelegd. Alles wordt in de hand gehouden. Zijn waarde wordt afgemeten aan de bedrevenheid waarmee controle wordt gehandhaafd…”. Echter: “… Op een romanticus komt deze klassieke manier van beschouwen vaak over als saai, hinderlijk en lelijk, precies zoals de mechanische praktijk zelf. Alles wordt beschouwd als stukken en delen en componenten en onderlinge verbanden. Niets wordt aan het voorstellingsvermogen overgelaten voor het tientallen malen door een computer is gegaan. Alles moet worden gemeten en bewezen. Beklemmend. Zwaar. Mateloos grauw. De dode kracht…”. Maar de romanticus komt binnen de klassieke manier van beschouwen ook niet al te integer over: “… Frivool, irrationeel, warhoofdig, onbetrouwbaar, voornamelijk uit op pleziertjes. Weinig diepgang. Geen substantie. Vaak een parasiet die zijn eigen gewicht niet kan torsen. Een blok aan het been van de samenleving…”. Als we elkaars manier van denken en voelen verkeerd begrijpen of onderschatten, is dat een bron van moeilijkheden. Terwijl ik er over nadacht vroeg ik me af of hier ook de bron van polarisatie ligt in onze huidige samenleving: “… En zo hebben we in de afgelopen tijd een enorme kloof zien groeien tussen een klassieke cultuur en een romantische tegencultuur – twee werelden die van elkaar vervreemd raken en vol haat tegenover elkaar komen te staan, terwijl iedereen zich afvraagt of het altijd zo zal blijven, twee tegenstrijdige kampen binnen één huis…”. Links-rechts. Zwart-wit. Hip-square. Technisch-humaan. Klassiek-romantisch. Enfin, niemand luisterde indertijd naar Phaedrus. Aanvankelijk vond iedereen hem excentriek, daarna ongewenst, vervolgens een tikkeltje gek en tenslotte volkomen krankzinnig, waarna hij door de politie werd gearresteerd en blijvend verwijderd uit de maatschappij.
Saaier dan slootwater
Volgens Pirsig is de rationele aanpak in de klassieke oudheid gek genoeg ontstaan uit verveling en teleurstelling inzake de directe omgeving. Ook al lijkt het allemaal ‘saaier dan slootwater’: “… Weinig romantici komen daar ooit overheen…”. Zonder analyse kan echter niets echt worden gegrepen. Bij een analyse tellen alleen de feiten, is er geen ‘goed’ of ‘slecht’. De waarnemer wordt ook nog eens buiten spel gezet, doet er niet toe. Het analytisch vermogen is als een mes dat de holistische wereld verdeelt in steeds fijnere delen: “… Zelfs het specifieke gebruik van de termen ‘klassiek’ en ‘romantisch’ zijn staaltjes van zijn snijkunst…”. Gaat het om het mes van een moordenaar dan wel een dokter? Of is er geen verschil? “… Wanneer analytisch denken, het mes, wordt toegepast op ervaringen sterft er altijd iets tijdens dit proces. Dat is een betrekkelijk bekend verschijnsel, in ieder geval in de kunst. Mark Twains ervaring schiet me te binnen, waarin hij, nadat hij de analytische kennis die vereist was om als loods de Mississippi te bevaren onder de knie had, tot de ontdekking kwam dat de rivier zijn schoonheid had verloren. ‘Iets’ sterft er altijd. Maar wat minder bekend is in de kunst, er wordt ook altijd iets nieuws geschapen. En in plaats van stil te staan bij wat er is doodgegaan is het ook belangrijk om te zien wat er gecreëerd werd en dit proces te beschouwen als een soort eeuwige voortgang van geboorte en dood, die noch goed, noch slecht is, die er alleen maar ‘is’…”. Phaedrus, zijn ‘oude persoonlijkheid’, was een ‘griezelige solitaire intelligentie’, aldus Pirsig, en een verbeten jager op ‘het spook van de rationaliteit’. Een ‘lone wolf’. Deze persoonlijkheid is op een 'technisch onberispelijke manier vernietigd' door hem tijdens 'achtentwintig opeenvolgende gelegenheden bloot te stellen aan circa 800 milliampères gedurende 0,5 tot 1,5 seconde, wat met een technische term ‘Annihilation ECS’ wordt genoemd'. Toch doemen er steeds sporen van hem op in zijn geheugen, alsof hij ‘boodschappen ontvangt uit een andere wereld’.
Betere wereld, waar ben je
Eigenlijk denkt Pirsig niet anders dan wij, een halve eeuw later: “…Ik heb een visioen van een kwaadaardige aanhoudende maatschappelijke crisis waarvan niemand werkelijk begrijpt hoe diep hij geworteld is, laat staan dat iemand er een oplossing voor zou kunnen bieden…”. Na een uitgebreid referaat te hebben gehouden over hoe wetenschap werkt: “… Onze tegenwoordige vormen van rationaliteit sturen de samenleving niet in de richting van een betere wereld. Ze voeren haar steeds verder van die betere wereld vandaan…” (zie mijn vorige blog over een boek met de letterlijke titel “Prachtige wereld, waar ben je”). De hoogbegaafde Phaedres, die op zijn vijftiende al het eerste jaar wis- en natuurkunde voltooide, moest op zijn zeventiende de universiteit verlaten vanwege slechte resultaten en ‘onrijpheid’. Vervolgens zwalkte hij door de States, ging in het leger, vocht in Korea, keerde terug naar de universiteit om zijn studies af te maken en dompelde zich daarna onder in de Oosterse filosofie aan de Banaras Hindu-universiteit in India. Terug in het Midden-Westen haalde hij een diploma in de journalistiek, trouwde, woonde in Nevada en Mexico, had losse baantjes, maakte wetenschappelijke brochures, schreef reclameteksten voor de industrie, kocht een boerderij en werd vader van twee kinderen.
De Kerk van de Rede
Phaedres gaf een periode op een bijna ‘bezeten’ manier les aan de universiteit in retorica: “… Hij werd een veelbesproken, controversiële figuur. De meerderheid van de studenten mijdde zijn colleges als de pest. Ze hadden al te veel verhalen gehoord…”. Zijn stokpaardje was de ‘Kerk van de Rede’. Alles wees erop dat Phaedres helemaal niet zo zeker van zijn zaak was dan hij deed voorkomen: “… Niemand zal fanatiek lopen beweren dat morgen de zon opkomt. Ze ‘weten’ dat hij morgen zal opkomen. Wanneer mensen fanatiek zijn toegewijd aan politieke of religieuze overtuigingen, of andere soorten dogma’s en doelen, dan is het altijd zo dat deze dogma’s of doelen aan twijfel onderhevig zijn. De militante opstelling van de Jezuïeten waarmee hij enige overeenkomst vertoonde is ook een punt. Historisch gezien komt hun ijver niet voort uit de kracht van de Katholieke Kerk, maar vanuit haar zwakte tegenover de Reformatie…”. Even verder: “… Hij leerde hen (zijn studenten) dat je vertrouwen moest hebben in de rede omdat er niets anders is. Maar het was een vertrouwen dat hij zelf niet bezat…”. Hij kwam tot de conclusie dat het denken een volkomen nieuwe richting in moest slaan: “… Bijvoorbeeld naar wat er ligt voorbij de rede. Ik denk dat de tegenwoordige rede overeenkomt met de platte aarde van de middeleeuwer. Wanneer je je er te ver buiten begeeft, zul je er vast en zeker afvallen, in krankzinnigheid. En daarvoor zijn mensen erg bang. Ik denk dat deze angst voor krankzinnigheid heel goed te vergelijken is met de angst om van de rand van de wereld af te vallen, die de mensen vroeger hadden. Of de angst voor ketterij. De overeenkomst gaat erg ver…”. Even verder: “… Nu blijkt echter dat onze oude platte aarde van de conventionele rede ieder jaar minder in staat is de ervaringen die wij hebben op te vangen en dit zorgt voor een wijdverbreid gevoel dat de wereld op zijn kop staat. Als gevolg daarvan komen steeds meer mensen terecht in irrationele denkwerelden – occultisme, mystiek, drug-ervaringen en dergelijke – omdat ze wel voelen hoe ontoereikend de klassieke rede is, wanneer het erom gaat een kader te bieden voor wat zij als echte ervaring kennen…”. Zie bijvoorbeeld het fenomeen van de kwantummechanica.
Kwaliteit
Phaedres is een idealist die het liefst cijfers en universitaire titels wil afschaffen. Het knevelt de ‘creatieve intelligentie’. Als een collega het woord ‘Kwaliteit’ laat vallen, wordt hij bovenmate getriggerd. Niemand kan een definitie van ‘Kwaliteit’ geven. Het is een ‘irrationeel concept’ (is God dat ook niet?). Toch weet iedereen wat het is: “… Het hele idee van Kwaliteit was prachtig. Het werkte. Daar stond dan eindelijk op het schoolbord dat mysterieuze, individuele, innerlijke doel van ieder creatief mens…”. Hij denkt er steeds verder over door: “… Wanneer je Kwaliteit liet schieten, bleef alleen rationaliteit onveranderd. Dat was vreemd. Waarom zou dat zo zijn?...”. Even verder: “… De wereld kan zonder kwaliteit functioneren, maar het leven zou zo saai worden, dat het amper de moeite waard was om te leven…”. Zie communistisch Rusland en de satellietstaten, communistisch China, de "Heerlijke Nieuwe Wereld" van Aldous Huxley en het "1984" van George Orwell. Het tegenovergestelde van Kwaliteit is ‘dorheid’, aldus Phaedrus. Ontzieling. Onttovering. Is dus:“… Soul. Kwaliteit. Hetzelfde?...”. De wereld is samengesteld uit drie dingen, aldus Phaedrus: de metafysische drieëenheid van geest, materie en Kwaliteit. “… Kwaliteit is geen ‘ding’. Het is een ‘gebeuren’…”, waarbij het subject het object gewaarwordt. “… Hij had nagedacht over de relatie van Kwaliteit tot geest en materie en hij had Kwaliteit aangewezen als de bron van geest en materie, als het verschijnsel waaruit geest en materie voortspruiten…”. Even verder: “… Degenen die het de minste moeite kost deze Kwaliteit te zien zijn kleine kinderen, mensen zonder schoolopleiding en cultureel minder bedeelden’…”. Zijn het ook niet precies deze groepen die de minste moeite hebben het evangelie aan te nemen? Kwaliteit is als een bron waaruit concentrische gedachtegolven worden opgewekt die zich in alle richtingen uitbreiden. Iedereen ziet Kwaliteit verschillend omdat het zonder vorm of gedaante is, dus onbeschrijflijk. Allemaal zaken die je ook over God kunt zeggen.“… Op een bepaalde manier, beweerde hij, geeft de student door zijn Kwaliteitskeuze een definitie van ‘zichzelf’…”. Godkennis is zelfkennis, zei Calvijn al. Kwaliteit is de reactie van een organisme op zijn omgeving, aldus Phaedrus. “… Zijn Kwaliteit was een metafysische entiteit, geen mystieke. Of misschien toch? Wat was het verschil?...”. Boeddha en Kwaliteit, God en goed, blijken identiek te zijn. Achteraf zegt Pirsig dat hij denkt dat de “… overstelpende aanwezigheid…” van alle “… irrationele elementen , die schreeuwen om opgenomen te worden in onze cultuurbeschouwing, de oorzaak is van de huidige slechte kwaliteit, de chaotische, losgeslagen geest van de twintigste eeuw…”.
Manisch
Wanneer Phaedrus zich verdiept in de 2400-jaar oude “Tao Tsje-tsjing” van Lao-tse: “… Dat wat hij altijd Kwaliteit had genoemd was hier de Tao, de grote scheppende kracht van iedere religie, oosters of westers, uit heden en verleden van alle kennis, alles…”. Het is alsof hij op eigen houtje het geheim van de wereld heeft ontdekt. En helemaal manisch: “… Toen ving zijn geestesoog zijn eigen beeld en hij besefte waar hij was en wat hij zag en… ik weet niet wat er werkelijk gebeurde… maar nu voltrok zich het gevoel dat de grond onder zijn voeten wegzonk plotseling steeds sneller, zoals rotsblokken van de berg afrollen. Voor hij het kon tegenhouden begon de opeens vergaarde massa van inzicht aan te zwellen en het groeide uit tot een onhoudbare lawine van gedachten en inzichten; en bij iedere volgende vlaag van aanzwelling rukte de omlaagstortende massa honderden malen zijn eigen volume mee naar beneden, en deze massa ontwortelde nogmaals honderden malen zijn volume en daarop nogmaals honderden malen, en zo steeds sneller in een aldoor breder wordende stroom tot er niets meer overbleef waarop hij nog kon staan. Niets meer. Alles was onder zijn voeten weggegleden…”.
Pirsig steekt een rede af over het ‘blijven steken’ tijdens je werk, in zijn geval dus het repareren van zijn motor, dat vooral niet uit de weg moet worden gegaan, omdat het geleidelijk de vastgeroeste patronen uitschakelt die op de traditionele rede stoelen. Daardoor krijgen creativiteit, originaliteit, vindingrijkheid, intuïtie en verbeelding weer een kans een oplossing aan te bieden uit je ‘subliminale zelf’ dan wel onbewuste. Kwaliteit is verbonden met harmonie en schoonheid.“… We hebben kunstenaars zonder wetenschappelijke kennis en geleerden zonder artistieke kennis en beide groepen ontbreekt het aan geestelijke diepgang en de gevolgen hiervan zijn niet alleen vervelend – ze zijn afgrijselijk…”. Pirsig heeft het over ‘gemoedsrust’, waardoor je gedachten niet afdwalen en je met hart en ziel ‘opgaat’ in je werk. ‘Arbeidsvreugde’ is iets wat boven alles op peil gehouden moet worden en wat altijd bewaard moet blijven: “… De Grieken noemen het ‘enthousiasmos’ waar ons ‘enthousiasme’ vandaan komt, en dat letterlijk ‘gevuld met theos’, of God, of Kwaliteit betekent. En zo is alles weer rond…”. Het is onze ‘psychische benzine’. “… De echte motorfiets waar je aan werkt, is een motor die jezelf heet. De machine die ‘daar voor me’ schijnt te staan en de mens die ‘in me’ schijnt te zitten, zijn niet twee afzonderlijke dingen. Ze groeien samen naar Kwaliteit toe, of raken samen steeds verder van Kwaliteit verwijderd…”.
Nachtmerries
Het gaat niet goed met Pirsig. Tijdens de reis begint hij naar te dromen. Chris schudt hem wakker uit een nachtmerrie waarin hij een verschijning die hem steeds dwars zit de keel dicht knijpt: “… Het is Phaedrus. Hij begint te ontwaken. Een geest die tegen zichzelf gespleten is… ik… ik ben de boze gestalte in de schaduw . Ik ben die walgelijke gestalte… Ik heb altijd geweten dat hij terug zou komen… Het is nu zaak me erop voor te bereiden…”. Hij beseft dat hij met zijn zoon moet praten. Hem misschien op de bus naar huis moet zetten.
Het 'Ene'
Ondertussen vertelt hij hoe Phaedrus met zijn gezin naar Chicago trok om aan de universiteit aldaar filosofie te kunnen studeren en tegelijk een volle baan als docent aannam op een andere universiteit: “… Hij geloofde erin dat hij een van de grootste raadsels van het universum had opgelost, dat hij een Gordiaanse knoop van het dualistische denken had doorgehakt met één woord, Kwaliteit, en hij was niet van plan dat woord nog door iemand aan banden te laten leggen…”. Even verder: “… En daarom interesseerde het hem helemaal niet hoe hij op anderen overkwam. Het was je reinste fanatisme. In die dagen leefde hij in een gesloten universum, afgesneden van iedere communicatie. Niemand begreep hem…”. Hij heeft het over Plato, de essentiële Boeddhazoeker die aldoor voortgaat en opgaat tot het ‘ene’ dat zozeer overeen komt met zijn Kwaliteit dat het bijna identieke ideeën lijken. “… Al die tijd had hij het gevoel dat hij werd voortgejaagd door krachten die hij niet begreep – Messiaanse krachten…”. Hij heeft het over het ‘Onsterfelijke Principe’ dat bij Thales water heette, “… Anaximenes noemde het lucht. De Pythagoreeërs noemden het getal en zij waren zodoende de eersten die het Onsterfelijke Principe als iets niet-materieels zagen. Heraclitus noemde het Onsterfelijke Principe vuur en introduceerde daarmee verandering als deel van het Principe. Hij beweerde dat de wereld bestaat als conflict en spanning tussen tegengestelden. Hij zei dat er het Ene is en dat er het Vele is en dat het Ene de universele wet is die in alle dingen tot uitdrukking komt. Anaxagoras was de eerste die het Ene in verband bracht met ‘nous’, en dat betekent ‘geest’…”. Hij heeft het over het Sanskriet-woord ‘dharma’ dat ook wel wordt omschreven als het ‘ene’: “… Kunnen het ‘dharma’ van de Hindoes en de ‘deugd’ van de Oude Grieken identiek zijn?...”. Hij ervaart het als een blikseminslag als hij leest dat ‘aretê’, wat wij vertalen met ‘deugd’, in het Grieks ‘voortreffelijkheid’ betekent. “… Kwaliteit! Deugd! Dharma!...”. De “… eerste leermeesters van de westerse wereld hadden ‘Kwaliteit’ onderwezen…”. Even verder: “… Wat Phaedrus altijd Kwaliteit noemde, blijkt Socrates te hebben omschreven als de ziel, de zelfbewegende bron van alle dingen…”. Socrates laat zien hoe individuen tot het Ene worden getrokken door een met twee paarden bespannen wagen: “… een wit, edel en temperamentvol dier, het ander nukkig, koppig, buiig en zwart. Het ene paard helpt hem steeds omhoog naar de poorten van de hemel, de ander beschaamt hem steeds…”. Het witte paard staat voor de beheerste rede, het zwarte paard voor de duistere passie.
Uitputting
Zijn docentenbaan en zijn inspannende poging het geheel van het westerse denken te overtroeven aan de Universiteit van Chicago dwingen Phaedrus ertoe twintig uur per dag te werken en te studeren. Langzaam raakt hij uitgeput. Op een dag komt hij het lokaal binnen waar hij les moet geven, gaat zitten en spreekt niet. Zijn vier uur slaap zijn teruggelopen tot twee en daarna tot geen slaap. Hij loopt met tollend hoofd door de straten. Zijn tijdsbesef begint te tanen. Daarna komt hij zijn flat niet meer uit. Staart drie dagen en drie nachten naar de muur van zijn slaapkamer. Laat zijn urine lopen. Merkt het niet als zijn sigaretten opbranden tot aan zijn vingers en blaren veroorzaken. Dan roept zijn vrouw hulp in.
Dat wist ik wel
Chris huilt veel. Zegt dat hij spijt heeft dat hij is meegegaan. Dat hij de reis haat. Dat zijn vader vroeger veel leuker was dan nu. Of hij nog weet dat ze een keer bedden gingen halen en hij Chris de weg naar huis liet vinden. In feite was Pirsig zo overspannen dat hij echt niet meer wist waar ze woonden. “… ‘Toen speelde je altijd met ons. Je vertelde altijd verhalen en we reden met de auto om dingen te gaan doen en nu doe je nooit meer iets.’ ‘Wel’ ‘Nee, níet! Je zit alleen maar stil voor je uit te staren en je doet níet meer!’ Ik hoor hem weer huilen. Buiten slaat de regen in harde vlagen tegen de ruiten, en ik voel een zware depressie over mij komen. Hij huilt om hém. Hij mist hém…”. Na een zoveelste confrontatie vertelt Pirsig zijn zoon dat hij bijna weer krankzinnig is: “… Ik stuur je niet naar huis omdat ik boos op je ben, maar omdat ik bang ben voor wat er gebeurt wanneer ik nog langer de verantwoording voor jou blijf dragen…”. Even verder: “… Dit wordt dus een afscheid, Chris, en ik weet niet of we elkaar nog zullen zien…”. Chris reageert niet. “… ‘Chris, ze zeggen het ook van jou.’ Hij staart mij aan. ‘Dat al die problemen in jouw hoofd zitten.’ Hij schudt nee met zijn hoofd. ‘Ze lijken echt en voelen echt aan maar dat zijn ze niet.’ Zijn ogen zijn nu wijd open. Hij blijft nee schudden maar begrip maakt zich van hem meester. ‘Alles is van kwaad tot erger geworden. Moeilijkheden op school, last met de buren, last met je familie, problemen met vriendjes… problemen waar je je maar vertoont. Chris, ik was de enige die ze altijd heeft tegengehouden door te zeggen: ‘Hem mankeert niets,’ en nu zal er niemand meer zijn. Begrijp je dat?’ Hij kijkt verbijsterd. Zijn ogen volgen me wel maar er komt een floers over. Ik bied hem geen kracht. Dat heb ik hem nooit gegeven. Ik vernietig hem. ‘Het is niet jouw schuld, Chris. Dat is het ook nooit geweest. Begrijp dat alsjeblieft.’…”. Als Chris na een wanhopige uitbarsting zijn tranen met een theedoek heeft afgeveegd, zet hij zijn helm op, snoert de riem vast en kijkt op: “… ‘Was je echt gek?’ Waarom zou hij dat vragen? Néé! Grote verbijstering. Maar Chris’ ogen stralen. ‘Dat wist ik wel,’ zegt hij. Dan klautert hij achterop en we rijden weg…”. Pirsig: “… Aan beproevingen komt natuurlijk nooit een einde. Ongeluk en droefheid zullen bestaan zolang mensen leven, maar er is nu een gevoel dat er niet eerder was, en het ligt niet alleen aan de oppervlakte van alle dingen, het dringt tot in het diepste door: we hebben gewonnen…”.
Uitgave: Prometheus – 2022, vertaling Ronald Jonkers, 512 blz., ISBN 978 904 465 164 5, €25,-
Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier