Menu

zaterdag 15 december 2018

Kind uit Nergensland – Floor Koomen


Subtitel: Een kerstverhaal maar dan anders

Iemand nog een kerstverhaal nodig? Ik hoef geen kerstverhaal voor te lezen, maar als ik dat wel moest, dan wist ik het wel. Ik kende Floor Koomen (Amsterdam, 1963, documentairemaker, formatontwikkelaar, docent media en adviseur Afrika bij diverse media en goede doelen) al van zijn debuut “Soms in Afrika”. Hij schrijft snel, trendy en ook wat sarcastisch en bijterig. Ik houd wel van een beetje rauw...

Broodschrijver

De, na een twintig jaar treurig huwelijk gescheiden vijftiger Rolf van den Brandt, zit in zijn dooie eentje drie hoog achter, een kerstverhaal te schrijven. Kerst: “… God, wat zie ik hier tegenop. De eenzaamheid, dat zoete sentiment, de flauwe films op tv, de romantische verlichting in de binnenstad en die ontheemde Roemeen die, in de natte kou, tussen de Blokker en de H&M Jingle Bells zit te pielen op z’n accordeon. Ik haat het…”. Zijn uitgever, Gijshard - en ik weet toevallig dat deze in het echt Gerhard heet, haha - heeft hem opgebeld met de vraag of hij een klassieke kerstnovelle in de pen heeft zitten. Getverderrie. Maar: brood op de plank. Drie pakjes Marlboro, fles goedkope whisky, paar stazakken soep, twee Unox rookworsten en een halve krat pils. Van den Brandt is er helemaal klaar voor. Terwijl hij de duffe kerstfeesten uit zijn verleden overdenkt herinnert hij zich er eentje die er tussenuit sprong. Ooit werd hij als tweedejaars aan de Toneelschool in Amsterdam ontslagen vanwege onbeheersbaar drugsgebruik. Daarop besloot hij te gaan backpacken: “… Mezelf zoeken. In India. Natuurlijk. Want daar is waar ‘mezelf’ in de jaren ’70 en ’80 volgens velen verbleef. Het bleek nutteloos. Ik heb mezelf nog steeds niet gevonden. Het hoeft ook niet meer. Want wat ik van mezelf weet, is nogal onaangenaam…”. Omdat de grens tussen Iran en Afghanistan indertijd dicht was besloot hij naar Israël af te zakken. Daar maakte hij een levensveranderend avontuur mee, dat hij als kerstverhaal op gaat dissen.

Vragen, vragen
Die Chanoeka en Kerst is Van den Brandt in Jeruzalem. “… Ik ben niet christelijk opgevoed, heb geen last van zondagschoolgedoe of uitleggerige dominees en heb dus geen Maarten ’t Hart- of Jan Cremerachtig gereformeerd trauma. Ik vind dus, nu ik hier toch ben, dat ik moet openstaan voor het kerstgebeuren…”. Voor het eerst leest hij aandachtig het Nieuwe Testament. Dan komt hij op het idee van Jeruzalem naar Bethlehem te reizen. Lopend. Net als Jozef en Maria. Een wandeling van zo’n 25 kilometer. Van Nazareth naar Bethlehem was trouwens wel even een ander verhaal. Een dikke 200 kilometer. Door de hitte. Door de woestijn. Zij hoogzwanger. De spanning die er moet hebben geheerst tussen die twee: “… Jozef worstelt met de vraag: ‘Hoe is mijn vrouw in Godsnaam zwanger geraakt? Dat verhaal over die engel en een heilige geest blijft lastig’. Maria moet zich ook opgelaten hebben gevoeld: ‘Wat moet Jo wel niet denken? Gelooft hij wel echt dat ik geen seks heb gehad met een man? En was het wel echt een gezant van God?’…”. In een krantenartikel over de feiten rond de geboorte van Jezus las ik vanmorgen trouwens dat veel deskundigen denken dat Jezus helemaal niet in Bethlehem geboren is. Hij wordt niet voor niets ‘Jezus van Nazareth’ genoemd. Historicus Fik Meijer denkt dat de wat al te enthousiaste pleitbezorger van de blijde boodschap, Lucas, de volkstelling als motief gebruikte om Jezus, oneerbiedig gezegd, naar Bethlehem in Judea te krijgen. Jezus was immers een nazaat van koning David, en David kwam uit Bethlehem. Sommige tijdgenoten herkennen Hem dan ook niet als Messias volgens een passage in Johannes 7, want ‘de Messias kwam toch niet uit Galilea?’. Ze zagen hem dus als Galileeër. Onder Augustus zou er ook nooit een census hebben plaatsgevonden. Bovendien is het niet logisch dat een Romeinse keizer opdracht gaf om af te reizen naar de plaats waar vele jaren eerder een grootvader geboren was. Die reis zou talloze inwoners weken tot maanden hebben gekost en de economie daardoor hevig ontwrichten. Onder stadhouder Quirinius heeft echter wel een volkregistratie plaatsgevonden. Hij moest orde op zaken gaan stellen omdat zijn voorganger Herodus Archelaüs, de zoon van Herodus de Grote, bij zijn dood een grote bende had nagelaten. Dat betekende: mensen en bezittingen tellen en daar belasting over heffen. Alleen klopt de datering dan weer niet. Jezus werd volgens de evangelist Mattheüs toch echt ten tijde van Herodus de Grote geboren, dus zo’n elf jaar voor de volkstelling van Quirinius (ND; 15.12.2018). Vragen, vragen. De meeste geleerden denken dat Lucas zich heeft vergist.

Het Jeruzalemsyndroom

In ieder geval ontpopt Van den Brandt zich als pelgrim: “… Pelgrims heb je dus in allerlei soorten en ondersoorten, die zich weten aangetrokken tot de ‘heilige’ stad Jeruzalem – van de katholieke nonnetjes tot de übervrome en fanatieke evangelicalen, en van gestoorde nephogepriesters en koningen David tot oude Duitse vrouwen die de terugkomst van Jezus verwachten en de hele dag aan de voet van de Olijfberg zitten te picknicken of zoiets…”. De psychiatrische instellingen in de stad zijn bekend met het zogenoemde ‘Jeruzalemsyndroom’, waarbij een gelovige zich in overdreven mate vereenzelvigt met een persoon of profetie uit de Bijbel: “… Vlak bij de Jaffapoort staat al jaren een oude Fransman met een blikken kroon op zijn hoofd en een gordijn om zijn schouders king David te zijn. In het hostel waar ik verbleef, woont ene ‘Ich komme from Austria und my name ist Elcke.’ Elcke verwacht binnenkort de eind-van-de-wereld-oorlog, Armageddon. Maar omdat Jeruzalem volgens de Bijbel de terugkomplek van Jezus is, wordt deze stad volgens haar gespaard. Hier is Elcke dus veilig. En ziemlich verrückt…”.

Herodus, de kindermoordenaar
Zoals de titel al suggereert bekijkt Van den Brandt het standaard kerstevangelie inderdaad nét even anders dan doorgaans in de kerk het geval is. Hij komt er achter dat de velden van Efrata voor een uitermate onvriendelijk landschap staan met extreme temperaturen. ‘De herdertjes bij nachte’ moeten volgens hem ruige kerels zijn geweest die voor een hongerloontje de geiten en schapen van een of andere kapitalist verzorgden: “… Wat lagen die gasten daar eigenlijk te doen? Hadden ze vrouwen bij zich? Drank? Lagen ze elkaar sterke verhalen te vertellen of namen ze de uits-lagen-bij-nachte door van het afgelopen weekend?...”. De kapitalisten waren landverraders die met vette winst vlees verkochten aan de legioenen van de bezetter. De Romeinen waren verre van vegetarisch. De priesters in de tempel, ook goede klanten van de schapenboeren, evenmin. Omdat ze een ‘heilig’ zakcentje bijverdienden aan elk offer wisten ze deze praktijk behendig te stimuleren. Bovendien mochten ze een deel van het offer zelf opeten. Van den Brandt zegt te twijfelen aan het verstand van de wijzen uit het Oosten. Hoe kun je nu bij de paranoïde dictator Herodus langs gaan om te vertellen dat er een koning van de Joden was geboren. Ze hadden kunnen weten dat hij met barbaars geweld zou reageren: “… Zijn baas, keizer Augustus, zei ooit over hem: ‘Je kunt beter het varken van Herodus zijn dan zijn zoon.’…”. Uit angst voor verlies van zijn positie liet Herodus drie van zijn zoons vermoorden. En minstens twee van zijn vele vrouwen. Trouwens, het is maar de vraag of Herodus alle Joodse jongetjes onder de twee jaar in en rond Bethlehem écht heeft laten vermoorden: “… Flavius Josephus meldt deze vreselijk dramatische gebeurtenis nergens. Het kan natuurlijk zijn dat het als te lokaal werd gezien, of dat er geschriften verloren zijn gegaan. Toch is het opmerkelijk. Ook de hupsakee-lekker-opschieten-evangelist Markus vond er in zijn snelle tekst in het Nieuwe Testament geen plekje voor. De wetenschapper Lucas vermeldt het evenmin, en Johannes, de filosofische mysticus, al helemaal niet. Alleen de meer empathisch ingestelde evangelist Mattheüs schrijft erover…”. Of was moord zo aan de orde van de dag dat het onbelangrijk was? “… Nieuws gaat nu eenmaal over het uitzonderlijke en niet over het dagelijkse…”. Het waanzinnige verhaal gaat dat Herodus heeft verordonneerd dat als hij sterft uit iedere familie ook een vrouw gedood zal worden. Zodat zijn sterfdag altijd met massale rouw zal worden herdacht. Zijn zus Salomé aast op de macht. Als het zover is beveelt ze van de moorden af te zien om draagvlak te creëren voor haar familie: “… Herodus blijft de ‘kindermoordenaar’ en wordt niet ook de ‘vrouwendoder’. Ik vermoed dat hij dat jammer vindt…”.

Hollywoodkerstromantiek
Tussen neus en lippen door vertelt de schrijver dat Franciscus van Assisi in het begin van de dertiende eeuw de eerste levende kersstal inrichtte. In een tijd van analfabetisme een briljant idee natuurlijk. Maar toch. “… Waar komt die Hollywoodkerstromantiek dan vandaan? Die beeldjes van dikkige engeltjes met kleine piemeltjes en lullig kleine toetertjes? Waarom willen mensen dat toch, dat vredige tafereeltje in een stal met os en ezel, en een baby’tje in een houten bakje?...”. De schrijver zal zijn uitgever eens wat leren, met zijn klassieke kerstverhaal: “… Eindelijk mijn kans om af te rekenen met dat mierzoete sentiment. Ik zal de lezers laten weten wat de werkelijke aard van het feest is. Hoe de wereld écht in elkaar zit. Natuurlijk is het historisch gesproken niet helemaal juist wat ik opschrijf. (…) Maar in essentie klopt het. De wreedheid, de machtswellust, de waanzin en de moorden…”. Het is kerst. “… Tegelijkertijd is het lijden van deze dag net als het lijden van de dag van gister en van morgen. Tegelijkertijd zijn er in talloze sloppenwijken in Zuid-Amerika, Afrika en Azië wanhopige en verlaten moeders die niet weten hoe ze hun kinderen morgen te eten moeten geven, laat staan hoe ze het schoolgeld moeten opbrengen om de gruwel van armoede te doorbreken. Overal zijn mensen slachtoffer van wereldhandel en onderdrukking. Overal werken kinderen tot bloedens toe als slaaf op bijvoorbeeld rozenkwekerijen en in kledingfabrieken, zodat wij, de rijken, en voor een habbekrats picobello uit kunnen zien en onze kersttafels met verse bloemen kunnen sieren. Zo houdt ons economisch systeem mensen gevangen in dwang en slavernij. Zijn mensen op de vlucht voor honger en oorlog. Worden meisjes gedwongen hun lichamen voor een paar rotcenten te verhuren om, als het gerief is gekomen, te worden weggegooid als een volgesnoten papieren zakdoekje…”.

Ruwe bolster, blanke pit
Voor Van den Brandt geen ‘witte kerst’ dat jaar. Al lopend en filosoferend laat zijn richtingsgevoel het afweten, raakt zijn water op, en heeft de oorverdovende stilte en laaiende hitte van de woestijn een desoriënterend effect op hem. Honger. Blaren. Uitputting. Het wordt snel donker. En koud. Insecten leven zich op hem uit. Hij wordt bang. Als hele opstandelingenlegers als die van de Makkabeeën in de woestijn konden verdwijnen “… is het niet ondenkbaar dat deze kleine nephippie daar verzwolgen wordt door steen en zand…”. Na een vreselijke nacht strompelt Van den Brandt verder, stuit op een schijnbaar verlaten bedoeïenenkamp, hoort gehuil en vindt tot zijn ontsteltenis een duidelijk doodziek baby’tje. Wat te doen? Hoe dat verder gaat aflopen ga ik natuurlijk niet vertellen. Ter geruststelling: deze ruwe bolster heeft een hele blanke pit. Tegen de tijd dat het verhaal af is vraagt Van den Brandt zich wel af of Gijshard zijn werk zal pikken. Is hij niet veel te ver gegaan voor zo’n beschaafde christen? Nou, dat valt alles mee. Sterker; Gijshard durfde het zelfs aan míj een recensie-exemplaar te sturen...

Uitgave: De Barbaar – 2018, 144 blz., ISBN 978 905 999 139 2, € 13,50
Rechtstreeks bestellen: klik hier

Geen opmerkingen :

Een reactie posten