Met onderwerpen als het oude Mesopotamië en het mythische Gilgamesj-epos is “Er stromen rivieren door de lucht” wel een waardig vervolg inzake mijn blogs over “De sterren vertellen” van Willem Glashouwer en “Zarathustra spreekt” van Kader Abdolah, vind ik zelf. Mesopotamië oftewel Tweestromenland vormt de wieg van de theologische waarheid. Het besloeg het gebied rond de paradijsrivieren de Tigris en de Eufraat waar de Hof van Eden tot bloei kwam en het verhaal van de mensheid begon. Waar Abraham, de vader van alle gelovigen, werd geboren. Waar de toren van Babel naar de hemel verrees en vervolgens afbrokkelde, terwijl de mensheid werd verdeeld in stammen die elkaar nooit meer zouden kunnen begrijpen. Waar Daniël, de dromenduider, in een leeuwenkuil werd gegooid en zijn drie vrienden ongedeerd het vuur doorstonden. Veel geschiedenisvorsers plaatsen het Bijbelse Assyrië grofweg in het noorden en het Bijbelse Babylonië grofweg in het zuiden van Mesopotamië, dat gedeeltelijk in het huidige Irak, Syrië en Turkije lag. De Turks-Britse schrijfster Elif Shafak (1971), professor aan o.a. Oxford University, werd in 2020 benoemd tot vicepresident van de Royal Society of Literature. Ze specialiseerde zich in Gender-en Vrouwenstudies en behaalde een doctoraat in de Politieke Wetenschappen. Vanwege een personage in één van haar boeken, die de moorden op Armeniërs tijdens de Eerste Wereldoorlog bestempelt als genocide, werd ze meermalen aangeklaagd door de Turkse overheid.
Het verhaal heeft een ongelooflijk ‘knallende’ start (dat is bijzonder, de meeste historische romans beginnen slaapverwekkend): Assurbanipal, de laatste grote heerser van het koninkrijk Assyrië, beschermheer en stichter van een schitterende bibliotheek, maar tevens zo’n wrede tiran dat hij zonder ook maar een greintje mededogen zijn voormalige leraar van wie hij een geweldige opleiding in de filosofie, geschiedenis, oliewaarzeggerij, talen en literatuur ontving, in de hens zet wegens hoogverraad, voelt een druppel water op zijn kop, wanneer hij uitkijkt over de schitterende tuinen van Nineve. Het is deze regendruppel die dwars door de geschiedenis heen drie verhaallijnen met elkaar verbindt. Want: “… Water bewaart herinneringen. Het zijn de mensen die vergeten…”. Elif Shafak vertelt dat haar oma geloofde dat water de ‘oerstof van het leven’ was: “… Water heeft allerlei nog onbekende eigenschappen en is nog altijd een groot mysterie…”. Een en ander doet me denken aan de tweede brief van de apostel Petrus, waarin deze schrijft dat de wereld die is vergaan door water (de zondvloed), via Gods woord ‘gevormd werd uit water en door middel van water’. Volgens Elif Shafak is water, H2O, de vreemdste chemische verbinding die er bestaat: “… Met twee waterstofatomen aan de uiteinden, die allebei zijn verbonden met één zuurstofatoom in het midden, is het geen lineair maar een gebogen molecuul. Als het lineair was geweest, zou er geen leven op aarde zijn… en waren er geen verhalen te vertellen…”. Het wonderlijkste wat ik tegenkwam toen ik een beetje zat te googelen op het thema ‘water’ is wel de podcast van YouTuber Jorn Luka met ‘aquatisch ecoloog’ Theo Claassen. Het gesprek begint nogal droog, maar ontspint zich gaandeweg in een spiritueel verhaal vol emotie: zie hier. Ronduit verbluffend vond ik de uitspraak van Claassen dat het numerieke getal van water 105 is. Ik realiseerde me dat wij vroeger in de kerk altijd een vers uit Psalm 105 zongen tijdens een doopdienst. Daarin gaat het eveneens over ‘de waarheid van God’ die wordt doorgegeven van generatie op generatie. Dus ook hier: een traditie die wordt voortgezet door middel van water.
Vrouwenonderdrukking
Assurbanipal. Het is het jaar 630 voor Christus. Onheilsprofeten hebben voorspeld dat Nineve gedoemd is te worden aangevallen, geplunderd en platgebrand tot er geen enkele steen meer op een andere staat. Assurbanipal heeft hun mond laten dichtnaaien met kattendarm. Zijn grootste rivaal is zijn bloedeigen broer. Hij beent door een lange zuilengang waar felgekleurde bas-reliëfs aan de muur hangen met taferelen waarop hij op wilde dieren jaagt of vijanden afslacht (ze hangen nu onder andere in het British Museum). Bijna idyllisch is een weergave van een gezellige picknick met zijn vrouw, ware het niet dat aan de takken van een boom het afgehakte hoofd van een overwonnene hangt: de Elamitische koning Teumman. Assurbanipal is op weg naar zijn bibliotheek waarvan de ingang wordt geflankeerd door twee enorme beelden: ‘lamassu’s’, hybride wezens, half mens, half dier, met de vleugels van een adelaar en het sterke lijf van een stier of een leeuw, gehouwen uit één brok kalksteen. Ze functioneren als beschermgeesten. Bewaken de poort naar een ander rijk. De meesten “… hebben vijf poten, waardoor het van voren lijkt alsof ze stevig stilstaan, en van de zijkant alsof ze voorwaarts stampen, klaar om de meest geduchte tegenstander omver te beuken…”. Assurbanipal trekt zich terug in een geheimzinnige ruimte, achter een dik gordijn in de bibliotheek, waar een cederhouten kistje op tafel ligt. Daarin geen tablet van roodbruine klei maar een plaat blauwe lapis lazuli, waarop het heldendicht Gilgamesj is gekerfd. De geletterde, erudiete koning kent het uit zijn hoofd. Dit exemplaar eindigt echter met de woorden ‘Geprezen zij Nisaba’ in plaats van ‘Geprezen zij Nabu’. Nisabu, de ongrijpbare godin van het verhalen vertellen, is allang vervangen door de machtige mannelijke god Nabu (zie ook Kader Abdolah die in “Zarathustra spreekt” beweert dat Mitra oorspronkelijk een ‘godin’ was). Assurbanipal baalt: niemand mag weten van deze blasfemie.
Hoogopgeleide beestachtigheid
Assurbanipal, de kleinzoon van de Bijbelse Sanherib, staat voluit in de Oudtestamentische wereld. Het is zonder meer afgrijselijk waar hij toe in staat was. De man van ideeën en idealen, “… leidde het leeghalen van steden en het uithongeren van hele bevolkingsgroepen, waarbij hij mensen geen andere keus liet dan de lijken van hun familieleden op te eten; hij maakte dorpen met de grond gelijk, gooide tempels plat, strooide zout over pas omgeploegde akkers, vilde de huid van de rebellenleiders en hing hun aanhangers aan staken, voerde hun vlees aan ‘de vogels in de hemelen, de vissen in de diepte’; doorboorde de kaken van zijn rivalen met hondenkettingen en hield ze in kennels; ontwijdde de graven van de voorvaderen van zijn vijanden – al die handelingen en nog veel meer heeft hij laten verrichten vanuit zijn leeskamer…”. Maar bovenal verontreinigde hij het water, het geschenk van de goden dat leven, vreugde en rijkdom in overvloed geeft. Hij gebruikte het als wapen. De rivier de Ulai gooide hij vol met lijken zodat alle vissen dood gingen en het water de kleur van roodgeverfde wol aannam. Eerst kwam de droogte. Toen de hongersnood. Bewakers rond fonteinen hielden het volk weg bij het water. Putten werden vergiftigd. Families slachtten hun dieren en dronken het bloed om hun dorst te lessen. Moeders hadden geen melk voor hun baby’s. ‘Hoogopgeleid’ zegt dus helemaal niets. Elif Shafak trekt de grenzeloze gruwel en beestachtigheid van Assurbanipal verderop in het boek door naar de radicale strijders van ISIS en de actuele milieuschandalen van bijvoorbeeld Erdogan, die het water eveneens als wapen gebruikt om stuwdammen te bouwen waar buurvolken de dupe van worden.
Koning Arthur van de Riolen en de Sloppen
Verhaallijn één. Anno 1840 wordt ‘Koning Arthur van de Riolen en de Sloppen’ geboren aan de oever van de totaal vervuilde Theems. Zijn moeder maakt deel uit van een groep riooljutters. Als hij zijn mondje open doet valt er een sneeuwvolk in, die ooit als regendruppel op het hoofd van Assurbanipal belandde: “… Arthur Smith is begiftigd met een buitengewoon geheugen – zowel visueel als auditief en zintuiglijk. Net zoals een regendruppel of een hagelkorrel, water in welke vorm dan ook, alle herinneringen bewaart, geldt ook voor hem dat hij nooit iets zal vergeten. Wat hij één keer ziet of hoort of voelt, zal hij voorgoed opslaan. Een uitzonderlijk talent, zullen velen beweren. Een zegen van God, zullen anderen er wellicht haastig aan toevoegen. Maar ook een gruwelijke vloek, zoals hij weldra zal ontdekken…”. Arthur’s ouders hebben ‘geen nagel om hun kont te krabben’, zoals dat heet. Zijn vader is aan de drank, zijn depressieve moeder verslaafd aan laudanum. Als hij opgroeit gaat hij tot zijn dertiende naar een armenschool. Hij zal er nooit meer naar terugkeren als hij op een dag ongenadig op zijn falie krijgt van de lector, die hem tevens in zijn kruis probeert te grijpen. En dat allemaal omdat hij het heeft gewaagd de onderwijzer te corrigeren. Door zich te concentreren op de titel van een boek dat hij ziet liggen, “De overblijfselen van Nineve” geschreven door A.H. Layard, blijft hij bij zijn positieven. Als hij dezelfde dag tussen een menigte terechtkomt die staat te kijken hoe er twee lamassu’s de trappen van het British Museum op worden getakeld, vertelt iemand hem dat het om monumentale beelden uit Nineve gaat. Hij voelt onmiddellijk een diepe resonantie. Arthur is losjes gebaseerd op een historisch bestaande figuur: George Smith.
Duivelaanbidders
Verhaallijn twee. Anno 2014 wordt een groepje Jezidi’s, bezig met een doopceremonieel aan de oever van de Tigris in Zuidoost-Turkije, verdreven door een bulldozer. Het dorpje Hasankeyf moet wijken voor de Ilisu-dam. De Jezidi’s worden uitgescholden voor ‘duivelaanbidders’. Ze zijn in hun geschiedenis al tweeënzeventig keer afgeslacht. De bijna dove, negenjarige Narin pakt het glazen flesje met water uit de Lalishvallei ten noorden van Mosul in Irak, waar hun heiligste tempel staat, en houdt het ondersteboven. Het overgebleven water van haar mislukte doop drupt op haar hand. Ooit was de druppel een sneeuwvlok in een ver land die de geboorte van een jongetje meemaakte…
De ultieme immigrant
Verhaallijn drie. Anno 2018 strompelt dr. Zaleekhah Clarke, hydroloog, met een doos summiere bezittingen over de kade van de Theems, naar één van de drieduizend woonboten met de poëtische naam: ‘Zij die alles gezien heeft’. Ze boft, zegt de makelaar. Duizenden Londenaren willen zich vestigen op de grens tussen rivier en land, om wortel te schieten in een overgangsgebied. Desondanks voelt ze zich een verdwaalde migrant. Nergens welkom. Nergens thuis. “… Het wordt er niet gemakkelijker op als iemand vraagt wat haar naam betekent, en er is altijd wel iemand die dat doet. Dan moet ze met het verhaal van Zulaika komen. Een vals kreng, zoals ze wordt beschreven door alle abrahamitische godsdiensten. De wellustige vrouw van Potifar, vurig en stormachtig: een combinatie van een feeks, heks en hoer zoals je ze zelden ziet. Ze was een verleidster die de knappe, deugdzame Jozef begeerde en hem gedreven door vrouwelijke sluwheid en verdorven verlangens in haar bed probeerde te lokken. Als straf voor haar zonden veranderde God haar in een lelijk oud vrouwtje, een verschrompelde weduwe, net zolang tot ze berouw toonde voor haar gedrag. Toen ze voldoende volgzaam was geworden, gaf God haar als beloning haar vroegere jeugdigheid en schoonheid terug en kreeg ze toestemming om met Jozef te trouwen, waarna ze nooit meer de fout in ging…”. Zaleekhah heeft altijd een hekel gehad aan de parabel. Ze is het tegenovergestelde van een femme fatale. Haar ouders zijn verongelukt. Haar huwelijk is gestrand, wat ze haar stinkend rijke oom - die haar heeft opgevoed - amper durft op te biechten. Ze speelt met de gedachte aan zelfmoord. Denkt aan Virgina Woolf. “… Er valt een traan op de rug van haar hand. Traanvloeistof, die bestaat uit ingewikkelde patronen van gekristalliseerd zout die het blote oog niet kan waarnemen. Deze druppel, water uit haar eigen lichaam dat een spoor van haar DNA bevat, was ooit een sneeuwvlok of een vleugje damp, misschien hier of juist kilometers hier vandaan, en is keer op keer veranderd van vloeibaar naar vaste vorm naar gas en weer terug, terwijl hij al die tijd zijn moleculaire essentie heeft behouden. Hij heeft tientallen of misschien wel duizenden jaren verborgen gelegen onder de aarde vol fossielen, steeg toen op naar de lucht en keerde terug naar de grond in een mist, nevel, plensbui of hagelstorm, continu ontheemd en verplaatst. Water is de ultieme immigrant, gevangen in doortocht, nooit in staat zich ergens te settelen…”.
Paupers
Arthur wordt als leerjongen aangenomen bij een drukkerij waar de heren uitgevers paf staan van zijn fotografisch geheugen. Ze laten hem alles lezen wat hij wil, óók “De overblijfselen van Nineve”, dat hij tot zijn grote vreugde op een plank ziet liggen. Hij banjert door een ónvoorstelbaar smerig, van smog vergeven Londen, waar al het afval óf op straat óf in de Theems belandt. Elke dag laten alleen al 300.000 paarden een gigantische berg van 12.000 ton stront vallen: “… Al heel vaak heeft Arthur gezien dat paarden uitgleden over de drek in de straten, glibberend alsof ze op ijs liepen. Als er een rijtuig omvalt, stroomt er meteen een menigte toe. De koetsier doet zijn best om de dieven uit de buurt te houden, maar vaak kan hij er weinig tegen doen. Een rijtuig kan in een oogwenk zijn leeggeroofd, gestript van alle bekleding en metalen onderdelen. En niet alleen de dieren gaan onderuit in de modder; ook mensen verliezen vaak hun evenwicht. Ze verstuiken enkels, breken hun heupen…”. Geen wonder dat de stad geteisterd wordt door ziektes als cholera of ‘de blauwe dood’. Overal liggen bedelaars, zwervers en opiumverslaafden die zelfs geen twee penny voor een slaapkist kunnen betalen, op de stoep te soezen. Honger is een constante in Arthurs leven. Charles Dickens, de schrijver die zich erg druk maakt over het lot van paupers, vindt dat hij belazerd wordt door zijn uitgeverij en loopt over naar de hunne. Ze publiceren “Dombey and Son”, “David Copperfield”, “Bleak House” en “Little Dorrit”. Dickens wordt de motor achter de uitgave van een nieuwe krant: ‘The Dailey Mail’, waar ze dik verlies op lijden. Hij is en blijft een salonsocialist, vindt Arthur, maar de schrijver steekt hem wel in een fatsoenlijk pak. Eindelijk durft hij zich in het British Museum te vertonen, waar hij geobsedeerd raakt door de Assyrische spijkerschrifttabletten.
Het scheppingsverhaal van de Jezidi’s
De oma van Narin vertelt haar het scheppingsverhaal van de Jezidi’s. Op een dag vormde God - Xwedê – een parel die Hij vulde met goddelijk licht, waarin Hij zichzelf kon spiegelen. Nadat de parel een tijd in het nest van de magische vogel Anfar had gelegen, stampte God de parel aan gruzelementen. Uit de scherven werden de bossen en de bergen, de zon en de maan gemaakt. Met het water uit de kern van de parel vulde Hij de bronnen, rivieren en oceanen. Uit zijn eigen goddelijke licht (sur) schiep Hij de zeven engelen (Zeven lichten – Heft Sur): “… Hij maakte de engelen alsof Hij met één kaars zeven andere kaarsen aanstak…”. Het is opmerkelijk hoeveel er overeenkomt met de christelijke leer. Zie bijvoorbeeld Openbaring 8:2, waarin het eveneens gaat over ‘zeven engelen die voor Gods troon staan’. Zie ook de Joodse leer van ‘het breken der vaten’: dus ‘scherven’. De engelen uit het verhaal van de Jezidi’s spreken ‘de taal der stilte’. Ze hebben geen woorden nodig, ze communiceren door middel van lichtschijnsels. God maakte ook de mensen: Adam en Eva, waar iedereen van afstamt. Behalve de Jezidi’s zelf. Die kwamen alleen uit Adam voort. Dat zit namelijk zo. Op een dag hadden Adam en Eva ruzie. Ze vonden allebei dat zij de belangrijkste waren. Daarom deden ze hun zaad in een pot. Na een maand wachten opende Eva haar pot. Er zat er niets in. In die van Adam zaten echter een jongen en een meisje: de voorouders van alle Jezidi’s. Aangezien een slang zich oprolde en een stop vormde omdat er een gat in de ark van Baba Noach werd geslagen toen het schip op de top van de berg Sinjar botste, beelden de Jezidi’s vol respect slangen af bij de ingang van heilige gebouwen: “… Ook in ons dorp herdenken we de grote Shahmaran – ‘de Slangenkonigin’. Ze heeft een slangenlijf met het hoofd van een vrouw…”. Oma heeft een tatoeage (deq) op haar gezicht, zoals alle vrouwen vroeger: “… Sommige mensen hebben een ster of een zon op hun kin, andere een diamant om kracht aan te trekken of het boze oog af te wenden. Weer anderen hebben een piepkleine honigraat zodat ze altijd zoete woorden zullen spreken…”. Oma is een ‘genezer’, gespecialiseerd in angsten, depressies en geestesziekten. Ze werkt vooral met water: “… Ze zegt dat water ziekten wegspoelt, de geest zuivert, het hart kalmeert. Water is de beste behandeling tegen zwaarmoedigheid…”. Ze is ook handig met de wichelroede: “… Uiteindelijk zijn de voorwerpen –wichelroede, twijg of slinger – alleen maar een medium, zegt oma; waar het om gaat is dat het menselijk lichaam reageert op bronnen in de natuur. Het water in ons binnenste communiceert met het water buiten ons…”.
Begraven rivieren
Alles is te koop. De blauwe tablet uit de bibliotheek van Assurbanipal komt terecht bij de steenrijke oom van Zaleekhah: “… Voorwerpen die zijn geplunderd uit Irak en Syrië, daar wemelt het van in Londen, New York, Parijs, Tokio…“. Op zijn bureau zwerft ook weer het boekje over Nineve rond. Zaleekhah blijkt met haar team verloren ondergrondse spookrivieren te zoeken en letterlijk boven water te halen. Bijna niemand weet dat in Londen, Parijs, New York, Wenen, São Paulo, Sydney, Beijing en Moskou dichtgegooide rivieren zijn. Tokio was ooit een waterstad. Meer dan honderd rivieren en kanalen zijn er gedempt en gebruikt als basis voor straten of gewoon onder trottoirs verstopt. Athene, waar momenteel geen rivier doorheen stroomt had er ooit drie. Vandaar de steeds zwaardere overstromingen in tijden van klimaatveranderingen.
Zeven: het heilige getal
‘Een verhaal is een fluit waar de waarheid doorheen blaast’, zegt de oma van Narin. De Jezidi’s geloven dat de aarde heilig is. Daarom gaan ze er in de maand april extra behoedzaam mee om. Er wordt niet getrouwd, want als het land zwanger is kun je er niet op staan dansen, springen en dansen. Getallen zijn belangrijk en oma’s favoriete getal is zeven. Voor het verwerken van zowel positieve als negatieve emoties staan zeven dagen. Als je verliefd wordt, is het zaak zeven dagen te laten verstrijken. Dan pas kun je je hart vertrouwen. Over belangrijke besluiten moet je zeven dagen nadenken. “… Er zijn zeven dagen in een week, zeven wijzen die de aarde bewandelen, zeven regio’s in het menselijk lichaam, zeven slapers in een grot die zich verschuilen voor vervolging, zeven hoofdzonden waarvoor zeven deuren naar de hel zijn gereserveerd…”. Volgens oma hebben rivieren een persoonlijkheid. De Trigis staat bekend als ‘de gekke’, ‘de vlugge’. Zijn tweelingbroer de Eufraat is zachtmoedig, bedaard en nadenkend. Ze praten met elkaar, zegt oma. Als de wind goed staat, kun je ze horen Ze vindt de Eufraat de verstandigste van de twee: “… Je kunt beter een zachtmoedige ziel zijn dan een die wordt verteerd door woede, wrok en wraak. Oorlog voeren kan iedereen, maar vrede bewaren is veel moeilijker…”. ‘Jij weet álles’, vindt Narin. “… Ik ben half zo wijs en twee keer zo dom als alle andere mensen…”, zegt Oma. “… Wijsheid is een berg met een besneeuwde top. Ik moet de eerste persoon nog tegenkomen die daar zijn armen omheen heeft geslagen…”. Dat betekent dat hoeveel je ook weet, er altijd nog veel meer is dat je niet weet. Dus moet je altijd blijven leren, aldus oma. Ze vertelt een verhaal over een zwaluw die omlaag duikt naar een rivier om een beetje water op te scheppen. Zo is het met kennis.
Anders
Al gauw sprint Arthur iedere lunchpauze naar het British Museum, waar het personeel denkt met een verward persoon van doen te hebben: “… mensen zijn over het algemeen bang voor mensen die ánders zijn, of in elk geval anders lijken…”. Als de directeur van de afdeling Oosterse Antiquiteiten hem aanspreekt, merkt hij tot zijn verbijstering dat Arthur zich het spijkerschrift heeft eigen gemaakt. Hij biedt Arthur direct een klus aan: of hij tussen zijn werk bij de drukkerij door een gigantische berg van 35.000 (!) kleitabletten zou willen sorteren. Als Arthur op fragmenten van het Gilgamesj-epos stuit, vraagt het museum hem fulltime te komen werken. Arthur volgt zijn hart. Hij neemt het aanbod met beide handen aan, ook al gaat hij veel minder verdienen en meer uren werken. Het vertalen van het epos voelt als het vinden van zijn roeping. Hoe gelukkig kun je zijn! De wereld staat op zijn kop als het Gilgamesj-epos het verhaal van de zondvloed lijkt te bevestigen. Tegen de achtergrond van de evolutietheorie die Darwin net heeft gepubliceerd (zie ook “Vader en zoon” van Edmund Gosse) branden er heftige discussies los. Is de Heilige Schrift niet meer dan een hervertelling van verzonnen verhalen uit vroeger tijden óf bevestigt Arthurs ontdekking juist dat het waar is wat er in de Bijbel staat? Tot zijn eigen afschuw wordt Arthur een beroemdheid. Uiteindelijk wil ‘The Daily Telegraph’ hem zelfs sponsoren inzake een archeologische expeditie naar Nineve. Elif Shafak (Boekenkrant, 14.10.24): “… Opvallend is dat er geen helden zijn in ‘Gilgamesj’. Het hoofdpersonage is in het begin een verschrikkelijke man. Door te reizen en te leven wordt hij nederiger, door zijn geliefden te verliezen ook, en te ervaren wat verdriet is. Wanneer hij op het einde van het epos terugkeert naar huis is hij een verslagen man. Hij is geen overwinnaar. Maar hij heeft wel iets cruciaals geleerd…”.
Watergeheugen
Zaleekhah is in het geheim een controversiële paper over ‘watergeheugen’ aan het schrijven. Ze borduurt voort op het werk van haar overleden mentor, de gecanselde professor Berenberg die beweerde dat water sporen van, dan wel een herinnering bewaarde aan de deeltjes die erin waren opgelost, ongeacht hoe vaak het nog werd verdund of gezuiverd. Zelfs over eeuwen heen. Zie de homeopathie. Zijn experimenten zijn echter niet te verifiëren door herhaling. Desondanks gelooft Zaleekhah in zijn hypothese en gaat ze door met testen.
De Hof van Eden
De oma van Narin vertelt over de cycli in de natuur en de cycli in de geschiedenis: “… Die noemen we ‘dewr’. Tussen het einde van het ene tijdperk en het begin van het volgende is er altijd een periode van verwarring, en dat zijn de moeilijkste momenten, moge God ons allemaal helpen.’ ‘Zitten we nu ook in zo’n periode? ‘Ik denk het wel…”. Haar grootmoeder was een ‘faqra’, een waarzegster, waar haar volk veel respect voor had: “… Ze gaan in trance. Sommigen vallen op de grond, trillend als een boomblaadje in een storm. Je kunt ze niet aanraken, zo hevig liggen ze te schokken. Anderen beginnen te spreken in vreemde talen die niemand kan verstaan…”. In zo’n toestand kunnen voorspellers zware voorwerpen optillen alsof het veertjes zijn. “… Er zijn nog wel vreemdere dingen gebeurt…”. Even verder: “… Ze begrijpen de echo’s door de eeuwen heen, gaan mee op de golven van lijden, verzamelen de resten van verhalen. Ze zijn de bewakers van kennis, de bewaarders van herinneringen. In een cultuur waarin zelden of nooit iets op papier wordt gezet, zijn zij de archivarissen…”. Zien wat er komen gaat, is een zware last. Daarom wilden de voormoeders hun gave niet doorgeven. “… Sindsdien zijn we waterzoekers geworden…”. Terwijl Narin met haar vader (haar moeder heeft ze nooit gekend) en oma naar Mosul rijdt, vertelt oma over Saddam die de Jezidi-nederzettingen heeft verwoest vanwege de bouw van een nieuwe dam. Twintigduizend vierkante kilometer aan vruchtbare landbouwgrond is veranderd in woestijn. Ooit waren deze moeraslanden zo mooi dat veel mensen meenden dat daar de oorspronkelijke Hof van Eden heeft gelegen. Na de chaos van de Amerikaanse invasie werd de Tigris - ‘Idigna’ in het Soemerisch, ‘Hiddekel’ in het Hebreeuws, ‘Dijlah’ in het Arabisch, 'Ava Mezin' in het Koerdisch: ‘het Grote Water’ - ook nog eens vervuild door allerlei chemicaliën en afval van brandstof en wapens. Er drijven steeds meer lijken voorbij. Niemand weet waar ze vandaan komen. Een islamitische geestelijke heeft een fatwa uitgesproken tegen de consumptie van vis. De beroemde Irakese karpers peuzelen namelijk aan mensenvlees. Ondertussen is de Mosuldam de gevaarlijkste dam ter wereld, gebouwd op een zwakke ondergrond van in water oplossend en afbrokkelend kalksteen en klei. Vandaag of morgen zal duizenden jaren geschiedenis, waaronder die van Nineve, worden weggevaagd.
Vertrouwen
Arthur trekt rond in de Oriënt. Hij ontmoet sjeiks en pasja’s. Wordt verliefd op een Jezidivrouw (een voormoeder van Narin, zo blijkt) terwijl hij een verloofde in Londen heeft zitten. Hij wordt bestookt door de gedachte dat wat wij ‘beschaving’ noemen enkel het weinige is wat wij hebben weten te behoeden voor verlies: “… Triomfen werden gevierd op de provisorische steigers van ongekende wreedheden, heroïsche legendes gesponnen uit de draad van bloedbaden en gruweldaden…”. Er is altijd een andere kant. Een vergeten kant. De machtige heersers waren vreselijk bang voor de dood. Het was het enige waar ze geen vat op hadden. In de begrafenisstoet van een Mesopotamische koning liepen al zijn dierbaren en bedienden in diepe stilte mee met een kopje in hun hand, waaruit ze bij het Koninklijke graf dodelijk gif dronken, zodat de koning niet alleen zijn sterfelijkheid het hoofd zou hoeven bieden. Hoewel dat ongebruikelijk is, nodigen de Jezidi’s Arthur uit voor hun nieuwjaarsfeest: ‘Carşema Sor’ (‘Rode Woensdag’): “… Hij is diep ontroerd, want hij begrijpt dat er voor hem een uitzondering wordt gemaakt. Ze beschouwen hem als een vriend. Die avond beseft hij dat vriendschap een aspect heeft dat gelijkenissen vertoont met het geloof. Allebei zijn ze gebaseerd op vertrouwen…”. Weer terug in Londen zit hij voor hij het weet vast in een huwelijk. Met een wicht dat zijn reputatie wel ziet zitten en na de trouwerij binnen no time veranderd in een chronisch ontevreden zeikwijf, waarmee hij een tweeling krijgt. Ze kan hem niet verhinderen nog een keer naar Nineve te vertrekken. Bij de Jezidi’s komt hij ‘thuis’. Is hij gelukkig.
De stromen van het goede en het slechte
Op een nacht worden de waterputten van de Jezidi-gemeenschap bij Mosul, waar Narin met haar oma verblijft, vergiftigd. Daarna branden de boomgaarden af. “… De Jezidi’s zijn kafirs, dus het maakt niet uit dat je tegen ze liegt. In de ogen van God is het niet onwettig om een heiden in de val te lokken; je kunt hun wijsmaken dat je geen kwaad in de zin hebt en vervolgens met ze doen wat je wilt…”. ISIS-militanten beginnen overal Jezidi-dorpen te plunderen. Vermoorden de mannen. Voeren vrouwen en kinderen af: “… Met elke beproeving en kwelling die ze andere mensen aandoen verwachten ze meer in de gunst te komen van God, en dichter bij de voltooiing te komen van de brug tussen deze wereld en hun exclusieve paradijs…”. Het gaat niet om willekeurige aanvallen, maar om een zorgvuldig geplande campagne van ongekende haat. De uitroeiing van een complete cultuur. De Jezidi’s proberen door de gloeiende hitte naar de heilige berg Sinjar te vluchten, waar geen water en geen schaduw is. Overdag stijgt de temperatuur naar 48 graden Celsisu, 's nachts zakt hij naar 10 graden. “… Een mens heeft ongeveer twee liter water per dag nodig. Er worden vijftigduizend mensen belegerd op de berg Sinjar…”. Volgens de traditie is de Sinjar meer dan een berg: “… De oude Mesopotamiërs geloofden dat bergen leefden, als een overgangsgebied tussen het aardse en het hemelse, een tussenruimte…”. Narin wordt opgepakt en doorverkocht als (seks)slavin, om tenslotte (bijna) te eindigen als slachtoffer van illegale orgaanhandel. Elif Shafak over de gekidnapte Jezidi-kinderen (Boekenkrant 14.10.24) : “… Tot op de dag van vandaag zijn er nog meer dan drieduizend vermist. Veel van hen zijn ondergebracht bij gewone gezinnen in Turkije, Syrië, Irak en Saoedi-Arabië. Zo werd er drie jaar geleden een meisje bevrijd uit een huis in Ankara niet ver van waar ik opgroeide bij mijn oma. Hoe is het mogelijk dat je in die stad jarenlang een meisje zomaar kunt verbergen? Waarom heeft er niemand ooit iets gezien of opgemerkt?...”. Het pure kwaad bestaat: “… Narin weet dat er twee machtige stromen zijn in elk mens: het goede en het slechte. Welke stroom je besluit te volgen – via je hart, je ziel en je geest – bepaalt uiteindelijk wie je bent. Sommige mensen zetten alles op alles om te voorkomen dat ze een ander pijn doen, zelfs in de meest hopeloze situaties, terwijl anderen zo achteloos leed veroorzaken alsof ze een vlieg doodslaan…”.
Uitgave: Wereldbibliotheek – 2024, vertaling Manon Smits, 480 blz., ISBN 978 904 683 207 3, € 24,99
Rechtstreeks bestellen bij bol: klik hier