Menu

woensdag 10 mei 2023

Een heidense uitdaging – Bart Gijsbertsen


Subtitel: Leven met de God van Israël

 

Als jij van de boeken van Frank de Graaff en Henk Vreekamp houdt, dan houd je ook van de boeken van Bart Gijsbertsen (1951), zei iemand tegen mij. En inderdaad, van sommige schrijvers veer je op. Alsof ze lucht en ruimte in de áánbieding hebben. Het boek van Gijsbertsen bevat 50 meditaties waarin hij als predikant de Bijbel nadrukkelijk neerzet als een Joods boek, wat aanleiding geeft tot een ‘nieuwe’ theologie, volgens hemzelf. Zo gauw het ‘Torah-volk’ mee mag doen, heb ik het gevoel dat er een blik woeste vrolijkheid open wordt getrokken. Is alle benauwdheid en bekrompenheid voorbij. Komt er leven in  de brouwerij. Gijsbertsen heeft zich intensief beziggehouden met leerdiensten rond Torah en Evangelie. Lange tijd bewoog hij zich ver buiten de kerk om samen te werken met boeddhisten, moslims, joden, hindoes, sikhs, indianen, gelovenden en niet-gelovenden. Hij was betrokken bij de oprichting van stichtingen als de ‘Encounter of Worlviews Foundation’ en de ‘World Dialogue Foundation’. Door zoveel mensen uit verschillende tradities in de ogen te kijken, word je vanzelf een ‘wijs’ man, denk ik. “… Het is ook de resonantie van al die stemmen die ik heb beluisterd, in zekere zin een verantwoording aan al die denkers die mij hebben geraakt met hun geloof en hun woorden. Graag noem ik degenen die voor mij het belangrijkst werden en van wie u kunt merken dat hun werk mij duidelijk heeft beïnvloed: Willem Barnard, Dietrich Bonhoeffer, Frans Breukelman, Martin Bucer, Eugen Drewermann, Frank de Graaff, Dag Hammerskjöld, Abraham Joshua Heschel, Friedrich-Wilhelm Marquardt, Kornelis Heiko Miskotte, Pinchas Lapide, Marc-Alain Ouaknin, Antoine de Saint-Exupéry, Henk Vreekamp, ElieWiesel, en de vele rabbijnse concepten zoals die worden gepubliceerd door de Stichting Pardes (voorheen Folkertsma Stichting voor Talmudica)…”. Voor wie verder wil lezen: daar waait de wind dus vandaan…

 

Contact

Stel, schrijft Gijsbertsen, je wilt contact. Met ‘God’. En niet zomaar ‘een’ god, maar heel specifiek JHWH. De God van de Bijbel. “… Als je op zoek bent naar iemand, maar je hebt hem nog nooit van je leven gezien, hoe denk je hem dan te herkennen? Als je iemand wilt spreken, maar zij spreekt een andere taal, hoe denk je haar te verstaan als je haar taal nooit geleerd hebt?...”. Het ‘werkt’ - hoe weet hij ook niet - om elke dag minstens vijftien minuten te mediteren, in de Bijbel te lezen en te bidden: “… Is die grondhouding er niet, dan lopen we in elk geval een verhoogd risico JHWH niet te herkennen; of we lopen zonder het te weten achter machtstelsels aan die wij God noemen en zelfs aanbidden, maar die met JHWH niets te maken hebben…”. Het diep-ontroerende is dat Gijsbertsen in allereerste instantie niet zelf zocht, maar wérd bezocht. ‘Iets’ of ‘iemand’ legde contact met hém: “… Ik was zeven jaar toen ik voor het eerst zo’n contact maakte. In een droom strekte ik me uit om Jezus aan te raken, die langskwam. Want ik had een verhaal gehoord over een vrouw die dat ook deed (Marc. 5:21-35). Die aanraking was als een elektrische schok waardoor ik in één keer klaarwakker rechtop in bed zat. Jarenlang heb ik geprobeerd die ervaring te verklaren en – dat vooral – haar weg te verklaren. Dat is me nooit gelukt; daarvoor was ze te reëel. Sterker, ik kan – juist andersom – de hele loop van mijn leven nu niet meer verklaren zonder de ervaring van dat zevenjarige kind. Zo’n contact is bepalend voor je hele leven…”.

 

God buigt zich over de mens

Hoe maak je contact. “… Zwervend door Frankrijk met zijn vele kathedralen merkten we het vaak aan onze kinderen. Sommige kathedralen hadden ‘Het’. Dan werden de kinderen uit zichzelf stil of spraken alleen nog fluisterend. Waardoor kwam dat? Het was een bijzondere gewaarwording…”. Gijsbertsen neemt je mee het grote, hoge, lege portaal van zo’n kathedraal in: “… Er is nog niets; maar het is het begin van een andere wereld. Neem de tijd, acclematiseer. Wend je oor van de herrie daarbuiten naar de stilte hierbinnen. En als je zover bent – ben je zover? – dan gaan we door een volgende deur naar de eigenlijke ruimte en stilte van de kathedraal. Tja; indrukwekkend, hè? Kijk maar even rond in de enorme ruimte waarin je nu staat. Laat je erin opnemen. Voel hoe je hier wordt ontvangen. Herinner je waar je vandaan komt: moederschoot, eeuwigheid, God…”. Even verder: “… Je bent klein, alles om je heen is groot. Je kunt het niet grijpen, niet begrijpen. We vallen stil. En in deze stilte kunnen we gewaarworden een Presentie, een Aanwezigheid, een Geest. Hier wordt niets door jou begrepen, hier word jij zelf begrepen…”. Eeuwigheid vult de tijd. God buigt zich over de mens. “… Deze hele ervaring, een mystieke bewustwording van de Aanwezigheid van God, heet in de Bijbel ‘zitten onder je vijgenboom’…” (zie Johannes 1:47-48). Er zijn veel meditatietechnieken, maar in de kerk is die meditatie geen doel in zichzelf: “… De meditatie staat uiteindelijk in dienst van het contact dat gezocht wordt. Het gaat niet om een lege stilte, maar om een gevulde stilte…”.  Gijsbertsen vergelijkt de Bijbel met een kathedraal: “… gebouwd met woorden vol symboliek. Gebouwd met liefde en daardoor ook alleen in liefde te verstaan…”. Zie het openingsgedicht van Leo Vroman in de Naardense Bijbel: “… Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken / zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven; / en laat Uw blik hun innigste niet raken / tenzij Gij door de liefde zijt gedreven // Lees dit dan als een lang verwachte brief, / en wees gerust, en vrees niet de gedachte / dat U door deze woorden werd gekust: / ik heb je zo lief…”. Even verder: “… Loop de Bijbel binnen als een kathedraal…”. Geen paniek als je er niets van begrijpt. Je wordt hier zelf begrepen.

 

Queeste

Ooit schreef ik in een blog: als het over ‘de ‘heilige graal’ gaat ben ik verkocht. Gijsbertsen schrijft over dat je laten meeslepen door de legende van koning Arthur of door een filmepos: “… ‘Indiana Jones’, ‘Star Wars‘, ‘Lord of the Rings’, ‘Lancelot’, enzovoorts. Auteurs en filmregisseurs van zulke werken sturen de moderne en postmoderne mens steeds dezelfde behartigenswaardige boodschap: de ‘heilige graal’ vind je niet zomaar. Het is een queeste, een heilige zoektocht. Nergens en nooit loopt iemand zomaar even binnen om de heilige graal in bezit te nemen. Het vraagt volharding en strijdbaarheid; en het vraagt – om een oud woord te gebruiken – ootmoed: stil worden en je klein maken.  Als Indiana Jones niet op tijd geknield had, was hij gedood en had hij de heilige graal nooit in handen kunnen nemen. Over zo’n zoektocht lezen of ernaar kijken is mooi en spannend. Maar mooier en spannender is het om van je eigen leven zo’n queeste te maken!...”. Ik heb het altijd al gedacht: de heilige graal heeft iets te maken met het religieuze. En dan schrijft Gijsbertsen: de ‘heilige graal’ vindt jou, niet andersom.

 

Naderingsrite

Net zoals andere rabbi’s deden, leert Jezus zijn leerlingen bidden. Zie het ‘Onze Vader’, waar allereerst de ongelooflijke intimiteit opvalt. Baba Yetu. Of die mate van ‘close zijn’ ook werkelijk in onze heidense genen is geland, is nog maar de vraag. “… In de tijd dat wij hier te lande geloofden in geesten en goden als Wodan en Donar aanbaden – en dat is nu ook weer niet zo heel lang geleden – haalde niemand het in zijn hoofd om die machten ‘Vader’ te noemen…”. Je hebt geen greep op het lot dat ze voor je in petto hebben. “… In kringen van moslims is het letterlijk en figuurlijk ongehoord om Allah als ‘Vader’ aan te spreken…”. Voor veel mensen zijn ‘God’ en ‘lot’ zo ongeveer synoniem. Het lot waarin je moet ‘berusten’. Het heeft echter geen enkele zin te bidden als alles wat je overkomt en rond je gebeurt de wil van God is. In de hele Bijbel met zijn 66 boeken komt het woord ‘berusten’ niet voor. Het blijkt een typisch ‘heidens’ woord dat hoort bij buiten-bijbelse godsbeelden die mensen angst aanjagen en gevangen houden. Veel angst onder christenen (zie bijvoorbeeld Franca Treur) is volgens Gijsbertsen ten diepste te herleiden tot oude heidense voorstellingen. De oudtestamentische offers worden in Israël dan ook niet zozeer gebracht om God gunstig te stemmen, maar zijn door God zelf ingesteld om nabijheid mogelijk te maken. Om een ‘doorgang’ te forceren. God wil bij mensen wonen. Het woord ‘offer’, ‘korban’, wat ‘naderbij brengen’ betekent, heeft in Israël een heel andere klank dan onder de gojim. Gijsbertsen heeft het over een ‘naderingsrite’. Zie Lucas11:11-13.

 

Ego-taal

“… De bange heiden, onze verre voorouder, die bang is voor de goden, en die vaak nog leeft in onze ziel, bidt uit zelfbehoud; die vraagt van alles van de goden voor zichzelf. Bang om uit de gratie te raken, bang voor ziekte, zoekend naar veiligheid…”. In de Bijbel wordt eerder gebeden voor de ánder. Er is geen plaats voor ‘ego-taal’: “… wie leeft in de intimiteit van de wandel met God JHWH, wat zou die voor zichzelf nog moeten vragen? Je hebt immers alles al, want je bent en leeft met Hem. Hij woont bij je, Hij woont in je… Meer is niet nodig. ‘De Here is mijn herder, mij ontbreekt niets…’ zingt Psalm 23…”. En Gods zorg gaat tot in de finesses: de haren van je hoofd zijn geteld. Zelfs de mus die van het dak valt wordt gezien. Het Hebreeuwse begrip ‘choetzpah’ is de vrijmoedigheid tot vragen stellen. Zie de Psalmen die doortrokken zijn van de heftige dialoog tussen God en mens. De schaamteloze hoofdstukken in Job. God wordt haast ter verantwoording geroepen. Daarachter zit het diepe geloof dat God zich wil laten beïnvloeden: géén berusting. Christenen zijn 'choetzpah' veelal gaan invullen als 'gehoorzamen' in plaats van 'vragen stellen', wat aanpassing tot gevolg heeft (in bepaalde kringen wordt het stellen van vragen zelfs gezien als een aanval op Gods Woord). Volgens Gijsbertsen ligt hier onder andere ook de oorzaak van het verzaken van de naastenliefde. Zie het in de steek laten van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

 

The chosen

Hij vertelt hoe zijn beeld van de Jezus uit zijn jeugd  is gaan schuiven toen hij Hem als besneden Jood in de context van vierduizend jaar geschiedenis begon te zien. Dat verbreedt het perspectief enorm: “… Wat ik heb meegekregen van de kerk is een Jezus die in feite gestript was van zijn wortels en tradities. Zijn woorden klonken buiten de Hebreeuwse achtergronden en betekenissen. Hij heeft in het denken van de kerk eigenlijk geen nationaliteit, geen wordingsgeschiedenis. Veeleer lijkt het of Hij uit de lucht komt vallen, en dat dat min of meer toevallig in Israël gebeurde, maar net zo goed in Duitsland of België of waar dan ook geweest had kunnen zijn…”. Het Torah-volk dat al duizend jaar uit jaloerse haat  -  van voornamelijk christelijke en islamitische zijde - wordt belaagd door pogroms (zie Psalm 2:1-3, Gijsbersten somt een eindeloze lijst op), spreekt over de volkeren der aarde als een gezin, als kinderen van één Vader God. Maar zíj zijn ‘the chosen’, de eerstgeborenen. Aan hen werd het Woord van God toevertrouwd, dat ze door moeten geven aan de rest van de wereld. Dat is hun mondiale roeping. Hun opdracht. Via de eerstgeborenen maakt God zijn wil kenbaar aan iedereen. De eersteling staat ‘pars toto’ voor allen. Dat is geen kwestie van biologie. Je kunt zelfs de achtste in een gezin zijn en toch door God worden aangewezen als de verkorene: zie koning David. In plaats van Ismaël werd Isaak de eersteling. In plaats van Esau werd Jakob de zegen-drager. De eersteling is zeker niet altijd lief en aardig; soms eerder enorm irritant en arrogant. Zie 'meesterdromer' Jozef. Via de eersteling komt echter wel het heil tot allen. Openbaart God zich op aarde. Van ‘bekeringsdrift’ is daarbij geen sprake. Integendeel. Elke rabbijn zal vragen nog eens tien keer na te denken als je te kennen geeft Joods te willen worden. De kerk lijkt te zijn vergeten, of heeft nooit geweten, dat de titel ‘eerstgeboren zoon’ niet alleen voor Jezus geldt, maar eveneens voor het volk Israël opgaat (zie ook Julia Blum). De mate waarin de kerk afstand neemt van Israël, is de graadmeter voor toenemend antisemitisme. Menig volk ziet zichzelf als ‘the chosen’. “… De Verenigde Staten zijn deels vrucht van christen-pioniers die zichzelf zagen als een soort volk Israël dat een nieuwe wereld ging creëren. In Nederland gold heel lang de drieslag God-Nederland-Oranje, waarbij het koningschap messiaanse trekken kreeg toebedacht…”. Zie de docu “Rutger en de Nationalisten” over SGP-jongere Mathijs van der Tang! Zie Poetin! Daarbij is sprake van zeer selectief Bijbelgebruik. Alle Bijbelse beloften betrekt men gretig op zichzelf, alle oordeelteksten laat men liggen voor de ‘zondige’ Joden. Goedkoper Bijbellezen bestaat niet. The chosen is maar al te vaak ‘aas’.

 

Onderdak

Gijsbertsen heeft het over de Sabbat als ‘een kathedraal in de tijd’. En over de hele tempeldienst die gericht is op een God die daar niet is, want hij woont in de tsaddikiem, de rechtvaardigen, die er mee bezig zijn. Door middel van ‘heilige aandacht’ wordt in je hart een vlam gevoed die oprijst naar God. Prachtig schrijft Gijsbertsen over wat wij perse een ‘geslachtsregister’ willen noemen in Mattëus 1:1, en de Naardense Bijbel al een stuk spannender vertaalt als “… Boek van de genesis van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham…”.  Even verder: “… als je dit zou willen lezen als een geslachtsregister, dan is het het geslachtsregister van Jozef! Maar niet van Jezus. Want Jezus wordt verwekt bij Maria; en kennelijk niet door Jozef…”. Dit volk en dit huis verwekt de Messias nu juist niet! Wat dan wel? Dit huis geeft de Messias onderdak. En deze bescherming heeft de Messias hard nodig: “… Want het licht dat Hij in deze wereld brengt, roept alle donker wakker…”. En wel onmiddellijk. Zie Herodus en de kindermoord te Bethlehem. Jozef, de rechtvaardige, bedenkt een list (alweer, zie Julia Blum). Hij vindt wat Maria overkomt zo ontzagwekkend, dat hij bereid is een stapje terug te doen. Hij wil voorkomen dat er kwaad wordt gesproken over Maria of dat ze in het ergste geval wordt gestenigd vanwege overspel. Hij zal haar voor het oog verstoten. Maar daarmee brengt hij tweeduizend jaar hemelse administratie in de war! De hemel weet niet hoe snel ze in moet grijpen om te voorkomen wat Jozef van plan is. Hij mag en moet de vader spelen.

 

De muur

Zou het kunnen zijn dat het verraad van Judas bedoeld was om Jezus voor het blok te zetten? Om eindelijk de onthulling van zijn identiteit als de koninklijke Messias te forceren? Zie het verhaal van Simson die zich gevangen laat nemen door de Filistijnen en duizend man dood slaat. Speelden alle leerlingen met een dergelijk idee als ze op de opmerking van Jezus dat Hij door één van hen verraden zal worden, reageren met een lauw ‘Ben ik het soms?’. In plaats van op te springen en te roepen: ‘Wie is het, Heer, dan grijpen we hem in de kraag…’? Rekende ook Petrus op dit scenario, door zijn zwaard te trekken in de hof van Gethsemane? Over de discipelen: “… Het is voor hen een letterlijk ont-zettende ervaring om te merken dat Jezus deze weg niet inslaat. Als ze merken dat ‘oog om oog, tand bij tand’ bij Hem ophoudt, vluchten ze allemaal van Hem weg…”. Gijsbertsen betrekt de tekst van Paulus in Efeze 2:11-20 over Christus Jezus die ‘de muur van vijandschap heeft afgebroken’ en ‘van de twee werelden één heeft gemaakt’ in de eerste plaats op de verzoening tussen Israël en de gojiem, de heidense volkeren. Ik denk dat dat de kern van zijn ‘nieuwe theologie’ vormt. Pas dan komt de verzoening met God. Want het gaat wel om JHWH, de God van Israël. Zoals je volgens de Bergrede eerst de onvrede met je broeder of zuster goed moet maken voor je God ook maar kunt benaderen. Na het verwijderen van de tussenmuur claimde de kerk de hele ruimte voor zichzelf en noemde dat ‘eenheid’. Iedere Jood die deze eenheid niet aanvaardde werd er uit gegooid. De enige die overbleef was Jezus, die niet eens meer als Joods werd gezien. Zie de fabel over de vos en de haas, van Julia Blum.

 

Honderden betekenissen, duizenden manieren van uitleg

In de protestantse traditie waarin ik ben groot gebracht, was zo ongeveer ieder meningsverschil een reden om weer een nieuwe kerk uit de grond te stampen. Met als resultaat een lappendeken aan gemeenschappen waartussen tegenwoordig tot verdriet van menigeen driftig heen en weer wordt gesurft. Niets veranderlijker dan de mens. Gelovigen groeien in hun denken. Stellen voortdurend hun mening bij. En hebben anno 2023 over het algemeen weinig met uitgekauwde doctrines. Waarom hierover treuren, met als kinderachtig dieptepunt in mijn ogen wel het kapen van de domeinnaam Mozaiek door een paar gereformeerde dominees, teneinde een zich uitbreidende evangelische beweging dwars te zitten? Je hebt dit stuivertje-wisselen zelf in de hand gewerkt! In de synagoge gaat het anders toe. Van elke Bijbeltekst zijn er zeventig (symbolisch getal van de volheid) verschillende verklaringen, zegt de Joodse traditie. Iedereen heeft zijn eigen waarheid. En zo hoort het ook, volgens de midrasj. Dat komt omdat de waarheid in Joodse kring geen dogma is, maar relationeel. Ieder spreekt uit zijn of haar eigen (beperkte) ervaring met God. Altijd beleeft de ander het anders. Bovendien is God multi-dimensionaal, dus moet de waarheid ook wel meervoudig zijn. Sterker: we mogen van God helemaal geen statisch (denk)beeld maken. Dan leg je de Eeuwige vast. Dat is de dood in de pot. Dát is pas afgoderij! Er mogen honderden betekenissen zijn, duizenden manieren van uitleg. Het is er dan ook vaak een leven van jewelste, in die synagoge. De NAAM vervult het hart. Laat de hersens kraken. “… We zouden veel meer moeten stoeien met elkaar zoals in het Joodse leerhuis gebeurt. Veel minder uit moeten zijn op overtuigingen, veel meer op rijkdom aan uitleg. Lezen en interpreteren dat de stukken eraf vliegen…”. Onze ideeën en gedachten zijn nooit de laatste waarheid, nooit de laatste catechismus. Want dan zou alles stollen. God is altijd ánders. Ten overstaan van het Woord staan wij uiteindelijk met een mond vol tanden. Ten lange leste kunnen we alleen maar stil zijn.

 

Waarheid

Ook ‘waarheid’ is voor de Hebreeuws denkende mens een relationeel begrip. Het gaat erom voor een ander betrouwbaar, waarachtig en integer te zijn. Volgens de Bijbel zul je voor de naaste soms moeten liegen alsof het gedrukt staat: “… Deuteronomium 5:20 – En u zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste…”. Wanneer is geloof nog gezond? We kunnen zo gefocust zijn op ons doel dat we de levende wezens om ons heen vergeten. We kunnen blind worden voor wat we aanrichten op ons spirituele pad. Gijsbertsen vertelt hoe in zijn tijd onder godsdienstwetenschappers het summum van begerenswaardigheid de tien ontzaglijk dikke delen “The theological dictionary of the New Testament” van Gerhard Kittel (1888-1948) waren. Wat tijdens zijn opleiding nooit ter sprake kwam, is dat Kittel lid was van de nationaal-socialistische partij en dat hij met verscheidene leden van zijn team verbonden was aan een speciaal theologisch instituut, dat erop uit was al het ‘joodse zuurdesem’ uit de kerk te verwijderen. Je wrijft toch wel even je ogen uit als je leest dat Kittel talloze ‘wetenschappelijke’ artikelen heeft geschreven waarin hij het Joodse volk neerzette als de historische vijand van Duitsland, van het christendom, en van de Europese cultuur in het algemeen. “… In 1945 werd hij gearresteerd voor zijn bijdrage als christelijk theoloog aan de massamoord op Joden door de nazi’s. Tot zijn dood in 1948 bleef hij echter volhouden dat hij onschuldig was, en dat zijn uitspraken ‘waar’ waren en in de lijn met de kerkelijke leer…”.   Even verder: “… Wij kunnen gebiologeerd raken door de waarheid van een kerkelijke leer, of de waarheid van wetenschappelijk denken, of de waarheid van onze traditie, of de waarheid van de baas die mij een opdracht geeft, of de waarheid van een systeem van regels dat uitmaakt of iemand al dan niet in overtreding is, of de waarheid van paparazzi, enzovoort…”. Vanwege ‘verkokerd denken’ zijn wij in staat onze naaste op te offeren, zelfs te doden, en dan ook nog te beweren dat we daarmee God een dienst bewijzen.  Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, gaf aan dat hij alles over had voor zijn geloof. Het opvallende is dat hij wel sprak óver mensen en tégen mensen, maar geen moment mét mensen. Praten met mensen is dan ook levensgevaarlijk. Een dialoog verandert je.

 

De Heiliging van de NAAM

In het Jodendom draait alles om de ‘Heiliging van de NAAM’. “… Wij moeten niets doen, zo leggen rabbijnen dit gebod uit, wat onze God een slechte naam kan geven of zijn reputatie kan schaden…”. Door ons handelen zijn wij, mensen, rechtstreeks verantwoordelijk voor het aanzien van God in de wereld. Je kunt volgens de Bijbel niet alleen onrein worden doordat je in aanraking bent geweest met iets negatiefs, maar ook met iets hogers, iets goddelijks. Dan heb je als mens namelijk ‘de grens’ overschreden, geraakt aan een ‘taboe’, aan geheimen die ons te boven gaan. Zie de mystiek rond de kraamvrouw. Haar leven heeft de goddelijke wereld aangeraakt. Een vrouw die een kind gebaard heeft, is in die heilige contreien geweest. “… Wie daar sterft, wordt hier geboren; wie hier sterft, wordt daar geboren…”. Voor het baren van een kind zet elke vrouw haar leven in. Zij scheert langs de grenzen van dood en eeuwigheid. “… Nu moet ze eerst weer landen, nu moet ze eerst weer mens worden, terug achter de grenzen die ons zijn opgelegd…”. De man staat erbij en kijkt ernaar. 

 

Mammon

Jezus kwam niet om de Torah af te schaffen, integendeel, hij zocht in de Bergrede juist de overtreffende trap. Dat Jezus volgens de kerkleer na elk oudtestamentisch citaat gezegd zou hebben ‘maar Ik zeg u’ is niet juist. De correcte vertaling is ‘en Ik zeg zelfs’.‘Jullie kunnen niet God dienen en ook Mammon’ zegt Jezus in zijn Bergleer. Deze twee meesters sluiten elkaar uit. Het gaat Mammon om je bezit, je straatwaarde, je marktwaarde. “… Nog niet zo lang geleden keken we heel bedenkelijk als we hoorden van een budgetoverschrijding van enkele miljoenen. Nu horen we al jaren over miljarden die verdampen alsof het niets is…”. Met andere woorden: het gaat nergens meer over. In de V.S. is de gemiddelde tijd dat een aandeel in iemands bezit is 21 seconden. We schrijven 2013. “… De bedrijven worden gebruikt door de aandeelhouders zolang het hun uitkomt. Die bedrijven op hun beurt gebruiken hun werknemers zolang het hun uitkomt. Dat schept bepaald geen loyaliteit en vertrouwen. En ondertussen iedereen maar roepen dat het vertrouwen terug moet komen. De beweging ‘Occupy Wall Street’ omschreef de situatie als volgt: ten gunste van een moreel failliet bancair systeem wordt onze samenleving kapot gemaakt. In bijbeltaal: Mammon is bezig zijn eigen kinderen te verslinden; iets wat overigens onder alle (af)goden uiteindelijk te doen gebruikelijk is…”. Even verder: “… Wel, zegt Jezus, de situatie is deze: de wereld van Mammon en alle andere goden is een zinkend schip. Wie dat doorziet, investeert niet in een nog luxere hut op dat schip!...”.  Gijsbertsen heeft het over de ‘loofhuttenervaring’ waarbij je het leven als op een afstandje beschouwt, zoals Prediker. Stel je niet aan alsof je zelf God bent, je bent maar een mensje – je hebt niets in de hand, dus geniet simpel van het leven met je dierbaren.

 

Genocide

De moord op zes miljoen Joden tijdens WO II krijgt niemand rond. Gijsbertsen citeert een artikel in de ‘Jerusalem Post’ van 16 april 2004, waarin acht fases met betrekking tot genocide worden omschreven, waaraan de staat van een wereldconflict is te beoordelen: ‘’… 1. Classificatie. Ter voorbereiding van volkerenmoord wordt een gemeenschap apart gesteld. 2. Symbolisering. De apart gestelde gemeenschap krijgt als totaliteit een stigma, ‘Ze deugen niet’. 3. Ontmenselijking. Als direct gevolg van de tweede fase wordt de apart gestelde gemeenschap niet langer als mens beschouwd. Ze worden geanonimiseerd tot ‘Untermenschen’. 4. Organisatie. Hierbij is te denken aan het aannemen en in werking stellen van discriminerende wetten, waardoor het ‘legaal’ wordt de bedoelde gemeenschap te vervolgen. 5. Polarisatie. De voor vernietiging bestemde gemeenschap wordt een nog duidelijker vijandsbeeld opgeplakt. De rest van de bevolking wordt ‘gewaarschuwd’ voor het gevaar van deze gemeenschap. 6. Voorbereiding. Ophitsing door valse beschuldiging. Er is geen 'hoor en wederhoor'. Berichtgeving wordt eenzijdig. Omkering van de werkelijkheid: de daders van aanslagen worden slachtoffers genoemd, de slachtoffers zijn zelf schuldig. 7. Uitroeiing. Een ‘Endlösung’ vereist getto’s, concentratiekampen, gaskamers, chemische, biologische en kernwapens. 8. Ontkenning. Het mag niet waar zijn wat de Armenen, of de indianen, of de zwarten, of de homoseksuelen, of de Joden enzovoort werd aangedaan…”.

 

Gods’ baarmoeder

Een hoofdstuk gaat over een college van Pinchas Lapide over Genesis 3:1-7 waarin deze zich afvraagt hoe de mannen het voor elkaar hebben gekregen om Eva de schuld van de zondeval te geven. En wel zodanig dat vrijwel alle vrouwen dat ook nog zelf zijn gaan geloven: “… Nadat Lapide eerst het heroïsche gevecht van Eva met de draak had geschilderd, vroeg hij ons vervolgens welke specifieke activiteit wij gedurende dit drama bij de man konden ontdekken. Het enige wat wij konden vinden was: ‘en hij at’. ‘Ein lethargische Mit-fresser’ dus, zo oordeelde Lapide vernietigend. En wij vreesden met hem dat het bij menige man ook daarbij gebleven is. Hij wil ‘haar’ vooral in de keuken…”. Even verder: “… Er zijn helaas nog steeds huwelijksformulieren waarin alleen de man als beeld van God wordt gezien. Het herinnert aan tijden dat er zelfs kerkelijke concilies werden gehouden met als onderwerp of de vrouw wel een ziel had. De kerkleiding heeft in de loop der eeuwen anderhalf miljoen vrouwen omgebracht omdat ze heks zouden zijn. Waarschijnlijk waren dat vrouwen als Eva: zij durfden spreekster te zijn, zingeefster…”. In God zelf zijn mannelijk en vrouwelijk geheel in balans: “… Toen hij Adam, de mensheid, schiep, schiep Hij deze naar zijn beeld ‘mannelijk en vrouwelijk’. Alleen samen zijn zij beeld van God…”. God draagt zijn volk in zijn ontferming, ‘racheem’, het woord voor baarmoeder, in zijn schoot. Bij diverse wijsheidsleraren en diverse culturen vind je deze gedachte terug. “… Het leven van een foetus in de baarmoeder is vaak metafoor voor het leven op aarde. En we zijn op weg naar die tunnel aan het einde, die geen einde zal zijn maar juist een nieuw begin, als een verlossing, een geboorte…”. Apostelen en profeten spreken dan ook over hoe wij met heel de schepping 'als in barensnood zijn'.

 

Vreemder dan wie ook

Gijsbertsen vertelt over de briljante taalfilosoof Ludwig Wittgenstein die zijn mede-wetenschappers in de natuurkunde verbijsterde door te stellen dat hun uitspraken maar over een heel klein deel van de schepping gaan, namelijk over dat wat tastbaar en meetbaar is: “… Hij had dan ook geen hoge dunk van de wetenschap en de overheersende plaats die zij in de wereld inneemt. Hij vond dat een vorm van afgoderij…”. Het verval, de ontaarding van de cultuur, meende Wittgenstein te kunnen aflezen aan het feit dat de fysica, de wiskunde en de techniek de kunsten zijn gaan overheersen. Soms begon hij ineens gedichten te citeren. Vreemd gedrag. Vreemde ideeën. Zijn collega’s schaamden zich dood voor hem. Zulke signalen zijn niet thuis te brengen. Er zijn mensen die zich innerlijk ontwikkelen. Zij rennen zich niet meer gek in de wereld. Ze zijn niet zozeer uit op verbetering, dan wel verandering. Ze leggen contact met een wereld die niet tastbaar is. Van bovenaf vult zich hun leven in:  “… Wie vanuit JHWH verwekt worden zijn vreemder dan wie ook…”.  Als de wind, zijn ze volgens Jezus: “… De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid maar je weet niet vanwaar hij komt en waarheen hij gaat: zo is het met al wie is geboren uit de Geest…”.

 

Uitgave: Royal Jongbloed - 2015, 284 blz., ISBN 978 906 353 717 3, 13,45

Rechtstreeks bestellen bij bol.com: klik hier

vrijdag 5 mei 2023

Pijn – Zeruya Shalev

 


Toen ik “Pijn” van Zeruya Shalev (1959), nicht van de Israëlische auteur Meir Shalev, las, moest ik onwillekeurig denken aan de uitspraak in “De diepst verborgen herinnering van de mens” van Mohamed Mbougar Sarr: “… Een groot boek gaat nooit ergens over en toch zit alles erin…”. Bij Zeruya Shalev doet álles pijn, en tegelijk heeft haar verhaal iets van de magie van “Duizend-en-een-nacht”. In mijn vorige blog schreef ik dat wij geen idee hebben wat het betekent te leven in een land waar je constant op je hoede moet zijn voor terroristische aanslagen. Zeruya Shalev brengt er wat van over – maar dan nog. Ze heeft een master in Bijbelstudies en werkt als literair redacteur bij uitgeverij Keshet. Op 29 januari 2004, toen ze terugkeerde naar haar huis in Rehavia, Jeruzalem, nadat ze haar zoontje naar de kleuterschool had gebracht, blies een Palestijnse zelfmoordterrorist een stadsbus op, net op het moment dat ze langskwam. Het kostte haar vier maanden om van haar verwondingen te herstellen. Deze gebeurtenis vormt het fundament onder haar betoverende roman.

 

Stilte

Tien jaar na de aanslag komt ‘de pijn’ terug die de hoofdpersoon in zinnen als scherven beschrijft. Ze heeft het over de ‘brandende minuut’. ‘De gruwelijke geestenstorm, in de plechtige verstarring van de stilte’: “… de vogel floot niet, het gevogelte vloog niet, de os brulde niet, de serafijnen riepen niet: heilig! De zee deinde niet, de mensen spraken niet, maar er heerste stilzwijgen alom…”. Het als de stilte in de hemel uit Openbaring 8, voordat de apocalyptische rampen losbarsten: “… Het was niet eens de kracht van de explosie, die bijna vulkaanachtige eruptie van het explosief, het waren ook niet de schroeven en de spijkers en moeren, gemengd met rattengif om de bloedingen heviger te maken, die haar oren verdoofden, maar een ander geluid, dieper en erger dan de detonatie, het geluid waarmee tientallen passagiers afscheid namen van het leven, het klaaglied van moeders die wezen achterlieten, het geschreeuw van de jonge meisjes die nooit volwassen zouden worden, het gehuil van kinderen die nooit meer naar huis zouden gaan, van mannen die afscheid namen van hun vrouw, het geweeklaag van de ledematen die werden verminkt, de huid die verbrandde, de benen die nooit meer zouden lopen, de armen die nooit meer zouden omhelzen, schoonheid die in de aarde zou vergaan… “. Witte ziekenwagens komen geruisloos aanglijden. Stomme engelen verbinden zwijgend haar wonden. Ze wordt op een gevleugelde draagbaar gelegd: als op handen gedragen. Wanneer ze haar van het brandende asfalt tillen, exact dán, wordt ‘de pijn’ geboren, die zich in al zijn verpletterende macht openbaart: “… zich in het centrum van haar lichaam boorde, haar botten aan stukken zaagde, haar vermorzelde tot fijn stof, spieren verwoestte, pezen aan stukken reet, weefsel verpletterde, zenuwen scheurde, tekeerging in inwendige contreien waar ze nooit bij had stilgestaan…”.

 

Ruimte en tijd

Alle catastrofes worden begeleid door extreme verhalen rond lot en/of noodlot. Mensen die wonderlijk toevallig niet of juist wel in een crashend vliegtuig of exploderende trein zitten. Zo is het ook met Iris. Normaal gesproken levert haar man, op weg naar zijn werk, haar zoontje van zeven en dochter van elf af op school. Maar dit keer waren er urgente computerproblemen op zijn kantoor, en biedt ze Micki aan zelf de kinderen naar school te brengen. Ze komen bijna te laat. Haar gepeste, moeilijke, veeleisende zoon sluit zich op in de wc, en haar dochter jengelt om een Franse vlecht. Op de terugweg geeft ze flink gas om al toeterend snel een al met zijn richtingaanwijzer knipperende bus in te halen, die stilstaat bij een halte. Waarom? Ze heeft niet eens haast. Precies op dat moment ontploft het gevaarte. Over haar kinderen tijdens de ziekenhuisopname: “… het lukte haar niet hun haar zwakheid te laten zien, en daarom had ze hun aanwezigheid maandenlang nauwelijks verdragen, tot ze eindelijk herstelde…”. In al die ellende zó voorstelbaar. Even verder: “… bij hen had ze soms het gevoel alsof de seconden dat ze door de lucht was gevlogen haar in een ander land hadden doen terechtkomen waaruit ze nooit meer terug kon keren…”. Als ze weer in staat is te functioneren wordt ze hoofd van een verwaarloosde school met problematische kinderen, stuk voor stuk wandelende uitdagingen, in een arme wijk. Haar vaste voornemen: er de meest geliefde plek van de stad Jeruzalem van maken. Ze begraaft zich in haar werk. Het helpt goed om haar trauma op een afstand te houden. Maar dat lukt je niet voor eeuwig en altijd.

 

Aanpassen

De pijn steekt een decennium nadien dus in alle hevigheid de kop op. Een collega die haar bezorgd een doosje pijnstillers aanreikt: “… wat moet dat worden, je kunt niet eeuwig zo doorgaan, het is toch niet mogelijk dat daar niets aan gedaan kan worden. Hoezo is dat niet mogelijk, zegt ze luchtig, sinds wanneer bestaat er voor elk probleem een oplossing? Het zou mooi zijn als de wereld zo in elkaar zat, maar over het algemeen moet je je gewoon aanpassen…”. Micki stelt voor bij de pijnpoli langs te gaan. Er zijn inmiddels vast weer nieuwe therapieën. Ze wordt geholpen door een al wat oudere arts in wie ze tot haar verbijstering haar allereerste jeugdvriendje herkent. Ze zegt niets tegen Micki. Maar innerlijk begint heel die puberale liefdesobsessie weer op te spelen. Ze gaat bij haar demente moeder langs, met wie ze over hem probeert te praten. Ze is in shock als deze vertelt dat Eitan, zo heet hij, drie keer aan de deur heeft gestaan om weer contact met haar te zoeken. Haar moeder zou hem elke keer de huid hebben vol gescholden. Door hem was haar dochter zo ongeveer dood gegaan  van liefdesverdriet! In hoeverre kun je iemand geloven die duidelijk in de war is? “… Wat voor vervloekte informatie heeft haar moeder haar gegeven, zij heeft de tak afgezaagd waarop ze haar fragiele nest heeft gebouwd…”. Ze zijn  een familie ‘op lemen voeten’, stelt Iris, “… een familie die in de loop van uren en dagen, van weken en maanden, met schroeven en spijkers werd opgelapt, zoals de houten pop Pinocchio, en eigenlijk zijn ze nooit meer het gezin geworden dat ze vroeger waren geweest, het besef van hun kwetsbaarheid en breekbaarheid was onuitwisbaar in ieders bewustzijn gegrift…”. En dan is daar de liefde van haar leven: de pijntherapeut. In alle opzichten.

 

Vergeving

Terwijl ze door de school loopt hoort ze vanuit een klas met een open deur een juf het verhaal over de ontmoeting van Jozef en Benjamin vertellen (zie mijn vorige blog). Een en ander triggert de gedachte aan een nieuwe pijnafspraak en mogelijk onthullende ontmoeting met Eitan. “… Zal hij haar om de hals vallen en huilen, zoals Jozef zijn broer Benjamin om de hals is gevallen, zal hij haar hand pakken en zullen ze samen hun jeugd betreuren of zal hij zich afstandelijk gedragen, als een vreemde, zal hij het gesprek van toen gewoon vervolgen, alsof er intussen niet een groot deel van hun leven is verstreken, zal hij haar uitleggen dat hij haar moest verlaten omdat hij wilde leven, omdat hij moest vergeten?...”. Iris heeft hem een jaar lang geholpen zijn terminale moeder te verzorgen. Na haar overlijden wilde hij van alles en iedereen af die hem aan haar herinnerde. Is hij op zoek gegaan naar zijn voormalige vriendinnetje? Wilde hij vergiffenis vragen? Had hij spijt van de scheiding en wilde hij de rest van zijn leven met haar doorbrengen? Hoe was haar leven dan geweest? Ondertussen wordt er op school hard aan het vredesproces gewerkt: “… De voorwaarde voor vergeving – als proces waar twee partijen aan deelnemen – is de erkenning van de pijn, die niet alleen ons, maar ook de ander wordt aangedaan, het vermogen het perspectief van de ander naast dat van onszelf te erkennen. Door deemoed wordt het mogelijk de ander als een autonoom en onafhankelijk persoon te zien, die niet in de lijn van onze wil en ons handelen functioneert. Het is de wederzijdse verplichting de ander te helpen, verdere krenking te voorkomen en de basis voor een nieuwe relatie te scheppen, vanuit de overtuiging dat echte verandering altijd op partnerschap berust…”.

 

Jong en moe

Prachtig schrijft Shalev over de moderne vrouwen die constant op de rand van een burn-out lijken te wankelen, omdat ze veel te veel hooi op hun vork nemen: “… Steevast zijn ze moe, haar leraressen. Vooral ’s ochtends, bij de eerste vergadering. Ze gapen, strijken hun veren glad als verfomfaaide vogels. Sommigen drinken de ene kop koffie na de andere, anderen eten overdreven veel. Tegen de middag nemen hun gelaatstrekken vaste vormen aan, maar ’s ochtends lijken bij de een de oogleden slap naar beneden te hangen, bij de ander de onderkaak. Hoe jonger ze zijn, des te vermoeider. Ook zij was zoals zij, en nu kan ze zich nauwelijks nog herinneren waarom. Wat een verspilling, en waarvoor?...”. Wat doen ze zichzelf aan: “… De baby’s, die jullie ’s nachts wakker maken, veranderen razendsnel in morrende tieners, de woning die jullie zorgvuldig bijhouden, wordt voor hen een gevangenis, het gezin, dat jullie met zoveel moeite hebben gesticht en in stand gehouden, zal hun tot een last worden, of erger, voor jullie zelf. De man, aan wie jullie tijd besteden, zodat hij zijn studie afmaakt of carrière maakt, zal jullie over twintig jaar voor een jongere vrouw verlaten, en zelfs als hij dat niet doet, kun je aannemen dat hij in een ondankbare, oude brombeer verandert, en jullie zullen naar een ander leven verlangen. Sommigen van jullie zullen misschien proberen je droom werkelijkheid te laten worden, maar weinigen zullen een nieuwe kans krijgen, en die zal niet noodzakelijkerwijs beter zijn. Ja, meisjes, zou ze willen zeggen, nu ze nog rond de grote, lange tafel zitten, ook ik ben ooit jong en moe geweest, en als ik nu terugkijk, lijkt het of alles voor niets is geweest…”. Lucht en leegte, alles is leegte: “… Keer op keer schieten we tekort, overschatten we wat we aankunnen, ons incasseringsvermogen, nog een kind, nog een baan, nog een hypotheek, vergeleken met ons is Sisyphus een amateur. Misschien moesten we het daar maar eens over hebben, beste mensen, en niet over de problemen met discipline in de tweede klasse of die toffe nieuwe multiculturele initiatieven. Laten we het liever hebben over de nutteloosheid van het vrouwelijke streven, dat overigens veel met de nutteloosheid van het menselijk streven in het algemeen heeft, want vanochtend is het wel heel opvallend hoe jullie met glazige ogen in je stoel hangen…”.

 

Egypte

Iris gaat stiekem terug naar het ziekenhuis en wurmt zich tussen een paar patiënten Eitans spreekkamer in, die haar wel degelijk heeft herkend, en vraagt op hem te wachten. Na een hele rits zieken te hebben behandeld, komt hij eindelijk naar buiten en vraagt haar hem te volgen naar een gekoelde lijkruimte tussen de operatiekamers: “… hij zegt met zachte stem, je hebt me gevonden, Irisim, ik voel me als een misdadiger die gepakt is…”. Hij zou haar al jaren excuses willen maken. Als hij terug moet naar zijn spreekuur geeft hij haar zijn visitekaartje. Ze slaat zijn nummer op in haar telefoontje onder de naam ‘Pijn’. Als ze probeert te bevatten wat er allemaal is gebeurd, valt ze in slaap en wordt pas weer wakker als het al donker is en ze een flinke kou heeft te pakken. Koortsig rijdt ze bijna intuïtief naar het appartement waar Eitan ooit met zijn moeder woonde. Er staat inmiddels een hoge heg omheen, waar ze zich doorheen wurmt om in de tuin te belanden, en hem tot haar stomme verbazing door het half geblindeerde raam bezig ziet. Hoe hallucinant is het, als hij zijn telefoontje oppakt en haar belt en zij zegt dat ze in de tuin voor zijn raam staat. Hij neemt haar mee naar binnen, en op zijn aandringen stuurt ze zonder met haar ogen te knipperen een berichtje naar Micki dat ze bij haar vriendin in Tel Aviv zit: “… Ze is in haar eigen Egypte…”.  

 

Het verschil

Vanwege het virus dat ze heeft opgelopen, gaat Iris niet naar haar werk. Wanneer iedereen 's morgens vroeg is vertrokken, komt Eitan langs. Iris verliest compleet haar hoofd. Het is alsof ze gevangen zit in een soort liefdesdelirium. Je kunt alles nog zo mooi en romantisch verwoorden, ze is natuurlijk gewoon een overspelige vrouw. Micki ziet dan misschien niet eens dat ze naar de kapper is geweest, hij staat haar wel altijd trouw terzijde. Ze kan dan wel in vuur en vlam staan voor Eitan, in feite is hij na dertig jaar een onbekende en wildvreemde man: “… Hij is niet meer de jongen die hij ooit is geweest, en ook de jongen die hij ooit was heb je niet werkelijk gekend, tenslotte verwachtte je niet dat hij met een botte bijl jullie liefde stuk zou slaan, zonder te aarzelen en zonder na te denken, met een bijlslag tegen jouw hals, hoe zul je hem ooit nog kunnen geloven?...”. Eitan, na een paar vrouwen weer vrijgezel, heeft het over een ‘tweede kans’, “… maar opnieuw is zij het, die de prijs zal betalen, net als toen…”. Zíj zal de mensen moeten kwetsen die haar het meest dierbaar zijn. Ze praat er over met haar beste vriendin, die zegt dat ze lijkt op een oudere vrouw die zich aankleedt als een jong meisje: “… Hoelang zal deze opwindende fase aanhouden? Hooguit een jaar…”. Die geweldige liefde gaat snel over, dat is een natuurwet. De vriendin vindt het allemaal veel te gladjes gaan. Bovendien worden oude mannen een blok aan je been. Maar Micki wordt ook oud. Zeker, maar aan Micki is ze gewend: “… zie je het verschil niet?...”. Zij zou zo een geruststellend, solide iemand als Micki niet zo snel aan de kant zetten. Zij zou het er van nemen, maar geen stommiteiten uithalen. Waar of Iris nu helemaal mee bezig is?! Zal ze ‘genezen’ van Eitan? In ieder geval zeggen de vriendinnen elkaar fiks de waarheid.

 

Slavernij

Pas als ze met Eitan uit eten gaat, vallen de eerste barstjes in haar bezeten toestand. Eitan bestelt een vleesgerecht, terwijl Iris vegetarisch is. Hij kan daar geen enkel respect voor opbrengen. Iris vindt iemand die dode dieren eet primitief. Micki deelt in ieder geval wél haar levensbeschouwing en eetgewoontes: “… ga toch terug naar je man als het je stoort, snauwt hij, terwijl zijn kaken onophoudelijk malen…”. Terwijl hij haar kust duwt hij een stuk vlees uit zijn mond tussen haar tanden. Gegrild vlees, verbrand bloed. Haar maag draait zich om. Haar tong beweegt als de staart van een dier dat ze tegen wil en dank heeft ingeslikt. “… Je bent niet normaal, schreeuwt ze…”. Hij lacht haar vierkant uit. Kokhalzend verdwijnt ze naar de wc. Of alle vegetariërs zulke zure bommen zijn. Door heel het boek heen speelt Iris’ dochter Alma een grote rol, over wie ze zich nameloos zorgen maakt. Sinds ze de deur uit is, werkt ze in een eetcafé in Tel Aviv, waar haar baas zich ontpopt als een soort goeroe. Van alle kanten vangt ze rare berichten op over haar van zich vervreemde dochter. Is ze in een soort sekte beland? Als ze er met Eitan over wil praten, toont deze geen greintje belangstelling, en gaat er snel vandoor: het ziekenhuis roept. Haar identiteit als moeder bevalt hem overduidelijk niet. Micki vindt ook al dat ze overdreven reageert. Hij belt iedere dag met hun dochter: ze klinkt heel gewoon. De enige die wil luisteren is de jonge Arabische uitbater van het restaurantje waar ze alleen achter blijft. Hij vindt dat ze Alma moet gaan zoeken. Waarom kiest Alma voor deze vorm van slavernij? En zij zelf?

 

Vervellen

Alma’s baas blijkt een enorme praatjesmaker: “… Laat haar gaan, ze is niet uw eigendom!...”. Hij doet zijn best zijn meiden van hun vroegere ‘conditionering’ te bevrijden, en dan met name van het juk van geld en bezit. Natuurlijk, zou ik bijna zeggen. Eén van hen vertelt over de ‘innerlijke arbeid’ die ze verrichten. Ze ‘vervellen’. Als een slang: “… Moeten wij geld voor ons werk krijgen? Moeten we iemand kennen voor je met hem naar bed gaat?...”.  Het gaat om een ‘wedergeboorte’ waar alle alarmbellen van op tilt slaan. Hoe Alma te ‘redden’? En dan weer zo’n eenvoudige maar  fenomenale constatering:  “… dat ze zo diep is gevallen bewijst dat ze in grote nood verkeert…”. Als Alma naar huis komt om haar bemoeizuchtige ouders uit te foeteren, probeert Iris alleen maar kritiekloos te luisteren. Vertrouwen winnen, daar gaat het om. Haar dochter vertelt uiteindelijk enthousiast over wat ze heeft geleerd over haar goede en slechte kant: “… We ontleden de persoonlijkheid en bouwen die opnieuw op uit de bestanddelen die volgens ons in orde zijn…”. Wat doet Iris eigenlijk ánders, met haar moeilijk opvoedbare leerlingen? De goede Alma “… is open, haar instincten zijn oneindig, zegt ze, ze kent geen grenzen!...”. Iris: “… Hoe duivels en geraffineerd is het toch iemand te laten geloven dat zijn extreme, grenzeloze kant zijn ware ik is, en desondanks lijkt er een greintje waarheid in die onzin te zitten, want ze heeft zich er altijd al over verbaasd hoe terughoudend haar dochter was, hoe passief en gesloten. Wat een eigenaardig leven leidt ze toch, dacht ze soms, niet veel anders dan dat van vissen in een aquarium…”. Als Alma, die alle contact met de realiteit kwijt lijkt te zijn, vertelt dat slapen met onbekende mannen een manier is om jezelf van je ego te verlossen, rijzen haar haren Iris ten berge. Maar haar affaire met Eitan dan? Ze zou de man voor wie haar dochter altijd ter beschikking moet staan “… kunnen grijpen en aan stukken scheuren, hem met haar auto overrijden, zijn botten breken…”.  

 

Het goede voorbeeld

Iris begrijpt dat Eitan haar belet Alma bij te staan, en “… op dit vreselijke moment realiseert ze zich dat ze van haar dochter alleen kan verlangen dat ze er een punt achter zet, als ze er zelf ook een punt achter zet…”. Even verder: “… Had ze haar leraressen niet te pas en te onpas ingeprent, dat echte verandering alleen mogelijk is als je zelf het goede voorbeeld geeft?...”. Dat is geen zwarte magie, dat is opvoeding. Ze gaat naar Tel Aviv waar ze de verwaarloosde woning, waar Alma met een vriendin huist, opruimt. Een kafkaëske scene met een grote, zwarte spin, die zich in haar haar heeft verborgen, slaat alles. Ondertussen malen haar gedachten constant rond Alma: “… Die man, bezitter van een café in het zuiden van de stad, heeft haar van de eentonigheid van de dagelijkse sleur bevrijd en haar een alternatief geboden, een acrobatische sprong over de realiteit van haar leven, niet op een televisiescherm of een computer, maar een achtbaan van dagen en nachten, ze is als gehypnotiseerd door die opwindende en angstaanjagende rijkdom die ze opeens in zichzelf heeft ontdekt, van het andere gezicht dat ze niet in de spiegel kon vinden…”. Maar wat eruitziet als een leven buiten de realiteit, is geen vrijheid maar onderdrukking. Steeds komt Iris zichzelf tegen. Zowel moeder als dochter vluchten voor de werkelijkheid. En dan heb ik het verder nog niet gehad over Micki, die zo gauw het moeilijk wordt achter zijn schaakcomputer duikt, om te vechten tegen zichzelf. En over zoonlief, die nu ze hem ten lange leste in het gareel heeft gekregen, op het punt staat te worden opgeëist door het Israëlische leger.

 

Uitgave: Cossee - 2016, vertaling Sander Hoving, 416 blz., ISBN 978 905 936 644 2, 22,99

Rechtsreeks bestellen bij bol.com: klik hier